Organisatie | Zeeland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Inspraakverordening provincie Zeeland 1995 |
Citeertitel | Inspraakverordening Zeeland |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Inspraak |
Geen
Algemene wet bestuursrecht afdeling 3.4 of 3.5; Provinciewet art.147
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-02-1995 | 01-01-1995 | 01-04-2010 | Nieuwe regeling | 10-02-1995 Provinciaal Blad, 1995, 9 | AJZ-922 |
Onverminderd de vantoepassingverklaring bij wettelijke voorschrift van Afdeling 3.4 of 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht kunnen Gedeputeerde Staten of kan de commissaris van de Koning besluiten inspraak te geven bij de voorbereiding of wijziging van beleid van de provincie.
Bij toepassing van artikel 2 wordt, behalve in het geval van artikel 3, lid 3, het beleidsvoornemen met de relevante stukken voor een ieder ter inzage gelegd gedurende tenminste vier weken. Wanneer deze periode geheel of gedeeltelijk samenvalt met de periode van de kerst- of zomervakantie wordt de termijn naar rato verlengd.
Indien het beleidsvoornemen voortkomt uit het verzoek van een persoon of orgaan niet behorend tot het provinciaal bestuur, kan deze verzoeker in de gelegenheid worden gesteld zijn zienswijze te geven over de ingekomen reacties alvorens het betreffende provinciale orgaan een standpunt bepaalt.
Van de inspraak wordt een verslag gemaakt. In dit verslag worden de zienswijzen samengevat. Indien bij de verdere beleidsvorming van deze zienswijzen wordt afgeweken wordt dat gemotiveerd.
Zij die van de mogelijkheid tot inspraak gebruik hebben gemaakt ontvangen het verslag en de stukken in het kader van de verdere beleidsvorming.
Indien bij de uitvoering van deze verordening bijzondere omstandigheden nopen tot afwijking van termijnen, wordt dat aan belanghebbenden door Gedeputeerde Staten of de commissaris van de Koning meegedeeld.
Artikel 147 van de nieuwe Provinciewet luidt:
Met deze bepaling is dus direct aangegeven wat er minimaal in een inspraakverordening moet worden opgenomen. In de lnspraakverordening Zeeland is aangesloten op het verhandelde tijdens de parlementaire behandeling van de nieuwe Provinciewet. Daar werd duidelijk dat de wetgever aan een vergaande inspraakregeling naast de bestaande voorschriften van de Algemene wet bestuursrecht geen behoefte had.
De voorliggende verordening is zo'n minimumregeling. Beleidsvoornemens waarop bij voorbereiding Afdeling 3.4. of 3.5. van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is verklaard vallen niet onder haar werking. Wel is de opzet afgestemd op de inhoud van de afdelingen.
De verordening geeft ook niet zeg aan welke categorieën van besluiten onder haar werking vallen, maar laat dat over aan de organen die met de beleidsvoorbereiding wettelijk zijn belast: Gedeputeerde Staten en de commissaris van de Koning.
Uit de definities blijkt dat de verordening "inspraak" als een heel ruim begrip opvat. Daaruit volgt dat andere begrippen zoals bijvoorbeeld 'hoorzitting" binnen dit begrip vallen.
Naast de door de Provinciewet minimaal voorgeschreven bepalingen bevat de verordening twee verdergaande elementen: de mogelijkheid van vooroverleg opgenomen in artikel 3 en de mogelijkheid de inspraak op te dragen aan een speciale commissie.
Bij het eerste moet worden gedacht aan beleidsvoornemens, waarbij alleen instellingen op het desbetreffende beleidsterrein zijn betrokken, bij het laatste aan beleidsvoornemens met een uitzonderlijk breed maatschappelijk belang met sterk politiek-bestuurlijke aspecten in welk geval inzet van een commissie los van het provinciale bestuur de voorkeur kan hebben.
Omdat de regeling formeel binnen in jaar na inwerkingtreding van de nieuwe Provinciewet vastgesteld moet zijn (artikel 288 Pw) is aan de verordening terugwerkende kracht gegeven.