Organisatie | Velsen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Huisvestingsverordening Velsen 2011 |
Citeertitel | Huisvestingsverordening 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
De huisvestingsverordening 2008 en de toewijzingsverordening woonwagenstandplaatsen 2007 komen te vervallen met de inwerkingtreding van deze verordening.
huisvestingswet
-Uitvoeringsovereenkomsten met eigenaren van woonruimte.
-Huishoudelijk reglement regionale bezwarencommissie woonruimte.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-04-2011 | 01-10-2014 | artikel 7, 10 en 11 | 14-04-2011 Jutter/ Hofgeest, 21 april 2011 | R11.017 | |
01-01-2008 | 22-04-2011 | nieuwe regeling | 15-11-2007 Hofgeest/Jutter, 22-11-2007 | R07/0066 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt een aantal vaste begrippen gebruikt. De beschrijving hiervan is opgenomen in de bijlage. Deze bijlage is onderdeel van deze verordening.
Artikel 2 Uitvoeringsovereenkomsten met eigenaren van woonruimte
Het college kan met eigenaren van woonruimte overeenkomsten over het in gebruik geven van woonruimte sluiten, als bedoeld in artikel 4 van de wet.
Hoofdstuk 2 De huisvestingsvergunning
Artikel 6 Regionale bindingseisen
Om in aanmerking te kunnen komen voor een huisvestingsvergunning moet tenminste één van de leden van het huishouden:
de Nederlandse nationaliteit of een geldige verblijfstitel bezitten, zoals omschreven in artikel 9, lid 2, van de wet en tevens
In afwijking van het eerste lid geldt de eis van binding niet bij woningruil en voor de categorieën woningzoekenden, genoemd in artikel 13c van de wet.
Hoofdstuk 3 Standplaatsen voor woonwagens
Standplaatsen worden aangewezen als woonruimte als bedoeld in artikel 1, derde lid, onder a, van de wet.
Het college verleent de huisvestingsvergunning voor het betrekken van een standplaats, indien het huishouden voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 6, beschikt of kan beschikken over een woonwagen en het huishouden volgens de volgordebepaling bedoeld in artikel 11, 2e lid, als eerste voor de standplaats in aanmerking komt.
Hoofdstuk 4 Urgentie, bemiddeling en labeling
Wanneer een woningzoekende dringend behoefte heeft aan andere woonruimte, omdat de woonsituatie een zeer ernstige bedreiging vormt voor zijn lichamelijke en/of sociaal-psychische gezondheid, kan hij het college verzoeken een urgentieverklaring te verstrekken. Voor de aanvraag wordt een formulier beschikbaar gesteld.
Hoofdstuk 5 De regionale bezwaarcommissie woonruimte
Bij klachten, als bedoeld in artikel 4 van de wet, is het oordeel van de commissie voor partijen bindend.
Artikel 18 Samenstelling van de commissie
De bezwaarcommissie bestaat uit een voorzitter, twee leden en drie plaatsvervangende leden, die door het college van Velsen, mede namens de andere colleges in de regio, worden benoemd, geschorst en ontslagen. Behoudens overwegende bezwaren tegen een kandidaat volgt dit college de in het tweede lid genoemde voordrachten.
Hoofdstuk 6 Wijziging woningvoorraad
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op alle zelfstandige en onzelfstandige woonruimten ongeacht de huur- of de koopprijs.
Artikel 23 Vergunning voor onttrekken, samenvoegen en omzetten van woonruimte
Het is verboden om zonder vergunning van het college woonruimte:
geheel of gedeeltelijk aan de woonbestemming te onttrekken. Onder onttrekken wordt verstaan het slopen of het gebruiken voor een ander doel dan permanente bewoning door een huishouden. Onder gedeeltelijk onttrekken wordt verstaan een zodanige onttrekking van woonruimte, dat die woonruimte daardoor niet langer geschikt is voor bewoning door een huishouden van dezelfde omvang dan waarvoor deze zonder zodanige onttrekking geschikt is;
Artikel 24 Voorwaarden voor verlening vergunning
Indien het college heeft vastgesteld dat het belang van de aanvrager niet opweegt tegen het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad, maar dat dat belang door het stellen van voorwaarden en voorschriften voldoende kan worden gediend, kan het de gevraagde vergunning verlenen, indien de aanvrager de compensatie voldoet, als bedoeld in artikel 25, en ook overigens voldoet aan door het college vastgestelde beleidsregels.
Artikel 28 Gronden voor weigering van splitsingsvergunning
Het college kan een splitsingsvergunning weigeren wanneer:
de aanvrager niet kan waarborgen dat de woonruimte(n) na de splitsing bestemd blijven, of de voormalige woonruimte(n) na de splitsing opnieuw bestemd zullen worden voor verkoop of verhuur ter bewoning en het belang dat de aanvrager bij splitsing heeft niet opweegt tegen de kwaliteit van de woonomgeving, zoals aangegeven in de Leidraad voor Inrichtingswerken in de Openbare Ruimte. Bij deze afweging worden ook de ligging en de te verwachten vraag naar de betreffende woonruimten betrokken;
het gebouw of het gedeelte van een gebouw waarop de aanvraag betrekking heeft, voor zover dit geheel of ten dele verhuurd is geweest voor bewoning, in strijd met de voorschriften van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, of met enig wettelijk voorschrift, geheel of ten dele voor een ander doel dan voor bewoning in gebruik is genomen.
Van gebreken als bedoeld in lid 2, onder i. en j., is in ieder geval sprake indien:
Het college ingevolge de artikelen 14 tot en met 25 van de Woningwet een aanschrijving heeft gedaan en deze aanschrijving nog niet is uitgevoerd;
Het gebouw, waarop de aanvraag om een splitsingsvergunning betrekking heeft, één of meer woonruimten bevat, die ingevolge de artikelen 29 tot en met 38 van de Woningwet onbewoonbaar zijn verklaard.
Artikel 29 Aanhouden van een splitsingsaanvraag
Het college houdt een beslissing op een aanvraag voor een splitsingsvergunning aan, indien:
voor het gebied waarin het gebouw waarop de aanvraag betrekking heeft ligt een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 21 van de Wet op de ruimtelijke ordening van kracht is met het oog op een herstructureringsproject of een stadsvernieuwingsplan of een herziening daarvan, wanneer het besluit daartoe is genomen voordat de aanvraag om vergunning werd ingediend en
De aanhouding als bedoeld in het vorige lid duurt tot het moment dat het voorbereidingsbesluit ingevolge artikel 21 van de Wet op de ruimtelijke ordening is vervallen.
Hoofdstuk 7 Verdere bepalingen
Het college is bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar zijn oordeel tot bijzondere hardheid leidt ten gunste van de woningzoekende af te wijken van deze verordening.
Hij die handelt in strijd met het bepaalde in de artikelen 3, 20 of 24, 10, 23 of 27 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.
Met de opsporing van de bij artikel 30, 33 van deze verordening strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de wet aangewezen ambtenaren belast de in het eerste lid genoemde ambtenaren, voor zover zij door de Minister van Justitie daartoe zijn aangewezen.
De in het eerste lid genoemde ambtenaren hebben de bevoegdheden als genoemd in de artikelen 77 en 78 van de wet.
In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college. Het zal zich daarbij laten leiden door overwegingen betrekking hebbende op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte.
Artikel 36 Overleg bij wijziging
Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening pleegt het college overleg met de regiogemeenten, met de in de gemeente werkzame wooncorporaties en met andere daarvoor naar diens oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.
Artikel 37 Toepassing regelgeving na sluiten overeenkomsten
Bij de toepassing van artikel 2, zijn de criteria voor werving en selectie van kandidaten voor vrijkomende woningen ook van toepassing op zelfstandige woonruimte, die in het bezit is van een eigenaar van woonruimte die de uitvoeringsovereenkomst niet heeft ondertekend, of die deze eenzijdig opzegt.
BIJLAGE I bij de huisvestingsverordening 2011 begripsomschrijving Velsen.doc (versie geldig sinds: 02-08-2011; Word-bestand; grootte: 59.00 kB)
Toelichting op de wijziging van de huisvestingsverordening
In de Huisvestingswet is geregeld dat de gemeenteraad het betrekken van woonruimte aan een vergunning kan binden. In Velsen is dat geregeld in de Huisvestingsverordening die in 2008 gewijzigd door de raad is vastgesteld.
Een huisvestingsvergunning is voorgeschreven voor huurwoningen met een huurprijs lager dan
€ 652,52 en voor koopwoningen met een koopprijs lager dan € 170.225. Kandidaten moeten wonen in de regio IJmond of maatschappelijk of economisch aan de regio gebonden zijn. Door de ‘pilot’ woonruimteverdeling wordt ook de regio Zuid-Kennemerland geacht aan deze voorwaarde te voldoen. In een overeenkomst met de wooncorporaties is geregeld dat zij voor het eigen bezit in mandaat vergunningen verlenen en daarvoor geen leges vragen of afdragen. Het beheer van het verdeelsysteem is opgenomen in de website ‘woneninvelsen”.
Al enige tijd is bij de Staten Generaal een wetsvoorstel voor een nieuwe Huisvestingswet aanhangig met als uitgangspunt de vrijheid van vestiging, niet alleen voor kopers, maar ook voor huurders. Binding is slechts mogelijk wanneer de gemeente de noodzaak aantoont. Dit wetsvoorstel is tijdens de formatie controversieel verklaard. Daarom heeft nog geen parlementaire behandeling plaatsgevonden. Invoering per 1 januari 2012 ligt in de lijn der verwachtingen. Mogelijk zal dit opnieuw leiden tot een wijziging van de verordening, maar het is niet gewenst de wijziging van de huidige verordening hierop te laten wachten.
De Europese regelgeving en de normalisatie van het woonwagenbeleid geven aanleiding de verordening op twee punten te wijzigen.
De Europese Commissie heeft de regels voor het verkrijgen van een sociale huurwoning tot een netto huurprijs van € 652,52 aangepast. Vanaf 1 januari 2011 zijn de corporaties verplicht deze woningen voor 90% toe te wijzen aan woningzoekenden met een inkomen tot € 33.614. 10% van de woningen kan worden toegewezen aan meerverdienende huishoudens. Hiervoor wordt prioriteit gelegd bij personen die urgent zijn, die hun woning moeten verlaten wegens herstructurering of een indicatie hebben voor een zorg- op aangepast appartement. De bestaande verordening maakt het niet mogelijk het inkomen van de woningzoekende te toetsen. Dit wordt nu vastgelegd in artikel 7.
Normalisatie van het woonwagenbeleid
Het toewijzen van standplaatsen voor woonwagens is op dit moment geregeld in de Toewijzingsverordening Woonwagenstandplaatsen 2007. Deze verordening gaat uit van het afstammingsbeginsel. Personen die wonen in een woonwagencentrum en leden van hun familie komen als eersten voor een standplaats in aanmerking. Dit principe is strijdig met de Huisvestingswet en is in strijd met het beleid om woonwagenbewoners gelijk te stellen aan andere inwoners van de gemeente. De specifieke verordening wordt ingetrokken. In de artikelen 10 en 11 van de Huisvestingsverordening wordt bepaald, dat voor een huurstandplaats evenals voor een huurwoning, een huisvestingsvergunning nodig is. Iedere inwoner van Velsen kan zich inschrijven als woningzoekende, maar ook als standplaatszoekende. Toewijzing van huurwoningen en standplaatsen vindt plaats op volgorde van inschrijving.
Nieuwe artikelen (overige artikelen zijn vernummerd)
1. Om in aanmerking te komen voor een huisvestingsvergunning moet het inkomen van het huishouden in een redelijke verhouding staan tot de huurprijs van de woonruimte.
2. Bij de toepassing van het eerste lid baseert het college zich op het Besluit van de Europese Commissie inzake compensatieverlening bij diensten van algemeen economisch belang of daarvoor in de plaats tredende nationale regelgeving.
3. Het college kan met de corporaties afspraken maken over de toewijzing van woonruimte aan huishoudens met een hoger inkomen dan bedoeld in het eerste lid.
Hoofdstuk 3 Standplaatsen voor woonwagens
1. Standplaatsen worden aangewezen als woonruimte als bedoeld in artikel 1, derde lid, onder a, van de wet.
2. Het is verboden zonder een huisvestingsvergunning een overeenkomstig artikel 11, 1e lid, aangewezen standplaats in gebruik te nemen of te geven.
3. Het college verleent de huisvestingsvergunning voor het betrekken van een standplaats, indien het huishouden voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 6, beschikt of kan beschikken over een woonwagen en het huishouden volgens de volgordebepaling bedoeld in artikel 11, 2e lid, als eerste voor de standplaats in aanmerking komt.
4. Artikel 5, 2e lid, is van overeenkomstige toepassing.
5. Het college kan de vergunning intrekken wanneer de vergunninghouder niet binnen zes maanden na afgrifte van de vergunning de standplaats daadwerkelijk heeft ingenomen.
Artikel 11 Standplaatsregister
1. Het college houdt een register bij van de voor de toepassing van dit hoofdstuk aangewezen standplaatsen.
2. Het college houdt een register bij van standplaatszoekenden. Het register vermeldt de standplaatszoekenden in volgorde van inschrijfdatum.