Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Smallingerland

Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Smallingerland houdende regels omtrent verblijfsverbod (beleidsregels verblijfsverbod gemeente Smallingerland 2020)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSmallingerland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel van de burgemeester van de gemeente Smallingerland houdende regels omtrent verblijfsverbod (beleidsregels verblijfsverbod gemeente Smallingerland 2020)
CiteertitelBeleidsregels verblijfsverbod gemeente Smallingerland 2020
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de beleidsregels verblijfsverbod gemeente Smallingerland zoals vastgesteld op 15 december 2014.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. https://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/Smallingerland/270517/CVDR270517_6.html
  2. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  3. artikel 172 van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

11-03-2020nieuwe regeling

05-03-2020

gmb-2020-60855

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Smallingerland houdende regels omtrent verblijfsverbod (beleidsregels verblijfsverbod gemeente Smallingerland 2020)

De burgemeester van de gemeente Smallingerland, gelet op artikel 2:1A van de Algemene plaatselijke verordening Smallingerland 2013, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 172 van de Gemeentewet;

 

B E S L U I T vast te stellen:

 

Beleidsregels verblijfsverbod gemeente Smallingerland 2020

Artikel 1 Opleggen verblijfsverbod

  • 1.

    De burgemeester kan aan een persoon een verbod opleggen, inhoudende zich gedurende een bepaalde periode niet te bevinden in een aangewezen gebied.

  • 2.

    Het verblijfsverbod kan worden opgelegd in het belang van de openbare orde, waaronder het voorkomen of beperken van structurele overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- en leefklimaat of het waarborgen van de veiligheid van personen en goederen.

  • 3.

    Het verblijfsverbod wordt niet eerder opgelegd, dan nadat er voor de tweede keer een overtreding van de in artikel 4 van deze beleidsregels genoemde feiten wordt geconstateerd of voor de tweede keer een andere gedraging wordt geconstateerd, waarbij de openbare orde in het geding is.

  • 4.

    De duur van het verblijfsverbod en de omvang van het gebied waarvoor het verbod geldt, worden bepaald aan de hand van de aard van de gedraging.

  • 5.

    Het verblijfsverbod kan hoogstens voor de duur van 12 weken worden opgelegd.

  • 6.

    Het besluit tot het opleggen van een verblijfsverbod wordt door de politie aan de betrokkene uitgereikt en wordt tevens per post verzonden.

  • 7.

    Een afschrift van het besluit wordt verzonden naar de teamchef van de politie.

  • 8.

    Het verblijfsverbod is een herstelsanctie en sluit strafrechtelijke vervolging door het Openbaar Ministerie tegen de gepleegde strafbare feiten niet uit.

Artikel 2 Waarschuwing

  • 1.

    Na constatering van een eerste overtreding van de in artikel 4 genoemde feiten of een eerste andere gedraging waarbij de openbare orde in het geding is , krijgt de betrokkene een schriftelijke waarschuwing met de mededeling dat de burgemeester bij een volgende overtreding of andere gedraging waarbij de openbare orde in het geding is, een verblijfsverbod kan opleggen.

  • 2.

    De politie informeert de burgemeester zo spoedig mogelijk na de eerste geconstateerde gedraging.

  • 3.

    In geval van een directe vrees voor een verdere verstoring van de openbare orde, waarbij de vereiste spoed zich verzet tegen het waarschuwen, kan worden afgezien van een waarschuwing.

Artikel 3 Vooraankondiging besluit verblijfsverbod

  • 1.

    Indien er binnen 12 maanden na een waarschuwing zoals genoemd onder het vorige artikel, een tweede overtreding van de in artikel 4 genoemde feiten of een tweede andere gedraging waarbij de openbare orde in het geding is, wordt geconstateerd, kan de burgemeester besluiten om een verblijfsverbod op te leggen.

  • 2.

    De betrokkene krijgt een schriftelijke kennisgeving van het voornemen tot het opleggen van een verblijfsverbod.

  • 3.

    De betrokkene wordt in de gelegenheid gesteld om binnen drie dagen na de datum van de kennisgeving van het voornemen, een schriftelijke of mondelinge zienswijze kenbaar te maken. Van deze termijn kan in spoedeisende situaties worden afgeweken.

  • 4.

    De politie informeert de burgemeester zo spoedig mogelijk nadat een tweede gedraging zoals genoemd in het eerste lid van dit artikel, is geconstateerd.

Artikel 4 Strafbare feiten en duur verblijfsverbod

  • 1.

    Overtreding van de onder het derde lid van dit artikel opgesomde strafbare feiten, wordt in ieder geval aangemerkt als een gedraging waarbij de openbare orde in het geding is, zoals bedoeld in artikel 1, tweede lid van deze beleidsregels.

  • 2.

    In het derde lid van dit artikel wordt met de afkorting APV de Algemene plaatselijke verordening Smallingerland 2013 aangeduid en wordt met afkorting Sr het Wetboek van Strafrecht bedoeld.

  • 3.

    Overtreding van de volgende feiten kan leiden tot het opleggen van een verblijfsverbod met de daarbij horende maximale duur:

     

  • Categorie 1: drie weken

  • Artikel 2:1 APV Samenscholing en ongeregeldheden

  • Artikel 2:47; 2:49; 2:50 APVHinderlijk gedrag

  • Artikel 2:26 APVOrdeverstoring bij evenementen

  • Artikel 2:48 APVVerboden drankgebruik

  • Artikel 4:8 APVNatuurlijke behoefte doen

  • Artikel 426 en 453 SrOpenbare dronkenschap en het verstoren van de openbare orde in staat van dronkenschap

  • Artikel 242 SrStraatschenderij

  •  

  • Categorie 2: zes weken

  • Artikel 2:1B APVMessenverbod

  • Artikel 2:74 APVDrugshandel op straat

  • Artikel 350 SrVernieling of beschadiging

  • Artikel 141 SrOpenlijke geweldpleging tegen goederen

  • Artikel 138 SrHuisvredebreuk besloten lokaal

  • Artikel 170 SrVernieling gebouw/publiek toegankelijke plaats

  • Artikel 300 SrEenvoudige mishandeling

  • Artikel 310 SrDiefstal

  • Artikel 311 SrDiefstal in vereniging

  • Artikel 285 SrBedreiging

  • Artikel 267 SrBelediging van ambtenaar in functie

  • Artikel 184 SrNegeren bevoegd gegeven ambtelijk bevel

  • Artikel 180 t/m 182 SrWederspannigheid

  • Artikel 13 Wet wapens en munitieWapens, zoals boksbeugels en steekwapens

  • Artikel 3 OpiumwetVerkopen, verstrekken, etc. van softdrugs

  •  

  • Categorie 3: twaalf weken

  • Artikel 141 SrOpenlijke geweldpleging tegen personen

  • Artikelen 302/303 en 287 j° 45 SrZware mishandeling en poging tot doodslag

  • Artikel 312 SrDiefstal met geweld

  • Artikelen 317 en 318 SrAfpersing en afdreiging

  • Artikel 2:1A APVOvertreding van eerder opgelegd verblijfsverbod

  • Artikelen 26 en 27 Wet wapens en munitieWapens, zoals vuurwapens, traangas en wapenstokken

  • Artikel 2 OpiumwetVerkopen, verstrekken, etc. van harddrugs

Artikel 5 Persoon woonachtig of werkzaam in aangewezen gebied

  • 1.

    Indien de betrokkene aan wie het verblijfsverbod wordt opgelegd, woont of werkt in het gebied waarvoor het verbod geldt, wordt dat aangewezen gebied zodanig aangepast dat er een aanlooproute is van en naar zijn woning of werklocatie of naar de middelen van openbaar vervoer.

  • 2.

    Indien de betrokkene aan wie het besluit wordt opgelegd in het aangewezen gebied werkzaam is, dient hij zijn werkrooster schriftelijk bij de teamchef van de politie kenbaar te maken.

Artikel 6 Recidive

  • 1.

    Indien een betrokkene binnen twaalf maanden na de datum van een tot hem gericht besluit tot het opleggen van een verblijfsverbod, opnieuw een overtreding van de in artikel 4 genoemde feiten begaat of er sprake is van een andere gedraging waarbij de openbare orde in het geding is, kan er wegens recidive wederom en zonder waarschuwing vooraf een verblijfsverbod worden opgelegd.

  • 2.

    Ingeval van recidive zoals bedoeld in het vorige lid, zijn artikel 2 en artikel 3, eerste lid van deze beleidsregels, niet van toepassing.

Artikel 7 Bevelsbevoegdheid artikel 172, derde lid Gemeentewet

  • 1.

    Indien er sprake is van onmiddellijke verstoring van de openbare orde of de ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, waarbij de bestuurlijke maatregel van een verblijfsverbod op basis van artikel 2:1A van de Algemene plaatselijke verordening Smallingerland 2013 niet toereikend is te achten, kan de burgemeester besluiten om gebruik te maken van zijn bevelsbevoegdheid op basis van artikel 172, derde lid van de Gemeentewet.

  • 2.

    Van de onder het eerste lid genoemde situatie is in ieder geval sprake indien direct ingrijpen noodzakelijk is.

  • 3.

    Indien de burgemeester gebruik maakt van zijn bevoegdheid op basis van artikel 172, derde lid van de Gemeentewet, zijn deze beleidsregels niet van toepassing.

Artikel 8 Administratieve afhandeling

Het team Concern is verantwoordelijk voor de administratieve afhandeling van een verblijfsverbod.

Artikel 9 Toezicht en handhaving

  • 1.

    De politie houdt toezicht op de naleving van het verblijfsverbod.

  • 2.

    Overtreding van het verblijfsverbod is strafbaar op grond van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 10 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: beleidsregels verblijfsverbod gemeente Smallingerland 2020

Artikel 11 Inwerkingtreding en intrekking

  • 1.

    De beleidsregels verblijfsverbod gemeente Smallingerland 2020 treden een dag na bekendmaking in werking.

  • 2.

    De beleidsregels verblijfsverbod gemeente Smallingerland zoals vastgesteld op 15 december 2014, worden ingetrokken.

Aldus vastgesteld te Drachten op 5 maart 2020

Burgemeester,

J.Rijpstra 

Toelichting

 

Algemeen

Op basis van artikel 2:1A van de Algemene plaatselijke verordening Smallingerland 2013 (Apv) kan de burgemeester een persoon verbieden om zich in een aangewezen gebied te bevinden. Hiertoe kan de burgemeester overgaan indien de openbare orde in het geding is.

 

Het instrument van het verblijfsverbod is bedoeld om de openbare orde in een bepaald gebied te herstellen. Het verblijfsverbod kan ten eerste worden ingezet bij notoire overlastveroorzakers, waarbij handhavers en hulpverleners geen grip krijgen op de situatie. Het verblijfsverbod kan in dat geval een tijdelijke oplossing bieden om van daaruit te werken naar een structurele oplossing.

Daarnaast kan een verblijfsverbod nodig zijn bij overlast van uitgaanspubliek. Hierbij kan gedacht worden aan personen voor wie een toegangsverbod tot bepaalde horecagelegenheden geldt en die 's nachts op straat blijven rondhangen en de orde verstoren.

 

Hoewel het verblijfsverbod een herstelsanctie is, heeft het een grote impact op de bewegingsvrijheid van de betrokkene. Dit betekent dat de burgemeester terughoudend dient om te gaan met deze bevoegdheid. Aan het opleggen van een verblijfsverbod dient een uitgebreide belangenafweging vooraf te gaan. Er moet onder andere zijn voldaan aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. Dit betekent dat er geen ander, minder ingrijpend middel voorhanden mag zijn en dat de nadelige gevolgen in verhouding moeten staan tot het doel van het besluit. Het verbod moet zijn gebaseerd op een concrete gedraging die de duur van het verbod en de omvang van het gebied waarvoor het verbod geldt, rechtvaardigt.

 

Doel beleidsregels

Met deze beleidsregels wordt het begrip 'openbare orde' zoals omschreven in artikel 2:1A van de Apv nader ingekleurd en wordt vastgelegd op welke wijze de burgemeester gebruik maakt van de bevoegdheid tot het opleggen van een verblijfsverbod .

 

Openbare orde

In artikel 1 wordt vastgelegd wat er onder andere wordt verstaan onder het openbare orde belang.

Het kan daarbij gaan om het voorkomen of beperken van structurele overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- en leefklimaat of het waarborgen van de veiligheid van personen en goederen. In artikel 4 is vervolgens vastgelegd met welke concrete gedragingen de openbare orde in ieder geval het geding is. Het gaat hier namelijk om overtreding van feiten die de openbare orde raken op basis van de Apv of het Wetboek van Strafrecht.

Dit is geen uitputtende opsomming. Ook voor gedragingen niet in artikel 4 genoemd worden, kan een verblijfsverbod worden opgelegd. Daarbij zal de burgemeester dan wel voldoende moeten motiveren waarom dit in het belang is van de openbare orde.

 

Waarschuwing

Gelet op de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit, krijgt de betrokkene eerst een waarschuwing en wordt er niet direct tot een verblijfsverbod overgegaan. De betrokkene wordt eerst de kans geboden om zijn gedrag aan te passen. De politie geeft eerst een mondelinge waarschuwing, waarna deze schriftelijk wordt bevestigd door de burgemeester.

Als de betrokkene zich binnen 12 maanden na de waarschuwing, wederom misdraagt, kan de burgemeester het verblijfsverbod daadwerkelijk opleggen.

Artikel 2 lid 3 geeft een uitzonderingsmogelijkheid voor het eerst opleggen van een waarschuwing. Dat dient zeer terughoudend te worden toegepast en kan alleen voor die gevallen waarbij het opleggen van eerst een waarschuwing het voorkomen of beperken van structurele overlast, de aantasting van woon- en leefklimaat dan wel het waarborgen van de veiligheid van personen en goederen ondermijnt. Een voorbeeld is meerdere keren in zeer korte tijd, bijvoorbeeld een week een van de gedragingen benoemd in de lijst van artikel 4 vertonen. Indien de burgemeester gebruik maakt van de uitzonderingsmogelijkheid van art 2 lid 3 dan dient dat uitgebreid gemotiveerd te worden naar aard en frequentie van de gedraging.

 

Aard gedraging

De duur en de omvang van het gebied waarvoor het verbod geldt, worden bepaald aan de hand van de aard van de gedragingen. Des te ernstiger de gedraging, des te langer kan het verbod duren. Voor een aantal concreet benoemde gedragingen is dit ook in artikel 4 uitgewerkt. Hierin is de maximale duur van het verbod vastgelegd en onderverdeeld en 3 verschillende categorieën. Daarbij is de tweede of meest recente gedraging bepalend. Zoals hierboven ook al aangegeven is de opsomming in artikel 4 niet uitputtend bedoeld. Het koppelen van de aard van de overtreding aan de duur van het verbod, kan wel analoog worden toegepast voor andere gedragingen dan die genoemd in

artikel 4.

 

Vooraankondiging

Voordat het verblijfsverbod daadwerkelijk wordt opgelegd, wordt de betrokkenen eerste in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze tegen dit besluit. Dit is ingegeven door het bepaalde in artikel 4:8 van de Awb, gelet op de nadelige gevolgen van het verblijfsverbod voor de betrokkene en het daarom te verwachten is dat deze bedenkingen zal hebben tegen het verblijfsverbod.

 

Woning en werklocatie

Verder wordt er bij het aan te wijzen gebied rekening gehouden met de woning en werklocatie van de betrokkene. Als dit in het aan te wijzen gebied valt wordt dit zodanig vastgesteld dat er een aanlooproute is van en naar de woning, werklocatie of openbaar vervoer.

Als de betrokkenen in het aangewezen gebied werkt, wordt wel geëist dat hij zijn werkrooster bij de politie indient.

 

Recidive

Bij recidive zal er vooraf niet meer worden gewaarschuwd, maar kan de burgemeester nadat de betrokkene zijn zienswijze heeft kunnen indienen, direct een verblijfsverbod opleggen.

 

Lichte bevelsbevoegdheid Gemeentewet

Tot slot wordt er een onderscheid gemaakt met de lichte bevelsbevoegdheid op grond van artikel 172, derde lid van de Gemeentewet.

Deze bevoegdheid is zwaarder en verdergaand dan het verblijfsverbod op basis van artikel 2:1A van de Apv. De bevelsbevoegdheid van artikel 172, derde lid van de Gemeentewet is vooral bedoeld voor situaties waarin (nog) geen overtredingen plaatsvinden en waarin snel gehandeld moet worden met kortdurende verblijfsverboden. Dit om aan een acute dreiging voor de openbare orde het hoofd te kunnen bieden. Dit middel kan worden aangewend voor die gevallen waarbij onmiddellijke handhaving van de openbare orde noodzakelijk is, om zo grip te krijgen op een crisis- of noodsituatie.

Het opleggen van een verblijfsverbod op basis van de Apv kent een andere insteek. Het gaat hierbij om bestuurlijke handhaving, naar aanleiding van een opeenstapeling van overtredingen en overlastproblematiek.

Als de burgemeester gebruik maakt van de lichte bevelsbevoegdheid op grond van de Gemeentewet, zijn deze beleidsregels dan ook niet toepassing.