Organisatie | Den Helder |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder houdende regels omtrent bijzondere bijstand en minima (Beleidsregel Bijzondere bijstand Den Helder) |
Citeertitel | Beleidsregel Bijzondere bijstand Den Helder |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-08-2020 | bijlage | 14-07-2020 | 2020-032946 | ||
02-04-2020 | 18-08-2020 | nieuwe regeling | 24-03-2020 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder;
Gelet op de hem toekomende bevoegdheid;
De uitvoering van bijzondere bijstand is gebaseerd op artikel 35 van de Participatiewet.
Als uitgangspunt geldt dat bijzondere bijstand is gebaseerd op individuele omstandigheden en dus maatwerk is. Om tot een eenduidige uitvoering te komen is in de loop der jaren een aantal beleidsregels met een specifiek onderwerp vastgesteld. Ook voor het minimabeleid zijn aparte beleidsregels vastgesteld. Omdat dit niet efficiënt blijkt te zijn, is van de alle afzonderlijke beleidsregels één beleidsregel gemaakt.
In deze beleidsregel worden alle beleidsregels over bijzondere bijstand en minimabeleid samengevoegd en tegelijkertijd worden alle separate beleidsregels ingetrokken.
Daarnaast is van de gelegenheid gebruik gemaakt om het beleid te actualiseren.
Er is bijvoorbeeld informatie toegevoegd om de armoedeval te dempen.
De bijzondere bijstand maakt onderdeel uit van de Participatiewet.
De doelstelling van de Participatiewet is om iedereen met arbeidsvermogen toe te leiden naar werk, bij voorkeur regulier werk. Wie (nog) niet kan werken, moet naar vermogen mee (kunnen) doen (participeren).
1.2Algemene bijstand en bijzondere bijstand
In artikel 5 van de Participatiewet wordt er onderscheid gemaakt tussen algemene en bijzondere bijstand.
Algemene bijstand is bijstand ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan.
Bijzondere bijstand is bijstand voor de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan. Het kan gaan om periodieke of incidentele kosten.
De bijzondere bijstand is met de komst van de Participatiewet geïndividualiseerd. Dit moet ervoor zorgen dat bijzondere bijstand alleen terecht komt bij inwoners die dit echt nodig hebben en alleen beschikbaar is voor daadwerkelijk gemaakte kosten.
De Participatiewet beperkt de mogelijkheden voor categoriale bijzondere bijstand. Inkomensondersteuning aan groepen inwoners voor aannemelijke kosten die verband houden met kenmerken van de groep waar toe ze behoren, is niet toegestaan. Enige uitzondering is het aanbieden van een collectieve zorgverzekering aan minima.
1.3Beleidsregel bijzondere bijstand
In deze beleidsregel worden de mogelijkheden van de bijzondere bijstand beschreven. Uit de praktijk blijkt namelijk dat een doelmatig en duidelijk beleid noodzakelijk is. Ruimhartig om de armoede voor de doelgroep te bestrijden en duidelijk om een eenduidig en rechtvaardig beleid te kunnen voeren voor de inwoners (rechtsgelijkheid en rechtszekerheid). Deze beleidsregel is een leidraad en bevat geen uitputtende lijst van kostensoorten. Bijzondere bijstand is altijd maatwerk. Op basis van een individuele beoordeling wordt beoordeeld of kosten noodzakelijk en bijzonder zijn. Deze beoordeling is aan het college.
Artikel 2. Individuele bijzondere bijstand
Zoals bij de inleiding is aangegeven, is bijzondere bijstand altijd maatwerk. Per aanvraag wordt beoordeeld of de kosten voor de betreffende inwoner en situatie noodzakelijk en bijzonder zijn. Om voor bijzondere bijstand in aanmerking te komen moet de aanvrager aan een aantal basisvoorwaarden voldoen. Deze worden hierna toegelicht.
De Participatiewet vervult een complementaire functie in het sociale zekerheidsstelsel. Dit komt tot uitdrukking in artikel 15 Participatiewet, waarin wordt gesteld dat:
Geen recht op bijstand bestaat voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, toereikend en passend wordt geacht te zijn. En het recht op bijstand strekt zich niet uit tot kosten die in een voorliggende voorziening niet als noodzakelijk worden aangemerkt.
Onder voorliggende voorziening wordt, in artikel 5 onder e Participatiewet, verstaan:
Elke voorziening buiten deze wet waarop de persoon of gezin aanspraak kan maken of een beroep op kan doen, om middelen te verwerven om specifieke uitgaven te kunnen betalen.
Tot de voorliggende voorzieningen worden gerekend alle voorzieningen waarop door de inwoner een beroep kan worden gedaan. Denk hierbij aan studiefinanciering, kredietverlening door een bank en de zorgwetten; de Zorgverzekeringswet, de Wet langdurige zorg (Wlz) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
Afwegingsvragen bij de beoordeling van bijzondere bijstand
Op grond van artikel 44 van de Participatiewet wordt bijstand toegekend, indien door het college is vastgesteld dat recht op bijstand bestaat, vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen. Dit betekent dat er geen sprake kan zijn van het verlenen van bijstand met terugwerkende kracht. De aanvraag moet vooraf worden ingediend. De reden daarvan is dat de noodzaak voor bijstandsverlening achteraf niet vast te stellen is.
Voor de verlening van bijzondere bijstand kan het voorkomen dat er bijzondere omstandigheden zijn om hier van af te wijken. De bijzondere omstandigheden waarop de bijzondere bijstandsaanvraag betrekking heeft kunnen redenen zijn om artikel 44 niet toe te passen. Dit buitenwettelijk begunstigend beleid is toegestaan indien dit beleid op consistente wijze wordt toegepast.
Een aanvraag bijzondere bijstand kan, na het ontstaan van de kosten, geaccepteerd worden als:
Voor de volgende kosten kan geen bijzondere bijstand met terugwerkende kracht worden toegekend:
Bij kosten wordt geen uitzondering gemaakt op artikel 44 van de Participatiewet.
Ditzelfde geldt voor het deelnemen aan de collectieve zorgverzekering voor minima (het Univé Gemeentepakket).
2.4Inkomens – en vermogenstoets
Op grond van artikel 35 lid 1 van de Participatiewet kan de gemeente inkomensgrenzen vaststellen.
In Den Helder is de inkomensgrens vastgesteld op 120% van de toepasselijke bijstandsnorm.
Voor de bepaling van het inkomen is artikel 22 a van de Participatiewet (kostendelersnorm) niet van toepassing.
Voor de vaststelling van de vermogensgrenzen wordt uitgegaan van artikel 34 van de Participatiewet.
Er is sprake van draagkracht als het inkomen hoger is dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm. Van de draagkracht wordt 50% in mindering gebracht op de gevraagde kosten, tenzij deze beleidsregel met bijlage anders aangeeft.
Er is geen sprake van draagkracht indien het feitelijk beschikbare inkomen vanwege een schuldsaneringstraject op grond van de WSNP of MSNP op basis van de wet gemeentelijke schuldhulpverlening of vanwege een executoriaal beslag, minder bedraagt dan de relevante bijstandsnorm.
Bij overschrijding van de van toepassing zijnde vermogensgrens wordt het meerdere van het vermogen volledig aangemerkt als draagkracht.
Bij de vaststelling van de draagkracht wordt uitgegaan van het inkomen van de maand waarin de aanvraag is ingediend, tenzij er sprake is van wisselende inkomsten.
Bij wisselende inkomsten wordt uitgegaan van het gemiddelde inkomen van de drie maanden voorafgaande aan de maand waarin de aanvraag is ingediend. Indien nodig (bij zeer sterk wisselende inkomsten) wordt deze periode verlengd tot twaalf maanden.
Bij de berekening van het inkomen wordt het volgende vrijgelaten:
Als sprake is van een Wlz-geïndiceerde opname en terug ontvangst van een voedings- of andersoortig budget, omdat de belanghebbende zelf boodschappen doet, kookt of anderszins, dan wordt dit bedrag of budget niet als middel gezien en dus vrijgelaten.
Voor de vaststelling van het vermogen wordt uitgegaan van het vermogen op de datum van aanvragen.
De draagkrachtperiode start op de eerste dag van de maand waarin de bijzondere bijstand wordt aangevraagd.
Bij een toekenning met terugwerkende kracht start de draagkrachtperiode per de eerste van de maand waarin de bijstand wordt toegekend.
De duur van de draagkrachtperiode wordt vastgesteld voor:
Indien nodig kan afhankelijk van de situatie maatwerk toegepast worden.
Bijstandsverlening kan op verschillende manieren plaatsvinden. In artikel 48 lid 1 van de Participatiewet is aangegeven dat bijstand “om niet” wordt verleend, tenzij in de wet anders is bepaald.
In het tweede lid van dit artikel is aangegeven dat bijstand kan worden verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht als:
Daarnaast is in artikel 51 lid 1 van de Participatiewet aangegeven dat bijzondere bijstand voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen kan worden verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht, dan wel in de vorm van een bedrag “om niet”.
Bijzondere bijstand wordt in de vorm van een renteloze geldlening verstrekt wanneer:
In het geval dat de aanvrager vermogen heeft in een woning die boven de vrijlating uitkomt, kan ook (bijzondere) bijstand worden verstrekt in de vorm van een geldlening onder verband van krediethypotheek.
Bij de verstrekking van leenbijstand wordt als uitgangspunt gehanteerd dat een cliënt gedurende 36 maanden aaneengesloten aflost op de lening. Hierbij gaat het om situaties waarbij een cliënt gedurende deze periode een bijstandsuitkering heeft ontvangen of een inkomen heeft gehad op bijstandsniveau.
Hoogte aflossingsbedrag bij cliënten op bijstandsniveau
Het aflossingsbedrag van leningen bedraagt 6% van de relevante bijstandsnorm, inclusief vakantietoeslag.
2.9 Beleid voor bepaalde kosten
Zoals aangegeven is bijzondere bijstand altijd maatwerk. Er kan dan ook geen uitputtende lijst van kosten soorten worden benoemd. Op basis van individuele omstandigheden wordt beoordeeld of kosten noodzakelijk en bijzonder zijn.
In de bijlage wordt een aantal kostensoorten benoemd waar regelmatig een beroep op wordt gedaan. Aangegeven wordt wat het beleid is. De bijlage maakt een onlosmakelijk onderdeel uit van deze beleidsregel.
Om de armoedeval tegen te gaan geldt voor inwoners die uitstromen uit een bijstandsuitkering een geleidelijke afbouw van de verstrekkingen uit het minimabeleid van de gemeente Den Helder.
Dit geldt uitsluitend voor de minima-voorzieningen Kindpakket, tegemoetkoming Jeugdfonds Sport en tegemoetkoming Jeugd Onderwijs en Cultuurfonds.
Deze regeling geldt alleen voor de eerste twee jaren na uitstroom.
Het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen in deze beleidsregel, indien de toepassing van de beleidsregel tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 4. Schending informatieplicht
De bijzondere bijstand die conform deze beleidsregel is verleend kan geheel of gedeeltelijk teruggevorderd worden indien de aanvrager onjuiste of onvolledige inlichtingen of informatie heeft verstrekt en dit heeft geleid tot een ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijzondere bijstand. Voor de terugvordering zijn de regels van de Participatiewet van toepassing. Dit geldt ook als de bijstand voor een ander doel is gebruikt dan waarvoor deze is verleend en voor verstrekkingen uit het minimabeleid.
Aldus besloten in de vergadering van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Den Helder van 24 maart 2020,
burgemeester
Jeroen Nobel
secretaris
Robert Reus
Bijlage: Overzicht van veel voorkomende kostensoorten
De kosten die verband houden met de geboorte van een kind worden tot de algemene bestaanskosten gerekend. De geboorte wordt beschouwd als een te voorziene gebeurtenis.
Het loon of de uitkering wordt geacht toereikend te zijn om deze kosten te betalen of dat voor de kosten gereserveerd wordt.
Bij bijzondere omstandigheden, waardoor reservering voor deze kosten niet mogelijk is, kan bijzondere bijstand worden verleend in de vorm van een geldlening.
2. Begrafenis- of crematiekosten
Bedrag : afhankelijk van situatie
Het uitgangspunt is dat iedereen zelf moet voorzien in deze kosten.
Er kan bijzondere bijstand worden verstrekt als de middelen van de overledene niet toereikend zijn om de kosten te voldoen en de nabestaanden de kosten van begrafenis of crematie niet of niet geheel voor hun rekening kunnen nemen.
Middelen om een begrafenis of crematie te bekostigen zijn:
Tot de noodzakelijke kosten kunnen worden gerekend de kosten van:
De begrafeniskosten zijn voor rekening van de opdrachtgever. De opdrachtgever kan hiervoor de nabestaanden aanspreken. De nabestaanden kunnen ieder afzonderlijk voor hun aandeel in de kosten bijzondere bijstand aanvragen in de gemeente waar zij woonachtig zijn.
Als er geen opdrachtgever is, heeft de gemeente de plicht te zorgen voor de lijkbezorging. De gemeente geeft hiertoe opdracht en neemt de kosten op zich (op grond van de Wet op de lijkbezorging). In deze situatie is er geen sprake van bijstandsverlening. De gemeente onderzoekt achteraf of de kosten verhaald kunnen worden op de eventuele nalatenschap en op de nagelaten betrekkingen.
Begrafeniskosten in het buitenland
Bijstandsverlening voor begrafenis- of crematiekosten in het buitenland van een in Nederland of ergens anders overleden persoon is niet mogelijk. De bijstandsverlening beperkt zich tot in Nederland te maken of gemaakte kosten.
Bedrag : wordt jaarlijks vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton (LOVCK)
Bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de kosten van bewindvoering (beschermingsbewind), onder curatelestelling en/of mentorschap dat is uitgesproken door de rechtbank.
Het gaat om de incidentele en de periodieke kosten. Ook de eventuele griffiekosten kunnen vergoed worden.
Bij een wijziging van bewindvoerder maakt het college een eigen afweging over de noodzakelijkheid van de overstapkosten. Een wijziging van bewindvoerder wordt niet per definitie als noodzakelijk aangemerkt. Bij een aanvraag voor overstapkosten wordt beoordeeld wat de reden(en) van verandering van bewindvoerder is (of zijn) en of sprake is van noodzakelijke kosten.
Bij een toekennend besluit moet de bewindvoerder binnen drie maanden na besluit in een plan aangeven wat zijn of haar acties zijn om de financiële zelfredzaamheid van de cliënt te bevorderen. Het uitgangspunt is dat de periode van bewindvoering tijdelijk is.
Dieetpreparaten, drinkvoeding en sondevoeding vallen onder de voorliggende voorziening Zorgverzekeringswet (Zvw). Voor overige meerkosten voor dieetproducten voor een bepaald dieet dat om medische redenen gevolgd moet worden, kan eventueel bijzondere bijstand worden toegekend. Uitgangspunt is daarbij dat dieetkosten die de normale voedingskosten niet of niet in belangrijke mate overschrijden als algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan worden aangemerkt.
Bij dieetkosten die de kosten van normale voeding overschrijden, worden de meerkosten als bijzondere kosten aangemerkt. Sommige kosten zijn fiscaal aftrekbaar. Bij de bijstandsbeoordeling wordt hiermee rekening gehouden.
Het NIBUD heeft in samenwerking met het Voedingscentrum een lijst uitgebracht met diagnoses waarvoor medisch noodzakelijk een dieet gevolgd moet worden met de hierbij behorende kosten voor de betreffende dieetvoeding. De hoogte van de vergoeding vanuit de bijzondere bijstand wordt volgens deze tabel bepaald.
Staat de diagnose niet op de lijst, dan wordt er in principe geen dieetkostenvergoeding toegekend.
Inwoners moeten een dieetverklaring van de behandelend diëtiste of arts overleggen om de medische noodzaak aan te tonen.
De dieetkostenvergoeding wordt voor de duur van maximaal een jaar toegekend. Het komt namelijk veelvuldig voor dat na verloop van tijd een dieet moet worden bijgesteld, dan wel niet meer nodig blijkt te zijn. Als de kosten zich na een jaar nog voordoen, moet hiervoor een nieuwe aanvraag ingediend worden. Hier kan van afgeweken worden als de verklaring van de arts/diëtiste een langdurige noodzaak aantoont.
5. Legeskosten gehandicaptenparkeerplaats of -kaart
Bedrag : zie Legesverordening Den Helder
Als iemand in aanmerking wil komen voor een gehandicaptenparkeerplaats of –kaart moet men legeskosten betalen. Voor deze legeskosten kan bijzondere bijstand worden verleend.
6. Duurzame gebruiksgoederen, verhuiskosten en overige inrichtingskosten
Bedrag : € 3.800,00 voor een volledige woninginrichting
€ 1.250,00 voor een kamerinrichting voor een alleenstaande
€ 500,00 per persoon bij meer gezinsleden
Uitgangspunt - geen bijzondere bijstand
De kosten van aanschaf en vervanging van duurzame gebruiksgoederen, de kosten van verhuizing en andere kosten van inrichting worden gerekend tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan die voldaan moeten worden uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
Dit geldt in ieder geval als een persoon vanuit het ouderlijk huis, of daarmee gelijkgestelde situatie, voor het eerst zelfstandig gaat wonen. Deze situatie wordt niet als bijzonder aangemerkt.
Toch kunnen de betreffende kosten voortvloeien uit dusdanig bijzondere omstandigheden waarop besloten kan worden om toch, nadat vastgesteld is dat deze kosten uit geen enkele andere voorziening kunnen worden vergoed, tot verstrekking van bijzondere bijstand over te gaan.
Dit geldt bijvoorbeeld voor een vluchteling, die na het verkrijgen van een verblijfstatus een opvangcentrum van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers moet verlaten en voor een eerste keer in Nederland geconfronteerd wordt met kosten voor duurzame gebruiksgoederen, verhuiskosten en/of overige woninginrichting.
Er is sprake van noodzakelijkheid en onvoorzienbaarheid als is vastgesteld door het college dat de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden en
Om de noodzaak van de verstrekking van de bijzondere bijstand vaststellen, vindt altijd (als onderdeel van het onderzoek) een huisbezoek plaats.
Duurzame gebruiksgoederen zijn goederen met een langere levensduur. Ook vloerbedekking en gordijnen worden aangemerkt als duurzame gebruiksgoederen.
De hoogte van de bijzondere bijstand voor een gebruiksgoed wordt afgestemd op het prijsniveau van tweedehandsgoederen, met uitzondering van witgoed.
De bijzondere bijstand wordt verstrekt in de vorm van een renteloze geldlening.
Bij de verstrekking van bijzondere bijstand voor de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen worden alle aanwezige spaargelden, ook de spaargelden die opgebouwd zijn gedurende een periode van bijstandsverstrekking, volledig aangemerkt als middelen.
Bij een noodzakelijke, onvoorziene verhuizing die voortvloeit uit bijzondere omstandigheden kan voor de volgende kosten bijzondere bijstand worden verstrekt:
De bijzondere bijstand voor deze kosten worden verstrekt als bijstand om niet.
7. Meerkosten maaltijdvoorziening
Bedrag : het verschil tussen het vastgestelde bedrag voor een maaltijdvoorziening en de Nibud normen voor een zelfbereide maaltijd. Het vastgestelde bedrag is € 6,50 (en wordt zo nodig jaarlijks geïndexeerd) en is het gemiddelde bedrag voor een hoofdmaaltijd van maaltijdserviceorganisaties in en rond Den Helder.
In bepaalde situaties kan het voorkomen dat de inwoner niet meer of onvoldoende in staat is om zelf een maaltijd te bereiden. Veelal zal het gaan om een inwoner met een beperking. Iemand is dan aangewezen op een maaltijdvoorziening. Dit kan zijn een maaltijdvoorziening die aan huis bezorgd wordt, diepvriesmaaltijden voor een bepaalde periode of een maaltijd in een verzorgingstehuis. Het gaat altijd om maaltijdvoorzieningen van een daartoe gespecialiseerd bedrijf of instelling. Het verstrekken van een maaltijdvoorziening kan het zelfstandig (blijven) functioneren bevorderen. Uitbetaling vindt plaats na overleg van de nota’s.
Bij een toekennend besluit kan er eenmalig bijstand om niet verstrekt worden tot een bedrag van maximaal € 90,00 voor de aanschaf van een magnetron. Dit kan alleen op basis van individuele omstandigheden en maatwerk.
De bijzondere bijstand wordt uitbetaald na overleg van de aankoopnota.
De inwoner die gebruik maakt van rechtsbijstand is hiervoor een eigen bijdrage verschuldigd. Voor deze eigen bijdrage kan bijzondere bijstand worden verleend. Voorwaarde is dat er sprake is van een diagnosedocument van het Juridisch Loket (zie hieronder) en een toevoeging van de Raad voor Rechtsbijstand. Als er niet aan deze voorwaarden wordt voldaan, moet alsnog een overweging worden gemaakt volgens de individuele omstandigheden van de aanvrager.
Aanvragers worden in eerste instantie verwezen naar het Juridisch Loket voor het aanvragen van een diagnosedocument. Het diagnosedocument omvat een advies over door welke instantie(s) het probleem het beste kan worden opgelost. Heeft de inwoner een diagnosedocument, dan is hij een lagere eigen bijdrage verschuldigd voor het verkrijgen van een toevoeging van een advocaat. Hiermede wordt de inwoner gestimuleerd om, voordat er een verzoek om een toevoeging wordt gedaan, eerst advies in te winnen bij het Juridisch Loket. Hierdoor wordt ervoor gezorgd dat een zaak alleen als het noodzakelijk is, verwezen wordt naar een advocaat.
Daarnaast kan het voorkomen dat men griffierecht moet betalen aan de rechtbank. Dit griffierecht kan vanuit de bijzondere bijstand vergoed worden. Als de aanvrager geen toevoeging heeft, kan hij wel vermindering van de griffierechten aanvragen bij de Raad voor Rechtsbijstand. Hiermee moet bij bijstandsverlening rekening gehouden worden.
9. Reiskosten familiebezoek bij ziekte of detentie
Bedrag : kosten openbaar vervoer tweede klasse of
kilometervergoeding van € 0,19 per kilometer
Reiskosten in eerste instantie tot de algemene kosten van het bestaan. Hieronder zijn begrepen de reiskosten voor regulier familiebezoek, thuis of in een verzorgingshuis. In een aantal situaties kan echter via de bijzondere bijstand een reiskostenvergoeding verleend worden.
De noodzaak hiervoor wordt op individuele basis vastgesteld. Het gaat dan om:
Het familielid moet langer dan 6 weken en op minimaal 10 kilometer afstand van de woning van de aanvrager en in Nederland verblijven.
De reiskosten wordt voor éénmaal per week vergoed. Als meerdere keren per week noodzakelijk is, dan dient dit op individuele basis aangetoond worden.
10. Reiskosten i.v.m. scholing
Bedrag : kosten openbaar vervoer tweede klasse
De reiskosten van ten laste komende kinderen naar school kunnen vanuit de bijzondere bijstand worden vergoed als het onderwijs niet in de gemeente wordt aangeboden/niet kan worden gevolgd.
De bijzondere bijstand wordt beëindigd zodra er een studentenreisproduct wordt verstrekt via DUO.
11. Reiskosten specialistenbezoek
Bedrag : kosten openbaar vervoer tweede klasse of
kilometervergoeding van € 0,19 per kilometer
Voor de reiskosten van noodzakelijk specialisten- of artsenbezoek buiten de gemeente kan bijzondere bijstand worden verleend, tenzij behandeling ook in de gemeente mogelijk is.
12. Extra slijtage- en bewassingskosten
Bedrag : afhankelijk van individuele situatie.(zie Nibud normen)
De kosten die ten gevolge van ziekte, handicap of gebrek de voor de betreffende persoon en gezin normaal te achten kosten te boven gaan, worden aangemerkt als bijzonder noodzakelijke kosten.
Extra kinderbijslag – geen bijzondere bijstand
Als in geval van kinderen recht bestaat op extra kinderbijslag vanwege de extra kosten die voortvloeien uit ziekte, handicap of gebrek, kan er geen bijzondere bijstand worden verleend.
Indien sprake is van een huurwoning kan tijdelijk, tot het moment dat de huurtoeslag (maximaal) wordt toegekend, bijzondere bijstand voor de huurlasten worden verstrekt indien er geen of minder aanspraak gemaakt kan worden op huurtoeslag.
Als het aan de aanvrager te wijten is dat er een periode geen of minder huurtoeslag betaald wordt, wordt beoordeeld of sprake is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid.
Als er sprake is van tekortschietend besef, kan de bijzondere bijstand worden geweigerd of worden toegekend in de vorm van leenbijstand.
Indien de huur hoger is dan de maximale huurtoeslaggrens wordt de woonkostentoeslag toegekend voor de periode van maximaal een jaar en gelijktijdig wordt een verhuisplicht naar een goedkopere woning opgelegd
Ook als iemand een woning in eigendom heeft, is het mogelijk om bijzondere bijstand toe te kennen voor een woonkostentoeslag..
Voor de berekening van de woonkostentoeslag wordt rekening gehouden met:
Belastingvoordeel – hoogte wkt
Er wordt rekening gehouden met het belastingvoordeel dat de woningeigenaar heeft. Dit bedrag wordt doorberekend bij de vaststelling van de hoogte van de woonkostentoeslag.
Indien de woonlasten inclusief belastingvoordeel lager zijn dan de maximale huurtoeslaggrens, wordt een woonkostentoeslag verstrekt die gelijk is aan het bedrag van de huurtoeslag waarop aanspraak gemaakt zou kunnen worden in geval van een huurwoning. Er wordt in deze situatie geen verhuisplicht opgelegd.
Indien de woonlasten inclusief belastingvoordeel hoger zijn dan de maximale huurtoeslaggrens, wordt een woonkostentoeslag verstrekt als ware het dat de woonlasten gelijk zijn aan de huurgrens.
Er geldt dan een verplichting om te verhuizen naar goedkopere woonruimte.
14. Zorg gerelateerde en medische kosten
Uitgangspunt is dat de Zorgverzekeringswet (Zvw), de Wet Langdurige zorg (WLZ) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), naar vaste jurisprudentie van de Centrale raad van beroep (CRvB), samen een passende en toereikende voorliggende voorziening vormen voor medische kosten.
Indien binnen deze wetten een bewuste beslissing is genomen over de noodzaak van het al dan niet (volledig) vergoeden van bepaalde kostensoorten in het algemeen of in een specifieke situatie en die kosten niet als noodzakelijk zijn aangemerkt, kan daarvoor ook geen bijzondere bijstand worden verleend (artikel 15 lid 1 Participatiewet).
In de praktijk betekent dit dat een gehele of gedeeltelijke vergoeding (tot maximale bedragen), die op grond van de basisverzekering verstrekt wordt, bij overschrijding niet in aanmerking komt voor (aanvullende) bijzondere bijstand.
Op grond van zeer bijzondere individuele omstandigheden kan hiervan afgeweken worden.
In artikel 16 Participatiewet wordt aangegeven dat bijstand kan worden verleend als zeer dringende redenen dat noodzakelijk maken.
Collectieve zorgverzekering voor minima (CZM)
De gemeente biedt inwoners met een inkomen tot 120% de mogelijkheid om deel te nemen aan het Univé Gemeentepakket. Dit is een collectieve zorgverzekering die mensen met een minimum inkomen de mogelijkheid biedt een adequate zorgverzekering af te sluiten, waarbij de keuze gemaakt kan worden uit 2 aanvullende pakketten.
Deelnemers zijn tegen een gereduceerd tarief (op de premie wordt een een gemeentelijke tegemoetkoming verstrekt die rechtstreeks betaald wordt aan Univé) goed verzekerd. Het is de eigen verantwoordelijkheid en keuze van de inwoner om gebruik te maken van de collectieve zorgverzekering.
De aanmelding voor het Univé gemeentepakket gaat via Gezondverzekerd.nl.
Periodiek wordt beoordeeld of de inwoner terecht deelneemt aan het Univé Gemeentepakket.
Deelname aan het Univé Gemeentepakket eindigt als de inwoner een hoger inkomen gaat krijgen dan 120%. De verzekering loop dan door tot het eerstvolgende overstapmoment (1 januari van het nieuwe jaar). In geval van verhuizing of overlijden stopt de verzekering per de mutatiedatum van het BRP.
Basisverzekering is passend en toereikend – geen bijzondere bijstand
Als de inwoner ervoor kiest om niet deel te nemen aan het Univé Gemeentepakket loopt deze het risico voor hoge(re) medische kosten komen te staan. Er kan geen beroep gedaan worden op de bijzondere bijstand voor deze kosten. De basisverzekering is de voorliggende voorziening die passend en toereikend wordt geacht. Kosten die niet uit de basisverzekering vergoed worden, komen in principe ook niet voor een vergoeding vanuit de bijzondere bijstand in aanmerking.
Als een klant kosten heeft die niet vanuit de basisverzekering maar wel vanuit de aanvullende verzekering Univé Gemeentepakket worden, kan bij wijze van uitzondering bijzondere bijstand voor deze kosten worden verstrekt tot het eerst volgende overstapmoment. Dit is 1 januari van het volgende kalenderjaar.
Deze uitzondering wordt gemaakt zodat de klant, die geconfronteerd wordt met hoge zorgkosten, tot de eerste overstapmogelijkheid tegemoet te komen in kosten waar hij zich op dat moment niet tegen kan verzekeren.
De klant wordt in de gelegenheid gesteld om over te stappen naar het Univé Gemeentepakket, maar is dit niet verplicht.
Als de aanvrager kan aantonen dat zijn huidige zorgverzekering in zijn situatie beter en adequater is, dan kan de bijzondere bijstand ook na het overstapmoment worden toegekend/voortgezet.
15. Doorbetaling woonlasten tijdens detentie
Een persoon aan wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen, is op grond van artikel 13, eerste lid, sub a van de Participatiewet uitgesloten van het recht op bijstand.
Wanneer tijdens de detentieperiode iemand geen middelen heeft om de woonlasten te betalen, bestaat de kans dat diegene zijn of haar woning verliest. Omdat het niet maatschappelijk gewenst is dat (ex-)gedetineerden na een korte detentieperiode geen beschikking meer hebben over een zelfstandige woning, kan onder bepaalde voorwaarden bijzondere bijstand in de vorm van een renteloze geldlening worden verstrekt. Dit is buitenwettelijke, gemeentelijke beleid.
Onder woonlasten wordt verstaan de periodieke kosten voor aanhouden van de woning (de huur).
16. Doorbetaling vast lasten tijdens verblijf in inrichting
Bij een opname in een inrichting is de norm voor zak- en kleedgeld van toepassing. Het betalen van de vaste lasten (huur, energie, water) kan niet uit deze lage norm. Als de woning niet is opgezegd, lopen deze kosten gewoon door.
Als het gaat om een tijdelijke opname waarbij de intentie is dat de aanvrager na opnameperiode terugkeert naar de woning, kan bijzondere bijstand verstrekt voor de volgende kosten:
De bijzondere bijstand wordt verstrekt vanaf het moment dat de klant een inkomen naar zak-en kleedgeldnorm krijgt.
Deels in inrichting, deels thuis
Als de klant gedeeltelijk in de inrichting verblijft en gedeeltelijk thuis, bestaat er recht op een gedeeltelijke zak-en kleedgeldnorm en een gedeeltelijke reguliere norm. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt hierop aangepast.
Richtlijn: een weekend bestaat uit drie dagen indien de klant vrijdag vóór 12 uur vertrekt uit de inrichting en zondag ná 12 uur weer terugkeert.
17.Overbruggingsuitkering kosten levensonderhoud
Het komt voor dat een belanghebbende die een beroep doet op een bijstandsuitkering voor de kosten van levensonderhoud voorafgaande aan deze uitkering over geen of onvoldoende middelen beschikt om in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan te kunnen voorzien. Omdat de bijstandsuitkering achteraf betaalbaar gesteld wordt, kan in deze situaties een overbruggingsuitkering aangevraagd worden om de periode van datum aanvraag tot de uitbetalingsdatum van de algemene bijstand te kunnen overbruggen.
Voorbeelden van deze situaties zijn:
Een voorschot op grond van artikel 52 Participatiewet biedt in deze situaties geen oplossing, omdat een voorschot verrekend moet worden met de uitkering. In dat geval is het mogelijk om bijzondere bijstand als overbruggingsuitkering toe te kennen. Hiervan kunnen de kosten van levensonderhoud betaald worden, waaronder de vaste lasten.
De overbruggingsuitkering, die maximaal de van toepassing zijnde bijstandsnorm exclusief vakantietoeslag bedraagt, wordt om niet verstrekt.
De overbruggingsuitkering wordt in de vorm van een renteloze geldlening verstrekt, als de noodzaak van de verstrekking een gevolg is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.
18. Kosten kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie.
De Wet kinderopvang voorziet in de kosten van kinderopvang. Het is een voorliggende voorziening in relatie tot bijzondere bijstand.
Als sprake is van kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie is de gemeente verantwoordelijk. Ouders kunnen voor die kosten bijzondere bijstand aanvragen.
Van een sociaal medische indicatie is sprake als een ouder een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking heeft. Een indicatie kan worden afgegeven door een professionele hulpverleningsorganisatie zoals de GGZ, het team Jeugd en Gezin van de gemeente of de Opvoedpoli.
Een sociale indicatie wordt door de consulent vastgesteld en/of er wordt contact gelegd met de hulpverlenende instantie(s).
Voor alle indicaties geldt dat de omvang en duur van de kinderopvang wordt aangegeven en dat dit wordt opgenomen in de beschikking.
Ook als een ouder werkt en de partner niet in staat is om voor het kind te zorgen en dat is geïndiceerd, kan bijzondere bijstand verstrekt worden. Het doel daarvan is voorkomen dat de werkende ouder moet stoppen met werken.
19. Bijzondere bijstand uitwonende jongeren
Indien en voor zover een alleenstaande of alleenstaande ouder van 18 tot en met 20 jaar of gehuwden waarvan een of beide partners jonger is/zijn dan 21 jaar hogere bestaanskosten heeft/hebben waarin de van toepassing zijnde bijstandsnorm niet voorziet en de middelen van de ouder(s) hiertoe ontoereikend zijn of redelijkerwijs het onderhoudsrecht ten opzichte van de ouder(s) niet te gelde gemaakt kan worden, kan het college, op grond van artikel 12 Participatiewet , aanvullende bijzondere bijstand verlenen.
De bijzondere bijstand wordt verleend indien de noodzaak tot zelfstandige huisvesting, voortvloeiend uit bijzondere omstandigheden, is vastgesteld.
De hoogte van de bijzondere bijstand voor een alleenstaande of alleenstaande ouder bedraagt maximaal het verschil tussen de van toepassing zijnde norm en de bijstandsnorm zoals opgenomen in artikel 21 sub a Participatiewet.
De hoogte van de bijzondere bijstand voor gehuwden bedraagt maximaal het verschil tussen de van toepassing zijnde bijstandsnorm en de bijstandsnorm zoals opgenomen in artikel 21 sub b Participatiewet.
De aanvullende bijstand wordt niet verhoogd met een vakantietoeslag.
Kosten voor kinderen van 4 tot 18 jaar die aan sport doen kunnen vergoed worden uit het Jeugdfonds Sport. De maximale vergoeding bedraagt € 225,00 per kind per jaar.
Het aanvragen van een tegemoetkoming uit dit fonds gaat via een intermediair, zoals een onderwijzer, docent of hulpverlener. De afhandeling van de aanvragen is uitbesteed aan het Jeugdfonds Sport Den Helder (zie website).
Jeugd Onderwijs en Cultuurfonds
Kinderen van 4 tot 18 vanuit de doelgroep minima kunnen een beroep doen op het Jeugd Onderwijs en Cultuurfonds voor de kosten van buitenschoolse activiteiten, zoals een schoolreisje, excursie of muziekles.
De hoogte van de tegemoetkoming bedraagt € 225,00 per kind per jaar.
De tegemoetkoming wordt via een intermediair zoals een onderwijzer, docent of hulpverlener aangevraagd en afgehandeld door het JOC (zie website).
Het Kindpakket is bestemd voor ten laste komende kinderen van 0 tot 18 jaar uit de doelgroep minima.
Ouders die tot de doelgroep minima behoren kunnen het Kindpakket aanvragen. Het Kindpakket bedraagt € 200,-- per kind per jaar. Dit bedrag kan in 8 vouchers van € 25,-- worden uitgekeerd. Zonodig kan het bedrag in contant geld verstrekt worden.
Inwoners die bekend zijn bij het team Zorg, Participatie en/of Jeugd en tot de doelgroep minima behoren of vanwege een schuldentraject een besteedbaar inkomen hebben op het bijstandsniveau en ten laste komende kind(eren) hebben, ontvangen deze verstrekking ambtshalve.
Het Kindpakket wordt telkens voor 1 jaar toegekend.
De vouchers kunnen bij de deelnemende winkeliers verzilverd worden voor vastgestelde producten:
Er kan eenmalig € 170,-- extra verstrekt worden indien een kind de overstap maakt van het primaire onderwijs naar het voortgezet onderwijs. De ouder dient dit aan te tonen.
Er kan voor de afvalstoffenheffing kwijtschelding aangevraagd worden. Kwijtschelding kan aangevraagd worden via het digitale loket van Cocensus. Bij de kwijtschelding wordt het rijksbeleid gehanteerd.