Organisatie | Zeeland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Reglement voor het Waterschap Scheldestromen |
Citeertitel | Reglement voor het Waterschap Scheldestromen |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Bestuur |
Artikel 7, lid 1 en 3 werken terug tot 1 september 2014
Waterschapswet art. 2 en 6
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-09-2018 | 01-01-2018 | Art. 7 | 21-09-2018 | 18017592 | |
19-02-2015 | 29-09-2018 | Artikel 6, 7 en 10 | 13-02-2015 | BLD 184 | |
01-03-2010 | 01-09-2014 | Nieuwe regeling | 02-02-2010 Provinciaal Blad, 2010, 4 | 10001324 |
Provinciale staten van Zeeland en Noord-Brabant,
gelezen het voorstel van gedeputeerde staten van Zeeland d.d. 12 mei 2009, nr. 09018929/8;
dat de waterschappen Zeeuwse Eilanden en Zeeuws-Vlaanderen op 24 juni 2008 een principeovereenkomst tot fusie hebben afgesloten, waarbij zij onder andere hebben afgesproken:
dat de werkgelegenheid in het gebied van het waterschap Zeeuws-Vlaanderen in kwalitatieve en kwantitatieve zin minimaal behouden behoort te blijven en dat er gestreefd zou worden, voor zover dit inpasbaar is in de te realiseren efficiencytaakstelling, naar een plus voor Zeeuws-Vlaanderen bovenop de bestaande formatie;
dat de uitgangspunten van provinciale zijde zijn:
dat ook de provinciale uitgangspunten voldoende geborgd zijn in de afgesloten principeovereenkomst en dat de afspraken in de principeovereenkomst mede de basis vormen voor de oprichting en reglementering van het waterschap Scheldestromen,
Het waterschap is gevestigd in de gemeenten Middelburg en Terneuzen.
Het dagelijks bestuur bestaat uit de dijkgraaf en een door het algemeen bestuur te bepalen aantal andere leden dat ten minste 3 en ten hoogste 5 bedraagt.
In het geval van artikel 10, eerste lid, gaat de benoeming van degene, die de benoeming tot lid van het dagelijks bestuur heeft aangenomen, in op het tijdstip waarop tenminste de helft van het aantal leden van het dagelijks bestuur, niet zijnde de dijkgraaf, zijn benoeming heeft aangenomen of, indien de aanneming van de benoeming op een later tijdstip plaatsvindt, op dat tijdstip.
Degene die gedurende meer dan dertig dagen onafgebroken voor een lid van het dagelijks bestuur heeft waargenomen, geniet een vergoeding ten bedrage van de voor dat lid vastgestelde bezoldiging. De vergoeding wordt verminderd met hetgeen als lid van het algemeen bestuur als vergoeding wordt ontvangen.
Ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan de behartiging van de taak ter zake van het wegenbeheer wordt een heffing geheven van hen die:
Voor de toepassing van de bepalingen in de Waterschapswet met betrekking tot het toezicht op het waterschapsbestuur, wordt onder gedeputeerde staten verstaan: gedeputeerde staten van de provincie Zeeland.
Het waterschap Zeeuwse Eilanden is ingevolge artikel 28, eerste lid, van de Waterschapswet belast met de voorbereidingen van de verkiezingen van de leden van het eerste algemeen bestuur van het waterschap Scheldestromen.
De stemming voor de verkiezing als bedoeld in artikel 22 vindt plaats in een door de dagelijkse besturen van de op te heffen waterschappen gezamenlijk vast te stellen en door gedeputeerde goed te keuren periode vóór de datum van instelling van het waterschap Scheldestromen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 29, tweede lid, van de Waterschapswet.
Voor de vaststelling van de stemmingsperiode, bedoeld in het eerste lid, en de termijnen, bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Waterschapswet, is het daaromtrent bepaalde in de algemene maatregel van bestuur, bedoeld artikel 29, eerste lid, van de Waterschapswet, zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.
Tot aan de datum van instelling vormen de dagelijks besturen van de op te heffen waterschappen het bestuurlijk overleg onder voorzitterschap van een van de dijkgraven van de op te heffen waterschappen, daartoe aangewezen door de dagelijkse besturen van de op te heffen waterschappen. Het bestuurlijk overleg wijst een secretaris van het bestuurlijk overleg aan.
Het bestuurlijk overleg betrekt de algemene besturen van de op te heffen waterschappen bij de voorbereiding van de besluitvorming van de in lid 3 nader aangeduide aangelegenheden, waarvoor de algemene besturen eventueel in gezamenlijke vergadering bijeen kunnen komen. Het bestuurlijk overleg kan de algemene besturen ook bij voorbereiding van besluitvorming van andere aangelegenheden betrekken.
Met ingang van de datum van instelling en zolang de in het eerste lid bedoelde voorschriften en besluiten gelden, oefenen de in het waterschap bevoegde bestuursorganen en ambtenaren van het ingestelde waterschap de bevoegdheden uit welke bij die voorschriften en besluiten aan overeenkomstige organen en ambtenaren van de opgeheven waterschappen waren toegekend.
Met ingang van de datum van instelling van het waterschap gaan de secretarissen, de ambtenaren en het overige personeel van de op te heffen waterschappen over in dienst van het waterschap. De plaatsing in functie, met uitzondering van de functie van secretaris, geschiedt overeenkomstig de bepalingen van het sociaal statuut. Voorzieningen, de verdere voorbereiding van de overgang van de ambtenaren en overig personeel betreffende zijn onderwerp van het in lid 1 bedoelde georganiseerd overleg en van overleg met de ondernemingsraden van de op te heffen waterschappen.
Het bepaalde in artikel 28 is niet van toepassing op belastingverordeningen zoals bedoeld in artikel 113 van de wet. Ten aanzien van overgaand gebied houden deze verordeningen op te gelden met ingang van de datum van instelling van het waterschap, doch zij behouden hun rechtskracht voor de belastingjaren welke vóór die datum zijn aangevangen.
Op de jaarrekening van een opgeheven waterschap zijn de door het opgeheven waterschap vastgestelde verordeningen ex artikel 108 en artikel 109 van de wet en overige door het desbetreffende algemene bestuur vastgestelde voorschriften en beleidsregels inzake administratie en controle van toepassing, met dien verstande dat de daarbij aan het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur van het opgeheven waterschap toekomende bevoegdheden per datum instelling worden uitgeoefend door respectievelijk het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur van het waterschap. De controle van de jaarrekening en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het uitbrengen van een verslag van bevindingen geschiedt door de, door het algemeen bestuur van het opgeheven waterschap ex artikel 109 lid 2 van de wet, aangewezen accountant.
Provinciale Staten van Zeeland zijn rekening houdend met het bepaalde in artikel 6 van de wet bevoegd tot wijziging van dit reglement, tenzij het desbetreffende besluit een regeling bevat van de in artikel 5, tweede lid van de wet genoemde onderwerpen.
In dat laatste geval wordt overeenkomstig artikel 6 van een wet een gelijkluidend besluit genomen door provinciale staten van de provincies Zeeland en Noord-Brabant.
In 2007 is onderzoek gedaan naar de voor- en nadelen van een fusie van de Zeeuwse waterschappen Zeeuwse Eilanden en Zeeuws-Vlaanderen. Op basis van dit onderzoek is geconcludeerd dat er gronden zijn voor fusie van beide waterschappen, waarbij de provinciale uitgangspunten zijn: één toekomstbestendig Zeeuws waterschap, een taakstellend efficiencyvoordeel ad € 4 miljoen en nivellering van de tarieven en behoud van regionale werkgelegenheid.
Voorafgaand aan de start van het formele overleg tussen provincie en de waterschappen hebben de waterschappen onderling op 24 juni 2008 een principeovereenkomst tot fusie gesloten en hebben zij vervolgens de provincie verzocht bij de verdere besluitvorming rekening te houden met het bepaalde in de principeovereenkomst met o.a. afspraken over twee kantoren en zetels, werkgelegenheid en tarieven.
Aangezien ook de provinciale uitgangspunten voldoende geborgd zijn in de afgesloten principeovereenkomst vormen de afspraken in de principeovereenkomst mede de basis voor de oprichting en reglementering van het waterschap Scheldestromen.
Sinds de totstandkoming van de Waterschapswet in 1991 hebben zich belangrijke ontwikkelingen in het waterbeheer voorgedaan. Zo heeft het beleidsconcept integraal waterbeheer zijn intrede gedaan. Dit betekent dat het waterbeheer gericht is op alle aspecten van watersystemen in hun onderlinge samenhang. Daarnaast kenmerkt integraal waterbeheer zich door de externe samenhang met het beheer van de relevante omgeving van het watersysteem. Dit komt tot uitdrukking in de relaties met andere beleidsterreinen als natuur, milieu en ruimtelijke ordening. Het waterbeheer richt zich steeds meer van object naar functie. De afgelopen jaren heeft het waterbeheer tevens een sterke impuls gekregen door een aantal externe ontwikkelingen. In 2000 is de Europese kaderrichtlijn water in werking getreden. Deze kaderrichtlijn gaat ook uit van een watersysteembenadering, nu per (internationaal) stroomgebied. De hierboven geschetste ontwikkelingen hebben ook hun weerklank gevonden in de waterschapsorganisatie. Dit komt tot uiting in de vorming van all-in waterschappen (waarbij het kwantiteitsbeheer, de zorg voor de waterkering en het waterkwaliteitsbeheer in dezelfde hand gelegd zijn), maar vooral ook in de schaalvergroting van de waterschappen. Ten tijde van het ontstaan van de Waterschapswet waren er nog ruim 200 waterschappen. Deze waren divers van omvang en ook de taken varieerden. Er waren veel waterschappen waaraan slechts één van de waterschapstaken was toebedeeld. Sommige provincies hadden zuiveringsschappen ingesteld voor de uitvoering van de waterkwaliteitstaak, of hielden deze taak in eigen hand. Inmiddels heeft een forse stroomlijning en opschaling plaatsgevonden. Sinds 1 januari 2005 telde Nederland nog 26 all-in waterschappen.
Met de Wet modernisering waterschapsbestel (Stb. 2007, 208) is de Waterschapswet afgestemd op deze ontwikkelingen.
Zo worden bijvoorbeeld de taken waterkering en waterhuishouding niet meer afzonderlijk in de wet genoemd en wordt voor deze taken in de wet niet in separate heffingen, maar in een watersysteemheffing voorzien. Het onderscheid aan taken en heffingen is in de huidige waterschapsstructuur niet meer relevant, sterker nog, het past niet meer bij de hedendaagse praktijk van het (integrale) watersysteembeheer. Voor de taak bestaande uit de zorg voor het zuiveren van afvalwater is in de wet voorzien in een zuiveringsheffing.
Naast de voorgaande taken is aan het waterschap in Zeeland van oudsher de zorg voor de wegen buiten de bebouwde kom als neventaak opgedragen, voor zover het beheer niet bij anderen berust.
De wettelijke bevoegdheid waterschappen in te stellen en te reglementeren ligt bij provinciale staten. Artikel 2 van de Waterschapswet bepaalt dat de bevoegdheid tot het opheffen en het instellen van waterschappen, tot regeling van hun taken en inrichting en van de samenstelling van hun besturen en tot de verdere reglementering van waterschappen aan provinciale staten behoort en dat de uitoefening van deze bevoegdheid geschiedt bij provinciale verordening. In verband met het interprovinciale karakter van waterschap Scheldestromen dienen provinciale staten van Zeeland en Noord-Brabant gezamenlijk het reglement vast te stellen. Tussen beide provincies is overeengekomen dat het toezicht op het waterschap berust bij de provincie Zeeland.
De belangrijkste aanpassingen die voortvloeien uit de middels de Wet modernisering waterschapsbestel herziene Waterschapswet richten zich op het volgende.
Ten eerste is in het reglement een uitspraak gedaan over de omvang van het algemeen bestuur. De wet maximeert de omvang van het algemeen bestuur op 30 leden. Het minimum aantal leden is 18.
Ten tweede is in het reglement een keuze gemaakt voor het aantal zetels voor de specifieke belangencategorieën. De wet onderscheidt voor de bestuurssamenstelling drie specifieke belangencategorieën te weten bedrijven, natuurterreinen en agrarisch / overig ongebouwd. De wet geeft aan dat aan deze categorieën minimaal 7 en maximaal 9 zetels moeten worden toegedeeld. Dit zijn de zogenoemde “geborgde zetels”. De overige zetels zijn voor de categorie ingezetenen.
Ten derde zijn in het reglement het aantal geborgde zetels voor elk van de specifieke belangencategorieën bepaald en is de organisatie aangewezen die de leden van de belangencategorie agrarisch en overig ongebouwd benoemd.
Ten vierde is in het reglement een keuze gemaakt voor het al dan niet instellen van de kiesdistricten. Er is voor gekozen om in het reglement geen artikel op te nemen tot het invoeren van kiesdistricten.
Voorgaande onderwerpen worden nader toegelicht bij de artikelgewijze toelichting.
Naast de wijzigingen die voortvloeien uit de Wet modernisering waterschapsbestel is tevens getracht de waterschapsreglementen interprovinciaal te uniformeren. Bij het opstellen van het onderhavige reglement is dan ook gebruik gemaakt van een modelreglement dat door het IPO, in overleg met de Unie van Waterschappen, is opgesteld.
Het onderhavige reglement schept in aansluiting op de Waterschapswet en de daarbij behorende Algemene maatregel van bestuur (Waterschapsbesluit) het kader voor het waterschap, in het bijzonder voor wat betreft de taken en bestuurssamenstelling. Het beperkt zich tot de essentiële aspecten betreffende de inrichting en het functioneren van het waterschap. De belangrijkste onderwerpen die worden geregeld, zijn het gebied, de taak, het bestuur, de verdeling van de geborgde zetels over de specifieke belangencategorieën, het aanwijzen van de organisaties die de vertegenwoordigers voor categorieën bedrijven en ongebouwd mogen benoemen en het toezicht. De kostentoedeling en het kiesrecht wordt thans uitputtender geregeld in de Waterschapswet en het daarbij behorende Waterschapsbesluit.
Om te borgen dat de door de beide waterschappen gemaakte afspraken in de principeovereenkomst betreffende behoud van werkgelegenheid in met name Zeeuws-Vlaanderen, hetgeen ook het provinciale uitgangspunt is, gerealiseerd zullen worden is in het reglement opgenomen dat het waterschap zetelt in Middelburg en Terneuzen (artikel 3).
De keuze voor twee zetels is onlosmakelijk verbonden aan de door de te fuseren waterschappen onderschreven wens tot behoud en verdeling van de werkgelegenheid zoals verwoord in de principeovereenkomst.
Het in het reglement vast leggen dat het waterschap formeel zetel heeft in de twee met name genoemde locaties is onlosmakelijk verbonden met het scheppen van waarborgen voor het in stand houden van werkgelegenheid in de vestigingen op de beide locaties. Dit impliceert dat een significante afwijking van de werkgelegenheidverdeling over de beide locaties waar het waterschap formeel zetelt niet mogelijk is zonder het reglement op het punt van de zetel te wijzigen.
Wijziging van het reglement is slechts mogelijk als, zoals de Waterschapswet het formuleert, daarvoor ‘gronden’ (zwaarwegende argumenten) zijn en de wettelijke procedure als bedoeld in de Waterschapswet wordt gevolgd.
De in de principeovereenkomst opgenomen harde randvoorwaarde dat bij fusie de tarieven in het gebied van het huidige waterschap Zeeuwse Eilanden niet zullen stijgen, terwijl de tarieven in het gebied van het huidige waterschap Zeeuws-Vlaanderen zullen dalen, komt voldoende tegemoet aan de door ons college geformuleerde uitgangspunten inzake een taakstellend efficiencyvoordeel ad € 4 miljoen structureel en nivellering van tarieven.
Uit de door de huidige waterschappen voor te bereiden en door het bestuur van het nieuwe waterschap vast te stellen (meer)jarenbegroting en belastingverordeningen zal blijken of deze doelstelling behaald is.
Ten laatste zijn met het oog op de fusie tussen beide Zeeuwse waterschappen een aantal overgangsbepalingen opgenomen.
Op grond van artikel 1, tweede lid van de Waterschapswet kunnen als “hoofdtaken” aan de waterschappen de zorg voor het watersysteem en de zorg voor het zuiveren van het afvalwater op de voet van artikel 15a Wet verontreiniging oppervlaktewateren worden opgedragen. In dit reglement is het begrip watersysteem nader gedefinieerd en is aansluiting gezocht bij de terminologie van de Waterwet. De Waterwet is inmiddels door beide kamers van de Staten-Generaal aangenomen en zal naar verwachting eind 2009 in werking treden. Het zuiveren van het afvalwater is niet nader gedefinieerd omdat deze definitie afdoende is geregeld in de Waterschapswet en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren c.q. de Waterwet.
Bij het bepalen van het gebied van het waterschap is acht geslagen op het uitgangspunt voor de bestuurlijke organisatie van de waterstaatszorg, dat bij de vorming van waterschappen zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de waterstaatkundige eenheden. Een waterstaatkundige eenheid bestaat uit een samenhangend stelsel van oppervlaktewateren en gronden (inclusief mensen en gebouwen), die belang hebben bij de instandhouding van dat stelsel.
Het gebied van het waterschap wordt aangegeven op een kaart die deel uitmaakt van het reglement.
Op de kaart zijn de grenzen van het waterschapsgebied zo eenduidig mogelijk vastgelegd.
Er kunnen gebiedsspecifieke situaties zijn waarbij het noodzakelijk is de grens van het waterschapsgebied nauwkeuriger vast te stellen (bijvoorbeeld daar waar de grens door bebouwd gebied loopt). In het reglement is de mogelijkheid opgenomen voor de precieze aanduiding van de grenzen van het waterschapsgebied detailkaarten vast te stellen. Het vaststellen van de detailkaarten is opgedragen aan gedeputeerde staten.
Het waterschap functioneert als een organisatorische eenheid, waarbinnen de beide vestigingsplaatsen in het licht van de huisvesting een gelijkwaardige positie innemen. Verwezen zij verder naar het algemene gedeelte van de toelichting.
In artikel 1, eerste lid van de Waterschapswet is het functionele karakter van de waterschappen vastgelegd: hun taak is de waterstaatkundige verzorging van een bepaald gebied. Deze taak wordt vervolgens in het tweede lid nader gespecificeerd in de zorg voor het watersysteem en de zorg voor het zuiveren van afvalwater op de voet van artikel 3.4 van de Waterwet. In de Waterschapswet worden de zorg voor de waterkering en de zorg voor de waterhuishouding dus niet meer als aparte taken onderscheiden.
In artikel 4 van het reglement is aangesloten bij de wet en de huidige situatie door aan het waterschap de zorg voor het watersysteem en de zorg voor het zuiveren van afvalwater op te dragen. De zorg voor het watersysteem omvat de zorg voor de waterkering en de zorg voor de waterhuishouding, waaronder ook de zorg voor de waterkwaliteit en na inwerkingtreding Waterwet de zorg voor het grondwater. Onder de zorg voor de waterhuishouding moet ook het regelen van de grondwaterstanden via het peilbeheer van het oppervlaktewater worden gerekend. Het gebruik van de term “zorg voor het watersysteem” benadrukt dat de tot op heden afzonderlijk benoemde taken een nauwe onderlinge samenhang kennen en als één integrale taak moeten worden uitgevoerd. De toekenning van “de zorg voor het watersysteem” aan het waterschap impliceert overigens niet dat alle zorg voor het watersysteem of de watersystemen in het waterschapsgebied aan het waterschap wordt toegekend. Ook andere overheden oefenen taken ter zake uit. In het eerste lid van artikel 4 is daarom aangegeven dat het waterschap verantwoordelijk is voor de waterstaatkundige verzorging van zijn gebied, voorzover deze taak niet bij andere publiekrechtelijke lichamen berust.
In artikel 4, tweede lid is ook de zuivering van afvalwater aan het waterschap opgedragen. Sinds 2002 ligt de zorgplicht voor de zuivering van stedelijk afvalwater via artikel 3.4 van de Waterwet al wettelijk bij het waterschap.
In artikel 4, derde lid, is geregeld dat aan het waterschap als reglementaire taak ook de zorg voor de openbare wegen buiten de bebouwde kom in de zin van de Wegenwet is opgedragen, voor zover deze zorg niet tot de taak van anderen behoort, zoals bijvoorbeeld het beheer van de rijkswegen en provinciale wegen. Dit is in meerdere waterschappen in het westen van Nederland het geval en is tevens verankerd in de Wet Herverdeling Wegenbeheer. Tot de wegenzorg behoort onder meer het beheer en onderhoud, de aanleg en verbetering van de betreffende wegen, alsmede de zorg voor de verkeersveiligheid.
Dit hoofdstuk geeft een aanvulling op de bepalingen in de Waterschapswet en het Waterschapsbesluit. De wet regelt onder meer de vereisten voor het lidmaatschap van het bestuur, de verkiezingen, nevenfuncties, onverenigbare betrekkingen en het afleggen van de eed (dan wel verklaring en belofte). Voorts bevat de wet bepalingen over de vergaderingen van algemeen en dagelijks bestuur. Het, op de wet gebaseerde, Waterschapsbesluit bevat onder meer regels over rechtspositionele aangelegenheden aangaande de voorzitter, zoals benoeming, schorsing, tijdelijk niet uitoefenen van zijn functie, ontslag, uitkering bij ontslag en aanspraken ingeval van ziekte.
In artikel 10 van de Waterschapswet is bepaald dat het bestuur van een waterschap bestaat uit een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter, onverminderd hetgeen het reglement bepaalt over de benaming van die onderscheidene bestuursorganen.
Het algemeen bestuur kan besluiten dat de bestuursorganen niet worden aangeduid met de benaming als genoemd in de Waterschapswet, maar met de benaming als genoemd in het tweede lid van deze reglementsbepaling.
In de Waterschapswet is, uit oogpunt van uniformering, maar ook vanwege doelmatigheid en slagvaardigheid, de minimale en maximale omvang van het algemeen bestuur vastgelegd. Het algemeen bestuur kan bestaan uit minimaal achttien en maximaal dertig leden.
Om te garanderen dat daadwerkelijk alle belangencategorieën vertegenwoordigd zijn, dient niet alleen de omvang van het algemeen bestuur in het reglement te worden vast gesteld, maar ook het aantal zetels dat daarbinnen toegekend wordt aan ieder van de specifieke categorieën bedrijven, agrarisch / overig ongebouwd, en natuurterreinen. Op een totale bestuursomvang van minimaal achttien en maximaal dertig zetels dienen op grond van de wet zeven tot negen zetels te worden gereserveerd voor de specifieke categorieën gezamenlijk, waarbij iedere categorie minimaal één zetel toegewezen krijgt om vertegenwoordiging zeker te stellen. De overige zetels zijn voor de categorie ingezetenen.
Met dit stelsel wordt verzekerd (“geborgd”) dat bij de taakuitoefening door het waterschap met alle onderscheiden taakbelangen, de algemene én de specifieke, rekening wordt gehouden. Deze benadering doet recht aan het functionele karakter van het waterschap, dat zich daarmee onderscheidt van de organen van algemene democratie.
Het algemeen bestuur van waterschap Zeeuws-Vlaanderen heeft sinds 1999 25 leden. De algemene vergadering van het zowel qua oppervlakte als qua inwonertal grotere Zeeuwse Eilanden telt sinds 2009 het wettelijk maximum aantal van 30 leden. Aangezien het fusiewaterschap groter is dan het waterschap Zeeuwse Eilanden ligt het voor de hand dat ook het algemeen bestuur van dit waterschap bestaat uit het wettelijk maximum van 30 leden.
23 zetels zijn beschikbaar voor de categorie ingezetenen en 7 geborgde zetels voor de specifieke belangencategorieën bedrijven, agrarisch / overig ongebouwd, en natuurterreinen. Daarmee is een substantieel aantal zetels beschikbaar voor de verkiezingen volgens het lijstenstelsel (categorie ingezetenen). Dit voorziet voldoende in maximalisatie van het aantal verkiesbare zetels ten behoeve van het democratisch gehalte van het waterschapsbestuur en draagt bij aan de transparantie en de herkenbaarheid van het waterschapsbestuur. De gekozen bestuursomvang biedt tevens voldoende mogelijkheden voor regionale spreiding en representativiteit vanuit de diverse regio’s.
Doel van de geborgde zetels is het zekerstellen van de vertegenwoordiging van alle onderscheiden belangen in het waterschapsbestuur.
Op basis van artikel 13 van de Waterschapswet is gekozen vooreen totale bestuursomvang van 30 zetels (het wettelijk toegestane maximum) en de toedeling van 7 geborgde zetels aan de specifieke belangencategorieën bedrijven, agrarisch / overig ongebouwd, en natuurterreinen.
Overwegingen gelet op de Waterschapswet en de Memorie van Toelichting.
Uit de herziene Waterschapswet en de Memorie van Toelichting bij de Wet modernisering waterschapsbestel (paragraaf 7) volgt het volgende:
In het waterschapsbestuur zijn zowel de belangengroepen bij het watersysteembeheer als de belanghebbenden bij de zuivering van afvalwater vertegenwoordigd. Beide groepen hebben immers belang bij de taakuitoefening.
In het bestuur worden de volgende categorieën onderscheiden:
Bedrijven. Deze categorie dekt de belangen van de eigenaren van bedrijfspanden, plus de belangen van de lozers van bedrijfsafvalwater. Hun belangen betreffen de bescherming van eigendommen tegen wateroverlast en het belang om zich op een verantwoorde manier van hun afvalwater te ontdoen via door het waterschap beheerder rioolwaterzuiveringsinrichtingen.
Volgens de Waterschapswet wordt voor de bepaling van het aantal zetels van elke categorie in aanmerking genomen “de aard en de omvang van het belang of de belangen die de categorie heeft bij de oefening van de taken van het waterschap”.
De wet geeft hiervoor geen nadere criteria. Volgens de Memorie van Toelichting kan de provincie de mate van diversiteit van de belangen bij de bepaling van het aantal en de verdeling van de (geborgde) zetels betrekken. Volgens de toelichting is de omvang van de betaling geen zelfstandig afwegingscriterium voor de mate van zeggenschap van een categorie. Dat wil echter niet zeggen dat deze factor buiten beschouwing zal blijven in de afweging: de omvang van de betaling is immers ook afgeleid van de mate van belang en kan nog steeds gezien worden als een (zij het globale) indicator daarvoor.
Overwegingen m.b.t. de keuze van het aantal en de verdeling van de geborgde zetels.
De verdeling van de geborgde zetels over de specifieke categorieën bedrijven, agrariërs en natuurterreinbeheerders steunt op de volgende overwegingen:
de aard van de belangen van de specifieke categorieën is divers. Derhalve is de taakuitoefening van het waterschap divers in het behartigen van de verschillende belangen. Als zodanig biedt de aard van het belang geen concrete, direct vergelijkbare aanknopingspunten voor het bepalen van de mate van het belang van elke categorie;
Hoewel er geen lineaire relatie is tussen zeggenschap en financiering kan worden gesteld dat, nu er een indirecte relatie tussen zeggenschap en betaling blijft bestaan, de verhouding tussen de toe te delen zeggenschap en de mate waarin de kosten door een belangencategorie worden gedragen reëel moet zijn.
Bij de gekozen verdeling van de geborgde zetels is daarvan sprake.
Op grond van de Waterschapswet worden de vertegenwoordigers van categorie bedrijven, ter invulling van de geborgde zetels, benoemd door de Kamers van Koophandel. In het waterschapsgebied is de Kamer van Koophandel Zuidwest Nederland bevoegd.
Met het benoemen van de vertegenwoordigers van de categorie natuurterreinen is ingevolge de Waterschapswet het Bosschap belast.
Het voorgaande behoeft op grond van de Waterschapswet en het bijbehorende Waterschapsbesluit niet nader te worden geregeld in het reglement.
Voor categorie agrarisch / overig ongebouwd heeft de wetgever het aan de provincie overgelaten in het reglement de organisatie(s) aan te wijzen die de benoeming doet (doen).
Bij de aanwijzing van de organisatie is rekening gehouden met de verschillende binnen de categorie agrarisch / overig ongebouwd te vertegenwoordigen belangen en de organisatiegraad. Het ligt in de rede om de Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie (ZLTO) aan te wijzen om de vertegenwoordigers te benoemen in het waterschapsbestuur. ZLTO heeft namelijk een substantiële dekkingsgraad binnen de provincie. De provincie Zeeland kent een substantieel areaal akkerbouw en fruitteelt, en in mindere mate veehouderij. Er wordt vanuit gegaan dat de ZLTO alle belangen binnen de sector (waaronder akkerbouw, fruitteelt en veehouderij) vertegenwoordigt en ook andere (regionale) organisaties met belangen op deze terreinen zoveel mogelijk bij het benoemen van de vertegenwoordigers zal betrekken.
De selectie van de vertegenwoordigers is een verantwoordelijkheid van de benoemende organisatie.
De procedure voor het benoemen van de vertegenwoordigers is geregeld in de ex artikel 14 lid 4 van de Waterschapswet door de organisaties getroffen regelingen omtrent de selectie en benoeming van de vertegenwoordigers van de desbetreffende categorie. Het staat andere in de regio belanghebbende organisaties vrij de ZLTO te benaderen om hierover tot afstemming te komen.
De benoeming is bindend, dat wil zeggen de status van de benoemde kandidaten is gelijk aan die van gekozen kandidaten. Slechts de toetsing door het algemeen bestuur op grond van artikel 24 van de Waterschapswet kan toelating tot het algemeen bestuur verhinderen.
De Waterschapswet geeft in de artikelen 35 tot en met 39 een aantal bepalingen over openbare en besloten vergaderingen en over geheimhouding. Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor haar vergaderingen vast. Voor de invulling van dat reglement verdient het aanbeveling zoveel mogelijk aan te sluiten bij de regelingen, die de Gemeentewet en de Provinciewet kennen omtrent onderwerpen van vergaderorde. Met name wordt hierbij gedacht aan het vergader- en het besluitquorum, de wijze van uitschrijven van een nieuwe vergadering en het opstellen van de agenda, stemrecht van de leden, stemprocedures en het bepalen van de stemuitslag.
Ten aanzien van de omvang van het dagelijks bestuur kan het reglement alleen bepalen hoeveel leden het dagelijks bestuur ten minste en ten hoogste telt. In verhouding tot de omvang van het algemeen bestuur en ter voorkoming van versnippering van bestuurstaken is gekozen voor maximaal 5 bestuursleden exclusief de dijkgraaf. Bij het bepalen van het minimale aantal leden van het dagelijks bestuur (exclusief de dijkgraaf) is het doelmatig en slagvaardig optreden uitgangspunt. In verband hiermee is het minimaal aantal leden bepaald op 3.
Het algemeen bestuur zal door de bandbreedte kunnen bepalen hoe men de vertegenwoordiging uit het algemeen bestuur gestalte wil geven en hoe men de werkzaamheden over de db-leden wil verdelen.
In de (eerste) vergadering van het algemeen bestuur vindt de benoeming plaats van de leden van het dagelijks bestuur niet zijnde de dijkgraaf. De tot lid van het dagelijks bestuur benoemde wordt geacht zijn benoeming niet aan te nemen, indien hij op de tiende dag nadat hij in kennis is gesteld van zijn benoeming zijn benoeming niet heeft aanvaard. Aanvaarding van de benoeming dient te geschieden door middel van een aangetekende brief. Hiermee wordt aangesloten bij het stelsel van fictieve weigering zoals ook opgenomen in de Provinciewet en de Gemeentewet.
In artikel 41, tweede lid van de Waterschapswet is bepaald dat de benoeming van de leden van het dagelijks bestuur plaatsvindt uit het algemeen bestuur. Gedeputeerde staten kunnen hiervan ontheffing verlenen indien het reglement die mogelijk biedt. In het tweede lid is deze mogelijkheid aan gedeputeerde staten gegeven. Dit maakt het mogelijk om geschikte kandidaten voor het dagelijks bestuur te vinden buiten de kring van het algemeen bestuur. Leden van het dagelijks bestuur die op deze wijze zijn benoemd maken daarmee overigens nog geen deel uit van het algemeen bestuur. Dat zou immers leiden tot een wijziging van het aantal zetels van het algemeen bestuur. Voor de leden van het dagelijks bestuur die niet tot het algemeen bestuur behoren gelden op grond van artikel 45 wel de eisen die aan de verkiesbaarheid van leden van het algemeen bestuur worden gesteld alsmede de incompatibiliteiten voor het lidmaatschap van het algemeen bestuur. Ook de verplichting tot het afleggen van de eed of de belofte is op deze leden van het dagelijks bestuur van toepassing. Wel moet worden geregeld dat deze leden van het dagelijks bestuur gelijktijdig met de andere leden af treden. Daarbij dient expliciet te worden opgemerkt dat de leden van het dagelijks bestuur die via de ontheffing van artikel 41, tweede lid, van de wet in het dagelijks bestuur zijn terecht gekomen alleen lid zijn van het dagelijks bestuur. Zij mogen dus alleen de bevoegdheden uitoefenen die horen bij het dagelijks bestuur. Ze zijn geen lid van het algemeen bestuur en kunnen dan ook geen bevoegdheden uitoefenen van het algemeen bestuur.
De invulling van een open gevallen plek in het dagelijks bestuur geschiedt zo spoedig mogelijk. Dit kan anders zijn indien het algemeen bestuur besluit het aantal leden van het dagelijks bestuur te verminderen.
In dit artikel wordt het aanvangstijdstip van de benoeming van de leden van het dagelijks bestuur geregeld alsmede de opvolging van het gehele dagelijks bestuur na de verkiezingen.
Dit artikel vormt een aanvulling op artikel 41 van de wet, waarin het ontslag van de leden van het dagelijks bestuur - met uitzondering van de voorzitter - summier wordt geregeld. De leden van het dagelijks bestuur, die hun ontslag nemen, geven hiervan, om bewijsrechtelijke redenen, schriftelijk kennis aan het algemeen bestuur. Deze bepaling komt overeen met de artikelen 42 en 43 van respectievelijk de Provinciewet en de Gemeentewet. De Waterschapswet bevat terzake geen bepalingen. Uit de aard van de rechtshandeling vloeit voort dat opzegging niet met terugwerkende kracht mogelijk is (vergelijk artikel 43 Gemeentewet en 42 Provinciewet).
Leden van het dagelijks bestuur kunnen worden vervangen door leden van het algemeen bestuur. De vervanging kan door het algemeen bestuur worden geregeld op verzoek van het dagelijks bestuur, het betreffende lid van dat bestuur, of uit eigen beweging. Bepalend is of de vervanging nodig is voor een goede taakvervulling van het betreffende bestuursorgaan. Algemene regels kunnen hiervoor niet worden gegeven. Het tweede lid regelt de vergoeding bij vervanging van een lid van het dagelijks bestuur.
Het dagelijks bestuur stelt voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast. Een verschil tussen de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur is, dat de vergaderingen van het dagelijks bestuur met gesloten deuren worden gehouden, tenzij dit bestuur anders heeft bepaald. Het reglement van orde voor de vergaderingen kan regels geven over de openbaarheid van de vergaderingen van het dagelijks bestuur (artikel 42 Waterschapswet).
Met de toevoeging van de woorden “en andere werkzaamheden” wordt aangesloten bij wat daaromtrent in de praktijk is gegroeid en hetgeen is bepaald in de Provinciewet en de Gemeentewet. In de reglementen van orde worden meer activiteiten geregeld dan alleen de vergaderingen. Andere werkzaamheden kunnen betrekking hebben op de bekendmaking van besluiten, de schriftelijke afdoening van zaken en de procedurele voorbereiding van de in het dagelijks bestuur te bespreken nota’s.
Alvorens een aanbeveling voor de benoeming van de voorzitter als bedoeld in artikel 46, derde lid, van de wet, wordt opgemaakt, wordt, behalve in het geval van herbenoeming, een open sollicitatieprocedure gevolgd. Met een open sollicitatie wordt bedoeld een bekendmaking in de daarvoor geëigende kranten en of vakbladen.
De vervanging van de secretaris wordt geregeld door het algemeen bestuur. De secretaris zelf is geen bestuursorgaan. Hij is eerste adviseur van het algemeen en dagelijks bestuur. Het algemeen bestuur stelt nadere regels vast omtrent de taak en de bevoegdheid van de secretaris. Hierbij kan het algemeen bestuur artikel 33, eerste en tweede lid van de wet van overeenkomstige toepassing verklaren.
Een soortgelijke regeling is opgenomen in de Gemeentewet (artikel 103, lid 2) en de Provinciewet (artikel 100, lid 2).
In dit hoofdstuk worden - gelet op het bepaalde in Hoofdstuk XVIIA, van de wet - enkel nadere regels gesteld met betrekking tot de toedeling van kosten en heffing ter bekostiging van het wegenbeheer.
De toedeling van kosten en heffing ter bekostiging van de watersysteemheffing en de zuiveringsheffing is geregeld in de wet. De wet voorziet niet in de mogelijkheid om met betrekking tot de laatstgenoemde heffingen in het reglement nadere regels op te nemen.
Op grond van artikel 122a, eerste lid, van de Waterschapswet kan ter behartiging van de wegentaak een heffing worden geheven van de in artikel 122a, tweede lid, van de Waterschapswet, onder a tot en met d, genoemde belangencategorieën. Met deze reglementbepaling is hieraan toepassing gegeven.
Dit artikel regelt de systematiek voor de kostentoedeling terzake van het wegenbeheer aan de bij deze taak belanghebbende categorieën, als bedoeld in artikel 122a, tweede lid, van de Waterschapswet.
Met deze reglementbepaling is toepassing gegeven aan artikel 122b van de Waterschapswet.
De systematiek is analoog aan de systematiek die in de Waterschapswet is opgenomen voor de watersysteemheffing.
In verband met het interprovinciaal karakter van het waterschap moet, ingevolge artikel 164 van de Waterschapswet, in het reglement een regeling over het toezicht worden opgenomen. Aangezien het waterschapsgebied voor het grootste deel op het grondgebied van de provincie Zeeland, en slechts voor een zeer klein deel in de provincie Noord-Brabant is gelegen, is de uitoefening van het in artikel 164 van de Waterschapswet bedoelde toezicht ingevolge titel V van de Waterschapswet hetzij van enige andere vorm van toezicht aan het college van gedeputeerde staten van de provincie Zeeland opgedragen.
Het opdragen van het toezicht aan één bestuursorgaan sluit voorts aan bij het advies “Interbestuurlijk toezicht herijkt” van de Bestuurlijke Werkgroep Alders.
De opsomming in dit artikel van de door het waterschap te verstrekken informatie is niet limitatief bedoeld. Zo kunnen bijvoorbeeld in de verordening als bedoeld in artikel 3.10 van de Waterwet nadere regels worden gesteld met betrekking tot de door het dagelijks bestuur te verstrekken informatie en (ontwerp)besluiten die al dan niet aan goedkeuring zijn onderworpen.
Voor besluiten die niet aan preventief toezicht zijn onderworpen geeft de Waterschapswet in artikel 156 de mogelijkheid van schorsing, eventueel gevolgd door vernietiging. Gedeputeerde staten kunnen hiertoe spontaan overgaan, dan wel een ingediend verzoekschrift honoreren. Het spontane vernietigingsrecht strekt zich uit over alle waterschapsbesluiten. De wet noemt in artikel 153 – limitatief – de besluiten waartegen belanghebbenden beroep kunnen instellen bij gedeputeerde staten.
De regels die gelden voor de uitoefening van het schorsings- en vernietigingsrecht zijn in de Waterschapswet beschreven. De criteria voor vernietiging van een besluit zijn ingevolge het bepaalde in de Waterschapswet en de Algemene wet bestuursrecht: strijd met het recht of het algemeen belang. Om spontaan repressief toezicht mogelijk te maken ten aanzien van in ieder geval de wezenlijke besluiten is een meldingsplicht vastgesteld.
Volgens de Waterschapswet moeten in ieder geval aan gedeputeerde staten worden toegezonden:
Ook op grond van andere wetten bestaan voor de waterschappen verplichtingen tot toezending van besluiten aan gedeputeerde staten. Het reglement vult de wettelijke opsomming aan met een categorie gegevens die van wezenlijk belang is en waarvan derhalve op provinciaal niveau kennis dient te bestaan.
Paragraaf 1 Verkiezing en benoeming leden algemeen bestuur
De Waterschapswet regelde in het verleden niets over fusies van waterschappen, zodat het ex artikel 133 Grondwet juncto artikel 2 Waterschapswet volledig aan de provincie was om de daarvoor benodigde specifieke regeling te treffen. Met de Wet modernisering waterschapsbestel is één onderdeel nu wel wettelijk geregeld, namelijk de totstandkoming van het nieuwe algemene bestuur per ingang van de fusiedatum (en als gevolg daarvan ook het nieuwe dagelijks bestuur). Dit dient een nieuw verkozen bestuur te zijn, nader geregeld in de artikelen 26 t/m 30 Waterschapswet. Uiteraard zal dit bestuur moeten voldoen aan de door de wet gestelde normen voor het algemeen en dagelijks bestuur (zoals maximaal 30 AB-leden, waarvan maximaal 9 geborgde zetels). Ter voorbereiding en uitvoering van de verkiezingen voor het nieuwe bestuur moet bij het besluit tot instelling van een nieuw waterschap een van de fuserende waterschappen aangewezen worden dat met de voorbereidingen van de verkiezingen belast is (artikel 28 waterschapswet).
Artikel 29 van de Waterschapswet juncto het Waterschapsbesluit geeft de mogelijkheid af te wijken van bepaalde in het Waterschapsbesluit opgenomen termijnen en de stemperiode.
Paragraaf 2 Bestuurlijke voorbereiding
Omdat per ingangsdatum fusie het nieuwe waterschap moet kunnen functioneren zal deze grondig voorbereid moeten worden. Daarvoor is door beide waterschappen zelf een organisatie op poten gezet. Daarnaast dient middels het reglement voor bepaalde zaken een voorbereidingsbestuur geformaliseerd te worden. Voor verkiezingen is dit niet nodig. Bij de instelling moet enkel het waterschap aangewezen worden dat deze verkiezingen formeel moet organiseren en afwikkelen.
In het reglement wordt het bestuurlijk overleg, bestaande uit de dagelijkse besturen van de fuserende waterschappen, als voorbereidingsbestuur geformaliseerd. Het is belast
met de regeling en het bestuur van aangelegenheden, waarvan besluitvorming nodig is voor het volledig kunnen functioneren van het waterschap. Daartoe behoren in ieder geval de begroting, de kostentoedelingsverordening en de belastingverordeningen. Aangezien een begroting etc. zo snel mogelijk door het nieuwe waterschap vastgesteld zal moeten kunnen worden zal een voorziening getroffen moeten worden om deze voorafgaand aan de fusie procedureel te kunnen voorbereiden.
Bijzondere aandacht verdient de functie van dijkgraaf van het nieuwe waterschap. Aangezien per fusiedatum de fuserende waterschappen ophouden te bestaan houden ook de functies van dijkgraaf van deze waterschappen op te bestaan. Het waterschapsbesluit geeft dan ook in artikel 3.21 aan dat zittende dijkgraven ontslagen kunnen worden bij opheffing van hun waterschap. Voor de benoeming door de kroon van een dijkgraaf voor het fusiewaterschap dient ex artikel 46 Waterschapswet het algemeen bestuur van het nieuwe waterschap een aanbeveling op te maken. Een en ander betekent dat voor dat er een nieuwe dijkgraaf benoemd is enige tijd verstreken zal zijn zodat voor de beginperiode van het fusiewaterschap een dijkgraaf ad interim middels, dan wel krachtens, het reglement aangewezen moet worden.
Deze dijkgraaf ad interim zal ex artikel 11 lid 2 van dit reglement vanaf 1 januari 2011 tot de eerste vergadering van het nieuwe algemene bestuur (door de dijkgraaf te beleggen in de periode van 3 tot en met 7 januari 2011), waarin het dagelijks bestuur benoemd moet worden, ook functioneren als dagelijks bestuur.
In het reglement is opgenomen dat de dijkgraaf ad interim door gedeputeerde staten benoemd op aanbeveling van het Bestuurlijk overleg.
Andere onderwerpen die bij een fusie speciale aandacht behoeven zijn door de wetgever niet naar zich toegetrokken, zodat ze tot de bevoegdheid van de provincie zijn blijven behoren. Te denken zij aan typisch overgangsrecht, zoals:
Artikel 6 van de Waterschapswet maakt het mogelijk bij een interprovinciaal waterschap bij reglement te bepalen dat reglementswijzigingen van beperkte strekking kunnen worden opgedragen aan een van de provinciale staten. Artikel 36 voorziet hierin. Alleen reglementswijzigingen die aan goedkeuring van de Minister van Verkeer en Waterstaat onderhevig zijn moeten bij gemeenschappelijke besluitvorming plaatsvinden. Daarvan is sprake als de taken of het gebied van het waterschap wordt gewijzigd.
Dit besluit is goedgekeurd bij ministerieel besluit van 16 november 2009, nr. CEND/HDJZ-2009/1283 sector WAT, voor wat betreft de vaststelling van het beheergebied en de taken.
Dit besluit treedt bij besluit van gedeputeerde staten van 19 januari 2010, nr. 10001324/18 in werking op 1 maart 2010.
Middelburg, 16 juni 2009
Provinciale Staten van Zeeland,
mevr. drs. K.M.H. PEIJS, voorzitter,
mr. P.R.A. KATSBURG, griffier.
‘s-Hertogenbosch, 2 oktober 2009
Provinciale Staten van Noord-Brabant,
dr. W.B.H.J. VAN DE DONK, voorzitter,
mevr. drs. E.M.W.J. WÖLTGENS, griffier.
Uitgegeven, 2 februari 2010
De provinciesecretaris,,
mr. drs. L.J.M. VERDULT