Organisatie | Groningen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Kwaliteitskader Beschermd wonen en Opvang Groningen |
Citeertitel | Kwaliteitskader Beschermd wonen en opvang Groningen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-03-2020 | Nieuwe regeling | 25-02-2020 | 51037-2018 |
In januari 2015 is de Wmo (Wet Maatschappelijke Ontwikkeling) gewijzigd. Vanaf die datum zijn alle Groninger gemeenten verantwoordelijk voor Beschermd wonen en Opvang. Beschermd wonen en Opvang zijn voorzieningen voor inwoners die om psychiatrische of psychosociale redenen (tijdelijk) aangewezen zijn op ondersteuning, soms 24 uur per dag, 7 dagen per week.
Sinds deze wijziging van de Wmo zijn de voormalige structuren voor de toegang, de inkoop, de financiering, het toezicht en de kwaliteitsontwikkeling grotendeels niet meer van toepassing. De Groninger gemeenten staan voor de opgave om deze structuren opnieuw in te richten. Om dit proces te structureren hebben de centrumgemeenten de financiële middelen en de opdracht van het Rijk gekregen om dit samen met de regiogemeenten vorm te geven. De Groninger gemeenten hebben ervoor gekozen om hun samenwerking op de centrumgemeente taken vast te leggen in een centrumgemeenteregeling.
Om de continuïteit van Beschermd wonen en Opvang te garanderen is in 2015 op basis van de Wmo en een handreiking van de VNG een verordening met nadere regels opgesteld. Aan de hand hiervan zijn voor 2 jaar contracten met zorgaanbieders afgesloten met een optie tot 1 jaar verlenging.
De richtlijnen voor de kwaliteit in de Wmo zijn echter ruim geformuleerd. De doelgroep die gebruik maakt van Beschermd wonen en Opvang is één van de kwetsbaarste in onze samenleving. Alleen inkopen op basis van de Wmo is niet voldoende. De vraag is wat cliënten1 nodig hebben om -binnen de richtlijnen van de Wmo- op een veilige en effectieve wijze ondersteund te worden. Om het mogelijk te maken dat er antwoord komt op deze vraag is het Meerjarenprogramma ‘Van beschermd wonen naar begeleiding op maat’ geschreven. Het opstellen van een kwaliteitskader Beschermd wonen en Opvang is één van de 4 transformatie-opdrachten uit dit programma.
Met het Kwaliteitskader Beschermd wonen en Opvang (kortweg kwaliteitskader) beschrijven we wat er nodig is om binnen de doelstellingen van de wet de ondersteuning van de cliënten binnen Beschermd wonen en Opvang veilig en effectief te organiseren en hoe we dit willen bereiken.
We volgen bij het opstellen van ons kwaliteitskader de ‘Handreiking Kwaliteitskader Beschermd wonen’ van de VNG. We sluiten zo aan bij wat landelijk door deskundigen ontwikkeld is.
Voor het ‘wat’, hebben we verder gebruik gemaakt van:
Voor het ‘hoe’ hebben we - door middel van de methode van de Versnellingskamer2 - de cliënten en de aanbieders geraadpleegd.
Het kwaliteitskader is voor de Groninger gemeenten het begin van een proces om in samenspraak met de gebruikers van het kwaliteitskader (cliënten, medewerkers van Toegang, inkoop, zorgaanbieders, beroepskrachten en Toezicht) de kwaliteit te toetsen en de ondersteuning voortdurend te verbeteren, te ontwikkelen en te borgen. De borging van de veiligheid voor de cliënt en zijn of haar omgeving heeft daarbij de hoogste prioriteit.
Het kwaliteitskader is zowel van toepassing op aanbieders van ZIN (Zorg in Natura), door de gemeente ingekocht, als voor PGB (Persoonsgebonden Budget) - houders, die hun eigen ondersteuning inkopen. In de Wmo-verordening en de nadere regels van de Groninger gemeenten3 staat namelijk:
‘De kwaliteit van voorzieningen die met een PGB worden ingekocht, moeten aan dezelfde kwaliteitsnormen voldoen als bedoeld in het eerste lid. Met een PGB ingekochte informele ondersteuning, dient zoveel mogelijk aan de kwaliteitsnormen te voldoen als bedoeld in het eerste lid, doch dienen overeenkomstig artikel 2.3.6, tweede lid, onder c, in ieder geval veilig, doeltreffend en cliëntgericht te worden verstrekt.’
Het kwaliteitskader is ontwikkeld door het gemeentelijk projectteam Transformatieopdracht kwaliteitskader Beschermd wonen en Opvang. Het projectteam bestond uit vertegenwoordigers van de toegang, inkoop, juridische afdeling, beleid en toezicht van de gemeente Groningen en overige gemeenten.
In hoofdstuk 2 lichten we een aantal begrippen toe. In hoofdstuk 3 geven we de positie van het kwaliteitskader binnen de wet en regelgeving aan. Hoofdstuk 4 gaat over de uitgangspunten van ons kwaliteitskader. Hoofdstuk 5 bevat de kwaliteitsnormen.
Ten slotte worden in de bijlagen de meest gebruikte begrippen toegelicht, de hoofdstukken van de verordeningen en de nadere regels weergegeven die over kwaliteit gaan en als laatste een opsomming van wet en regelgeving die van toepassing kan zijn als het gaat om het kader waarbinnen Toezicht wordt gehouden.
2.1 Uitleg van het begrip Beschermd wonen
Volgens de Wmo 20154, Hfdst. 1, artikel 1.1.1. wordt onder Beschermd wonen verstaan:
In de Memorie van Toelichting is duidelijk gemaakt dat de definitie ruimer kan worden opgevat en er ook een veelheid aan andere verschijningsvormen zijn die door de wet niet onmogelijk worden gemaakt.
Het college van de gemeente Groningen hanteert een ruimere definitie voor Beschermd wonen, zodat ook andere vormen, waarbij niet in een accommodatie van een instelling wordt verbleven, mogelijk gemaakt worden voor Beschermd wonen.
Beschermd wonen, onder de Wmo 2015, kan dan beschreven worden als een samengestelde maatwerkvoorziening bestaande uit een arrangement met de componenten verblijf, persoonlijke verzorging, begeleiding (individueel/ groep), een dagactiviteit (en indien deze dagactiviteit op een andere locatie wordt aangeboden, het vervoer v.v.) en verpleging5 voor een aantal zwaardere categorieën cliënten.
2.2 Uitleg van het begrip Opvang
Volgens de Wmo 2015, Hfdst. 1, artikel 1.1.1. wordt onder Opvang verstaan:
Onderdak en begeleiding voor personen die de thuissituatie hebben verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
2.3 De definitie van kwaliteit
In het ‘Koersdocument Kwaliteit en Rechtmatigheid Wmo 2015 en de Jeugdwet’ definiëren we kwaliteit kortweg als:
‘Kwaliteit is de mate waarin het geheel van eigenschappen (het gerealiseerde) van een product, proces en dienst voldoet aan de gestelde eisen (norm of verwachtingen), die voortvloeien uit een gebruikersdoel'.6
Met het kwaliteitskader beschrijven we vooraf de eigenschappen van de te realiseren dienst (voorzieningen Beschermd wonen en Opvang) in termen van eisen, normen of verwachtingen, waarna we systematisch na het leveren van de dienst vanuit de gebruikers bepalen of de dienst aan de normen heeft voldaan.
3 Kwaliteitskader en de wet en regelgeving
In de Wmo geeft het tweede lid van artikel 2.1.1 aan dat het gemeentebestuur zorg draagt voor de kwaliteit en de continuïteit van de maatschappelijke ondersteuning.
Op basis van artikel 3.1 Wmo 2015 dient de zorgaanbieder ervoor te zorgen dat de voorziening van goede kwaliteit is. Het tweede lid van dit artikel specificeert welke criteria in ieder geval gelden voor de kwaliteit.
Een voorziening wordt in elk geval:
De wetstekst geeft een richting aan wat goede kwaliteit van ondersteuning zou moeten zijn.
3.2 Wmo-verordening en nadere regels Groninger gemeenten
Wat betreft de kwaliteit van zorgaanbieders zijn de gemeenten verantwoordelijk om in de verordening eisen te stellen aan de kwaliteit van de ondersteuning, klachtrecht, goed bestuur en medezeggenschap van cliënten bij zorgaanbieders. De afspraken die hierover gemaakt worden, zijn bij de inkoop van Beschermd wonen en Opvang belangrijk.
In artikel 9 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning heeft de gemeente Groningen de kwaliteitsnormen nader uitgewerkt. Dit betreft een uitwerking van de verordeningsplicht in artikel 2.1.3, tweede lid, onder c van de wet.
In de Nadere Regels hebben wij bepaald, dat wij zorgaanbieders op kunnen dragen zorg te dragen voor een systematische bewaking, beheersing en verbetering van de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning.
Het kwaliteitskader is aanvullend op de Wmo verordening en Nadere Regels van de Groninger gemeenten. In iedere gemeentelijke Wmo verordening en bij behorende Nadere Regels wordt naar het kwaliteitskader Beschermd wonen en Opvang verwezen (zie bijlage 2 voor de bepalingen over kwaliteit uit de Verordening en de Nadere Regels uit de verordening van de centrumgemeente Groningen).
Het doel van de Wmo is om inwoners zo te ondersteunen in hun zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie dat zij een goede kwaliteit van leven ervaren. Inwoners bepalen of de kwaliteit van de dienstverlening wel of niet goed is.
Uitgangspunt voor de rijksoverheid is dat primair de organisaties van cliënten, zorgaanbieders en gemeenten gezamenlijk voor (bepaalde vormen van) maatschappelijke ondersteuning professionele standaarden of meetinstrumenten ontwikkelen.
4 Uitgangspunten kwaliteitskader
Kwaliteit is altijd in ontwikkeling. Het continu willen verbeteren van kwaliteit is onze gezamenlijke ambitie. De richtlijnen in de Wmo vraagt van de medewerkers van de toegang, de inkoop, de aanbieders, de beroepskrachten, het toezicht en de Groninger gemeenten om meer te sturen op resultaten, het betrekken van het netwerk van de cliënten bij de ondersteuning en te kijken naar wat de cliënt en de omgeving nog zelf kunnen. Aansluiten bij en meedoen met de maatschappij is naast zelfredzaamheid een belangrijk uitgangspunt van de Wmo.
Met de achtergrond van de bovenstaande ontwikkelingen en uitgangspunten willen we de kwaliteit vanuit het wettelijke kader van de Wmo vormgeven. Zorgaanbieders zijn gewend om te werken met ‘kwaliteitssystemen’ en ‘kwaliteitskeurmerken’. Deze systemen en keurmerken sluiten minder goed aan bij de manier waarop zorgaanbieders werken en willen werken, namelijk vanuit het cliëntperspectief met systematische bewaking van de kwaliteit.
Het ombuigen van het kwaliteitssysteem richting cliëntperspectief geeft de noodzakelijke ruimte aan beroepskrachten om kwaliteit te leveren met de cliënt als uitgangspunt in plaats van voorschriften te volgen vanuit het kwaliteitssysteem.
Daarbij willen wij nadrukkelijk ruimte bieden aan nieuwe innovatieve initiatieven. Dergelijke initiatieven zijn met regelmaat afkomstig van zorgaanbieders die werken met een beperkt aantal professionele beroepskrachten. Wij zijn ons bewust dat dit een spanningsveld kan opleveren ten aanzien van de kwaliteitsnormen die wij stellen. Aan de ene kant willen wij door middel van het stellen van kwaliteitsnormen grip krijgen op de kwaliteit, aan de andere kant willen wij de valkuil van vooraf onnodig dicht regelen van de kwaliteit vermijden.
Ons doel is daarom om een optimale balans te bereiken in grip op kwaliteit door het stellen van kwaliteitsnormen en vertrouwen in kwaliteit door aanbieders soms vrij te laten in de wijze waarop zij kwaliteit van zorg en ondersteuning willen bereiken. Uiteindelijk zal uit de contacten met de aanbieders vanuit inkoop, toegang en Toezicht en de (monitoring van de) maatschappelijke effecten moeten blijken of we een juiste balans gehanteerd hebben tussen reguleren en controleren en het in vertrouwen overlaten aan de professionals.
4.1. Uitgangspunt 1: De cliënt en zijn/ haar doelen staan centraal
Onze kwaliteitsnormen ontwikkelen we vanuit de volgende beleidslijn:
Het vertrekpunt voor de ondersteuning zijn de wensen, voorkeuren en doelen van de cliënt, opgenomen in het ondersteuningsplan. Een beroepskracht ondersteunt een cliënt vanuit de (zorg-) visie van de organisatie, waarbij (een gevoel van) veiligheid, bejegening en het aansluiten op de wensen en doelen van de cliënten belangrijke onderwerpen zijn. In de uitvoering van de ondersteuning maakt de beroepskracht een afweging tussen het inzetten van bewezen effectieve interventies en het inzetten/ontwikkelen van andere interventies, indien de bewezen interventies niet passend zijn. Die afweging maakt de beroepskracht vanuit de ervaringskennis en professionele autonomie.
Werken vanuit deze uitgangspunten biedt ruimte voor maatwerk en leidt tot de best passende ondersteuning.
De tevredenheid en de uitkomsten van de ondersteuning zijn inzichtelijk, doelen en resultaten worden geëvalueerd en ondersteuningsplannen worden bijgesteld. Het ondersteuningstraject is continu te volgen en gericht op een zo groot mogelijke zelfredzaamheid en participatie overeenkomstig de uitgangspunten van de Wmo.
Door deze werkwijze werkt de zorgaanbieder automatisch en aantoonbaar resultaat- en doelgericht en volgt de Plan Do Check Act –cyclus (PDCA).
Volgens deze beleidslijn komen de kwaliteitskenmerken uit de Wmo (veilig, cliëntgericht, doelmatig en doeltreffend) terug. Bij het formuleren van de kwaliteitsnormen vullen we vanuit de Wmo en onze visie deze kwaliteitskenmerken in. Onze beleidslijn en uitgangspunten leiden tot het volgende beleidskader voor de kwaliteitsnormen Beschermd Wonen en Opvang:
4.2. Uitgangspunt 2: Gemeenten gaan over het ‘WAT’, zorgaanbieder over het ‘HOE’
Bij het opstellen van de kwaliteitsnormen maken we onderscheid tussen het ‘wat’ en het ‘hoe’. Gemeenten gaan over ‘wat’ er geregeld moet zijn op het gebied van kwaliteit. De zorgaanbieder en de cliënt bepalen ‘hoe’ de ondersteuning wordt geboden en ‘hoe’ de randvoorwaarden daarvoor worden ingevuld. Deze verdeling van verantwoordelijkheden schept duidelijkheid en voorkomt dat er regels ontstaan die leiden tot onnodige administratieve lasten en kwaliteit op papier in plaats van in de praktijk.
In verband met dit uitgangspunt hebben we voor het maken van het kwaliteitskader de cliënten en de aanbieders geraadpleegd over de vraag hoe het beste inhoud kan worden gegeven aan: cliënt centraal, meedoen naar vermogen, integraal en veilig. De resultaten hiervan zijn in de toelichting op de daadwerkelijke kwaliteitsnormen verwerkt.
Eerder hebben we gesteld dat kwaliteit altijd in ontwikkeling is en dat het een gezamenlijke ambitie is om de kwaliteit continu te verbeteren. Dit betekent dat er structureel, op cliënt-, instellings- en instellingsniveau overstijgend, gesproken moet worden over hoe de kwaliteitsnormen het beste gerealiseerd en getoetst kunnen worden. Het kwaliteitskader is hiervoor het referentiepunt. Op deze wijze wordt geborgd dat de resultaten van deze gesprekken invloed hebben op de uitvoering hiervan.
4.3. Uitgangspunt 3: De kwaliteitsnormen zijn zo geformuleerd dat ze het gesprek over kwaliteit bevorderen
Het hanteren van basis kwaliteitsnormen bevordert goede kwaliteit van ondersteuning. Kwaliteit vangen we voor een deel op papier. Belangrijker is het continue gesprek over kwaliteit in het primaire proces en tussen gemeente(n), zorgaanbieder(s), toegang, inkoop, contractmanagement en toezicht.
Kwaliteitsnormen waarbij het gesprek tussen zorgaanbieder en gemeenten wordt aangegaan zijn geformuleerd in de vorm van: ‘de zorgaanbieder toont aan dat...’ of ‘de zorgaanbieder geeft aan op welke wijze...’. Als we alleen willen weten of een zorgaanbieder voldoet aan de gestelde regelgeving en randvoorwaarden voor goede en veilige ondersteuning, volstaat de formulering met ‘de zorgaanbieder geeft uitvoering aan...’ of ‘de zorgaanbieder werkt met...’.
4.4. Uitgangspunt 4: Gemeenten geven invulling aan toetsing en verantwoording
Een open formulering van de kwaliteitsnormen betekent, dat er meer tijd gestoken moet worden in afspraken, toetsing en verantwoording, omdat er niet één voorschrift is waarmee alle zorgaanbieders moeten werken. Om de ruimte die geboden wordt effectief te benutten, moeten de kwaliteitsnormen op een redelijke manier aantoonbaar gemaakt kunnen worden. In de ontwikkeling van de basiskwaliteitsnormen is bij elke norm de afweging gemaakt of het wenselijk is om het gesprek erover te voeren of dat volstaan kan worden met een checklist.
Bij toetsing is het uitgangspunt dat de cliënt met zijn/haar mogelijkheden en ondersteuningsvraag centraal staat. In artikel 38 en 39 van de Nadere regels van de centrumgemeente Groningen (zie bijlage) zijn een aantal mogelijkheden opgenomen waarmee hier invulling aan gegeven kan worden.
Op basis van Artikel 39 - wat gaat over de Verslaglegging - zal het college de zorgaanbieder opdragen jaarlijks vóór 1 juni een verslag op de website van de zorgaanbieder te zetten. In dit verslag legt de aanbieder verantwoording af over het beleid dat hij in het afgelopen kalenderjaar heeft gevoerd in verband met de uitvoering van de kwaliteit van de ondersteuning die hij in dat jaar heeft verleend.
in dit verslag zal de zorgaanbieder onder meer aangeven:
4.5. Uitgangspunt 5: Gemeenten geven invulling aan toezicht
In principe zijn alle Groninger gemeenten verantwoordelijk voor de kwaliteit en continuïteit van de voorzieningen die ingezet worden binnen Beschermd Wonen en Opvang. Echter, tot nadere orde hebben deze gemeenten de taken die hiermee verband houden gedelegeerd aan de centrumgemeente Groningen. Dit brengt met zich mee dat de centrumgemeente toezicht moet houden op de naleving van de gestelde eisen aan de uitvoering van de Wmo voor wat Beschermd wonen en Opvang betreft.
Rondom toezicht bepaalt de Wmo alleen dat een persoon belast wordt met het toezicht (toezichthoudend ambtenaar). Hoe het toezicht georganiseerd wordt en welke inhoud eraan gegeven wordt, wordt overgelaten aan de betrokken gemeente. De in de Wmo gestelde kwaliteitsnormen en de eisen opgenomen in de verordening en Nadere regels zijn globaal. Een specificering is noodzakelijk om toezicht in praktijk te kunnen brengen.
De kwaliteitsnormen uit dit document bieden -naast alle overige wet- en regelgeving die van toepassing is op de aanbieders en de van toepassing zijnde professionele standaard-, de grondslag voor het kwaliteitstoezicht op Beschermd wonen en Opvang. De gemeentelijke toezichthouders gebruiken de kwaliteitsnormen uit dit Kwaliteitskader en de overige wet en regelgeving bij het toezicht wat ze uit oefenen.
Voor wat overige wet- en regelgeving en professionele standaard kan zijn staat in bijlage 3 een niet uitputtende opsomming van mogelijkheden.
Het Toezicht op kwaliteit, rechtmatigheid en Calamiteiten en Geweld in verband met Beschermd wonen en Opvang is als volgt georganiseerd:
De gemeenten stellen toezichthouders aan. Deze toezichthouders kunnen afhankelijk van wat er nodig is verschillende opdrachten krijgen. Voor Beschermd wonen en Opvang zijn er Toezichthouders belast met Calamiteiten en Geweld en met het continue toetsen van de kwaliteit. Het Kwaliteitskader Beschermd Wonen en Opvang is de basis om de kwaliteit van Beschermd wonen en Opvang te toetsen.
De Toezichthouders belast met Wmo Beschermd wonen en Opvang, worden namens de Groninger colleges ingeschakeld, wanneer er zich een calamiteit of incident voordoet. Dit is een toetsing achteraf nadat zich een calamiteit heeft voorgedaan. Deze toezichthouders kunnen ook preventief op basis van signalen of een risicoprofiel het aanbod op kwaliteit of naleving ervan toetsen.
Ook toetsen deze Toezichthouders continu de geboden kwaliteit n.a.v. de kwaliteitsnormen die gesteld zijn. De Toezichthouders zijn onafhankelijk en rapporteren de bevindingen aan het verantwoordelijke college. Naast het Toezicht op de kwaliteit wordt door de toezichthouders Wmo Beschermd wonen en Opvang ook de rechtmatigheid getoetst. Het gaat hier om de juiste besteding van de financiële middelen.
Als de Toezichthouders constateren dat de nalatigheden verwijtbaar zijn en er sancties moeten komen wordt dit ter besluitvorming voorgelegd aan het college van de gemeente. Het college kan op basis van de uitkomsten van de toetsing van de toezichthouders beslissen op welke wijze er gehandhaafd zal worden. Het college kan dan bestuursrechtelijke maatregelen nemen en/of een civielrechtelijke procedure aanspannen.
De Toezichthouders die belast zijn met Wmo Beschermd wonen en Opvang (namens de Groninger gemeenten), zijn met betrekking tot hun onderzoek en bevindingen alleen verantwoording schuldig aan respectievelijk het college van de gemeente waarin het incident zich heeft voorgedaan en het college van de centrumgemeente. De gemeentelijke organisatie van de centrumgemeente voert ook delen van het Beschermd wonen en Opvang uit en kan dus ook onderwerp van Toezicht worden.
Op deze wijze borgen we dat de Toezichthouders zo onafhankelijk mogelijk hun onderzoek zowel intern als extern kunnen uitvoeren. De directies die het Toezicht organiseren faciliteren de toezichthouders zodanig dat zij hun opdracht goed kunnen uitvoeren.
De kwaliteitsnormen hebben betrekking op de kwaliteit van de verblijfsvoorzieningen van maatschappelijke opvangorganisaties en beschermde woonvormen. Het zijn de eisen die de centrumgemeente Groningen namens de Groninger gemeenten aan de zorgaanbieders stelt. Bij het formuleren van de kwaliteitsnormen is het de kunst om voldoende expliciet aan te geven wat de kern van de kwaliteitsnorm is, zonder te vervallen in gedetailleerde beschrijvingen. Afhankelijk van de grootte van de zorgaanbieder en de producten die ze biedt kan nader bepaald worden welke eisen voor alle zorgaanbieders gelden en welke niet.
De basis kwaliteitsnormen Beschermd Wonen en Maatschappelijke Opvang beschrijft de kwaliteitsaspecten die als vanzelfsprekend worden beschouwd door de gemeenten en zorgaanbieders. Wanneer we spreken over kwaliteit in de beschermde woonvormen en opvang zijn dit de aspecten die minimaal geregeld moeten zijn: kwaliteitsnormen die ‘(alle) aanbieders doorvoeren en die (alle) gemeenten als voorwaarden stellen en monitoren’.
De specifieke kwaliteitsnormen Beschermd Wonen en Maatschappelijke Opvang beschrijven de kwaliteitsaspecten voor specifieke doelgroepen en/of voorzieningen. Dit zijn kwaliteitsnormen die alleen voor de betreffende specifieke doelgroepen of voorzieningen geldt. Er zijn specifieke kwaliteitsnormen opgesteld voor de volgende voorzieningen en doelgroepen:
Bij het opstellen van de kwaliteitsnormen is in veel gevallen gekozen voor een ‘open omschrijving’ van de norm. Dit biedt de mogelijkheid om het gesprek te voeren over kwaliteit (tussen gemeenten en zorgorganisaties) en nieuwe vormen van verantwoording en toetsing in te zetten die meer zeggen over kwaliteit (in plaats van de bekende ‘checklist’ en verslagen). Tegelijkertijd roept het vragen op als: waar gaan we het dan over hebben? Wat zijn de onderwerpen die je wilt bespreken, welke thema’s worden geraakt? In tekstkaders staan voorbeelden ter toelichting en inspiratie voor het gesprek over kwaliteit.
De specifieke kwaliteitsnormen zijn per doelgroep beschreven en kennen dezelfde indeling als de basis kwaliteitsnormen (overeenkomstig de thema’s: cliënt centraal, passende en effectieve ondersteuning en randvoorwaarden: met de thema’s gezonde organisatie, veiligheid, netwerk en keten en verantwoorde bedrijfsvoering). Specifieke kwaliteitsnormen zijn ‘aanvullende kwaliteitsnormen’ voor specifieke doelgroepen en/of voorzieningen.
De basis kwaliteitsnormen en de specifieke kwaliteitsnormen zijn samengevoegd per Thema: ‘cliënt centraal’, ‘passende en effectieve ondersteuning’ en ‘randvoorwaarden: gezonde organisatie, veiligheid, keten en netwerk, verantwoorde bedrijfsvoering’. In de titel van de tabel is beschreven welk type kwaliteitsnorm het betreft (basis of specifiek).
5.2 Passende en effectieve ondersteuning
B. Thema Passende en effectieve ondersteuning Uit de rapportage over de bijeenkomst van cliënten en zorgaanbieders van 22 juni 2016 • De cliënten vinden bijna unaniem vrijwilligerswerk een goede mogelijkheid om zinvol mee te doen in de samenleving. Meer dan de helft van hen onderschrijft dat straten en pleinen ook voor verwarde mensen zijn. Desgevraagd noemen ze diverse verbeterpunten in de begeleiding bij sociale contacten en meedoen in de samenleving. Er moet binnen Beschermd Wonen en Opvang meer gecommuniceerd worden over het onderwerp sociale contacten en begeleiders moeten beter weten welke mogelijkheden (zoals verenigingen) er zijn in de omgeving. Verder zijn de wensen: ‘niet bezuinigen op dagbesteding en werkprojecten’ en ‘contracten afsluiten met diverse organisaties’ die (vrijwilligers)-werkplekken kunnen bieden. Samenvatting sessie aanbieders; • Het meedoen van cliënten in de samenleving kan volgens de aanbieders het best worden gestimuleerd via dagbesteding en vrijwilligers- of betaald werk. Samenwerking tussen betrokken organisaties is hierbij van belang. Ook activiteiten van of voor de buurt bieden mogelijkheden tot meedoen, maar de aanbieders hebben (een lichte) voorkeur voor individuele plaatsing van cliënten. • Het (blijven) betrekken van het sociale netwerk is een aandachtspunt. Voorwaarde is wel dat de cliënt het wil. Veel cliënten hebben geen sociaal netwerk meer. Dan kan gewerkt worden aan een nieuw netwerk. Een vorm die mogelijk kan bijdragen aan het versterken van sociale contacten is een digitale ontmoetingsplaats van gelijkgestemden/medecliënten. Verder moet er meer oog zijn voor het feit dat ouders en familie vaak overbelast zijn en zelf ondersteuning nodig hebben. | ||
De zorgaanbieder toont aan of en op welke wijze zij werkt met bewezen effectieve interventies voor welke doelgroep of problematiek. Zorgaanbieder werkt aantoonbaar met een methodiek die aansluit bij de Wmo waarbij de vraag van de cliënt optimaal wordt vertaald in een ondersteuningsplan waar de cliënt eigenaar van is. Tip: Op de websites van Movisie en het Trimbos Instituut staan databanken met (erkende) effectieve interventies voor de GGZ en de sociale sector: • Sociale sector (waaronder de Maatschappelijke Opvang): https://www.movisie.nl/databank-effectieve-sociale-interventies • GGZ: https://erkendeinterventiesggz.trimbos.nl/ • Netwerk Kwaliteitsontwikkeling GGZ: http://www.kwaliteitsontwikkelingggz.nl/ | - Beschrijving interventie naar doelgroep of problematiek | |
De zorgaanbieder toont aan op welke wijze zij invulling geeft aan het herstel van de cliënt door het vergroten van de zelfredzaamheid en participatie, het behouden of stabiliseren daarvan of het vertragen van de achteruitgang. NB: Ook in de nachtopvang is het belangrijk dat er actief aandacht is voor het persoonlijke verhaal van de cliënt en ruimte om het gesprek hierover te voeren, zoals past bij van het gedachtegoed van herstel | ||
De zorgaanbieder draagt met innovatie aantoonbaar bij aan de doelen van de Wmo gericht op het vergroten van de zelfredzaamheid en participatie. | ||
De ondersteuning wordt uitgevoerd door deskundige medewerkers (betaald en onbetaald). De benodigde deskundigheid is vastgesteld per soort ondersteuningsvorm. Speciaal aandachtspunt is deskundigheid omtrent middelen (alcohol, drugs) gebruik. De zorgaanbieder zoekt daarbij naar een optimale balans tussen de inzet van professionals, ervaringsdeskundigen en vrijwilligers. | ||
De zorgaanbieder toont aan dat de cliënt integrale ondersteuning ontvangt. Er is aandacht voor alle leefdomeinen: wonen, werk, dagbesteding, inkomen, sociale en maatschappelijke participatie, fysieke gezondheid, leefstijl, hobby’s, vrije tijd, het sociale netwerk, veiligheid en justitie. Met de cliënt zijn op alle relevante leefgebieden doelen bepaald en afspraken gemaakt. De doelen en afspraken zijn vastgelegd in een ondersteuningsplan inclusief een risicotaxatie. Voor cliënten kortdurende verblijf nachtopvang worden afspraken vastgelegd | - Ondersteuningsplan op basis van de 11 leefgebieden | |
De zorgaanbieder toont aan op welke wijze hij samenwerkt met andere zorgaanbieders, netwerkt en basisteams Groninger gemeenten | ||
De zorgaanbieder toont aan dat hij actief in-, door- en uitstroom van cliënten bevordert |
De activiteiten van de professionals zijn aantoonbaar gericht op het bereiken van rust en veiligheid van de cliënt/het cliëntsysteem en van de omgeving waarin de cliënt zich bevindt. NB1 ‘Rust’ betekent hier: gedurende de eerste periode van opvang op adem komen. Als die rust gevonden is, dan kan de cliënt werken aan ‘regelzaken’ en vervolgstappen. De tijd die het kost om voldoende ‘rust’ te hebben om vervolgstappen te zetten verschilt per cliënt. NB2 ‘Veiligheid’ kent verschillende aspecten: 1. Het betreft veiligheid van cliënten en hun kinderen, maar ook van medewerkers van opvangorganisaties. 2. Het betreft feitelijke onveiligheid (gebeurtenissen) én de beleving van onveiligheid door cliënten en medewerkers (gevoelens). 3. Veiligheid heeft harde kanten (feitelijke incidenten en fysieke veiligheid, met bijbehorende maatregelen, zoals een anoniem of geheim adres, cameratoezicht en sleutelbeleid) en zachte kanten (gevoelens van (on)veiligheid, interactie tussen cliënten en medewerkers). Bron: kwaliteitsdocument Opvang slachtoffers van huiselijk geweld Bij uitstroom zijn afspraken gemaakt met: - de cliënt/het cliëntsysteem over passend vervolgonderdak in een passende woonomgeving - over de mogelijkheden die de cliënt heeft in het geval van terugval | ||
Jeugdigen en gezinnen in crisisopvang In het ondersteuningsplan zijn afspraken en doelen vastgelegd met het hele gezin en voor de individuele leden van het gezin. In het ondersteuningsplan is ook de niet meegekomen ouder/gezaghebber opgenomen. De zorgaanbieder toont aan op welke wijze zij invulling geeft aan de ondersteuning aan jeugdigen. Ter inspiratie: Effectieve ondersteuning aan kinderen in de opvang, om duurzame verandering tot stand te brengen richt zich (naast systeemgerichte ondersteuning aan ouders) op de zes pijlers voor hulp aan kinderen: Bron: ‘Veilige Toekomst. Doen wat nodig is voor kinderen in de opvang’ van de Werkgroep Veilige Toekomst Voordat een gezin uitstroomt is de veiligheidssituatie van de jeugdigen bij vervolg/uitstroom in kaart gebracht en vastgelegd in het ondersteuningsplan. De zorgaanbieder zorgt voor voldoende medewerkers die professioneel en deskundig kunnen handelen op het gebied van de ondersteuning aan jeugdigen. Hierbij wordt hulp georganiseerd voor jeugdigen die getuige zijn geweest van geweld en is er aandacht voor de sociale en emotionele ontwikkeling van kinderen. Tip: Denk aan het doorbreken van intergenerationele overdracht van huiselijk geweld en armoede. | ||
De ondersteuning is aantoonbaar gericht op toeleiding van jeugdigen naar onderwijs, het behalen van een startkwalificatie en/of dagbesteding en/of werk. De zorgaanbieder heeft aantoonbaar voldoende medewerkers die ervaren, professioneel en deskundig handelen in de ondersteuning aan jongeren. Tip: Denk bij deskundigheid aan expertise op het gebied van groepsdynamica bij jongere. Of kijk eens naar de methodiek Houvast: http://www.opvang.nl/site/item/houvast. |
5.3 Randvoorwaarden: gezonde organisatie, veiligheid, keten en netwerk
De zorgaanbieder is 24 uur per dag bereikbaar en is toegankelijk voor de aanmeldingen door alle aangewezen verwijzers. De zorgaanbieder heeft aparte slaapfaciliteiten voor vrouwen en mannen. |
Specifiek kinderen en gezinnen in Beschermd Wonen
Bijlage 1: Begrippen en definities
wonen in een accommodatie van een instelling;
met het daarbij behorende toezicht en begeleiding;
gericht op het bevorderen en herstel van zelfredzaamheid en participatie;
gericht op het bevorderen van het psychische en psychosociaal functioneren;
gericht op stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld;
gericht op het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast;
gericht op het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen;
bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
Burgemeesters van de deelnemende gemeenten.
Geheel van geplande en systematische acties, nodig om in voldoende mate het vertrouwen te geven dat een product of dienst voldoet en blijft voldoen aan de gestelde kwaliteitsnormenkwaliteitsnormen.
Onder calamiteit wordt verstaan een niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van een voorziening en die tot een ernstig schadelijk gevolg voor of de dood van een cliënt heeft geleid (art. 1.1.1 Wmo 2015).
Een Centrumgemeente is een gemeente die een bepaalde functie uitvoert voor omliggende gemeenten. Hier betreft het de Centrumregeling Beschermd wonen, opvang en inloopvoorziening GGz Groningen.
Het (nagenoeg) ontbreken van risico’s voor een cliënt om lichamelijke en/of psychische schade op te lopen als gevolg van het niet volgens de professionele standaard handelen van zorgverleners en/of door een tekortkoming van het zorgsysteem (conform definitie NTA 8009, 2007 en Onderzoeksprogramma Gebruikersveiligheid in Nederland, 2005-2009). Het gaat dus beslist niet om schade die het (logische) gevolg is van zijn ziekte of van het vooraf bekende en goed afgewogen risico van diagnostiek en/of behandeling (complicatie).
Colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten.
Een structurele situatie van onverantwoorde zorg, waarin de gebruiker wordt geschaad of het risico loopt te worden geschaad, en waarbij de betrokken professional of verantwoordelijke instelling niet (meer) in staat of bereid is zelf de problemen op te lossen.
Van belang in deze omschrijving zijn vier (4) elementen:
Een persoon die door gerijpte en doorleefde ervaring van tegenslag, ziekte, beperking, lotgeval of levensomstandigheid in staat is om de kennis die niet door studie of onderwijs maar door deze ervaring is opgedaan - de zogeheten ervaringsdeskundigheid - te benutten o.a. voor het herstelproces van een ander.
Richtlijn die zo veel mogelijk gebaseerd is op de hoogste graad van beschikbaar bewijsmateriaal en waarbij de uiteindelijke aanbevelingen gebaseerd zijn op het beschikbare bewijsmateriaal, de klinische expertise van de zorgverleners en de voorkeuren en wensen van de gebruiker. Bij de methode evidence based medicine wordt de ‘evidence’ in de literatuur systematisch opgezocht en gewaardeerd volgens bepaalde kwaliteitscriteria. In Nederland wordt deze methode van richtlijnontwikkeling ook wel met EBRO (evidence based richtlijn ontwikkeling) aangeduid.
Gemeenten in de provincie Groningen:
De gemeenten Appingedam, Delfzijl, Groningen, Het Hogeland, Loppersum, Midden-Groningen, Oldambt, Pekela, Stadskanaal, Veendam, Westerkwartier en Westerwolde.
Geweld bij de verstrekking van de voorziening:
Seksueel binnendringen van het lichaam van of ontucht met een cliënt, alsmede lichamelijk en geestelijk geweld jegens een cliënt, door een beroepskracht dan wel door een andere cliënt met wie de cliënt gedurende het etmaal of een dagdeel in een accommodatie van een aanbieder verblijft (art. 1.1.1. Wmo 2015).
Een incident is een onbedoelde gebeurtenis tijdens de zorgverlening, die tot schade aan de gebruiker heeft geleid, had kunnen leiden of (nog) kan leiden.
Het gaat niet alleen om gebeurtenissen die daadwerkelijk tot schade voor gebruiker hebben geleid, maar ook om 'bijna incidenten'.
Informele hulpverlener of vrijwillige thuishulp:
Een persoon uit het sociale netwerk van een cliënt die om niet werkzaamheden/diensten tv de cliënt uitvoert. Bij een informele hulpverlener gaat het veelal om familie, vrienden, kennissen of buren. Bij een vrijwillige thuishulp ontbreekt, in eerste instantie, een relatie.
Alle personen van 0 tot 18 jaar.
Alle personen van 18 tot 23 jaar:
bij wie jeugdhulp is ingezet voor het 18e jaar en waarvan de gemeente van mening is dat verdere jeugdhulp noodzakelijk is;
die voor het 18e jaar jeugdhulp hebben ontvangen en die binnen een half jaar na het 18 jaar opnieuw in aanmerking komen voor jeugdhulp;
die gebruik maken van pleegzorg en waarbij de voortzetting van zorg nog nodig is;
die een strafbaar feit hebben begaan tussen het 18e en 23e jaar en waarvoor een maatregel (als bedoeld in artikel 77c van het wetboek van Strafrecht) is uitgesproken.
Onderdak en begeleiding zoals bedoeld in artikel 1.1.1 Wmo 2015; het bieden van onderdak en begeleiding aan personen die hun thuissituatie hebben verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld en niet in staat zijn om zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
Professional of Beroepskracht:
Beroepsmatige hulpverlener in het bezit van de vereiste diploma’s. Deze professional kan een verleden hebben als cliënt. Aanbieders benoemen deze ervaringsachtergrond soms als voorwaarde in het functieprofiel van de hulpverlener. Vanuit onze invalshoek is deze hulpverlener een professional of beroepskracht, in het bezit van de vereiste diploma’s.
Schriftelijk vastgelegde overeenkomst tussen een aantal beroepsbeoefenaars over de wijze van beroepsmatig handelen die voor een bepaalde groep gebruikers gemiddeld genomen tot een optimaal resultaat zal leiden.
De professionele standaard van de professional omvat – behalve de toepasselijke wet- en regelgeving, zoals de Wet Beroepsuitoefening Individuele Gezondheidszorg.
Dit laat onverlet dat de genoemde Gedragsregels, Gedragscode, Kwaliteitskaders en Kwaliteitsnormen geen absoluut karakter hebben. Richtlijnen maken deel uit van de professionele standaard, bevatten normatieve uitspraken en hebben mede daardoor een juridische betekenis.
Centrumregeling beschermd wonen, opvang en inloopvoorziening GGz Groningen.
Veiligheidsmanagementsysteem (Vms):
Beleid van ziekenhuizen en zorginstellingen dat gericht is op het zoveel mogelijk voorkomen van fouten en activiteiten die tot schade kunnen leiden.
Algemene voorziening of maatwerkvoorziening.
Een persoon die onbezoldigd werkzaamheden uitoefent binnen een organisatie.
Bijlage 2: Eisen aan kwaliteit ingevolge Verordening maatschappelijke ondersteuning 2020 en Nadere regels maatschappelijke ondersteuning 2020 van de centrumgemeente Groningen
Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Groningen 2020 (centrumgemeente)
Artikel 11 Kwaliteitsnormen maatschappelijke ondersteuning
In de Nadere Regels hebben wij bepaald dat wij aanbieders op kunnen dragen zorg te dragen voor een systematische bewaking, beheersing en verbetering van kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning.
Nadere regels maatschappelijke ondersteuning van de centrumgemeente Groningen
Artikel 37 Algemene bepaling kwaliteit
De kwaliteit van voorzieningen die met een Pgb wordt ingekocht, moet aan dezelfde kwaliteitsnormen voldoen als bedoeld in het eerste lid. Met een Pgb ingekochte informele ondersteuning, dient zoveel mogelijk aan de kwaliteitsnormen te voldoen als bedoeld in het eerste lid, doch dienen overeenkomstig artikel 2.3.6, tweede lid, onder c, in ieder geval veilig, doeltreffende en cliëntgericht te worden verstrekt.
Artikel 38 Systematische bewaking, beheersing en verbetering van de kwaliteit
Het college kan bepalen dat in dat verslag de aanbieder daartoe onder meer aan geeft:
of en, zo ja, op welke wijze hij cliënten bij zijn kwaliteitsbeleid heeft betrokken;
de frequentie waarmee en de wijze waarop binnen de instelling kwaliteitsbeoordeling plaatsvond en het resultaat daarvan;
welk gevolg hij heeft gegeven aan klachten en meldingen over de kwaliteit van de verleende zorg.
Artikel 40 Meldcode (huiselijk) geweld en kindermishandeling
De aanbieder, niet zijnde een aanbieder die hulpmiddelen of woningaanpassingen levert, stelt een meldcode vast waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.
Artikel 41 Calamiteiten en geweld
Artikel 42 Verklaring omtrent gedrag van medewerkers
Het college kan van een aanbieder waaronder een solistisch werkende natuurlijke persoon en niet zijnde een aanbieder die hulpmiddelen of woningaanpassingen levert, eisen dat deze in het bezit is van een verklaring omtrent gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens voor beroepskrachten en andere personen die beroepsmatig met zijn cliënten in contact kunnen komen, welke niet eerder is afgegeven dan drie maanden voor het tijdstip waarop betrokkene voor de aanbieder ging werken.
Een versnellingskamer is een digitale brainstorm, waarin elke deelnemer op basis van anonimiteit een gelijkwaardige bijdrage kan leveren aan de gedachtenvorming. Deelnemers reageren eerst individueel digitaal op vragen en stellingen. Na elke vraag gaan de deelnemers met elkaar in gesprek over de uitkomsten. Uiteindelijk levert elke vraag een groepsuitkomst op.