Organisatie | Bunnik |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Bunnik 2020 |
Citeertitel | |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-03-2020 | 01-01-2020 | nieuwe regeling | 13-02-2020 |
De raad van de gemeente Bunnik;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, hierna college, van 17 december 2019
gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, derde lid, van de Jeugdwet, en de artikelen 2.1.3, 2.1.4a, 2.1.5, eerste lid, 2.1.6, 2.3.6, vierde lid, en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de artikelen 3.8, eerste lid, en 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015,
besluit vast te stellen: de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Bunnik 2020
Artikel 2. Betrekken van ingezetenen bij beleid
Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid over jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning door de Adviesraad Sociaal Domein volgens de regels die zijn vastgelegd in de Verordening adviesraad sociaal domein gemeente Bunnik.
Het college wijst op basis van deze verordening (voor zover het gaat om de Jeugdwet) dan wel op grond van artikel 6.1 lid 1 Wmo 2015 personen aan die belast zijn met het toezicht op de naleving van de rechtmatige uitvoering van de Jeugdwet en de Wmo 2015, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en niet-gebruik van deze wetten.
Na het onderzoek verstrekt het college aan de jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek in de vorm van een ondersteuningsplan. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het plan toegevoegd.
2.4 Overige bepalingen jeugdhulp
Artikel 15. Onderzoek naar recht- en doelmatigheid maatwerkvoorzieningen en pgb’s
Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van maatwerkvoorzieningen en pgb’s met het oog op de beoordeling van de recht- en doelmatigheid daarvan.
Artikel 16. Bestrijding van ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen of pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Jeugdwet
Degene aan wie op grond van deze verordening een maatwerkvoorziening of het pgb is verstrekt, is verplicht op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een maatwerkvoorziening of pgb.
Artikel 17. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering
Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:
3. Maatschappelijke ondersteuning
3.2 Toegang tot maatschappelijke ondersteuning
Artikel 21. Ondersteuningsplan
Na het onderzoek verstrekt het college aan de cliënt dan wel zijn vertegenwoordiger een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek in de vorm van een ondersteuningsplan. Opmerkingen of latere aanvullingen van de cliënt worden aan het plan toegevoegd.
Artikel 23. Toekenning- en afwijzingsgronden voor een maatwerkvoorziening
als de gevraagde voorziening al eerder aan de cliënt is verstrekt op grond van enige wettelijke bepaling en de normale afschrijvingstermijn van die voorziening nog niet verstreken is. Tenzij de voorziening verloren is gegaan door omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen of de cliënt de restwaarde van de voorziening die verloren is gegaan geheel of gedeeltelijk vergoedt;
als het gaat om voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten, anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte. Er kan in dat geval wel een voorziening voor verhuizing en inrichting worden verstrekt;
Het college verstrekt de voorzieningen opvang en beschermd wonen conform het daartoe vastgesteld beleid van de centrumgemeente Utrecht, de geldende verordening maatschappelijke ondersteuning en de daarop gebaseerde nadere regels en/of beleidsregels maatschappelijke ondersteuning van deze centrumgemeente.
3.3 Pgb en eigen bijdrage maatschappelijke ondersteuning
Artikel 24. Onderscheid formele en informele hulp
personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;
personen die aangemerkt zijn als Zelfstandige zonder personeel. Daarnaast moeten ze ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken.
De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor vervoer bedraagt maximaal de netto zoneprijs die de gemeente betaalt voor het collectief vervoer vermenigvuldigd met het aantal benodigde zones zoals beschreven in het ondersteuningsplan. Het maximaal te compenseren aantal kilometers per jaar is 1500, conform het bepaalde in artikel 23 lid 5.
3.4 Overige bepalingen maatschappelijke ondersteuning
Artikel 28. Onderzoek naar recht- en doelmatigheid maatwerkvoorzieningen en pgb’s
Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van maatwerkvoorzieningen en pgb’s met het oog op de beoordeling van de kwaliteit en recht- en doelmatigheid daarvan.
Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken om betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken geheel of gedeeltelijk op te schorten als duidelijk is dat de cliënt het pgb in die periode anders ten onrechte kan inzetten.
Artikel 34. Verhouding prijs en kwaliteit levering dienst door derden
Het college kan in bijzondere gevallen in het voordeel van de jeugdige, ouder(s), of cliënt afwijken van de bepalingen in deze verordening als door toepassing ervan de hiervoor genoemde personen duidelijk onrecht wordt aangedaan.
Artikel 39. Inwerkingtreding en citeertitel
Toelichting op de Verordening Wmo en jeugdhulp gemeente Bunnik
Deze verordening geeft uitvoering aan de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo 2015) en de Jeugdwet. Beide wetten kennen een voorzieningenplicht, die inhoudt dat het college een voorziening moet treffen als er problemen bestaan bij het opvoeden en opgroeien (Jeugdwet), de zelfredzaamheid en participatie of het zich handhaven in de samenleving (Wmo beschermd wonen en opvang). De gemeenteraad moet in de verordening regels stellen over de uitvoering van die voorzieningenplicht. Maar ook over de bestrijding van misbruik, de eisen aan Wmo-zorgaanbieders en het borgen van de prijs-kwaliteitverhouding van voorzieningen.
Gemeenten hebben de opdracht gekregen om in het sociaal domein zoveel als mogelijk te komen tot een integrale uitvoering. Tegelijkertijd zijn de verschillende wetten daar niet op ingericht en kennen ze dusdanige verschillen in bindende regels en mate van ruimte dat een verregaande integratie niet te realiseren is als gemeenten de wetten op een correcte en zorgvuldige wijze willen uitvoeren (zie ook de VNG-ledenbrief d.d. 17 april 2019, nr 19/019). De meerwaarde van een geïntegreerde verordening zit wel in de erkenning van de zorgplicht om zo integraal mogelijk te werken, zoals ook terugkomt in het eerste artikel van deze verordening. En het zoveel als mogelijk harmoniseren van regels binnen de afzonderlijke ‘kolommen’ Wmo en Jeugd. Dat is in deze verordening gebeurd. De bepalingen rondom de intake-procedure en het pgb zijn daar waar mogelijk op elkaar afgestemd, zodat binnen de uitvoering van de Wmo en de Jeugdwet zoveel als mogelijk dezelfde eisen worden gehanteerd.
Hierna worden enkele punten uit de verordening toegelicht.
Intakeprocedure ondersteuningsvragen bij Centrum voor Elkaar
In de Wmo 2015 is een intakeprocedure vastgelegd voor het in behandeling nemen van ondersteuningsvragen. Deze bestaat uit een melding, een onderzoek en zo nodig een aanvraag en een besluit. In deze verordening is ervoor gekozen deze procedure ook te hanteren voor hulpvragen in het kader van de Jeugdwet.
Inwoners met een ondersteuningsvraag kunnen zich melden bij het Centrum voor Elkaar (CvE). Zo’n melding is vormvrij en kan op allerlei manieren plaatsvinden. Het CvE bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk en gaat vervolgens in gesprek om de ondersteuningsbehoefte van de inwoner te onderzoeken en in kaart te brengen. Dit gebeurd met een integrale blik, zodat ook wanneer ondersteuning nodig blijkt op andere domeinen, hiervoor hulp wordt ingezet of doorgeleiding plaats vindt.
Als het onderzoek is afgerond, vindt terugkoppeling plaats naar de inwoner middels een verslag. De inwoner kan er daarna zelf voor kiezen of hij een aanvraag wil indienen en een besluit wil ontvangen van het college. Soms blijkt dat de ondersteuningsvraag kan worden opgelost met een algemene voorziening of een beroep op een andere wet of het voorliggend veld. Een aanvraag is dan niet nodig en blijft meestal achterwege. Als echter een maatwerkvoorziening nodig is of de inwoner om andere redenen graag een beslissing wil, kan hij een aanvraag indienen. Het college zal daarna een besluit nemen op deze aanvraag, waar desgewenst rechtsmiddelen tegen kunnen worden ingezet (zie de artikelen 7, 8, 9 en 10 van deze verordening voor de Jeugdwet en de artikelen 19, 20, 21 en 22 voor de Wmo 2015).
Bijdrage in de kosten van een Wmo-maatwerkvoorziening (abonnementstarief)
Per 1 januari 2020 gaat voor maatwerkvoorzieningen en voor bepaalde algemene voorzieningen het abonnementstarief gelden. Dat betekent dat cliënten die gebruik maken van één of meerdere Wmo-maatwerkvoorzieningen een eigen bijdrage van € 19,- per maand gaan betalen (bedrag op 1 januari 2020). Beschermd wonen en opvang zijn hiervan uitgezonderd. Het abonnementstarief geldt ook voor algemene voorzieningen waarbij sprake is van een ‘duurzame hulpverleningsrelatie’. Voor andere algemene voorzieningen kan de gemeente zelf de hoogte van de bijdrage bepalen.
In de verordening moet geregeld zijn voor welke voorzieningen een bijdrage wordt gevraagd. Binnen de gemeente Bunnik wordt alleen een bijdrage gevraagd voor maatwerkvoorzieningen. Die is dan ook geregeld in deze verordening (artikel 27 lid 1 en 3 van de verordening). Collectief vervoer is wettelijk uitgezonderd van het abonnementstarief. Reden voor deze uitzondering is dat er bij deze vormen van vervoer per rit lage prijzen worden gevraagd en het gebruik in veel gevallen incidenteel is. Als hier wel een bijdrage voor wordt gevraagd, zoals een ritbijdrage, moet die in de verordening staan. Dat is opgenomen in artikel 27 lid 4. Verder mag de bijdrage voor hulpmiddelen, woningaanpassingen en collectief vervoer niet hoger zijn dan de kostprijs. In de verordening moet geregeld zijn hoe de kostprijs van deze voorzieningen wordt bepaald. Dit is geregeld in de leden 6, 7 en 8 van artikel 27. Tot slot moet de gemeente in de verordening bepalen door welke instantie de bijdrage voor een maatwerkvoorziening voor opvang wordt vastgesteld en geïnd (zie lid 9).