Organisatie | Landgraaf |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels Wmo zelfredzaamheid en participatie gemeente Landgraaf 2020 |
Citeertitel | Nadere regels Wmo zelfredzaamheid en participatie gemeente Landgraaf 2020 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-01-2021 | 01-07-2021 | wijzigingen artikel 6 en 8 | 15-12-2020 | ||
19-03-2020 | 14-01-2021 | nieuwe regeling | 10-03-2020 |
Burgemeester en wethouders van L a n d g r a a f ;
overwegende dat het in verband met de wet maatschappelijke ondersteuning, en in verband hiermee opgestelde verordening, wenselijk is nadere regels te stellen in verband met de zorg voor maatschappelijke ondersteuning;
gelet op de artikelen 2.1.1 en 2.3.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en het beleidsplan integrale aanpak sociaal domein gemeente Landgraaf 2015-2018;
gezien de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Landgraaf 2020;
Nadere regels Wmo zelfredzaamheid en participatie gemeente Landgraaf 2020
Een maatwerkvoorziening (in natura dan wel in de vorm van een persoonsgebonden budget) wordt geweigerd indien er sprake is van gebruikelijke zorg.
Artikel 3. Persoonsgebonden budget
Voor de uitbetaling van het persoonsgebonden budget geldt dat dit exclusief bemiddelingskosten, administratiekosten en eenmalige uitkering is, maar inclusief feestdagenuitkering, reiskosten en eventueel maandloon van de zorgverlener is. Dit betekent dat de budgethouder vrij is om te kiezen voor uitbetaling van de zorgverlener op basis van vast maandloon, declaratie of factuur.
Het persoonsgebonden budget voor voorzieningen als bedoeld in het eerste lid, sub b is, voor zover noodzakelijk (en van toepassing), inclusief onderhoud, reparatie en verzekering, zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald bij de verstrekking van een voorziening in natura. Hierbij wordt rekening gehouden met de tussen het college en de leverancier reeds overeengekomen korting voor een nieuw hulpmiddel.
Artikel 4. Afleggen verantwoording persoonsgebonden budget
Degene aan wie een persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 3 voor woningaanpassing is toegekend, dan wel de eigenaar van de woning, meldt zo mogelijk binnen een termijn van 12 maanden nadat het persoonsgebonden budget werd verleend, op basis van een door het college aan te reiken gereedmeldingsformulier, dat de woningaanpassing is gerealiseerd onder overlegging van de hierop betrekking hebbende originele facturen.
De vaststelling van de hoogte van het persoonsgebonden budget (voor bouwkundig en niet bouwkundige (woon)voorzieningen) vindt plaats nadat het gereedmeldingsformulier met bijbehorende facturen door het college zijn ontvangen en het college heeft vastgesteld dat de aanpassing heeft plaatsgevonden overeenkomstig het programma van eisen.
Artikel 5. Verkorte procedure bij woonvoorzieningen
Indien een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening noodzakelijk is en die voorziening is geheel opgenomen in de meest recente Ergolijst1 (opgesteld door Casadata), dan kan die voorziening tegen het in de Ergolijst opgenomen maximale bedrag worden verstrekt zonder dat de aanvrager voorafgaand een offerte te overleggen.
Het college beoordeelt conform artikel 10 en 11 van de verordening Wmo de noodzaak tot aanpassing van de woning. Indien de noodzaak tot aanpassing van de woning is vastgesteld en de kosten van de woningaanpassing € 10.000,- of meer bedragen, dient de aanvrager te verhuizen naar een voor hem geschikte en beschikbare woning die voldoet aan het programma van eisen.
Indien aan de aanvrager het verhuisprimaat zoals bedoeld in lid 1 is opgelegd, komt hij in aanmerking voor een financiele tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten. De hoogte van deze financiele tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten bedraagt € 4.000,-. Deze tegemoetkoming wordt éénmalig verstrekt.
Artikel 7. Vervoersvoorzieningen
Indien een collectieve vraagafhankelijke vervoersvoorziening niet of niet voldoende de beperkingen van de aanvrager compenseert, kan de aanvrager in aanmerking worden gebracht:
Indien de aanvrager geen eigen auto heeft, voor een tegemoetkoming in de taxikosten van € 546,- per jaar, met dien verstande dat indien de partner eveneens in aanmerking komt voor een tegemoetkoming voor de taxikosten, de hoogte van de tegemoetkoming voor beiden wordt bepaald op anderhalf maal het geldende bedrag.
Artikel 8. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning
De aanbieder beschikt voor de uitvoering van de overeenkomst over:
een eigen kwaliteitshandboek, indien de aanbieder niet beschikt over een certificaat en zich ook niet in een certificeringtraject bevindt. Het dient een actueel en geldig kwaliteitshandboek te zijn, waarin zijn opgenomen de maatregelen die de aanbieder treft om de kwaliteit te waarborgen en te controleren, voorzien van een beleidsverklaring van het management waaruit blijkt dat het management deze maatregelen onderschrijft en controleert; of
Het college behoudt zich het recht voor om, zoals genoemd in artikel 14 en 16 van de Verordening maatschappelijke ontwikkeling zelfredzaamheid en participatie Gemeente Landgraaf 2020, te onderzoeken of het persoonsgebonden budget doelmatig wordt gebruikt en of de kwaliteit van de geboden hulp adequaat is.
Artikel 9. Meldingsregeling calamiteiten en geweld
Agressie en geweld, verbaal en/of fysiek, is iedere vorm van gedrag en voorvallen in en buiten werktijd waarbij een medewerker van een dienstverlener welke namens of in opdracht van de gemeente Landgraaf handelt, psychisch en/of fysiek wordt lastiggevallen, bedreigd, of aangevallen en/of schade wordt toegebracht, onder omstandigheden, die rechtstreeks verband houden met de te vervullen functie van die medewerker.
Voorbeelden van verbale agressie zijn: beledigen, uitschelden, treiteren, pesten, vernederen, schreeuwen, discriminerende opmerkingen, uiten van beschuldigen, medewerker stelling dwingen te nemen tegen de gemeente.
Voorbeelden van fysieke agressie en geweld zijn: schoppen, slaan, knijpen, vastpakken, (gericht) gooien van voorwerpen, steken, spuwen, schade toebrengen aan eigendommen.
De aangewezen functionaris brengt binnen veertien dagen na inlevering van het formulier advies uit aan het college. Het college neemt binnen veertien dagen na ontvangst van het advies een besluit over de te treffen maatregel.
Meldingsformulieren met de genomen besluiten worden centraal gearchiveerd.
Artikel 10. Jaarlijkse waardering mantelzorgers
De dag van de mantelzorgers is voor mantelzorgers. Er wordt minimaal 1 keer per jaar kosteloos een leuke dag (of dagdeel) georganiseerd met entertainment, een hapje en een drankje.
Artikel 11. Mantelzorgcompliment
In deze regeling wordt verstaan onder:
mantelzorg: langdurige zorg, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een zorgvrager/hulpvrager door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.
Het Landgraafs mantelzorgcompliment bestaat uit:
een tegoedbon van het Theater Landgraaf of van de Oefenbunker Landgraaf ter hoogte van € 25,-, te gebruiken voor voorstellingen naar keuze uit het komende (theater)seizoen tot een maximum van het genoemde bedrag. De tegoedbon voor Theater Landgraaf of de Oefenbunker Landgraaf wordt alleen verstrekt als bij de aanvraag wordt aangegeven dat de mantelzorger deze bon wil ontvangen.
Bij de aanvraag hoeven geen bewijsstukken aangeleverd te worden, waaruit blijkt dat de mantelzorger aan de voorwaarden voldoet zoals bedoeld in lid 4. Op basis van lijsten die door het Steunpunt Mantelzorg Parkstad worden aangeleverd vindt controle op inschrijving bij het steunpunt plaats. Daarnaast vindt een steeksproefsgewijze controle plaats of voldaan wordt aan de hier beschreven voorwaarden.
Landgraaf, 10 maart 2020
Burgemeester en wethouders voornoemd,
de secretaris, de burgemeester,
ir. J.M.C. Rijvers mr. R.J.H. Vlecken
Deze nadere regels geven aan hoe de Verordening maatschappelijke ontwikkeling gemeente Landgraaf 2020 ten uitvoer zal worden gebracht. Bij een beperkt aantal artikelen in de verordening is aangegeven dat het college nadere regels zal vaststellen. Enkel deze betreffende artikelen zullen in deze nadere regels geëxpliciteerd worden. De keuze om de nadere regels beperkt te houden, komt voort uit het feit dat er een nieuwe wet maatschappelijke ondersteuning is aangenomen. De domeinen waarop de compensatieplicht van toepassing was, zijn niet in de nieuwe wet overgenomen. Er zijn daarom geen artikelen meer opgenomen die specifiek betrekking hebben op een voorziening (zoals dat in de oude Wmo regeling wel het geval was). Het jaar 2015 is een ervaringsjaar waarin in het nieuwe systeem de behoefte aan nadere regelgeving helder moet worden. Vanuit die behoefte zullen de nadere regels indien nodig verder aangevuld worden. Dit betekent dat ook de beschrijving van de nadere regels als groeidocument gezien moet worden.
In de nieuwe Wmo wordt het adagium gehanteerd dat “de voorzieningen terecht moeten komen bij de burgers die het echt niet zelf kunnen regelen en betalen”. Van belang is het kunnen sturen op de eigen inzet van de burgers en zijn sociaal netwerk. Uitgangspunt van de nieuwe Wmo is: eerst eigen kracht, dan kracht van het sociaal netwerk, de mogelijke inzet van algemene voorzieningen, en dan pas een maatwerkvoorziening.
De compensatieplicht vervalt en deze wordt vervangen door een zorgplicht in de vorm van een stelsel van algemene voorzieningen, maatwerkvoorzieningen en persoonsgebonden budget.
Voor een deel worden hier definities gehanteerd die ook in de Wet en/of in de verordening Wmo gehanteerd worden.
Voordat een voorziening wordt verstrekt, onderzoekt het college of de betreffende persoon op eigen kracht of met behulp van het sociaal netwerk de beperkingen kan oplossen. Is sprake van gebruikelijke zorg waardoor de bestaande beperkingen afdoende kunnen worden opgelost, ondersteunt het college niet. Gebruikelijke zorg is hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Gebruikelijke zorg is alleen aan de orde als er een leefeenheid is die een gezamenlijk huishouden voert.
Artikel 3. Persoonsgebonden budget
Indien de aanvrager kiest voor een persoonsgebonden budget, dan kan het college aan de hand van het bepaalde in artikel 3 hiertoe besluiten.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen een persoonsgebonden budget voor een dienst en persoonsgebonden budget voor een voorziening.
Bij een persoonsgebonden budget voor diensten (zoals hulp bij het huishouden of begeleiding) is uitgangspunt voor de bepaling van de hoogte van het persoonsgebonden budget, het bedrag dat is afgesproken met de gecontracteerde aanbieders. Gemeenten mogen variëren met hun tarieven al naar gelang de professionaliteit van de met het persoonsgebonden budget ingekochte ondersteuning. Voor een niet-opgeleid persoon uit het eigen netwerk geldt een lager tarief dan voor een opgeleide hulpverlener in dienst bij een aanbieder.
Bij een persoonsgebonden budget voor een voorziening (bijvoorbeeld een traplift) is uitgangspunt voor de bepaling van de hoogte van de persoonsgebonden budget, het bedrag dat de voorziening nieuw zou hebben gekost en indien van toepassing, onder aftrek van de in een offerte van de gecontracteerde leverancier vaste contractueel overeengekomen korting. Onderhoud, keuring en reparatie wordt in de offerte meegerekend voor de door de leverancier vastgestelde levensduur van de voorziening. In lid 7 is geregeld dat geen nieuw persoonsgebonden budget wordt verstrekt voor hetzelfde middel als het middel nog niet is afgeschreven (levensduur is gelijk aan de afschrijvingstermijn). Dat betekent overigens niet dat een voorziening automatisch na de afschrijvingstermijn vervangen moet worden. Als het middel nog voldoet is er geen reden om dit te vervangen. Er zijn uitzonderingen om een nieuw persoonsgebonden budget eerder toe te kennen. Deze zijn beschreven in de verordening onder artikel 11, lid 1f.
Artikel 4. Afleggen verantwoording persoonsgebonden budget
In dit artikel wordt voor de maatwerkvoorzieningen in de vorm van een persoonsgebonden budget bepaald op welke wijze en binnen welke termijn hierover verantwoording dient te worden afgelegd.
Indien niet of onvoldoende wordt verantwoord, wordt dit gesanctioneerd. Hiervoor wordt verwezen naar het betreffende artikel in de verordening.
Artikel 5. Verkorte procedure bij woonvoorzieningen
In dit artikel is omschreven welke procedure geldt bij een verkorte woonprocedure. Indien het een eenvoudige woningaanpassing betreft, waarvan de voorzieningen zijn opgenomen in de meest recente Ergolijst, hoeft een klant geen offerte aan te vragen. Door het hanteren van de Ergolijst wordt het proces voor de klant eenvoudiger.
Ter compensatie van de beperkingen die een persoon ervaart in het gebruik van zijn woning, kunnen aanpassingen aan een woning noodzakelijk zijn. Indien de kosten van aanpassing van de woning hoger zijn dan een bedrag van € 10.000,- (zijnde een bedrag hoger dan de gemiddelde aanpassingskosten voor een woning), dan kan het college het primaat van de verhuizing opleggen. Een passende woning moet dan wel binnen een periode van 6 maanden beschikbaar zijn. Als een kleine aanpassing van die woning nog nodig is, kan het college daartoe overgaan. Is een geschikte of tegen een geringe kosten geschikt te maken woning niet beschikbaar dan komt alsnog de aanpassing van de woning voor vergoeding in aanmerking. Hierbij geldt wel dat een klant een eigen verantwoordelijkheid en inspanningsplicht heeft bij het zoeken naar een woning. Indien het niet lukt om een woning te vinden, dient de klant dit te kunnen aantonen.
Er kan niet automatisch het primaat van verhuizen worden opgelegd. Bij het bepalen of het verhuisprimaat van toepassing is moeten de individuele belangen van de aanvrager worden afgewogen. Hierbij wordt rekening gehouden met diverse factoren, zoals:
Sociale omstandigheden: Denk hierbij aan de binding met de buurt, de aanwezigheid van familie en/of vrienden en de mantelzorg die door verhuizing zou wegvallen;
Woonlastenconsequenties: er moet een vergelijking worden gemaakt tussen de woonlasten bij het aanpassen van en blijven wonen in de huidige woning en het verhuizen naar een andere woning. De gemeente moet bepalen welke woonlastenstijging acceptabel is. Daarbij geldt dat de persoon met beperkingen de woonlastenstijging moet kunnen opbrengen;
Snelheid waarmee het woonprobleem opgelost kan worden. Een belangrijk aspect is de termijn waarbinnen de verhuizing kan worden gerealiseerd en of die termijn medisch aanvaardbaar is. Dat zal veelal moeten blijken uit medisch advies. Als binnen de medisch aanvaardbare termijn geen woning beschikbaar is, kan niet worden gezegd dat verhuizen een compenserende oplossing is.
Indien het verhuisprimaat van toepassing is, kan de aanvrager hiervoor een financiele tegemoetkoming krijgen. De financiele tegemoetkoming is niet bedoeld als een vergoeding voor personen die wensen te verhuizen en zich om die reden bij de gemeente melden voor een verhuiskostenvergoeding. Er worden ook geen verhuiskosten vergoed als een persoon verhuist vanuit een geschikte woning en er op grond van de beperkingen geen noodzaak bestaat voor die verhuizing.
Artikel 7. Vervoersvoorzieningen
Het college beoordeelt of een aanvrager voldoende gecompenseerd kan worden met een individuele vervoersvoorziening. Hieronder valt het collectief vraagafhankelijk (rolstoel)vervoer.
Indien collectief vraagafhankelijk vervoer het probleem van de aanvrager voldoende compenseert, heeft dit het primaat boven een andere verstrekking. Indien het probleem om een medische reden en/of andere zwaarwegende redenen niet gecompenseerd kan worden door de verstrekking van een collectieve vervoersvoorziening, kan de aanvrager in aanmerking worden gebracht voor aanpassing van de auto (in natura of in de vorm van een persoonsgeboden budget) of een financiele tegemoetkoming in de taxikosten. Het bedrag van de financiele tegemoetkoming is gebaseerd op het maximale aantal kilometers waarvan, conform jurisprudentie, aangetoond is dat een klant voldoende wordt gecompenseerd (2.000 km) afgezet tegen de maximale variabele autokosten (€ 27,3 cent per kilometer, conform Nibudprijs 2019).
Een persoonsgebonden budget ten behoeve van een autoaanpassing wordt ten hoogste éénmaal per 7 jaar verstrekt (normale afschrijvingstermijn).
Artikel 8. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning
In dit artikel is geregeld aan welke kwaliteitseisen de beroepskracht/hulpverlener moet voldoen. Met de leveranciers van de verschillende voorzieningen zijn (middels de aanbestedingen) afspraken gemaakt over kwaliteitseisen van de betreffende voorzieningen.
Artikel 9. Meldingsregeling calamiteiten en geweld
In dit artikel is geregeld welke eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening.
Artikel 10. Jaarlijkse waardering mantelzorgers
De dag van de mantelzorgers is voor mantelzorgers. Er wordt dan minimaal 1 keer per jaar kosteloos een leuke dag (of dagdeel) georganiseerd met entertainment, een hapje en een drankje. Ook andere vormen van een blijk van waardering ten behoeve van de mantelzorgers mogen/kunnen worden georganiseerd/uitgevoerd. Een voorbeeld hiervan is een bloemenbon voor mantelzorgers.
Artikel 11. Mantelzorgcompliment
Om blijk te geven van de waardering die we als gemeente hebben voor de mantelzorgers is het mantelzorgcompliment ingevoerd. Deze bestaat uit een geldbedrag van € 100,- en een tegoedbon van € 25,- van Theater Landgraaf of de Oefenbunker (op aanvraag). Een voorwaarde voor het verkrijgen van een mantelzorgcompliment is dat de mantelzorgers zijn ingeschreven bij het Steunpunt Mantelzorg. De uitvoering van het mantelzorgcompliment is gemandateerd aan de Intergemeentelijke Sociale Dienst – Landgraaf omdat zij ervaring hebben met de uitvoering van diverse regelingen.
1. De Casadata ErgoLijst is samengesteld door Casadata CV en bevat uitgebreide kosteninformatie van veel voorkomende maatregelen en werkzaamheden voor het realiseren van ergonomische aanpassingen en voorzieningen voor een betere toegankelijkheid en bruikbaarheid van woonvoorzieningen in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het gaat hierbij hoofdzakelijk om calculaties van bouwkundige en installatietechnische werkzaamheden, alsmede om werkzaamheden rondom de woning in de tuin. De werkzaamheden hebben betrekking op het verwijderen, vervangen en aanbrengen van bouwkundige, installatietechnische en sanitaire onderdelen, alsmede op producten en voorzieningen voor gebruik, zoals in de keuken of berging. De kostengegevens en richtprijzen zijn gebaseerd op kostencalculaties met de toegepaste materialen en producten met de verwerkingshoeveelheden (inclusief een in de praktijk gangbare toeslag voor materiaalverlies), de materiaalprijzen, de uitgevoerde werkzaamheden in werkvolgorde met de bijbehorende uitvoeringstijden en normen alsmede de toegepaste loonkosten per uur zonder toeslagen. Elke kostencalculatie wordt gecompleteerd met een AKW-toeslag voor de indirecte kosten, winst en risico. Bij veel calculaties is uitgegaan van een gangbare projectmatige calculatiehoeveelheid, die wordt terug gedeeld naar een eenheid. Bij de materiaalkosten worden in de kostencalculaties van installaties en sanitair een correctie op de standaard inkoopkorting van de installateur toegepast. Bij de loonkosten is gerekend met de gemiddelde loonkosten per uur van de vakman of ploeg, dat aan het begin van het betreffende jaar gangbaar is. Deze loonkosten zijn zonder opslagen voor bouwplaatskosten, algemene bedrijfskosten, winst en risico en overige indirecte kosten. De in de markt gehanteerde loonkosten kunnen hiervan afwijken en kunnen variëren per regio, per type project en werkzaamheden en per actuele lokale marktsituatie m.b.t. vraag en aanbod van werk.