Organisatie | Rotterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam houdende regels omtrent verstrekken van subsidies (Subsidieregeling CityLab010 2020) |
Citeertitel | Subsidieregeling CityLab010 2020 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-04-2020 | 01-03-2021 | artikel 12, 27 | 14-04-2020 | Gemeenteblad 2020, nummer 68 | |
14-03-2020 | 23-04-2020 | nieuwe regeling | 03-03-2020 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,
gelezen het voorstel van de concerndirecteur van het cluster Dienstverlening van 3 maart 2020; kenmerk DV 3224116;
gelet op de artikelen 3, 4, 6, 7 en 8 van de Subsidieverordening Rotterdam 2014;
overwegende, dat het wenselijk is een subsidieregeling vast te stellen ter uitvoering van de Subsidieverordening Rotterdam 2014 (SVR 2014) met betrekking tot de regeling CityLab010;
In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:
college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam;
openbare ruimte: ruimte die voor iedereen toegankelijk is en voor inrichting en beheer onder verantwoordelijkheid valt van de gemeente;
vernieuwend: ontwikkeling of inzet van een product, dienst of activiteit die nog niet op reguliere basis in Rotterdam, of in het deel van Rotterdam waarop de aanvraag betrekking heeft, voorkomt.
Deze subsidieregeling is tevens van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor de in artikel 3 bedoelde activiteiten die na beoordeling door het college niet vallen in een van de in het eerste lid bedoelde thema’s maar wel vernieuwend zijn en een maatschappelijke bijdrage hebben voor Rotterdam.
Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt voor activiteiten voor vernieuwende initiatieven met een maatschappelijke bijdrage voor Rotterdam.
Een aanvraag voor een subsidie kan worden ingediend door een rechtspersoon die blijkens het Handelsregister van de Kamer van Koophandel in Nederland is gevestigd of door een natuurlijk, meerderjarig persoon die blijkens de Basisregistratie Personen in Rotterdam woont.
Artikel 5 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt voor rechtspersonen ten hoogste € 100.000 en voor natuurlijke personen ten hoogste € 25.000.
Artikel 7 Verdeelregels subsidie bedoeld in artikel 2, eerste lid
Honorering van aanvragen die in hoofdzaak betrekking hebben op één van de thema’s, bedoeld in artikel 2, eerste lid, en die niet reeds op grond van de artikelen 13 tot en met 16 worden geweigerd, geschiedt aan de hand van de door het college toegekende rangschikking en met inachtneming van het bepaalde in dit artikel.
Artikel 8 Aanvullende verdeelregels subsidie bedoeld in artikel 2, eerste lid
Indien bij de verdeling, bedoeld in artikel 7, tweede lid, blijkt dat het college meer punten heeft toegekend voor de maatschappelijke bijdrage aan een ander thema dan het thema waarop de aanvraag volgens de aanvrager in hoofdzaak betrekking heeft, wordt de aanvraag ingedeeld bij het thema waarvoor het hoogste aantal punten is toegekend.
Indien binnen een thema, bedoeld in artikel 2, eerste lid, het college aan twee of meer aanvragen hetzelfde aantal punten toekent, besluit het college, gelezen het advies van de Stadsjury CityLab010, welke aanvraag naar haar oordeel, de hoogste positie in de rangschikking krijgt. Het college neemt bij zijn besluit de mate van opschaalbaarheid van de aanvraag als uitgangspunt.
Indien bij toepassing van artikel 7, vijfde lid, blijkt dat meerdere aanvragen hetzelfde aantal punten hebben behaald, maar die aanvragen vanwege het bereiken van het subsidieplafond niet allemaal kunnen worden gehonoreerd, besluit het college, gelezen het advies van de Stadsjury CityLab010, welke aanvraag of welke aanvragen worden gehonoreerd. Het college neemt bij zijn besluit de mate van opschaalbaarheid van de aanvraag als uitgangspunt.
Artikel 9 Verdeelregels subsidie bedoeld in artikel 2, tweede lid
Subsidieaanvragen die niet worden geweigerd op grond van de artikelen 13 tot en met 15, maar naar het oordeel het college niet vallen in een van de thema’s, bedoeld artikel 2, eerste lid, kunnen toch in aanmerking komen voor subsidie indien de activiteiten een maatschappelijke bijdrage voor Rotterdam hebben.
Honorering van deze aanvragen geschiedt aan de hand van de door het college toegekende rangschikking. Bij de rangschikking kent het college, gelezen het advies van de Stadsjury CityLab010, punten toe voor de kwaliteit van het projectplan, de mate van vernieuwing en de maatschappelijk bijdrage van het initiatief. De artikelen 17 tot en met 19 zijn van overeenkomstige toepassing.
De aanvraag wordt ingediend op het aanvraagformulier CityLab010 www.rotterdam.nl/subsidies waaraan een projectplan wordt toegevoegd.
Artikel 11 Aanvullen onvolledige aanvraag
Indien een aanvraag om subsidie onvolledig is, wordt de aanvrager een termijn van tien werkdagen verleend om de aanvraag aan te vullen. Deze termijn gaat in op de eerste werkdag na verzending van het verzoek om aanvulling.
Artikel 12 Termijn indienen aanvraag
Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf 14 maart 2020 tot en met 20 juni 2020.
De aanvraag voor subsidie wordt in ieder geval afgewezen indien:
de aanvrager niet vóór 15 mei 2020 via het aanmeldformulier op www.citylab010.nl heeft aangegeven voornemens te zijn om een subsidieaanvraag in te dienen;
Een aanvraag voor subsidie kan worden afgewezen indien:
een samenvatting van het initiatief met beeldmateriaal niet voor 28 mei 2020 op www.citylab010.nl is geplaatst;
Artikel 14 Weigeringsgrond Kwaliteit projectplan
Een aanvraag wordt geweigerd indien de aanvraag een 0 scoort voor het onderdeel Kwaliteit projectplan, bedoeld in artikel 17.
Artikel 15 Weigeringsgrond Vernieuwen
Een aanvraag wordt geweigerd indien de aanvraag een 0 scoort voor het onderdeel Vernieuwen, bedoeld in artikel 18.
Artikel 17 Kwaliteit projectplan
Het college kent voor de kwaliteit van het projectplan aan een aanvraag ten minste 0 en ten hoogste 2 punten toe, waarbij 0 punten betekent dat het niet aannemelijk is dat de beoogde resultaten in het projectplan worden behaald door uitvoering van het projectplan en waarbij 2 punten betekent dat er een grote mate van zekerheid is dat de beoogde resultaten worden behaald.
Artikel 18 Mate van vernieuwing
Het college kent voor de mate van vernieuwing aan een aanvraag ten minste 0 en ten hoogste 2 punten toe, waarbij 0 punten betekent dat een aanvraag voor het thema waar de aanvraag in hoofdzaak betrekking op heeft niet vernieuwend is en 2 punten betekent dat de aanvraag in hoge mate van vernieuwend is.
De maatschappelijke bijdrage van een initiatief voor het thema Energietransitie wordt beoordeeld naar de mate waarin het initiatief bijdraagt aan het verminderen van de CO2-uitstoot of het verbeteren van de luchtkwaliteit.
De maatschappelijke bijdrage van een initiatief voor het thema Groei van de stad wordt beoordeeld naar de mate waarin het initiatief bijdraagt aan oplossingen voor het ruimtegebrek, klimaatadaptatie of het verbeteren van de leefomgeving.
De maatschappelijke bijdrage van een initiatief voor het thema Nieuwe economie wordt beoordeeld naar de mate waarin nieuwe technologische toepassingen worden toegepast om maatschappelijke impact te realiseren, een bijdrage wordt geleverd aan de circulaire economie of het vergroten van het potentieel aantal huidige en toekomstige werknemers voor functies voor toepassing van technologische toepassingen.
De maatschappelijke bijdrage van een initiatief voor het thema Gelijke kansen wordt beoordeeld naar de mate waarin het initiatief bijdraagt aan de mogelijkheden voor individuele Rotterdammers om mee te doen aan de samenleving of waardoor Rotterdammers uit de bijstand komen.
Artikel 24 Toerisme en stadscultuur
De maatschappelijke bijdrage van een initiatief voor het thema Toerisme en stadscultuur wordt beoordeeld naar de mate waarin de ontwerp- en cultuursector een innovatiemotor is voor andere domeinen of de identiteit van de stad wordt versterkt voor bewoners of bezoekers.
De maatschappelijke bijdrage van een initiatief wordt voor het thema Samenleven getoetst naar de mate waarin het initiatief bijdraagt aan meer veiligheid in de stad of de ontmoeting tussen Rotterdammers of waardoor er meer ontspannen wordt samengeleefd tussen Rotterdammers.
Het college beslist, in afwijking van artikel 7, eerste lid, van de SVR 2014 uiterlijk 10 december 2020.
De hoogte van de subsidie is inclusief de eventuele omzetbelasting die de aanvrager over de lasten van de subsidieactiviteiten is verschuldigd.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 3 maart 2020.
De secretaris,
V.J.M. Roozen
De burgemeester,
A. Aboutaleb
Dit gemeenteblad is uitgegeven op 5 maart 2020 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halvemaanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)
(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)
Bijlage 1) Verklaring de-minimissteun (verordening EG nr. 1407/2013)
Wij raden u aan om, voordat u de verklaring invult, eerst de toelichting in de bijlage van dit formulier te lezen (Bijlage 2).
Hierbij verklaart ondergetekende, dat aan de hierna genoemde onderneming
☐ geen de-minimissteun is verleend - Over de periode van (begindatum van het belastingjaar gelegen twee jaar vóór de datum van ondertekening van deze verklaring) tot (datum van ondertekening van deze verklaring) is niet eerder de-minimissteun verleend.
☐ beperkte de-minimissteun is verleend - Over de periode van (begindatum van het belastingjaar gelegen twee jaar vóór de datum van ondertekening van deze verklaring) tot (datum van ondertekening van deze verklaring) is eerder de-minimissteun (in welke vorm of voor welk doel ook) verleend tot een bedrag van in totaal € (…). Of deze de-minimissteun al daadwerkelijk is uitbetaald, doet niet ter zake. Een kopie van de stukken waaruit het verlenen van de steun blijkt, voegt u bij deze verklaring.
☐ de-minimissteun is verleend waarmee de drempelwaarde van € 200.000,- reeds is bereikt - Over de periode van (begindatum van het belastingjaar gelegen twee jaar vóór de datum van ondertekening van deze verklaring) tot (datum van ondertekening van deze verklaring) is eerder de-minimissteun (in welke vorm of voor welk doel ook) verleend tot een bedrag van in totaal € (…). Of deze de-minimissteun al daadwerkelijk is uitbetaald, doet niet ter zake. Een kopie van de stukken waaruit het verlenen van de steun blijkt, voegt u bij deze verklaring.
☐ reeds andere steun voor dezelfde in aanmerking komende kosten is verleend - Voor dezelfde in aanmerking komende kosten is al staatssteun verleend tot een bedrag van in totaal € (…). Deze staatssteun is verleend op grond van een vrijstellingsverordening, kaderregeling of een besluit van de Commissie d.d. (…). Een kopie van de stukken waaruit het verlenen van de staatssteun voor dezelfde in aanmerking komende kosten blijkt, voegt u bij deze verklaring.
Bijlage 2) Toelichting Verklaring de-minimissteun
Toelichting verklaring de-minimissteun
Deze toelichting dient als hulpmiddel bij het invullen van de de-minimisverklaring. Aan de toelichting kunnen geen rechten worden ontleend. Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU
2013,L352/1), dan wel de verordeningen voor de-minimissteun voor de sectoren landbouw en visserij, dan wel voor compensatie van kosten voor het beheer van diensten van algemeen economisch belang (DAEB) zijn bepalend 1 .
De de-minimisverordening en staatssteun
De staatssteunregels in het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (artikel 107 en 108 VWEU) stellen beperkingen aan overheden als zij steun willen verlenen aan ondernemingen 2. Deze de-minimisverklaring is nodig voor de overheid 3 om na te gaan of het voordeel dat uw onderneming door deze de-minimissteun krijgt, past binnen de voorwaarden die de Europese staatssteunregels stellen.
In de de-minimisverordening heeft de Europese Commissie verklaard dat steunmaatregelen (zoals subsidieverlening) tot een bepaalde drempel het handelsverkeer tussen de lidstaten niet ongunstig beïnvloeden en de mededinging niet vervalsen en daarom niet beschouwd worden als staatssteun in de zin van het VWEU. Deze drempel is gesteld op een bedrag van € 200.000,- (€ 100.000,- voor ondernemingen die voor rekening van derden goederenvervoer over de weg verrichten). Voor de visserijsector geldt een drempel van € 30.000,-. Voor de landbouwproductiesector is de drempel gesteld op € 15.000,-. Dit bedrag geldt per onderneming over een periode van drie belastingjaren. Steun die genoemde drempelbedragen niet overschrijdt, wordt aangemerkt als ‘de-minimissteun’. De de-minimisverordening kan gebruikt worden voor kleine, middelgrote of grote ondernemingen. Naast ondernemingen in de genoemde sectoren waarvoor een eigen de-minimisverordening geldt, is de de-minimisverordening (nr. 1407/2013) in bepaalde gevallen niet van toepassing op steun aan ondernemingen die actief zijn in de sector verwerking en afzet van landbouwproducten. Ook steun voor werkzaamheden die verband houden met de uitvoer naar derde landen of lidstaten en steun die afhangt van het gebruik van binnenlandse in plaats van ingevoerde goederen is uitgezonderd.
Het de-minimisplafond geldt voor één onderneming. Artikel 2 lid 2 van de de-minimisverordening (nr. 1407/2013) geeft aan wanneer sprake is van één onderneming. Het kan namelijk voorkomen dat twee (of meer) ondernemingen een bepaalde band met elkaar onderhouden en onder deze verordening als één onderneming worden gezien. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het hebben van de meerderheid van de stemrechten van de aandeelhouders van een andere onderneming, het recht om onder meer bestuursleden van een andere onderneming te benoemen/ontslaan en het recht een overheersende invloed op een andere onderneming uit te oefenen.
Door middel van deze verklaring heeft u aan dat met de huidige subsidieverlening voor uw onderneming de de-minimisdrempel niet wordt overschreden. U moet daarom nagaan of gedurende het lopende en de twee voorafgaande belastingjaren enige vorm van de-minimissteun door een overheidsorganisatie aan uw onderneming is verstrekt. Indien dit het geval is bent u hierover door de overheidsinstantie in kennis gesteld. Het gaat dus niet alleen om steun die u heeft ontvangen van een gemeente of een ministerie: alle de-minimissteun telt mee. Bij overschrijding van de drempel kan geen beroep meer worden gedaan op de de-minimisverordening. Handelen in strijd met de staatssteunregels kan in het ergste geval leiden tot terugvordering van de verleende steun! De bedragen die dienen te worden gebruikt bij het invullen van de verklaring, zijn brutobedragen vóór aftrek van belastingen. Behalve om subsidieverlening kan het daarbij gaan om leningen tegen gunstige voorwaarden, de verkoop van grond tegen een lagere prijs dan de marktwaarde, vrijstellingen, verlagingen of kwijtschelding van directe of indirecte belastingen etc. Onder voorwaarden is het mogelijk de verordening toe te passen op leningen en garanties die langer dan drie jaren lopen. De de-minimissteun wordt geacht te zijn verleend op het tijdstip waarop uw onderneming een wettelijke aanspraak op de steun verwerft, ongeacht de datum waarop de de-minimissteun aan de onderneming wordt betaald. Dit betekent concreet de datum waarop een besluit tot subsidieverlening (of verlening van een voordeel door bijvoorbeeld het aangaan van een lening of garantstelling) aan uw onderneming is genomen.
Samenloop met reguliere staatssteun
Mogelijk heeft uw onderneming voor dezelfde kosten die in aanmerking komen voor de huidige de-minimissteun reeds staatssteun ontvangen, die door de Europese Commissie is goedgekeurd of binnen het toepassingsgebied van de algemene groepsvrijstellingsverordening 4, de Landbouwgroepsvrijstellingsverordening 5 , de Visserijvrijstellingsverordening 6 ,
het vrijstellingsbesluit over de compensatie van kosten voor het beheer van diensten van algemeen economische belang (DAEB) 7 valt. Het totaalbedrag van de-minimissteun en deze staatssteun mag dan de maxima niet overschrijden die op basis van het relevante besluit van de Europese Commissie of de betreffende vrijstellingsverordening zijn toegestaan. Als u twijfelt of bepaalde steun die u hebt ontvangen goedgekeurde of vrijgestelde steun is, kunt u hierover contact opnemen met de overheid of uitvoeringsinstantie van wie u de steun heeft ontvangen.
Het formulier heeft betrekking op drie situaties:
-- uw onderneming heeft gedurende het lopende en de twee voorafgaande belastingjaren in het geheel geen de-minimissteun ontvangen,
-- uw onderneming, heeft gedurende het lopende en de twee voorafgaande belastingjaren de-minimissteun ontvangen.
Opgeteld bij het bedrag van de huidige voorgenomen steun wordt echter het bedrag van € 200.000,- niet overschreden (respectievelijk € 100.000,-/ € 30.000,-/ € 15.000,-), of
-- uw onderneming, heeft voor dezelfde kosten die in aanmerking komen voor de huidige voorgenomen steun reeds andere vormen van staatssteun ontvangen.
De Europese Commissie kan onrechtmatige steun nog gedurende tien jaar na de verlening terugvorderen. De mogelijkheid bestaat dan ook dat de Europese Commissie naderhand bij (de) Nederland(se overheidsinstantie) nog informatie opvraagt over hoe de steun is besteed om na te kunnen gaan of er wellicht sprake is van onrechtmatige steun. De overheidsinstantie
van wie u de steun heeft ontvangen kan – indien zij zelf niet over die informatie beschikt – in een dergelijk geval aan u vragen om documenten waarmee kan worden aangetoond dat de steun besteed is aan die activiteiten waarvoor deze is verleend. Het gaat daarbij dan om documenten die u op grond van de algemene administratie- en bewaarverplichting voor ondernemers moet bewaren 8 .
Voor de sector van de primaire productie van landbouwproducten zie Verordening (EU) Nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de
landbouwsector. Voor de sector visserij zie Verordening (EU) Nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector. Voor DAEB zie Verordening (EU) Nr. 360/2012 van de Commissie van 25 april 2012 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen.
Een onderneming in Europeesrechtelijke zin is een eenheid die een economische activiteit uitoefent. Een economische activiteit is het aanbieden van goederen en diensten op de markt. De rechtsvorm van deze eenheid of de wijze waarop zij wordt gefinancierd is hierbij niet van belang. Daarbij kunnen zowel privaatrechtelijke als publiekrechtelijke rechtspersonen een onderneming vormen. Dat er geen winstoogmerk is (zoals bij een stichting) is niet relevant.
Verordening (EU) Nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard.
Verordening (EU) Nr. 1388/2014 van de Commissie van 16 december 2014 waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard.
Besluit van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen.