Organisatie | Mook en Middelaar |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels bijstandverlening zelfstandigen Mook en Middelaar 2020 |
Citeertitel | Beleidsregels bijstandverlening zelfstandigen Mook en Middelaar 2020 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-03-2020 | nieuwe regeling | 03-03-2020 |
Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Mook en Middelaar,
Gelet op de bepalingen van artikel 53a, zesde lid, Participatiewet, artikel 12, tweede lid onder c, 23, derde lid, 41, tweede, vierde en vijfde lid, en 43, tweede lid, Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004,
BESLUIT: de Beleidsregels bijstandverlening zelfstandigen Mook en Middelaar 2020 vast te stellen.
Deze beleidsregels zien op het verlenen, onderzoeken en terugvorderen van bijstand, leenbijstand en leningen ten behoeve van bedrijfskapitaal op grond van de Participatiewet en het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004.
Artikel 6 Herziening en intrekking toekenningsbesluit
Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot het herzien of intrekken van het toekenningsbesluit ingevolge artikel 54 lid 3 en 4 PW. Toepassing van deze bevoegdheid beperkt zich niet tot situaties waarin sprake is van schending van de inlichtingenplicht.
Artikel 10 Kwijtschelding (leen)bijstand
Het college kan het besluit tot kwijtschelding intrekken als blijkt dat de belanghebbende het college voor, tijdens of na de looptijd van de terugbetaling voorzien heeft van onjuiste of onvolledige informatie en de juiste of volledige informatie had geleid tot een andere terugbetalingsverplichting of tot geen kwijtschelding.
Mook, 3 maart 2020
Het college van burgemeester en wethouders van Mook en Middelaar
De secretaris,
J.M.G Smits - de Kinkelder
De burgemeester
mr. drs. W. Gradisen
In deze bepaling worden de relevante definities uiteengezet. Ten aanzien van schippers geldt dat ook voor hen het uitgangspunt van toepassing is dat aan de hand van concrete feiten en omstandigheden de woonplaats bepaald zal moeten worden. Indien er geen vaste woon- of verblijfplaats is, wordt ook het briefadres beschouwd als een indicatie van een woonplaats.
Artikel 4 Periodieke toekenning en levensvatbaarheidsonderzoeken
De startende en gevestigde ondernemer kunnen maximaal 36 respectievelijk 12 maanden algemene bijstand voor levensonderhoud ontvangen. Deze bijstand wordt toegekend in periodes van 6 maanden. Redenen voor toekenning per 6 maanden is dat er op deze wijze meerdere beoordelingsmomenten van de levensvatbaarheid mogelijk zijn en er zicht blijft op de ontwikkeling en /of veranderingen van het bedrijf. Ook wordt op deze wijze de verantwoordelijkheid voor het voortzetten van de bijstand (een lening) bij de ondernemer gelegd. Budgettaire overwegingen en het tijdig stopzetten van bijstand aan een niet levensvatbaar bedrijf, spelen eveneens een rol. Tot slot wordt met deze systematiek aangesloten bij de regionale en landelijke toegepaste werkwijze.
Artikel 5 Beëindiging bedrijf of zelfstandig beroep
Het college is van oordeel dat in ieder geval in onderstaande situaties sprake is van verwijtbare bedrijfsbeëindiging:
Deze opsomming is niet limitatief.
Artikel 7 Terugvordering (leen)bijstand en leningen bedrijfskapitaal
In dit artikel is aangegeven dat het college gebruik maakt van de bevoegdheid om leenbijstand en leningen ten behoeve van bedrijfskapitaal terug te vorderen in de diverse situaties die worden omschreven in de PW en het Bbz 2004.
Artikel 7, derde lid, van deze beleidsregels verwijst naar een dringende reden als bedoeld in artikel 58 lid 8 PW. Uit jurisprudentie kan worden opgemaakt dat sprake is van dringende redenen als terugvordering te ernstige gevolgen voor de belanghebbende of de gezinssituatie heeft. Het moet dan gaan om iets bijzonders of uitzonderlijks van immateriële aard en wel zodanig dat terugvordering voor de betrokkene(n) tot onaanvaardbare sociale en/of financiële consequenties leidt. Nadrukkelijk geldt dat steeds van geval tot geval aan de hand van alle omstandigheden de situatie van de belanghebbend(n) moet worden beoordeeld.
Artikel 8 Wijze van invordering
Het is een verplichting om het aflossingsbedrag te voldoen. We hebben dan ook te maken met een betalingsverplichting. Het aflossingsbedrag dat is opgenomen in een terug- of betalingsbesluit, of is afgesproken met de belanghebbende en schriftelijk is bevestigd, geldt als betalingsverplichting.
Artikel 10 Kwijtschelding (leen)bijstand
De termijn die in artikel 11 lid 1 onder a wordt gesteld , voordat wordt overgegaan tot ambtshalve kwijtschelding, bedraagt 60 maanden. Deze termijn hangt ten eerste samen met de aard van de bijstand. Het betreft hier namelijk terugvordering van bijstand die als lening is verstrekt en voor een lening geldt in zijn algemeenheid dat deze moet worden terugbetaald. In de tweede plaats is de termijn op 60 maanden gesteld in verband met het ontstaan van de vordering. De lening voor levensonderhoud moet alleen dan (geheel of gedeeltelijk) worden terugbetaald als er sprake is geweest van een netto-inkomen boven de bijstandsnorm (artikel 12 lid 2 onder c). De aard van de bijstand en het ontstaan van de vordering rechtvaardigen het aanhouden van een relatief lange periode waarin onafgebroken en naar draagkracht aflossing wordt verlangd, voordat van ambtshalve kwijtschelding sprake kan zijn.
Voordat tot kwijtschelding kan worden overgegaan moet de afweging worden gemaakt of de belanghebbende zijn schuld op enig moment zal kunnen afbetalen. Hiervan kan sprake zijn als op andere schulden wordt afgelost of in de toekomst aanspraken ontstaan op inkomen of uitkering, waarmee het vooruitzicht bestaat dat aan de betalingsverplichting kan worden voldaan.
Als gedurende 5 jaar inspanningen zijn verricht om in te vorderen en belanghebbende geen enkele aflossing (meer) heeft verricht en ook niet te verwachten valt dat in de toekomst nog aflossing gaat plaatsvinden, dan kan van (verdere) invordering worden afgezien. Hierbij valt te denken aan de situatie dat de verblijfplaats van een persoon onbekend is of dat een persoon zich definitief heeft gevestigd in een ander land waardoor inning onevenredig hoge kosten met zich mee zal brengen.
Artikel 12 Relatie met overige beleidsregels
De werking van deze beleidsregels heeft voorrang ten opzichte van de algemene beleidsregels op het gebied van de Participatiewet. Dit is vanwege de aard van de vorderingen op het gebied van leenbijstand en leningen ten behoeve van bedrijfskapitaal, de wijze waarop de vorderingen tot stand komen, alsmede de beginselplicht tot terugbetaling die hieruit voortvloeit.