Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Drechtsteden

Mandaatbesluit Openbaar Lichaam Drechtsteden zelfstandigenregelingen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDrechtsteden
OrganisatietypeRegionaal samenwerkingsorgaan
Officiële naam regelingMandaatbesluit Openbaar Lichaam Drechtsteden zelfstandigenregelingen
CiteertitelMandaatbesluit Openbaar Lichaam Drechtsteden zelfstandigenregelingen
Vastgesteld doordagelijks bestuur
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 10:4 van de Algemene wet bestuursrecht
  2. artikel 7 van de Participatiewet
  3. artikel 34 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-03-202001-01-2020Nieuwe regeling

05-03-2020

bgr-2020-273

Tekst van de regeling

Intitulé

Mandaatbesluit Openbaar Lichaam Drechtsteden zelfstandigenregelingen

Het Drechtstedenbestuur,

 

overwegende dat

  • het bestuur van Openbaar Lichaam Drechtsteden (het Drechtstedenbestuur) verantwoordelijk is voor de uitvoering van de zelfstandigenregelingen, zijnde het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • de Sociale Dienst Drechtsteden namens het Openbaar Lichaam Drechtsteden deze regelingen uitvoert voor de gemeenten die zijn aangesloten bij de Gemeenschappelijke Regeling Drechtsteden;

  • de uitvoering van de zelfstandigenregelingen al jarenlang is gemandateerd aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam;

  • het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam bereid is mandaat te aanvaarden van het Drechtstedenbestuur tot de uitvoering van voornoemde zelfstandigenregelingen;

 

gelet op

  • artikel 10:4 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 7, vierde lid, van de Participatiewet en artikel 34, tweede lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • het advies van het Portefeuillehoudersoverleg Sociaal d.d. 3 maart 2020;

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen, het navolgende Mandaatbesluit Openbaar Lichaam Drechtsteden zelfstandigenregelingen

 

 

Artikel 1
  • 1.

    Het Drechtstedenbestuur mandateert aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam de uitvoering van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) voor zover het betreft de vaststelling van de rechten en plichten van de zelfstandige en de daarvoor noodzakelijke beoordeling van zijn omstandigheden en meer specifiek de bevoegdheden tot:

    • a.

      het innemen van aanvragen, het voorbereiden en het nemen van besluiten

      • 1.

        in het kader van het Bbz 2004;

      • 2.

        tot het verstrekken van voorschotten op grond van artikel 52 Participatiewet in het kader van het Bbz 2004;

      • 3.

        tot het verstrekken van bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet aan zelfstandigen voor woonkostentoeslag en verschuldigde premie arbeidsongeschiktheidsverzekering;

      • 4.

        in het kader van de IOAZ.

    • b.

      de financiële afhandeling, waaronder uitbetalen, verrekenen en terugvorderen van:

      • 1.

        uitkeringen verstrekt in het kader van het Bbz 2004;

      • 2.

        voorschotten op grond van artikel 52 Participatiewet, verstrekt in het kader van het Bbz 2004;

      • 3.

        bijzondere bijstand aan zelfstandigen voor woonkostentoeslag en verschuldigde premie Arbeidsongeschiktheidsverzekering.

    • c.

      de financiële verantwoording aan het CBS, met uitzondering van de re-integratiestatistiek, betreffende het Bbz 2004;

    • d.

      het uitvaardigen van een dwangbevel;

    • e.

      het verwerken van gegevens van inwoners uit de deelnemende gemeenten ten behoeve van de uitvoering van het Bbz 2004 en de IOAZ met in achtneming van de Algemene Verordening Gegevensbescherming en de Wet Basisregistratie Personen;

    • f.

      het, ten behoeve van de uitvoering van het Bbz 2004 en onderzoek toekenning uitkeringen IOAZ, inzien van het BRP-V dan wel GUC (Rotterdam) van gegevens van inwoners van de deelnemende gemeenten;

    • g.

      het toepassen van de artikelen 4:18 en 4:20 van de Algemene wet bestuursrecht inzake de dwangsom bij niet tijdig beslissen;

    • h.

      het vestigen van een recht van hypotheek en pand in het kader van verstrekking van bedrijfskapitaal in het kader van de uitvoering van het Bbz 2004;

    • i.

      het opleggen van een maatregel dan wel boete in het kader van de uitvoering van het Bbz 2004;

    • j.

      de afhandeling van klachten;

    • k.

      het vaststellen van beleidsregels op grond van het Bbz 2004 en de IOAZ.

  • 2.

    Het mandaat strekt zich niet uit tot:

    • a.

      de behandeling van bezwaar en beroep;

    • b.

      de behandeling van een verzoek om informatie in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur;

    • c.

      de behandeling van een verzoek om het uitoefenen van rechten in het kader van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).

 

Artikel 2

Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam is bevoegd om ondermandaat te verlenen aan de concerndirecteur Werk & Inkomen van de gemeente Rotterdam, die deze bevoegdheid tevens kan ondermandateren aan medewerkers onder zijn gezag.

 

Artikel 3

Voor de uitvoering van het Bbz 2004 en de IOAZ worden de Rotterdamse beleidsregels die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit van kracht zijn, van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

Artikel 4

Een krachtens mandaat genomen besluit vermeldt dat het besluit namens het Drechtstedenbestuur is genomen.

 

Artikel 5

Bij de intrekking van het mandaat, bedoeld in artikel 10:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, zal door het Drechtstedenbestuur een termijn van zes maanden in acht worden genomen, tenzij zwaarwegende omstandigheden aanleiding zijn tot een kortere termijn.

 

Artikel 6

Dit besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking en heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2020, onder intrekking van het Mandaatbesluit Openbaar Lichaam Drechtsteden zelfstandigenregelingen, vastgesteld op 1 februari 2018.

 

Artikel 7

Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit Openbaar Lichaam Drechtsteden zelfstandigenregelingen.

 

 

Aldus besloten in de vergadering van het Drechtstedenbestuur van 5 maart 2020,

drs. C.H.W.M. Post Mcm mr. A.W. Kolff

secretaris voorzitter