Organisatie | Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Verordening nadeelcompensatie Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2020 |
Citeertitel | Verordening nadeelcompensatie Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2020 |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze verordening vervangt de Nadeelcompensatieregeling HDSR vastgesteld op 13 juni 2001
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-03-2020 | nieuwe regeling | 04-03-2020 | 1568516 |
Het algemeen bestuur van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden,
gelezen het voorstel van het college van dijkgraaf en hoogheemraden van 21 januari 2020, met DMnr. 1568516;
gelet op het bepaalde in artikel 7.14 van de Waterwet;
vast te stellen de navolgende Verordening nadeelcompensatie Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 2. Het recht op nadeelcompensatie
Het college kent degene die schade lijdt of zal lijden als gevolg van de rechtmatige uitoefening door of namens het college van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid of taak, op verzoek een vergoeding toe, voor zover de schade redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en voor zover de vergoeding niet of niet voldoende anderszins is verzekerd.
Artikel 3. Voorwaarden recht op nadeelcompensatie
Recht op nadeelcompensatie bestaat:
Als er sprake is van een speciale last: schade als gevolg van een schadeoorzaak als bedoeld in artikel 2, eerste lid, komt alleen voor vergoeding in aanmerking, wanneer deze in belangrijke mate afwijkt van de schade die dientengevolge op een ieder drukt, dan wel wanneer deze schade op een naar verhouding gering aantal natuurlijke of rechtspersonen die in vergelijkbare positie verkeren drukt.
Als er geen sprake is van actieve risicoaanvaarding: schade ten gevolge van een schadeoorzaak als bedoeld in artikel 2, eerste lid, die voor de belanghebbende redelijkerwijs voorzienbaar was ten tijde van de beslissing te investeren in het geschade belang wordt niet vergoed. Voorzienbaarheid kan onder meer betrekking hebben op de aard van een schadeoorzaak als bedoeld in artikel 2, eerste lid, op het tijdstip waarop deze schadeoorzaak zijn werking doet gevoelen, op de plaats waarop ze betrekking heeft, op de wijze van voltrekken of uitvoering daarvan, alsmede op de aard en omvang van de daardoor veroorzaakte schade.
Als er geen sprake is van passieve risicoaanvaarding: geen vergoeding wordt toegekend, indien de verzoeker heeft nagelaten zijn belang te verwezenlijken toen hij daartoe redelijkerwijs in de gelegenheid was, terwijl hij redelijkerwijs kon voorzien dat een maatregel genomen zou worden die aan dat realiseren in de weg zou komen te staan.
Artikel 5. Verrekening van voordeel
Heeft een schadeoorzaak als bedoeld in artikel 2,eerste lid voor de benadeelde naast schade tevens voordeel opgeleverd, dan moet dit voordeel bij de vaststelling van de te vergoeden schade in aanmerking worden genomen.
Artikel 6. Kosten van deskundigenbijstand
Indien bij de indiening en de behandeling van het verzoek zowel het inroepen van rechts- dan wel andere deskundigenbijstand, als de kosten daarvan redelijk zijn te achten, kunnen deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen.
Artikel 7. Vergoeding van wettelijke rente
Een vergoeding van wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek maakt deel uit van de toe te kennen vergoeding. Het tijdstip waarop de wettelijke rente ingaat, wordt gesteld op de datum van ontvangst van het verzoek door het college, tenzij de te vergoeden schade op dat moment feitelijk nog niet is ontstaan of de hoogte ervan nog niet kan worden vastgesteld. In dat geval geldt de datum van het ontstaan van de schade c.q. de datum waarop de hoogte vastgesteld kan worden.
Hoofdstuk 2. Procedurebepalingen
Artikel 8. Termijn voor indiening verzoek
Het college kan een verzoek afwijzen indien vijf jaren zijn verlopen na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de omstandigheid dat deze schade is veroorzaakt door een schadeoorzaak als bedoeld in artikel 2, eerste lid bekend is geworden, en in ieder geval door verloop van twintig jaren na de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt.
Heeft verzoeker, vóórdat de termijn is verstreken na verloop waarvan het college het verzoek kan afwijzen, een schriftelijke mededeling aan het college gedaan waarin verzoeker ondubbelzinnig verklaart dat hij zich het recht voorbehoudt om een verzoek om schadevergoeding als bedoeld in artikel 2 in te dienen, dan begint een nieuwe termijn als bedoeld in het tweede lid te lopen na de aanvang van de dag, volgende op die waarop deze schriftelijke mededeling is gedaan.
Artikel 9. Het verzoek om nadeelcompensatie
Indien naar het oordeel van het college niet of onvoldoende is voldaan aan het bepaalde in het eerste lid, of indien verzoeker overigens verzuimt de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen te verschaffen, stelt hij de verzoeker in de gelegenheid het verzuim te herstellen binnen een door het college te stellen termijn.
Artikel 10. Vereenvoudigde behandeling van het verzoek
Het college wijst een verzoek zonder advies van een commissie af, als het verzoek naar zijn oordeel kennelijk ongegrond is, dan wel kennelijk niet-ontvankelijk. Een verzoek is onder meer kennelijk ongegrond, wanneer het naar het oordeel van het college steunt op de onrechtmatige uitoefening door of namens het college van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid of taak en wanneer toepassing wordt gegeven aan artikel 12, tweede lid.
Artikel 11. De adviescommissie
Het college stelt de verzoeker in kennis van zijn voornemen om een commissie in te stellen. De kennisgeving bevat de namen van de deskundigen, hun beroep en de plaats waar zij hun werkzaamheden plegen te verrichten. De belanghebbende kan binnen twee weken na verzending van de kennisgeving bedenkingen uiten tegen de voorgenomen samenstelling.
Artikel 12. Het door de commissie te verrichten onderzoek
De commissie dient het college van advies over de op het verzoek te nemen beslissing. Zij stelt daartoe, voor zover een zorgvuldige advisering daartoe noopt, een onderzoek in naar:
de vraag of de door verzoeker in zijn verzoek gestelde schade een gevolg is van de in het verzoek aangeduide schadeoorzaak, indien en voor zover deze als een rechtmatige uitoefening door of namens het college van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid of taak als bedoeld in artikel 2, eerste lid kan worden aangemerkt;
De commissie brengt rapport uit over haar bevindingen. Zij adviseert het college over de hoogte van de uit te keren schadevergoeding en doet, indien het college een daartoe strekkende verzoek heeft gedaan, voorstellen voor maatregelen of voorzieningen waardoor de schade, anders dan door een vergoeding in geld, kan worden beperkt of ongedaan gemaakt.
Artikel 14. Werkwijze adviescommissie
Alvorens de commissie haar definitieve advies opstelt, maakt zij een conceptadvies op. Dit conceptadvies wordt uiterlijk zesentwintig weken nadat de commissie is ingesteld, aan verzoeker en aan het college toegezonden. Indien niet binnen deze termijn een conceptadvies opgemaakt kan worden, deelt de commissie verzoeker en het college gemotiveerd mede, waarom deze termijn wordt overschreden. Zij geeft daarbij een termijn aan waarbinnen het conceptadvies aan verzoeker en aan de minister zal worden toegezonden. Deze termijn bedraagt ten hoogste zesentwintig weken.