Organisatie | Opmeer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Opmeer houdende regels omtrent Strategisch voorraadbeleid Gemeentelijk Woningbedrijf Opmeer 2020 |
Citeertitel | Strategisch voorraadbeleid Gemeentelijk Woningbedrijf Opmeer 2020 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-04-2020 | nieuwe regeling | 12-12-2019 | 19.0014364 |
Binnen Opmeer is het gemeentelijk woningbedrijf (voortaan GWB) de grootste aanbieder van sociale huurwoningen. Andere in Opmeer actieve corporaties hebben zeer beperkt bezit (circa 65 woningen, bron: CBS 2018). Daarom is voor Opmeer het Strategisch Voorraadbeleid van het GWB van groot belang voor de realisatie van het woonbeleid en specifiek de huisvesting van de sociale doelgroep.
Veranderend speelveld voor het GWB
Het huidige strategisch voorraadbeleidsplan (SVB) heeft een looptijd tot en met 2017. Daarom is een actualisering van het SVB nodig. Dit heeft te maken met zowel ontwikkelingen aan de vraagkant (de vraag naar sociale huurwoningen in Opmeer), de aanbodkant (hogere eisen die gesteld worden aan duurzaamheid), als ook beleidsontwikkelingen (zoals de Herziene Woningwet 2015, de verhuurdersheffing en de nieuwe lokale en regionale woonvisies en het Regionaal Actieprogramma (RAP) en het Coalitieakkoord).
Dit betekent dat zowel het woonbeleid als het vastgoedbeleid toe is aan een herijking. Dit heeft onder andere consequenties voor de toekomstige wensportefeuille van het GWB en de verkoopstrategie.
Dit document geeft deze stappen weer. Centrale vraag die we beantwoorden is hoe de middelen die het GWB inzet zo goed mogelijk te laten aansluiten bij onze ambities, en financiën.
Portefeuillestrategie steeds belangrijker
Redenen waarom strategie op het niveau van de portefeuille zo belangrijk is:
Onderwerpen die voor het GWB extra belangrijk zijn
Onderwerpen die zeer belangrijk zijn:
3 Huidige situatie en ambities
In figuur 1 is de gemeente Opmeer (situatie in 2019) weergegeven. Het GWB heeft bezit in de dorpen Aartswoud, De Weere, Hoogwoud, Opmeer en Spanbroek. Het GWB heeft geen bezit in het buitengebied van de gemeente Opmeer.
In onderstaande tabel is het woningbezit van GWB in 2018 opgenomen en afgezet tegen de verschillende andere partijen in Opmeer. Hieruit valt op dat GWB relatief veel meergezinswoningen in het bezit heeft, ten opzichte van de totale woningvoorraad. GWB heeft zelfs 73% van de meergezinswoningvoorraad in de gemeente in haar bezit. Het bezit van (andere) woningcorporaties die actief zijn in Opmeer is zeer beperkt in aantal: slechts 65 stuks (bron: CBS 2019, cijfers over 2018).
Tabel 1: woningbezit GWB en eigendom andere partijen naar type in 2018
Bron: SVB Opmeer 2019, CBS 2019, cijfers over 2018 *inclusief eigendom onbekend
Het GWB verhuurt alleen zelfstandige huurwoningen. Van de woningtypes komt een eengezinswoning het meest voor in het GWB-aanbod. Daarnaast zijn de ouderenwoningen en de appartementen voor jongeren (HAT-eenheden) goed vertegenwoordigd.
Vergelijking gemeente als geheel
Het GWB is de belangrijkste (sociale)verhuurder in de gemeente Opmeer en verhuurt aan alle doelgroepen. Het marktaandeel van het GWB in de hele gemeente Opmeer is circa 19%. Gezien de totale portefeuille van het GWB valt op dat circa 45% van het bezit bestaat uit eengezinswoningen. Circa 24% van het aanbod is geschikt voor senioren. Dit betekent dat, indien de vraag naar eengezinswoningen op termijn daalt, het GWB een risico loopt op leegstand. Ervaringen elders in Nederland hebben uitgewezen dat bij een dalende vraag naar een woningtype de prijzen onder druk komen te staan en er leegstand ontstaat in het goedkoopste deel van dit aanbod. Vaak zijn dit woningen in bezit van corporaties/verhuurders. Aanpasbaar of multifunctioneel bouwen is hiervoor de oplossing.
Opmeer kent een relatief hoge mutatiegraad
De gemiddelde de mutatiegraad van het GWB ligt op 7,8% over de afgelopen 3 jaar (2016-2018). Dit is iets hoger dan de mutatiegraad van het gemiddelde van 7,5% van het daeb-corporatiebezit in geheel Nederland (2015-2017) Bron: Aedes 2019.
Deze iets hogere mutatiegraad komt mogelijk door de lagere druk in Opmeer op de (sociale huur)woningmarkt, waardoor huishoudens makkelijker kunnen verhuizen naar een andere (sociale huur)woning en de betaalbaarheid van de koopwoningvoorraad.
Het percentage woningen met groot aantal reacties is met 13% laag. Het komt vaak voor dat er relatief weinig reacties op woningen zijn. Dat betekent echter niet dat de woningen niet populair zijn. Ter illustratie hebben seniorenwoningen vaak een laag aantal reacties, maar een hoge acceptatiegraad. Eengezinswoningen blijven het meest populair om verhuurd te worden en seniorenwoningen het minst.
De bouwtechnische kwaliteit van de woningen is in orde, er wacht een verduurzamingsopgave
De bouwtechnische kwaliteit is te beoordelen aan de ouderdom van de woningen, het energielabel en de begrote onderhoudskosten. Relatief weinig bezit is van voor 1960 en het meeste bezit is uit de periode 1970-1990. De beperkte aantallen nieuwbouw van het GWB zijn alleen in de kernen Spanbroek en Hoogwoud.
Op dit moment wordt ruim voldaan aan de eisen ten aanzien van de normen voor energielabels vanuit het landelijke en regionale beleid. Wat betreft het energielabel valt 63% van het bezit in de categorie B en C. Circa 34% heeft een energielabel van A of hoger. De minder zuinige categorieën D, E en F komen weinig voor (3%). Wel ligt er een opgave wat betreft de warmtetransitie.
3.2 Missie en uitwerking in ambities
In bovengenoemde missie is in het kort aangegeven welke rol GWB wil vervullen binnen de Opmeerse woningmarkt. In feite betekent dit het continueren van het gevoerde beleid de afgelopen jaren. GWB stuurt op een passende kernvoorraad, die zich mee-ontwikkelt met de te huisvesten sociale doelgroep. Binnen de sociale doelgroepen, wil GWB ook specifieke doelgroepen bedienen met meer toegepaste woonproducten zoals de doelgroepen jongeren, ouderen, zorgbehoevenden en andere kwetsbare groepen op de woningmarkt.
GWB: klein en betrokken, dicht op de mensen en met een lokale functie
Het GWB stelt zichzelf tot doel om uitdrukkelijk lokaal in de woonbehoeften van Opmeer te voorzien. GWB wil niet ‘groeien om het groeien’. Aandachtspunt is dat woningcorporaties en gemeenten (in Nederland) beiden steeds groter worden. Dit brengt dat een kleine lokaal gebonden organisatie als het GWB extra risico’s loopt wanneer zich op lokale schaal economische neergang voordoet.
Uitgangspunten die bij deze ambitie horen zijn:
Sturen op woonlasten/ streefhuurbeleid
Wel wil GWB zoveel mogelijk conform de regels en eisen die gesteld worden aan toegelaten instellingen handelen. Voor het huurbeleid moet huurprijsnormalisatie en aftoppingsbeleid worden vormgegeven. Nu wordt in feite alles op de liberalisatiegrens afgetopt en de jongerenwoningen op de 1e aftoppingsgrens. Dit wordt met de wensportefeuille aangescherpt.
In onderstaande tabel is de door GWB gewenste verdeling van de woningportefeuille weergegeven naar huurprijsklassen. Ook is de verdeling naar huidige huurprijs weergegeven.
Tabel 2: streefportefeuille GWB
Het verschil tussen de verdeling van de huidige gehanteerde huurprijzen en de gewenste verdeling over de huurprijzen is beperkt. Dit maakt dat we geen grote ommezwaai in ons beleid noodzakelijk achten.
Het verschil tussen de huidige verdeling en de gewenste situatie speelt met name in de categorie ‘Betaalbaar 2’. De gewenste verdeling van de portefeuille over prijsklassen is gebaseerd op het streven om als GWB om met ons bezit qua betaalbaarheid zo goed mogelijk aan te sluiten op de woonwensen en mogelijkheden van de doelgroep. Dit is gebaseerd op de behoefte naar huurprijsklassen (WoON2015, zie tabel A2 in bijlage A, inclusief de uitbreidingsbehoefte). Met name in de categorie tot de 2e aftoppingsgrens willen we het aandeel verhogen vanwege het marktperspectief: de verwachte toename naar dit segment.
In paragraaf 4.3 gaan we verder in op onze huurvisie en welke uitgangspunten we voor het huurbeleid hanteren om van de huidige verdeling in de woningportefeuille te komen tot de streefportefeuille.
Kwaliteitsniveau van de woningen behouden
GWB is trots op de huidige staat van het bezit. Dit blijkt zowel uit de fysieke staat van de woningen als uit de tevredenheid van de huurders.
GWB houdt de staat van het bezit hoog. Dit betekent dat maatregelen worden genomen die de staat van het bezit verbeteren, maar ook rekening houden met noodzakelijke ontwikkeling in de toekomst (no regret-maatregelen). Het GWB heeft alle asbest van daken al gesaneerd en pakt asbest in andere vormen op natuurlijke vervangingsmomenten aan.
Energieprestaties verbeteren: op energiebesparing, materiaalgebruik en milieuaspecten
Het GWB moet verduurzamen en gaat daar in mee met de algemene ontwikkelingen. Dit wordt steeds lastiger, omdat er sprake is van een zekere wet van de remmende meeropbrengst: de eerste ingrepen om energie te besparen zoals het aanbrengen van tochtstrippen, dubbel glas et cetera zijn relatief goedkoop en zorgen voor de grootste besparingen. Extra energiebesparingen kosten echter steeds meer. Bovendien is het rendement op deze maatregelen op termijn onzeker. Toch neemt GWB haar verantwoordelijkheid.
Gemeente Opmeer is verantwoordelijk voor het behoud en verbeteren van de leefbaarheid in de kernen. Waar voorheen veel meer mogelijk was voor sociale verhuurders om te investeren en te participeren in leefbaarheid(sprojecten), mogen toegelaten instellingen niet meer besteden aan leefbaarheid dan €126,25 per jaar per verhuureenheid in de daeb-tak. (Bron: Woningwet 2015).
De gemeente zorgt voor een goed voorzieningenniveau, binnen de gemeente (zowel commerciële voorzieningen als openbare of zorgvoorzieningen). Vanuit de gemeente wordt gestuurd op het sterke kernen beleid. Dit betekent dat in feite nieuwbouwprojecten vooral in de sterke kernen zullen plaatsvinden, om het draagvlak onder de daar aanwezige voorzieningen op peil te houden. Het GWB investeert mee in de IKC’s van de gemeente.
Zoveel mogelijk aansluiten bij corporatiebeleid, conform Besluit toegelaten Instellingen Volkshuisvesting
De kaders waarbinnen de gemeente met het GWB handelt, worden bepaald door verschillende beleidsstukken en visies.
Allereerst zijn daar de Gemeentewet en de Woningwet. In de Gemeentewet is de positie en de rol van gemeenten binnen Nederland vastgelegd. De werkzaamheden vanuit het GWB vallen in principe hier ook onder. In de Woningwet is de nieuwe rol van de gemeente beschreven ten opzichte van de binnen het werkgebied actieve toegelaten instellingen. Met de woningwet is het Besluit Beheer Sociale Huursector (BBSH) vervallen / vervangen door het Besluit toegelaten Instellingen Volkshuisvesting.
GWB zal zoveel mogelijk conform dit besluit handelen. Het BtIV gaat onder andere over de inkomensgrenzen en huurprijsgrenzen binnen de sociale huursector, vervreemding of aankoop van (sociale) huurwoningen en liberalisering van sociale huurwoningen. Indien dit strijdig is met het beleid van Gemeente Opmeer zal het gemeentelijk beleid voorrang hebben boven het Besluit toegelaten Instellingen Volkshuisvesting.
Belangrijke ankerpunten in het gemeentelijk beleid zijn:
Binnen de gemeentelijke woonvisie voor Opmeer zijn de volgende (aanvullende of uitgewerkte) lijnen van grote invloed op het SVB:
GWB sluit hier, vanzelfsprekend, op aan en zorgt dat de doelstellingen uit de lokale woonvisie 2019 worden behaald.
4 Marktontwikkelingen en veranderde wet- en regelgeving
In dit hoofdstuk gaan we kort in op de belangrijkste wijzigingen binnen het woonbeleid. We geven de hoofdpunten weer en geven aan of dit van belang is voor GWB of dat hier naar gestreefd wordt om regelgeving voor toegelaten instellingen te volgen. Dit biedt ook input voor de prestatieafspraken tussen gemeente en GWB en gemeente en de andere actieve woningcorporaties.
Vorming woningmarkt regio Noord-Holland-Noord
De gemeenten in West-Friesland maken sinds 2016 onderdeel uit van de woningmarktregio Noord-Holland-Noord. De in deze regio actieve woningcorporaties moeten hiermee hun kernactiviteiten binnen die regio uitvoeren. De indeling in woningmarktregio’s zorgt voor focus van corporaties op hun kernwerkgebied, aldus de Minister. Sloop/nieuwbouw op dezelfde locatie blijft wel toegestaan en projecten waarmee al een aantoonbare start is gemaakt, mogen nog doorgaan. Corporaties mogen actief worden in alle gemeenten binnen hun kernwerkgebied. Gemeenten, corporaties en huurdersorganisaties blijven op door hen gewenste schaal samenwerken.
GWB heeft als kerngebied gemeente Opmeer en zal dit ook als kerngebied blijven houden.
Gemeente meer regie over werkzaamheden woningcorporaties
In het lokale woonbeleid is de gemeente regisseur. De woonvisie en het woonbeleid legitimeren die rol. De woonvisie vormt de basis voor het activiteitenoverzicht van de woningcorporatie en voor de prestatieafspraken. De lokale woonvisie doet uitspraken over de volgende onderwerpen:
In de Woningwet 2015 wordt aangegeven dat als er gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid is, de corporaties hieraan naar redelijkheid moeten bijdragen. De corporatie en ook het GBW legt haar bijdrage vast in het activiteitenoverzicht (het bod) en nodigt de gemeente en huurdersorganisatie(s) uit om prestatieafspraken te maken. Het volkshuisvestingsbeleid vormt zo de basis voor de prestatieafspraken (en zo ook bij beoordeling in geval van eventuele geschillen).
4.1 Scheiden wonen en zorg en extramuralisering zorg
Intramurale (verzorgingshuis)plaatsen worden onder invloed van kabinetsbeleid afgebouwd en alleen een beperkt aantal verpleeghuisplaatsen voor ouderen blijft bestaan. Dit heeft invloed op de vraag naar thuiszorg. Dus de gemeente neemt haar verantwoordelijkheid door te zorgen dat er binnen de gemeente voldoende huisvesting is voor de zorgbehoevenden.
Een deel van de ouderen met zwaardere beperkingen zal behoefte hebben aan een specifieke beschermde woonvorm. Ook bij andere doelgroepen met een lichte zorgvraag, zoals mensen met een (verstandelijke) beperking of stoornis en mindervaliden ligt de focus op extramuralisering. Deze doelgroepen blijven langer thuis wonen. Dit brengt nieuwe vormen van samenwonen en samenleven met zich mee.
De extramuralisering in de GGZ leidt tot een toename van de vraag naar woonvormen met (enige vorm van) bescherming (voordeur achter de voordeur) of betaalbare woningen gecombineerd met begeleiding. We zien ook dat een deel van de doelgroep beschermd wonen na herindicatie naar een meer zelfstandige vorm van wonen kan gaan, gecombineerd met begeleiding. Die trend zien we nu vooral bij een groep jongvolwassenen. Leegkomend intramuraal zorgvastgoed (dat niet meer voldoet aan de eisen van deze tijd) levert kansen op voor transformatie naar zelfstandig wonen met eventueel een vorm van begeleiding of ondersteuning. We verwachten een toename van de behoefte aan intramurale zorg. Als GWB voorzien we echter niet in deze huisvesting: dat laten we over aan de zorgaanbieders.
Voor het zorgzwaartepakket VG (verstandelijke beperking) geldt eveneens dat er behoefte gaat ontstaan aan woonvormen waarin mensen zelfstandig kunnen wonen gecombineerd met begeleiding.
4.2 Introductie passendheidstoets
Vanaf 1 januari 2016 moeten corporaties hun woningen 'passend toewijzen'. Dit houdt in dat corporaties aan (ten minste 95% van de) huishoudens met recht op huurtoeslag alleen een woning mogen toewijzen met een huur onder de ‘aftoppingsgrenzen’. Het GWB wijst niet passend toe. Ontvangers van huurtoeslag krijgen dan een woning aangeboden tot € 607,46 (voor één- en twee-persoonshuishoudens) of € 651,03 (voor drie of meer personen). (Prijspeil 2019) De grens heet 'aftoppingsgrens' omdat huurtoeslagontvangers het gedeelte van de huur dat boven deze grens ligt grotendeels zelf moeten betalen.
4.3 Woningwaarderingsstelsel (WWS)
Het Woningwaarderingsstelsel (‘puntensysteem’) waarmee voor sociale huurwoningen de maximale huurprijs wordt vastgesteld, is veranderd per 1 oktober 2016. Onder bepaalde voorwaarden mogen voor kleinere nieuwbouwappartementen en energiezuinige investeringen extra punten worden toegekend. De woningen zijn daardoor gemakkelijker boven de sociale huurgrens (€ 720,42 euro) te verhuren. Minister Blok (Wonen) wilde zo het aanbod aan betaalbare huurwoningen in de vrije sector stimuleren. Ook wordt het puntenaantal van zelfstandige huurwoningen sinds 1 oktober 2015 mede bepaald door de WOZ-waarde.
De wijziging van het puntensysteem stimuleert verder de ombouw van leegstaand vastgoed naar vrije sector-huurwoningen. Woningen die na ombouw of renovatie zeer energiezuinig zijn, krijgen extra punten. De maatregel geldt voor woningen die in de jaren 2015 tot en met 2022 zijn of worden opgeleverd. Woningen die niet tot nieuwbouwniveau zijn gerenoveerd, maar waarvoor wel minimaal € 10.000 is geïnvesteerd in renovatie, krijgen tot 5 jaar na de renovatie extra punten. 1
4.4 Huurharmonisatie en huursombenadering
De huursom is het bedrag van alle huren bij elkaar van de zelfstandige sociale huurwoningen van een woningcorporatie. Per 1 januari 2019 geldt een maximale stijging van de huursom van 2,6% over het gehele kalenderjaar. Daarin telt sinds 2017 ook de huurverhoging mee van (op)nieuw verhuurde woningen (huurharmonisatie bij huurdersmutatie).
Huurharmonisatie houdt in dat na huuropzegging de huurprijs van een woonruimte wordt verhoogd. Deze verhoging staat los van de jaarlijkse huurverhoging en de verhuurder bepaalt zelf het bedrag. Huurharmonisatie telt wel mee in de totale huursom. Door huren te harmoniseren worden extra inkomsten gegenereerd. Daardoor kan ook de huurstijging van andere woningen beperkt worden. Daarnaast kan door huurharmonisatie eerder de streefhuur bereikt worden wanneer de prijs-kwaliteitverhouding van een woning niet in lijn is met vergelijkbare woningen.
Woningen die voor de huursomstijging niet meetellen zijn:
In 2019 een inkomensafhankelijke huurverhoging van meer dan 4,1% kregen. Maar alleen als gemeente, corporatie en huurdersorganisatie hebben afgesproken dat zij de meeropbrengsten van die hogere huurverhoging gebruiken voor investeringen. En die meeropbrengsten niet hoger zijn dan de investeringsbedragen volgens de prestatieafspraken.
Sterke economie en woningmarkt
Binnen Nederland en ook Opmeer is sprake van economische hoogconjunctuur: er is binnen de woningmarkt sprake van toename van het aantal transacties en verdergaande prijsstijgingen. Ondanks de economische hoogconjunctuur, staan de inkomens van veel huishoudens (nog) onder druk en is de betaalbaarheid van woningen afgenomen. Een groot lichtpunt is wel dat de huidige hypotheekrentestanden historisch laag zijn, waardoor betaalbaarheid van koopwoningen relatief goed is.
De wetgeving is sinds het vorige SVB sterk veranderd. In 2015 is de nieuwe Woningwet van kracht geworden, waarmee onder andere de woningcorporaties de opdracht hebben gekregen om zich te richten op hun kerntaak: huisvesting van de sociale doelgroepen. Ook is hierin beschreven welke partijen van belang zijn binnen de woningmarkt en betrokken dienen te worden bij belangrijkste besluitvorming of het geven van input. Zo biedt de wet de mogelijkheid van een huisvestingsverordening.
De Huisvestingswet 2014 biedt de gemeenten een instrumentarium om in te grijpen in de woonruimteverdeling en de samenstelling van de woonruimtevoorraad voor het bestrijden van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan goedkope woonruimte. Wel zal de gemeente moeten aantonen dat er schaarste is en anderzijds dat de inzet van dit instrumentarium structureel de onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van die schaarste zal verhelpen. Schaarste betreft: schaarste aan goedkope woonruimte in het algemeen, schaarste aan woonruimte met specifieke voorzieningen en schaarste aan goedkope huurwoningen voor de huidige inwoners van een gemeente.
De regionale Urgentieverordening Huisvestingswet Westfriesland gemeente Opmeer 2019 geeft urgente woningzoekers de mogelijkheid om bij een gemeente een aanvraag in te dienen tot het verlenen van urgentie bij de toewijzing van passende woonruimte.
De Ladder voor duurzame Verstedelijking is de motiveringsvereiste voor onder meer bestemmingsplannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken. Sinds 1 juli 2017 is de Laddersystematiek in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd. De Ladder is verankerd in het Bro in artikel 3.1.6. lid 2. De nieuwe Laddertekst luidt als volgt:
Bron: Ministerie van Infrastructuur & Milieu
Hiermee wordt het noodzakelijk om alle nieuwbouwplannen die nog niet in een bestemmingsplan zitten ruimtelijk te onderbouwen en de kwantitatieve en kwalitatieve vraag voor deze woningen aan te tonen, uitgaande van de relevante (regionale) marktregio. In de regionale structuurvisie is de woningbehoefte geanalyseerd en onderbouwd. Het is belangrijk om het toewijzen van woningbouwprogramma’s op specifieke locaties transparant en in lijn van de Ladder af te wegen. De woonvisie is hiervoor een goed instrument.
Nationale Energieakkoord en gasloos bouwen
In 2021 moeten alle woningen in de sociale sector (het bezit van de woningcorporaties) gemiddeld een energielabel B hebben. In het Nationale Energieakkoord staat onder andere dat gestreefd wordt naar een energieneutraal gebouwde omgeving in 2050. Er ligt in Opmeer dan ook een opgave om de bestaande woningvoorraad verder te verduurzamen.
Een ander belangrijke wijziging in de wet- en regelgeving op de woningmarkt is de Verhuurderheffing en de verhuurdersbijdrage.
Deze heffing moeten verhuurders van sociale huurwoningen sinds 2013 betalen over hun bezit. Het gaat om een percentage van de waarde van de gereguleerde huurwoningen (met een huurprijs onder liberalisatiegrens, € 720,42 per maand). Het tarief is 0,561% over de WOZ-waarde2 (peildatum 2019) en komt grofweg neer op 2 maanden huur. In 2019 betrof de heffing € 696.576.
Betaalbaarheid vraagt extra aandacht
Binnen het sociale huurbeleid komt steeds meer de nadruk te liggen op de betaalbaarheid (en de koppeling met de woningkwaliteit/huurprijs). De afgelopen jaren zijn door daling van het huishoudinkomen en huurstijgingen de netto huur- en woonquote van huurders gestegen. De netto huurquote (het aandeel van het netto-inkomen dat wordt besteed aan huur) liep op van 23,8% in 2012 naar 26,7% in 2015. De netto woonquote (huurlasten + andere woonlasten zoals energie en water) van 33,9% in 2012 naar 36,0% in 2015. (Bron; WoON2015).
Strengere hypotheeknormen en toegang tot sociale huursector
De ontwikkeling van de doelgroepen voor sociale huurwoningen wordt binnen de gemeente goed gemonitord. Binnen het sociale huurstelsel wordt vooral gestuurd op de toegang tot de sociale huursector voor de lagere inkomens, waarmee het direct beschikbare aanbod overeen moet komen met de omvang van de woningzoekende groep.
Binnen het sociale huurstelsel wordt minder (sterk) gestuurd op het beschikbaar maken van woningen die door niet-doelgroepen (huishoudens met een te hoog inkomen) worden bewoond.
Een deel van deze scheefwoners behoort tot de middeninkomens, de groep huishoudens met een inkomen van grofweg € 35.000 tot € 45.000. Voor deze huishoudens is het aanbod en de toegang tot de koopwoningmarkt niet vanzelfsprekend. Door het herstel op de woningmarkt en strengere leen/hypotheeknormen is een groot deel van de woningvoorraad niet (meer) financieel haalbaar voor deze groep en is het aanbod in de middeldure huur beperkt. Toch is door de lage rentestand de financiële haalbaarheid nog niet (te) sterk afgenomen volgens DNB. Wel zien veel zzp-ers dat het verkrijgen van een hypotheeklening moeilijker is dan voor huishoudens met een vast dienstverband, maar niet onmogelijk.
Voornemens van het Kabinet (Miljoenennota):
Als GWB willen we met ons bestaand woningbezit en onze toekomstige woningplannen goed aansluiten op de vraag. Dit betekent op hoofdlijnen het volgende:
De woningmarkt in Opmeer is relatief ontspannen. Er is weinig druk en de gemeente kent relatief weinig hoge inkomens. Wel is er een additionele woningbehoefte van 6% tot 2027, vanwege huishoudensgroei in Opmeer, die daarna naar verwachting niet meer nodig zal zijn. Daarom zijn we enigszins terughoudend met toevoegingen, ondanks de korte termijn behoefte. We zoeken ook tijdelijke oplossingen.
De groei komt grotendeels door een groeiend aantal en aandeel 55- en vooral 75-plussers, maar op de lange termijn zullen ook deze groepen weer in aantal afnemen (post-babyboom tijdperk). Naar de toekomst toe is er (hierdoor) meer vraag naar appartementen en huurwoningen. Daarom zijn we terughoudend met nieuwbouwactiviteiten en zorgen voor accupunctuur:
Het GWB is er primair voor het huisvesten van de sociale doelgroepen. Daarnaast bezien we of er voor de middeninkomens ook aanbod kan zijn.
In het algemeen is sprake van reguliere woningen. De veranderende maatschappelijke omstandigheden zullen echter ook de aandacht verleggen naar andersoortige woonvormen. Mensen worden ouder en willen langer zelfstandig blijven wonen. Daarmee neemt de behoefte aan levensloopbestendige woningen toe.
Als GWB willen we met ons woningbezit en onze toekomstige woningplannen voorzien in betaalbare en voldoende beschikbare woningen. Anderzijds gaat het huurprijsbeleid om het effectief en efficiënt inzetten van de middelen van GWB. Dit betekent op hoofdlijnen het volgende:
Naast deze uitgangspunten geldt bij de jaarlijkse huurverhoging het volgende:
De huurprijs wordt verlaagd wanneer deze boven het harmonisatiepercentage van de maximaal redelijke huurprijs (streefhuurprijs) ligt. Daarbij is de streefportefeuille leidend. Verlaging wordt als volgt toegepast: het verschil tussen de feitelijke huurprijs en de streefhuurprijs wordt in drie jaarlijkse termijnen verlaagd.
Dit betekent dat er een goede balans in de voorraad van goedkope, betaalbare en iets duurdere huurwoningen in Opmeer is. Hiermee verwachten we de woningportefeuille vanuit de huidige verdeling naar huurprijsklassen meer richting de gewenste / streefverdeling naar prijsklassen te bewegen. We blijven dit wel goed monitoren.
Tabel 3: bezit GWB verdeeld naar huidige huurprijs en wensportefeuille
*Bron: GWB 2018 en Woonvisie Opmeer
Voorheen werd bij mutatie de netto huurprijs geharmoniseerd naar 70% van de maximaal redelijke huur, tenzij de huidige huurprijs al hoger ligt. Alle huurprijzen werden bij harmonisatie en bij de jaarlijkse huurprijswijziging afgetopt op de liberalisatiegrens € 720,42 en voor jongerenwoningen € 424,44.
Door de aanpassing in het WWS, het passend/betaalbaar toewijzen van woningen, streefhuurportefeuille van de lokale Woonvisie 2018 en de huursombenadering in 2017 moest deze systematiek van het streefhuurbeleid worden herzien. Met het nieuwe streefhuurbeleid willen we de woningvoorraad richting wensvoorraad brengen.
Bij het actuele huurprijsbeleid van GWB is rekening gehouden met:
Actuele Woningwaarderingsstelsel 2019 (WWS)
Het puntentotaal van een woning correspondeert met een maximale huur volgens tabellen die bijlagen vormen van de Uitvoeringsregeling huurprijzen woonruimte, deze worden ieder jaar vastgesteld door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Huurprijzen die daarboven vallen worden als onredelijk beschouwd. Voor zelfstandige en onzelfstandige woningen zijn er aparte tabellen.
De WOZ telt voor 25 % in totale huurprijs mee en er wordt rekening gehouden met de energieprestatie van de woning.
Bij het passend toewijzen is de kale huurprijs de norm. Passend toewijzen houdt in dat 95 % van de woningen passend wordt toegewezen. Als een huurtoeslaggerechtigde een sociale huurwoning huurt, mag de huur niet hoger zijn dan rond de 607 euro. Daarbij wordt echter niet gekeken naar de totale woonlasten en dat belemmert mogelijk investeringen in verduurzaming van de woningen en de huurlasten staan zo wel in goede verhouding tot het inkomen, maar de totale woonlasten hiermee niet per sé.
GWB is geen toegelaten instelling en daarom niet verplicht om passend toe te wijzen. Betaalbaarheid is van belang en speelt een rol bij de totstandkoming van het huurprijsbeleid. Bij een energiezuinigere woning kan ons inziens de huur wat hoger liggen: de totale woonlasten zijn lager omdat de energierekening lager is.
Huursombenadering 2019 en huurprijsbeleid
De huursom is het totaal aan huurinkomsten in één jaar van de woningcorporatie van alle huurders van de corporatie. In de huursombenadering mag de huursom niet meer stijgen dan een door de overheid vastgesteld percentage. De huurstijging bij individuele huurders kan hoger of lager zijn. De maximale huursomstijging in 2019 is 2,6 procent. Dit is inclusief de huurstijgingen bij het toewijzen van een woning aan nieuwe bewoners.
Omvang kernvoorraad: GWB heeft plannen voor 68 (sociale) huurwoningen
In de regio wordt veel aandacht besteed aan de vraag hoe groot de kernvoorraad moet zijn, en welke minimale kwaliteit hoort daarbij. Hierbij hebben we als GWB in dit SVB een duidelijke keuze gemaakt. Als de woningmarkt zich sterk anders gaat ontwikkelen dan verwacht, dan zullen we daar, indien noodzakelijk op inspringen en afwijken van dit SVB. We zorgen voor nieuwbouw van 68 (sociale) huurwoningen in Spanbroek. De woningen worden aardgasloos gebouwd. Wellicht kunnen huurwoningen worden toegevoegd op transformatielocaties en toekomstige uitbreidingslocaties.
GWB wil meer kansen creëren voor starters, jonge gezinnen en kleinere huishoudens
Starters hebben vaak (nog) een beperkt budget en zoeken vooral betaalbare huurappartementen. Verhuisbewegingen, laten zien dat starters in duurdere en grotere woningen terecht komen dan ze eigenlijk zouden willen. Dit geeft aan dat het bestaande beschikbare aanbod op dit punt niet voldoende aansluit bij de vraag. Starters faciliteren we in sociale huurwoningen.
Ook kunnen we starters faciliteren door sociale huurwoningen voor starters aan te bieden met een tijdelijk huurcontract passend bij het starterssalaris. Het tijdelijke contract heeft een looptijd van maximaal drie tot vijf jaar en kan daarmee woningen in een goedkoop huursegment blijvend reserveren voor starters met een inkomen passend bij de sociale huursector (bron: Rijksoverheid).
GWB wil de taken voor wonen en zorg oppakken
Door de decentralisaties zijn gemeenten meer verantwoordelijk voor het verlenen van steun aan zorgvragers op de gebieden van zorg en welzijn, jeugdzorg en inkomen. Het doel is om mogelijke risico’s te vermijden, zoals:
GWB trekt samen met het Wijkteam op, om door middel van vroegsignalering van schulden een opeenstapeling van problematiek en ook huisuitzettingen te voorkomen. Deze afspraken worden vastgelegd in een convenant.
De opgave voor wonen met zorg en ouderenhuisvesting (vanwege het langer zelfstandig wonen) wordt opgepakt door in te zetten op de realisatie van woningen geschikt voor langer zelfstandig wonen en de bereikbaarheid van zorgvoorzieningen (woningen in de buurt van zorgvoorzieningen bouwen).
Pilot Uitstroom regio West-Friesland
De uitstroom van bijzondere doelgroepen uit beschermd wonen en uit de maatschappelijke opvang stagneert. Daarom is in 2018 op het niveau van de regio West-Friesland een pilot opgezet. De uitstroomwoning is meestal een reguliere woning bedoeld voor zelfstandige bewoning, met begeleiding, afhankelijk van de behoefte van de cliënt, het advies van de betrokken zorgorganisatie en het besluit van de gemeente. GWB Opmeer stelt hiervoor maximaal 5 woningen per jaar voor de pilot beschikbaar.
Het doel van deze pilot met uitstroomwoningen is:
Onze visie op verduurzaming, Nationale Energieakkoord en gasloos bouwen
Om de afspraken van het Akkoord van Parijs na te streven (sterke reductie CO2-emissie), wordt ook steeds sterker ingezet op het realiseren van gasloze woningen. GWB neemt ook hier haar verantwoording. Hiervoor hanteren we de Routekaart Verduurzaming (zie bijlage F) en het warmtetransitieplan van de gemeente wanneer dit vastgesteld is (2021).
Bij mutatieonderhoud maken we een aansluiting voor elektrisch koken in de keuken en verwijderen we de bestaande gasaansluiting. Bij planmatig onderhoud; keukenvervanging of badkamerrenovatie maken we ook een aansluiting voor elektrisch koken in de keuken.
Op verzoek van de bewoner maken we een aansluiting voor elektrische koken in de keuken.
6 Vastgoedvisie en wensportefeuille
In dit hoofdstuk schetsen we onze vastgoedvisie en de wensportefeuille voor 2028. We zetten de huidige samenstelling van het woningbezit van het GWB af tegen de gewenste samenstelling. De wensportefeuille wordt per segment behandeld. De uitkomsten vormen geen blauwdruk voor ons beleid, maar zijn een ideaalscenario gebaseerd op enerzijds de prestaties van ons bezit (complexanalyse) en anderzijds het marktperspectief van woningen met specifieke kenmerken (woningtype, oppervlakteklasse).
We hanteren voor de wensportefeuille als uitgangspunt een vernieuwingstempo van 2%, standaard voor corporaties. Dit betekent dat in 10 jaar tijd circa 175 woningen moeten worden aangepakt (optelsom van sloop en nieuwbouw) van de 877 woningen in bezit van het GWB. Bij een gelijkblijvende omvang van de portefeuille betekent dit de sloop van circa 88 woningen en nieuwbouw van circa 88 woningen. Naast het scenario waarin we de portefeuille van GWB netto gelijk laten (in aantallen), geven we ook een scenario waarbij we uitgaan van een toevoeging van netto circa 70 GWB-woningen.
6.1 Onze wensportefeuille naar (streef)huurprijs
Omdat het huurprijsniveau voor het GWB een keuze is, gebaseerd op de mate waarin wij aan de behoefte willen en kunnen voldoen (passend toewijzen, aftopping grenzen, sturen op woonlasten ipv huur alleen), gaan we eerst in op het segment huurprijs. Deze indeling hebben we gebaseerd op het streven om als GWB met ons bezit qua betaalbaarheid zo goed mogelijk aan te sluiten op de woonwensen en mogelijkheden van de doelgroep. Dit is gebaseerd op de behoefte naar huurprijsklassen (WoON2015, zie tabel A2 in bijlage A, inclusief de uitbreidingsbehoefte).
GWB biedt nu geen huurwoningen in het geliberaliseerde segment aan. In het coalitieakkoord is hierover wel een toezegging gedaan. Met de voorgestelde puntenregeling kunnen woningen tijdelijk geliberaliseerd worden, indien dit noodzakelijk is (par 3.3. coalitieakkoord.) Wanneer blijkt dat er behoefte aan dit segment is en er vanuit de markt geen initiatieven zijn om deze behoefte te bedienen, zal GWB bezien welke maatregelen zij kan treffen om deze vraag te bedienen.
Tabel 4: bezit GWB in 2019, verdeeld naar huidige huurprijs en wensportefeuille
6.2 Wensportefeuille naar andere kenmerken bij gelijkblijvende omvang portefeuille
We schetsen nu per kenmerk de wensportefeuille. We gaan in op: spreiding naar kernen, woningtype en oppervlakteklasse.
Behouden bezit / uitbreiden in de kernen met voorzieningen (Hoogwoud, Opmeer en Spanbroek)
Op basis van een korte analyse van ons bezit en de spreiding van de totale woningvoorraad in de gemeente Opmeer concluderen we dat het GWB relatief veel woningen heeft in de kern Opmeer (zie tabel 5, kolom 2 versus kolom 3). Een sterke oververtegenwoordiging van het bezit in specifieke buurten maakt de portefeuille gevoelig voor ontwikkelingen. Dit kan op termijn negatieve gevolgen hebben voor de financiële gezondheid van het GWB (en daarmee het goed kunnen uitvoeren van deze maatschappelijke taak). Op basis van de gedachte om een meer evenredige spreiding naar kernen te realiseren zou het bezit verkleind moeten worden in de kern Opmeer en moeten worden uitgebreid in de kernen De Weere en Spanbroek3 . Dit houdt echter, zoals eerder aangegeven, geen rekening met het (zorg)voorzieningenniveau binnen de verschillende kernen. We houden daarom rekening met de aantrekkelijkheid van de kernen op langere termijn (Marktperspectief, kolom 4 van tabel 5) en behouden ons bezit / breiden uit in de kernen met voorzieningen (waaronder zorg). Op basis van deze afwegingen komen we tot ons oordeel per Kern (kolom 5, tabel 5). In kolom 6 is dan weergegeven wat op basis van ons oordeel, de gelijkblijvende portefeuille (in totaalaantallen) en het vernieuwingstempo van 2%, de gewenste spreiding over de kernen is. In kolom 7 is dit vertaald naar aantallen (indicatief).
Tabel 5: wensportefeuille naar kern
*De opgave is indicatief en bestaat uit afgeronde getallen. Hierdoor kunnen optelverschillen zijn ten opzichte van andere segmentindelingen.
Onze strategie (ons oordeel) per kern
Het GWB heeft ervoor gekozen om de huidige positie op het niveau van de gemeente te behouden en alleen nieuwbouw in Spanbroek in Heerenweide te plegen. De strategie per dorp of kern is gebaseerd op de marktaantrekkelijkheid, over- of ondervertegenwoordiging en verwachte behoefte per kern. In alle kernen is in feite behoefte / noodzaak om te verduurzamen en het labelen van woningen specifiek voor ouderen gaat bij voorkeur plaatsvinden op die locaties binnen de grotere kernen, waar voorzieningen in de nabijheid zitten. Nieuwbouw (en uitbreiding) zal plaatsvinden in de grotere kernen (Spanbroek/Opmeer/Hoogwoud).
Mogelijk dat sloop-nieuwbouw op termijn in de kleinere kernen kan, mits het aantal sociale huurwoningen daar wordt verminderd.
We monitoren daarnaast goed wat de ontwikkeling van de behoefte in en binnen de kernen is aan aantallen en typen woningen.
Leidend is de streefportefeuille zoals is benoemd in de lokale Woonvisie Opmeer.
Tabel 6: strategie op hoofdlijnen per kern
Omdat de locatie mogelijkheden biedt voor andere woningtypen en grootteklassen, nemen we in het oordeel over de locaties de prestatiescore per kern NIET mee. Dit doen we wel voor de andere oordelen (naar woningtype en grootteklasse) in de volgende paragrafen, zie kolom 3 in tabel 7 en 8.
Vergroten aandeel seniorenwoningen en eengezinswoningen, verkleinen aandeel appartementen (zonder lift)
Op basis van de analyses zou moeten worden ingezet op het verminderen van het aantal appartementen (primair de complexen zonder lift), het beperkt uitbreiden van het segment eengezinswoningen (houd wel rekening met het levensloopbestendig kunnen maken)) en het uitbreiden van het segment seniorenwoningen. De prestatie van het bezit en het marktperspectief van deze laatstgenoemde typen is bovengemiddeld, terwijl dat van appartementen (zonder lift) gemiddeld tot beneden gemiddeld is. Zie onderstaande tabel.
Tabel 7: wensportefeuille naar woningtype
*De opgave is indicatie en bestaat uit afgeronde getallen. Hierdoor kunnen optelverschillen zijn ten opzichte van andere segmentindelingen.
Kleine woningen (tot 60 m²) voegen we alleen toe in Spanbroek
Tot slot stellen we de wensportefeuille op met uitsplitsing naar oppervlakteklassen. Op basis van de analyses is het advies om het aantal reguliere woningen met een oppervlak kleiner dan 60 m² te verminderen en uit te breiden in het segment woningen met een oppervlak van 60 m² of meer. De kleinere woningen presteren relatief het slechtst binnen het bezit en ook het marktperspectief is relatief beneden gemiddeld. We zorgen wel dat er nog kleinere reguliere woningen in het bezit blijven: ook in de toekomst zal er behoefte zijn aan kleine, goedkope woningen. Of we zorg dat deze woningen een kwaliteitsverbetering ondergaan, zodat de prestaties van dit deel van het bezit verbeterd worden. Ruimere woningen hebben juist een bovengemiddelde score en voor deze woningen is het marktperspectief bovengemiddeld. Zie onderstaande tabel. Voor het realiseren van nieuwbouw voor starters en kleingezinswoningen (Beneden-bovenwoningen) maken we een uitzondering voor deze oppervlakten, waarbij we de voorwaarde stellen dat deze dicht bij voorzieningen worden gerealiseerd, dus in de hoofdkern Spanbroek.
Tabel 8: wensportefeuille naar oppervlakteklasse
*De opgave is indicatie en bestaat uit afgeronde getallen. Hierdoor kunnen optelverschillen zijn ten opzichte van andere segmentindelingen. ** dit betreft de reguliere woningen. BEBO’s in Spanbroek kunnen hier nog toegevoegd worden en verrekend met de andere oppervlakteklassen.
Resultaat: strategie voor de aanpak van ons bezit per complex:
Om de in de tabellen 5, 6, 7 en 8 aangegeven wensportefeuille en veranderopgave naar de complexen te vertalen, lopen we de volgende afwegingen per complex langs. We gebruiken per complex de prestaties, oftewel de fysieke staat (=de uitkomst van de complexanalyse, zie Bijlage E) en de marktoordelen naar kern, woningtype en grootteklasse. Deze factoren nemen we mee om te komen tot een strategie per complex. De strategie per complex moet bijdragen aan het behalen van de veranderopgaven die genoemd zijn in de voorgaande tabellen.
Woningen die liggen binnen een kern waar we een positief oordeel over hebben (gebaseerd op marktperspectief en over- of ondervertegenwoordiging) en door ons positief beoordeelde eigenschappen van de woning, houden we aan. Waar nodig, brengen we bij mutatie of groot onderhoud de woning weer op kwaliteit.
Op een later moment wordt de indicatieve strategie per complex aan B&W voorgelegd. Dit geeft de richting weer welke we met ons bezit op willen per complex. We zijn ons er wel terdege van bewust dat we door financiën, tijd en plannen niet alle strategieën gelijktijdig en/of allemaal uit kunnen voeren. Soms zullen we daarvoor tussen complexen moeten kiezen.
6.3 Wensportefeuille naar kenmerken bij groei portefeuille met 70 woningen
Op basis van onze eerdere analyses is er in Opmeer mogelijk de ruimte voor groei van de portefeuille met zo’n 70 woningen. Hierna presenteren we de wensportefeuille op vergelijkbare wijze in tabellen zoals in de vorige paragraaf, maar dan uitgaande van een groei van de portefeuille in de komende tien jaar in plaats van een gelijkblijvende portefeuille.
Tabel 10: wensportefeuille naar kern (+ 70)
*De opgave is indicatie en bestaat uit afgeronde getallen. Hierdoor kunnen optelverschillen zijn ten opzichte van andere segmentindelingen.
Tabel 11: wensportefeuille naar woningtype (+ 70)
*De opgave is indicatie en bestaat uit afgeronde getallen. Hierdoor kunnen optelverschillen zijn ten opzichte van andere segmentindelingen.
Tabel 12: wensportefeuille naar oppervlakteklasse (+ 70)
*De opgave is indicatie en bestaat uit afgeronde getallen. Hierdoor kunnen optelverschillen zijn ten opzichte van andere segmentindelingen.
Vanuit de maatschappelijke opgave exploiteert het GWB sociale huurwoningen voor bewoners in de regio West-Friesland. Wij streven naar financiële continuïteit. We merken wel dat het rendement op ons vastgoed de laatste jaren staat meer onder druk is komen te staan door ontwikkelingen als woonlasten, verhuurderheffing en vennootschapsbelasting.
De huidige meerjarenbegroting 2020-2029 is gericht op het in stand houden van de woningvoorraad en uitbreiden met nieuwbouw van 48 woningen binnen 3 jaar. De realisatie van 20 woningen in de eerste fase van Heerenweide is in de begroting van 2019 verantwoord.
We sturen bij nieuwbouw (die beperkt is) op het verminderen van de onrendabele top. Dit doen we enerzijds door scherp op de stichtingskosten te letten en daarnaast te kijken naar innovatieve oplossingen (bijvoorbeeld conceptenbouw of tijdelijk bouwen).
In de begroting is echter niet ingerekend de sloop/nieuwbouw op (middel)lange termijn (vernieuwing van de woningvoorraad) en verduurzaming zoals in het warmtetransitie wordt verwoord. Dit vergt de komende periode een grote investeringsopgave van het GWB. Uiteraard zullen wij onze afwegingen en keuzes zorgvuldig maken binnen de kaders van een gezonde bedrijfsvoering.
7.1 Argumentatie en opgave voor verkoop van bestaand bezit
We hanteren de volgende argumenten voor verkoop:
Wanneer een woning langer dan één jaar op de vrije markt te koop wordt aangeboden, wordt deze woning weer in exploitatie opgenomen.
GWB is geen toegelaten instelling en hoeft daarmee niet te handelen conform de Woningwet (artikel 26 en 27), het Besluit Toegelaten Instellingen Volkshuisvesting (artikel 22 t/m 27) en de Ministeriële Regeling (artikel 9 t/m 12 en toelichting MR). Verkoop van woningen doet het GWB vanuit de private taak van een gemeente. Hierbij moet zij transparant en marktconform handelen (het voorkomen van staatssteun).
Bij verkoop hanteert GWB (in de geest van de Woningwet) de volgende regels:
In het geval van verkoop aan natuurlijke personen voor eigen bewoning (of door bloed- of aanverwant in de eerste graad van de koper die huidige bewoner is) geldt de WOZ-waarde of de leegwaarde (marktwaarde vrij van huur en gebruik). GWB verkoopt woningen tegen maximaal 10% korting van de marktwaarde (of WOZ-waarde).
Bij verkoop tegen een prijs tegen 90% van de WOZ of getaxeerde onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik, dan gelden voorwaarden. Deze voorwaarden worden vastgelegd in het koopcontract. Hierbij gelden minimaal de volgende voorwaarden:
Daarnaast dient GWB mee te delen in de waardeontwikkeling van de woning. Hierbij vindt een verrekening plaats gebaseerd op het verschil tussen 100% van de WOZ-waarde of getaxeerde onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik ten tijde van initiële verkoop door GWB en de waarde op het moment van latere doorverkoop door de eigenaar-bewoner. Het percentage van de waardeontwikkeling dat bij doorverkoop ten goede of ten laste komt van GWB bedraagt anderhalf keer het verleende kortingspercentage ten tijde van initiële verkoop door de woningcorporatie, met een maximum van 50%.
Met een korting op de WOZ-waarde of getaxeerde onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik van 10% dan is de deling in de waardeontwikkeling met GWB niet verplicht als het inkomen van de kopers lager is dan € 38.950 (prijspeil 2015). In de koopovereenkomst kan binnen deze voorwaarden nader worden bepaald hoe de deling in de waardeontwikkeling plaatsvindt bij verkopen.
7.2 Evaluatie van het verkoopbeleid
GWB heeft nu 55 woningen gelabeld als te verkopen. Een deel hiervan kan verkocht worden omdat dit behoort tot het versnipperde bezit. Enkele woningen kunnen worden aangemerkt als ‘te kopen’ als de kans zich voordoet. Dan heeft GWB het gehele complex in bezit. Dit is bij mogelijke herontwikkeling een betere uitgangspositie.
Bijlage A: Vraagkant woningmarkt
Bevolkings- en huishoudensontwikkeling Opmeer
Gemeente Opmeer kent voor de aankomende jaren nog een beperkte inwoners toename. De verwachting is echter dat na 2020 het aantal inwoners langzaamaan zal afnemen, van 11.830 in 2020 tot 11.470 in 2040.
Het aantal huishoudens neemt, door de huishoudensverdunning echter nog wel toe. Hiervan is de verwachting dat deze toeneemt van circa 5.020 in 2019 tot 5.400 in 2036. Na 2036 zal ook het aantal huishoudens beginnen af te nemen. In figuur 2 is dit grafisch weergegeven.
Figuur A1: Bevolkings- (Linkeras) en Huishoudensontwikkeling (Rechteras) 2019 - 2040
Bron: Provinciale prognose 2019, bewerking Stec Groep 2019
Wanneer we kijken naar de bevolkingsontwikkeling, dan zien we dat de vergrijzing ook in Opmeer toeneemt: het aandeel (en absolute aantal) jongere inwoners (tot 35 jaar) neemt af, terwijl het aantal 65+-inwoners toeneemt. De toename van het aantal 65+-inwoners bedraagt voor de periode 2019 – 2040 circa +990 personen.
Figuur A2: Bevolkingsontwikkeling naar leeftijdsklasse 2019 - 2040
Bron: Provinciale prognose 2019, bewerking Stec Groep 2019
Deze ontwikkeling zien we ook als we naar de huishoudenstypen kijken: de jongere huishoudens zijn in aantal relatief klein en blijven gelijk of nemen af. De doelgroep huishoudens van 75 jaar en ouder.
Figuur A3: ontwikkeling huishoudensdoelgroepen 2019 – 2040
Bron: Provinciale prognose 2019, bewerking Stec Groep 2019
Zoals uit bovenstaande figuur ook blijkt, neemt het aantal 1- en 2-persoonshuishoudens toe (we rekenen hierbij 1-oudergezinnen als grotere huishoudens). Dit betekent dat het aandeel kleinere huishoudens toeneemt van 63% in 2019 naar 67% in 2040. De huishoudenstoename is bijna geheel toe te schrijven aan de 1- en 2-persoonshuishoudens: +350 stuks, terwijl het aantal gezinnen juist in omvang afneemt met circa 120 stuks.
Deze demografische transities hebben effect op de behoefte aan aantallen en kwaliteiten van de woningen.
Zo hebben huishoudens met kinderen gemiddeld genomen meer behoefte aan grotere, grondgebonden woningen dan kleinere huishoudens. Ook hebben oudere huishoudens over het algemeen een sterkere voorkeur voor kleinere en gestapelde of gelijkvloerse woningen dan jongere huishoudens. Wel zijn bijvoorbeeld oudere huishoudens veel minder verhuisgeneigd dan jongere huishoudens.
Aandeel lage- en middeninkomens neemt licht toe tot 2038
Naast de beoogde opgave op basis van huishoudensontwikkeling en woonvoorkeuren is voor ons als sociale huisvester ook de ontwikkeling van de inkomensgroepen van groot belang. Het inkomen van een huishouden bepaalt immers in hoeverre het in aanmerking komt voor een specifiek huursegment.
Voor 2019 maken we gebruik van harde gegevens uit de Lokale Monitor Wonen (2016) in combinatie met het WoON2015 en de huidige huishoudenssamenstelling (Primos 2017). Indicatief rekenen we de inkomensgroepen door voor 2028 en 2038. Zie onderstaande tabel. Op basis van onze indicatieve ontwikkeling verwachten we dat het aandeel en aantal huishoudens met een midden of laag inkomen licht zal toenemen de komende jaren, terwijl de groep hoge inkomens juist licht krimpt. Het gaat hierbij nadrukkelijk om een indicatieve prognose, in de praktijk kan de daadwerkelijke ontwikkelingen van inkomensgroepen hiervan afwijken door lastig te voorspellen conjunctuurschommelingen.
Tabel A1: inkomensgroepen gemeente Opmeer 2019 en doorkijk naar 2028/2038
Bron: WoON2015, Primos 2017 (ABF), Lokale Monitor Wonen (2016), bewerking Stec Groep (2018). Cijfers afgerond op vijftallen, percentages op 0,5 getallen. Optelling kan licht afwijken door optelling. * indicatie op basis van huidige verdeling huishoudensgroepen per inkomensklasse en demografische ontwikkeling tot 2038.
Nog opgave van circa 70 sociale huurwoningen komende tien jaar
In deze gaan we dieper in op de vraag naar sociale huur in Opmeer. Hiervoor maken we gebruik van het Stec-doorstroommodel. Dit model geeft per jaar indicatief de opgave weer, uitgesplitst naar eigendomssituatie/prijs. Het model houdt rekening met de huishoudensontwikkeling, maar ook met de bestaande woningvoorraad en de (al dan niet beperkte) verhuisgeneigdheid en daarbij behorende verhuiswensen van de verschillende doelgroepen op basis van WoON2015. Zie onderstaande box voor een nadere toelichting van het model.
Voor de huishoudensontwikkeling baseren we ons op de Primos (2017)-prognose om optimaal rekening te kunnen houden met de ontwikkeling van doelgroepen. Houd er rekening mee dat de exacte woningvraag op termijn hierdoor kan afwijken van de gepresenteerde cijfers, deze zijn indicatief zoals we hierna nader toelichten.
Voor de gehele gemeente Opmeer komen we voor de komende tien jaar (tot 2028) uit op een opgave van circa 70 sociale huurwoningen. Naarmate de tijd vordert neemt de opgave af, als gevolg van afnemende demografische groei en het steeds beter op elkaar aansluiten van gewenste en gerealiseerde woonsituatie.
Figuur A4: opgave (doorstroommodel met trendlijn) naar eigendomsvorm, 2018-2028
Bron: Primos2017 (ABF Research), WoON2015, bewerking Stec Groep (2018).
Tussen 2028 en 2038 nog opgave van 50 sociale huurwoningen
Kijken we nog tien jaar verder (tot 2038), dan zien we nog een opgave van 50 sociale huurwoningen in tien jaar. De opgave wordt dus steeds kleiner. De totale opgave is overigens in de periode 2028-2038 in sommige jaren negatief: het aantal huishoudens krimpt, waardoor de totale woningvoorraad ‘moet’ krimpen.
Figuur A5: opgave (doorstroommodel met trendlijn) naar eigendomsvorm, 2028-2038
Bron: Primos2017 (ABF Research), WoON2015, bewerking Stec Groep (2018).
Verschuiving vraag van grondgebonden naar nultreden/appartement
Wanneer we de totale woningopgave in gemeente Opmeer uitsplitsen naar woningtype valt op dat er de komende jaren nog een beperkte opgave is voor reguliere grondgebonden woningen en dat de opgave daarna volledig omslaat in appartementen en nultredenwoningen. Dit heeft te maken met de sterke vergrijzing in Opmeer: de eerst paar jaar komen er nog huishoudens bij tot 65 jaar, daarna groeit juist alleen de 65-plusgroep nog en krimpen alle andere doelgroepen. Als gevolg hiervan komen er in het model steeds meer grondgebonden woningen vrij, waardoor de opgave voor dit segment negatief wordt.
Figuur A6: opgave (huur+koop) (doorstroommodel met trendlijn) naar eigendomsvorm, 2018-2038
Bron: Primos2017 (ABF Research), WoON2015, bewerking Stec Groep (2018).
Kwalitatief vooral behoefte aan woningen tussen kwaliteitskorting- en aftoppingsgrens
Voor het SVB is inzicht in de meest kansrijke prijssegmenten essentieel. In onderstaande tabel is de indicatieve voorkeur voor de verschillende segmenten binnen de sociale huur weergegeven en deze vertaald naar een marktindicator (-- tot ++). Daarnaast is de opgave voor sociale huurwoningen zoals geschetst in voorgaande paragrafen uitgesplitst naar prijssegmenten op basis van WoON-voorkeuren. In Opmeer is vooral behoefte aan woningen tussen de kwaliteitskortingsgrens en de 2e aftoppingsgrens en in mindere mate ook een behoefte aan woningen met huurprijs tussen de 2e aftoppingsgrens en de liberalisatiegrens.
Tabel A2: voorkeur, marktindicator en uitbreidingsvraag tot 2028/2038 naar (sociale) huurprijsklasse
Met behulp van Product-marktcombinaties (PMC’s) vertalen we de toekomstige vraag naar de bestaande voorraad in Opmeer. We brengen daarvoor de huidige woningvoorraad in beeld. Het is namelijk steeds belangrijker om op de totale woningvoorraad te sturen en daar ook op in te zetten. Immers, ruim 95% van de toekomstige woningvoorraad staat er al. Met inzicht in de huidige woningvoorraad, de toekomstwaarde, de zwakke en sterke onderdelen ervan, en de eventuele mismatch daarin, kijken we vooruit naar de toekomstige gewenste woningvoorraad en het bezit van GWB daarbinnen. Zo kunnen we er aan bijdragen dat het bezit van GWB een positieve bijdrage levert aan de samenstelling van de huidige totale woningvoorraad en de nieuwbouw.
De beoordeling van de PMC is objectief tot stand gekomen. Eerst hebben we de kansrijkheid van een PMC in een Opmeer bepaald. Dit deden we door vraag en aanbod met elkaar te confronteren. Hieronder werken we uit hoe we vraag en aanbod met elkaar confronteerden en zo tot een beoordeling komen:
Bepalen marktvraag per PMC voor Opmeer
De marktvraag baseerden we op basis van analyses uit WoON2015. We keken naar de percentuele vraag naar de verschillende segmenten, bijvoorbeeld koop eengezinswoningen tot € 180.000 van verschillende doelgroepen in Opmeer Vervolgens analyseerden we hoe de doelgroepen in 2020 zijn samengesteld, op basis van de provinciale bevolkingsprognoses, en berekenden dit door in de toekomstige vraag naar een bepaald PMC. Bijvoorbeeld: het aantal huishoudens van 55 jaar en ouder is in 2020 hoger dan nu. Deze doelgroep heeft een bovengemiddelde vraag naar nultreden huurwoningen. Doordat de doelgroep groeit tot 2020 zal ook de percentuele vraag naar nultreden huurwoningen straks in 2020 groter zijn dan nu het geval is. Zo bepalen we dus de kansrijkheid van een product in Opmeer. Bovendien hebben we ook de resultaten van de provincie meegenomen over vraaggestuurd bouwen. Ter illustratie: nultredenwoningen blijken gemiddeld meer kansrijk dan normale eengezinswoningen. Daarnaast is het huursegment voor zowel appartementen als nultreden woning ook iets kansrijker dan bijvoorbeeld koop eengezinswoningen. Dit zien we overigens niet in onderstaande figuur terug, eerst moet de (toekomstige) vraag nog worden afgezet tegen de bestaande voorraad.
Binnen de bepaling van de marktvraag hebben we ook gekeken naar de behoefte en het aanbod van woonmilieus. Hier is zowel op gemeenteniveau als op regioniveau gekeken naar de behoefte aan de verschillende woonmilieus (ABF-indeling zoals deze in het WoON2015 wordt gehanteerd en binnen het onderzoek over vraaggestuurd bouwen. Op basis van de plannen waarvan bekend is welke woonmilieus daar gerealiseerd zullen worden kunnen we concluderen dat er vooral behoefte is aan woningen in een buiten-centrum en dorps woonmilieu.
Afzetten tegen bestaande voorraad en toekenning scores per PMC in Opmeer
De percentages van de marktvraag per PMC zetten we af tegen de percentuele verdeling van de bestaande voorraad per PMC in Opmeer. Wanneer de bestaande voorraad, in een bepaald segment groter is dan de toekomstige vraag in dat zelfde segment krijgt dat PMC een score van -1. Is de verhouding vraag/bestaande voorraad in evenwicht dan krijgt het segment een score 0 en is er in 2020 meer vraag dan er nu in de bestaande voorraad aanwezig is, dan wordt een score van 1 toegepast. Dit zien we terug in onderstaande figuur.
We combineren de belangrijke segmenten:
Tabel A3: confrontatie woongebieden en PMC's in Opmeer
We scoren alle plannen op bovenstaande tabel. Dat betekent dat plannen met appartementen vanaf € 680 in Opmeer een hoge PMC score hebben, maar dat de score bij ontwikkeling van grondgebonden huurwoningen juist laag is. Binnen de koop geldt dat met name de grondgebonden woningen vanaf circa
€ 185.000 een laag marktperspectief laten zien. De Woonmilieus die in Opmeer goed worden gewaardeerd, zijn Buiten-Centrum en Centrum-Dorps.
Binnen de confrontatie van de woongebiedenscan en de PMC’s is ook rekening gehouden met de lokale en regionale vraag en de mate waarin woningen met elkaar concurreren. Allereerst wordt voor de bepaling van de Opmeerse behoefte, gerekend met de provinciale huishoudens en woningbehoefteprognose. Hierin zijn de lokale behoefte (‘vraag door demografische ontwikkeling en huishoudenstoename binnen de gemeenten) en de regionale of bovenregionale behoefte (vraag door instroom en uitstroom van personen en huishoudens) meegenomen.
Bijlage B: Staat huidige bezit
Hoe ziet de woningportefeuille eruit ?
GWB bezit op dit moment 877 woningen. In de volgende paragrafen gaan we kort in op de huidige samenstelling van het bezit van GWB naar specifieke segmenten.
GWB heeft vooral bezit in Opmeerse kernen met bovengemiddeld marktperspectief
Als we kijken naar de geografische spreiding van het bezit van GWB, dan zien we dat deze als volgt is in te delen naar woningtype en kernen:
Tabel B1: Spreiding woningbezit naar type en kern
In de kernen Hoogwoud, Opmeer en Spanbroek bevindt zich het grootste deel van het bezit van GWB. In Aartswoud en De Weere staat in totaal nog geen 10% van het bezit. 46% van het woningbezit van GWB bestaat uit eengezinswoningen. Het aandeel appartementen en HAT’s (Huisvesting Alleenstaanden en Tweepersoonshuishoudens) bedraagt circa 30%. Daarnaast is het aandeel Seniorenwoningen nog relatief hoog: 24%.
Koppeling met kernenscan uit WF woonvisie
Wanneer we kijken naar de kernenscan (verwachte aantrekkelijkheid en marktperspectief voor woningen), dan zien we dat het grootste deel van het bezit in de bovengemiddeld scorende kernen van Opmeer staat. Het bezit in De Weere ligt in de kern met een benedengemiddeld perspectief, ten opzichte van het gemiddelde voor West-Friesland.
Figuur B1: Kernenscan woningen West-Friesland
GWB heeft vooral kleine en middelgrote woningen in haar bezit
De verdeling van het bezit van GWB naar grootteklasse (totaaloppervlak) is in onderstaande tabel weergegeven. Hieruit blijkt dat met name woningen van 60 tot 80 m² totaaloppervlak (vooral appartementen en seniorenwoningen) en eengezinswoningen van 80 tot 100 m² veel voor komen.
Tabel B3: Bezit GWB naar totaal-oppervlakteklassen
Op basis van de demografische ontwikkeling, verwachten we dat het marktperspectief van de segmenten tot 80 m² goed is en zal toenemen, terwijl de behoefte aan grotere woningen binnen het sociale segment iets zal afnemen.
GWB verhuurt woningen tegen een betaalbare prijs
Het bezit van GWB verdeeld over de maximaal redelijke huurprijsklassen geeft onderstaande beeld. Op basis van de puntentelling uit het WWS kan het merendeel van de woningen (677 stuks) verhuurd worden met een huurprijs boven de liberalisatiegrens. GWB kiest er echter voor om de woningen tegen 70% van het maximaal redelijke huurprijsniveau te verhuren. Met uitzondering van de woningen in woon-zorgcomplex De Schakel te Spanbroek, die worden tegen 75% van het maximaal redelijke huurprijsniveau verhuurd.
Tabel B4: Bezit GWB naar huurprijsklassen (op basis van maximaal redelijk)
Zoals uit onderstaande tabel blijkt, zit er een verschil tussen de maximaal redelijke huurprijs van het woningbezit van GWB, de feitelijke situatie (huidige huur) en de prijs waarvoor woningen, indien ze vrijkomen weer worden aangeboden.
Tabel B5: Bezit GWB naar huidige huurprijsklassen en huidige huurprijs bij mutatie (in 2019)
Staat van de portefeuille is goed
De huidige staat van de woningportefeuille is van belang voor zowel de huurderstevredenheid als voor (toekomstige) onderhoudslasten. Een van de indicatoren hiervoor is de bouwperiode van het bezit. Indien nog geen grootschalig recent onderhoud heeft plaatsgevonden, dan betekent een ouder bouwjaar veelal hogere onderhoudslasten en een lagere kwaliteit / aansluiting op de behoefte aan gemak van huurders.
Op basis van onderstaande tabel blijkt echter dat 52% van het bezit van GWB komt uit de periode 1971 – 1990. Circa 30 % dateert van na 1990 en 17% van voor 1971. Hiermee is de voorraad van GWB relatief jong.
Voor beheer- en onderhoudskosten moet gekeken worden naar een optimum tussen kosten en opbrengsten. Investeren in onderhoud en energiemaatregelen kunnen in
de toekomst leiden tot disproportioneel hogere uitgaven. Het streven is naar een optimalisatie tussen uitgaven, inkomsten en uiteraard de woonquote voor de huurders. Op basis van de, nog te bepalen, maximale woonquote wordt het huurprijsbeleid ontwikkeld.
Tabel B6: Bezit GWB naar bouwperiode
De staat van het bezit naar energienormen (labels) is ook goed. GWB heeft echter de ambitie om het ‘beter’ te blijven doen dan gemiddeld. Dat geldt niet alleen voor energieprestaties, maar ook voor duurzaamheidsaspecten in het algemeen, bijvoorbeeld voor het materiaalgebruik. In de kadernota ‘Regionale woonvisie’ wordt uitgesproken dat extra aandacht voor duurzaamheid alleen effectief is als de meetlat boven de wettelijke norm ligt. Door het klimaatakkoord, de noodzaak om ‘van het gas af te gaan’ en de ambitie van alle woningcorporaties om het gemiddelde energielabel naar ‘B’ te trekken, zorgen er voor dat we als GWB ook nog voor een uitdaging staan, ondanks ons relatief duurzame bezit (zie onderstaande tabel).
Tabel B7: Bezit GWB naar energielabel
Op dit moment heeft slechts 25% van ons bezit een label dat slechter is dan B. Dat betekent dat een groot deel van onze voorraad al voldoet aan de ‘gemiddeld label-B’ benchmark. Anderzijds betekent dat nog steeds dat investeringen in verdergaande verduurzamingsmaatregelen nodig zijn, willen we ons bezit optillen tot boven de gemiddelde label B-grens en ook als Opmeer ‘van het gas af’.
Omdat we nog niet goed weten welke kant het opgaat is enige terughoudendheid op zijn plaats. Isoleren is altijd zinvol en blijven we doen op de logische momenten. Net als waterbesparende maatregelen.
Wanneer het helder is welke kant het opgaat kunnen betere keuzes worden gemaakt.
Conditie markttechnisch van het bezit
Het GWB zet in op het handhaven van haar positie in de gemeente Opmeer. Dit houdt in dat er gekozen wordt voor het licht uitbreiden van de portefeuille met circa 70 sociale huurwoningen, waarvan 53 nultreden. Om aan de marktvraag te voldoen vragen we als GWB onszelf af of het bezit wel de woontechnische kwaliteit bezit om concurrerend te zijn. Hieronder wordt verstaan het uitrustingsniveau dan wel het comfort van een woning en/of woongebouw. Het GWB maakt onderscheid in drie kwaliteitsniveaus.
Het kwaliteitsniveau is afhankelijk van de doelgroep en het huurniveau.
Het uitgangspunt is dat het totale bezit van het GWB voldoet aan de basiskwaliteit. Daarnaast voldoen de gelabelde seniorenwoningen aan de eisen van het zogenoemde ‘oppluspakket’.
Bijlage C: Protocol asbestsanering
Om de prestaties van ons bezit in beeld te brengen voeren we een beknopte complexanalyse uit op basis van gegevens op woning- en complexniveau. Op basis van 7 indicatoren benchmarken we onze complexen: we meten de prestatie van de complexen ten opzichte van elkaar. Hierna gaan we eerst beknopt in op de indicatoren, vervolgens brengen we de prestaties van ons bezit in beeld naar woningtype en oppervlakteklasse.
De indicatoren op basis waarvan we de complexen benchmarken staan uitgewerkt in onderstaande tabel. Het gaat zowel om ‘harde’ kenmerken (energieprestatie, onderhoud, mutatiegraad, et cetera) als ook om ‘zachtere’ kenmerken, zoals beoordeling van de woning en omgeving door bewoners in een enquête. Zo komen we op complexniveau tot een zo compleet mogelijk beeld. Alle indicatoren zijn wel op basis van een inputcijfer (of letter) gerangschikt, dus ook de ‘zachtere kenmerken’.
Tabel E1: Overzicht indicatoren complexanalyse
In onderstaande tabel zijn de kenmerken en absolute waarden per indicator per subcomplex uitgewerkt. Hiermee is inzichtelijk welke complexen op welke indicator in absolute termen beter of minder goed scoren. Deze absolute waarden vertalen we uiteindelijk naar een relatieve score voor elk subcomplex.
Tabel E2: absolute waarden indicatoren per indicator per complex
Bron: GWB Opmeer, bewerking Stec Groep (2019). * Voor een aantal subcomplexen is er geen score beschikbaar op een specifieke indicator.
De vertaling van absolute waarden naar een relatieve score voor elk subcomplex is weergegeven in de tabel hierna. De absolute waarden van de subcomplexen worden hierin tegen elkaar afgezet. De relatieve score die er uit komt heeft een waarde van -2 (relatief laagst) tot +2 (relatief hoogst). Uiteindelijk komt hier weer een gemiddelde uit van de relatieve scores op de indicatoren. Door dit gemiddelde vervolgens relatief te maken komen we tot een relatieve totaalscore voor ieder subcomplex (laatste kolom onderstaande tabel).
Per indicator is ook een weegfactor (WFT) gebruikt. De kwaliteit van de woning en de kwaliteit van de woonomgeving tellen beiden voor 0,5 mee. We hanteren deze weegfactor omdat deze indicator alleen beschikbaar is bij woningen die gemuteerd zijn EN waar de vertrekkende bewoner de vragenlijst heeft ingevuld. De bouwkundige kwaliteit en de isolatie energietransitie tellen we ieder twee keer mee. Deze indicatoren vinden we van groot belang voor investeringsbeslissingen in het bestaande vastgoed (en de mate waarin eenvoudig op verduurzamingsmaatregelen ingesprongen kan worden). Complexen waar voor een indicator geen cijfer of waardering beschikbaar was, zijn niet meegenomen voor de bepaling van de totaalscore. Ontbrekende cijfers zijn dus NIET meegenomen als ‘gemiddeld’ of ‘0’.
Tabel E3: gewogen scoring per indicator per complex
Prestatie naar kenmerken complexen
De score per subcomplex maakt het mogelijk om iets te zeggen over de prestaties van woningen met specifieke kenmerken. Dit doen we in de tabellen hierna. We drukken de prestaties telkens uit in een score op een schaal van - - tot ++ (of -2 tot +2).
Seniorenwoningen presteren het beste
Kijken we naar woningtype, dan zien we dat seniorenwoningen goed presenteren. Appartementen / HAT en eengezinswoningen presteren minder sterk, maar niet sterk beneden gemiddeld. Overigens verwachten we dat appartementen zonder lift minder sterk presteren dan appartementen met lift. Dit onderscheid is op basis van de data waarover we nu beschikken echter niet te maken.
Tabel E4: scores naar woningtype
Woningen uit periode vanaf 1991 presteren het beste
Bij uitsplitsing naar bouwperioden valt op dat vooral woningen uit de periode 1991 t/m 2000 en daarna goed presteren. Woningen uit de perioden voor 1991 presteren minder goed.
Tabel E5: scores naar bouwperiode
Woningen met woonoppervlak van 60 tot 80 m² presteren het beste
Tot slot kijken we naar oppervlakteklassen. Hierbij zien we dat vooral woningen in de oppervlakteklasse 60 tot 80 m² goed presteren. Woningen die kleiner zijn presteren minder goed, terwijl ruimere woningen gemiddeld presteren.
Bijlage F: Routekaart verduurzaming
is nog zeer terughoudend met grootschalige initiatieven en investeringen voor het gasloos maken van het bestaande bezit. Kostenreducties worden afgewacht voordat op grote schaal ingezet wordt op de afkoppeling van complexen van het gasnet. Mogelijk dat, als kansen zich voordoen, er eerder aangesloten kan worden op netwerken die eerder worden gerealiseerd.
Op dit moment voldoet het GWB aan de eisen ten aanzien van de normen voor energielabels vanuit het landelijke en regionale beleid. Wat betreft het energielabel valt 70% van het bezit in de categorie B en C. circa 22% heeft een energielabel van A of hoger. De minder zuinige categorieën D, E en F komen weinig voor (8%). Wel ligt er een opgave wat betreft de warmtetransitie. Alle Nederlandse woningcorporaties hebben afgesproken om in 2020 te zorgen dat het gemiddelde label van hun woningbezit een label B is. Het gasloos maken van bestaand bezit zal naar verwachting pas op grotere schaal na 2030 plaatsvinden als technologische ontwikkelingen en kostenreducties zich hebben voorgedaan waardoor de financierbaarheid van de transitie een realistische kans van slagen maakt. In 2050 is het doel om een energieneutraal woningbezit te hebben.
De routeplanner voor duurzaamheid is een voortschrijdend project/traject. Technologische ontwikkelingen en nieuwe inzichten, gebruik door verbruikers en financiële middelen zullen jaarlijks tot veranderingen kunnen leiden.
De volgende uitgangspunten hanteren we en we nemen de volgende stappen:
Maatregelen om de energieambities tot 2030 te realiseren (afhankelijk van stopjaren van complexen, lees: einde levensverwachting), te weten:
De Routeplanner 2020 bestaat grofweg uit 3 onderdelen:
A Data op orde en opstellen maatregelpakketten.
We zorgen voor een betrouwbaar beeld van de huidige energetische kwaliteit van ons bezit. Dit is de basis voor het opstellen van maatregelpakketten. We hanteren hiervoor de meest actuele normering / labeling.
B Opstellen jaarplan en toetsen of maatregelen voldoen aan de energieambitie.
Om de maatregelpakketten voor de aan te pakken complexen in een jaarplan te verwerken wordt een sortering gemaakt waarbij de complexen met de slechtste gemiddelde Energie-Index als eerste op de planning staan. Hierbij wordt rekening gehouden met reeds geplande renovaties en het beoogde stopjaar van complexen.
De meest voorkomende maatregelen zijn:
Bij mutatieonderhoud maken we een aansluiting voor elektrisch koken in de keuken. We faciliteren het maken van een aansluiting voor elektrisch koken in de keuken bij zittende huurders. Bij planmatig onderhoud, keukenvervanging of badkamerrenovatie maken we ook een aansluiting voor elektrisch koken in de keuken.
Bij renovatie wordt beoordeeld of de ingreep om tot label A te komen de ambitie van gasloos woningbezit niet in de weg gaat zitten. We zullen er vaak voor kiezen om eerst naar een energielabel A te renoveren en er rekening mee houden dat door kleine ingrepen het complex gasloos gemaakt kan worden.
C. de te nemen maatregelen worden verwerkt in de begroting.
Met de volgende uitgangspunten houden we intern rekening: