Organisatie | Zundert |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene plaatselijke verordening gemeente Zundert 2020 |
Citeertitel | Algemene plaatselijke verordening gemeente Zundert 2020 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | Algemene plaatselijke verordening gemeente Zundert 2020 |
Geen
Aanwijzingsbesluit digitaal in- en verkoopregister voor handelaren (Digitaal Opkopers Register)
Aanwijzingsbesluit cameratoezicht
Beleidsnota gemeente Zundert betreffende openbare inrichtingen waarin soft-drugs verkocht worden
Beleidsnotitie Woningontruiming
Beleidsregels behandeling concurrerende vergunningaanvragen evenementen Zundert
Beleidsregels horeca-exploitatievergunningen Gemeente Zundert 2014
Beleidsregels knalapparaten
Beleidsregels meerjarige evenementenvergunningen gemeente Zundert 2017
Beleidsregels standplaatsen gemeente Zundert 2017
Beleidsregels ten aanzien van geluidshinder, terrassen en sluitingstijden tijdens grote evenementen gemeente Zundert 2014
Beleidsregels uitwegvergunningen gemeente Zundert
Nota Evenementenbeleid Gemeente Zundert 2013-2016
Ontheffingsbesluit op grond van artikel 5.1.8 APV inzake het parkeren van grote voertuigen
Prostitutiebeleid gemeente Zundert 2015
Uitvoeringsbesluit artikel 2.4.9 lid 1 APV
Uitvoeringsbesluit artikel 5.1.6 APV verbod om parkeren caravans
Uitvoeringsbesluit artikel 3, lid 2 Wegsleepverordening 2016
Uitvoeringsbesluit artikel 4, lid 3 Wegsleepverordening 2016
Nadere regels plaatsing terrassen op openbare plaatsen gemeente Zundert
Nadere regels plaatsing tijdelijke bouwobjecten op openbare plaatsen gemeente Zundert
Nadere regels plaatsing uitstallingen op openbare plaatsen gemeent Zundert
Nadere regels plaatsing reclameobjecten, plantenbakken en banken op openbare plaatsen gemeente Zundert 2012
Kaart Achtmaal zoals omschreven in artikel 2 lid 1 sub b Nadere regels plaatsing reclameborden etc 2012
Kaart Klein Zundert (2017) zoals omschreven in artikel 2 lid 1 sub b Nadere regels plaating reclameborden etc 2012
Kaart Rijsbergen zoals omschreven in artikel 2 lid 1 sub b Nadere regels plaatsing reclameborden etc 2012
Kaart Wernhout zoals omschreven in artikel 2 lid 1 sub b Nadere regels plaatsing reclameborden etc 2012
Kaart Zundert zoals omschreven in artikel 2 lid 1 sub b Nadere regels plaatsing reclameborden etc 2012
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-12-2022 | artikel 2:34e, 2:34f, 2:60, 2:65, 4:13, 5:12 | 06-12-2022 | ZD22050701 | ||
23-03-2022 | 30-12-2022 | afdeling 5, artikel 2:24, 2:28, 2:28.1, 2:32.1, 2:34a, 2:48, 2:64, 2:79, 3:5, 5:18 | 22-02-2022 | ZD21062897 | |
29-12-2020 | 23-03-2022 | wijziging | 15-12-2020 | ||
16-07-2020 | 29-12-2020 | wijziging | 07-07-2020 | ZD20023077 | |
07-03-2020 | 16-07-2020 | nieuwe regeling | 11-02-2020 | ZD19051949 |
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
In afwijking van het eerste en tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing als beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2:10, vijfde lid, of een vergunning als bedoeld in artikel 2:11, tweede lid, of een vergunning als bedoeld in artikel 2:12.
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd als:
HOOFDSTUK 2. OPENBARE ORDE EN VEILIGHEID, VOLKSGEZONDHEID EN MILIEU
AFDELING 1. VOORKOMEN OF BESTRIJDEN VAN ONGEREGELDHEDEN
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
1. Het is verboden op een openbare plaats op enigerlei wijze de orde te verstoren, zich hinderlijk te gedragen, personen lastig te vallen, te vechten, deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot wanordelijkheden.
2. Het is verboden om in het geval van wanordelijkheden of indien er ernstig gevaar voor het ontstaan daarvan dreigt, op de in het eerste lid genoemde plaatsen een voorwerp of stof, kennelijk meegebracht om die orde te verstoren, bij zich te hebben.
3. Degene die op een openbare plaats
is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
4. Het is verboden zich te begeven naar of zich te bevinden op openbare plaatsen die door of vanwege het bevoegde bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van wanordelijkheden zijn afgezet.
5. Het is verboden een voorwerp dat ter afzetting of afsluiting van een gedeelte van de weg of vanwege het bevoegde bestuursorgaan is aangebracht, te verplaatsen, te verwijderen of omver te halen.
6. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het vierde lid.
7. Dit artikel is niet van toepassing op betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.
1. Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan voor de openbare aankondiging en ten minste vijf werkdagen voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
3. Degene die de kennisgeving doet, ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld.
4. De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden op verzoek een (mondelinge) kennisgeving in behandeling nemen buiten deze termijn.
Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan een openbare plaats
1. Het is verboden zonder voorafgaande vergunning van het bevoegde bestuursorgaan een openbare plaats anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan.
2. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op:
voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard, voor zover deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging, geen schade toebrengen aan de weg, gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik van de weg, of een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg; en
3. Het verbod is voorts niet van toepassing op de volgende voorwerpen mits wordt voldaan aan de nadere regels uit hoofde van het vierde lid:
4. Het college stelt nadere regels voor de categorieën van voorwerpen als bedoeld in het derde lid.
5. De vergunning wordt verleend als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag als het in het eerste lid bedoelde gebruik, een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j of k van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
6. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet of de Verordening wegen Noord-Brabant.
7. In dit artikel wordt onder bevoegd bestuursorgaan verstaan het college, of voor zover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester.
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegde bestuursorgaan een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.
Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wegenwet, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Verordening wegen Noord-Brabant, de waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Algmene verordening ondergrondse infrastructuren Zundert.
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.
2. In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 wordt de vergunning slechts geweigerd:
3. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de waterschapskeur of de Verordening wegen Noord-Brabant.
Artikel 2:13 Hinderlijke voorwerpen, modder of stoffen op de weg
Het is, onverminderd de daaromtrent bestaande wettelijke bepalingen, verboden op een weg voorwerpen, modder of stoffen, die aanleiding kunnen geven tot verontreiniging, beschadiging of slechte afwatering van de weg, of tot gevaarlijke situaties op de weg, aldaar in directe of indirecte zin te plaatsen, te werpen, uit te gieten, over te brengen, te laten afvloeien of te laten vallen.
Artikel 2:13.1 Bruikbaar houden van de weg
In het belang van de orde en netheid van de weg, de veiligheid van het verkeer, het voorkomen van beschadiging van het wegdek en de afwatering van de weg is het degene, door wiens handelen of toedoen een of meer voorwerpen, modder of stoffen als bedoeld in artikel 2:13 op een weg zijn geraakt, verboden deze daarop te laten.
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat.
Artikel 2:16 Openen straatkolken en dergelijke
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2:20 Vallende voorwerpen
Het is verboden aan een weg of enig deel van een bouwwerk een voorwerp te hebben dat niet deugdelijk beveiligd is tegen neervallen op de weg.
1. In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
2. Onder evenement wordt mede verstaan:
3. In deze afdeling wordt verstaan onder snuffelmarkt: een markt in een voor het publiek toegankelijk gebouw waar hoofdzakelijk tweedehands en incourante goederen worden verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf een standplaats. Onder een snuffelmarkt wordt niet verstaan een markt of jaarmarkt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet.
1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.
2. De burgemeester kan categorieën van evenementen aanwijzen waarvoor een meerjarige vergunning kan worden verleend.
3. Een aanvraag voor een vergunning, als bedoeld in het eerste lid met uitzondering van de evenementen in het vierde lid genoemd, dient ten minste twaalf weken voor aanvang van dit evenement volledig te zijn ingediend bij de burgemeester.
4. Geen vergunning is vereist voor een evenement, indien:
a. het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 200 personen tegelijkertijd;
b. het evenement plaatsvindt tussen 09.00 uur en maximaal 1.00 uur van vrijdag op zaterdag en van zaterdag op zondag of wanneer de andere dag een officiële feestdag is en maximaal 24.00 uur op andere dagen;
c. geen geluid ten gehore wordt gebracht voor 07.00 uur of na 0.30 uur van vrijdag op zaterdag en van zaterdag op zondag of wanneer de andere dag een officiële feestdag is en maximaal 23.30 uur op andere dagen;
d. het maximaal toelaatbare geluidsniveau van 70 dB(A) en 85 dB(c) op de gevels van omringende woningen niet wordt overschreden;
e. het evenement geen belemmering vormt voor de hulpdiensten – door het aanhouden van een vrije doorgangsruimte van 3,50 meter breed en 4,20 meter hoog en het vrijhouden van de locaties van de brandkranen – en niet plaatsvindt op een ontsluitingsweg of anderszins een belemmering vormt voor het verkeer;
f. slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 50 m2 per object en zich hier minder dan 50 personen gelijktijdig in bevinden dan wel op verblijven;
h. de organisator tenminste drie weken voorafgaand aan het evenement, daarvan digitaal of schriftelijk melding heeft gedaan aan de burgemeester;
i. het geen wedstrijd met gemotoriseerde voertuigen betreft;
j. het geen vechtsportwedstrijd of –gala betreft zoals omschreven in artikel 2:24, tweede lid, onder f.
5. De burgemeester kan binnen drie weken na ontvangst van de melding besluiten een evenement als bedoeld in het vierde lid te verbieden dan wel daaraan nadere voorwaarden te verbinden, als er aanleiding is te vermoeden dat door het evenement de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.
6. Het college kan nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid en het milieu.
7. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op een wedstrijd op of aan de weg, in situaties waarin voorzien wordt door artikel 10 juncto 148, van de Wegenverkeerswet 1994.
8. Het bepaalde in het vierde en vijfde lid is niet van toepassing op een evenement dat plaatsvindt in een door de burgemeester aangewezen gebied.
9. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning weigeren als de organisator of de aanvrager van de vergunning van een evenement als bedoeld in artikel 2:24, tweede lid, onder f in enig opzicht van slecht levensgedrag is.
10. Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
11. Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd voor zover voor het evenement een gebruiksmelding zou moeten worden gedaan op grond van artikel 2:1, eerste lid, van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.
Artikel 2:25.1 Beëindiging evenement
1. Degene die een evenement organiseert of bij dat evenement feitelijk de leiding heeft, is verplicht:
2. Het is voor publiek verboden aanwezig te zijn bij een evenement ten aanzien waarvan een bevel, als bedoeld in het eerste lid, onder a, gegeven is.
Artikel 2:25.2 Op de weg achtergebleven stoffen na een evenement
Het college kan de organisator van een evenement verplichten te zorgen dat de op of in de nabijheid van de plaats waar het evenement wordt of werd gehouden, op de weg achtergebleven stoffen, die het milieu verontreinigen en direct verband houden of hielden met het evenement worden verwijderd overeenkomstig door hen te stellen regels.
1. Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.
2. Het is verboden enig gereedschap, voorwerp of middel te vervoeren of bij zich te hebben met de kennelijke bedoeling daarmee bij een evenement de orde te verstoren.
3. Het is verboden bij een evenement zichtbaar zaken te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een doel of werkzaamheid in strijd met de openbare orde.
4. Het verbod van lid 3 geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht.
1. In deze afdeling wordt onder openbare inrichting verstaan:
1. een hotel, restaurant, pension, café, waterpijpcafé, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis, of;
2. elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden bereid of verstrekt, met uitzondering van bed-and-breakfastaccommodaties, of;
3. een detailhandelsvestiging waar in hoofdzaak kant en klare maaltijden en kleine etenswaren, alsmede dranken worden verkocht voor directe consumptie anders dan ter plaatse;
2. Een buiten de, in het eerste lid bedoelde besloten ruimte liggend deel waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt, waaronder in ieder geval een terras, maakt voor de toepassing van deze afdeling deel uit van die besloten ruimte;
1. de natuurlijke persoon of de bestuurders van een rechtspersoon of hun gevolmachtigden, voor wiens rekening en risico de openbare inrichting wordt uitgeoefend;
2. de natuurlijke persoon, die algemene leiding geeft aan een onderneming, waarin de openbare inrichting wordt uitgeoefend;
3. de natuurlijke persoon, die onmiddellijke leiding geeft aan de uitoefening van zodanige openbare inrichting.
4. Bezoeker: een ieder die zich in de inrichting bevindt, met uitzondering van leidinggevenden, personen die dienst doen in de inrichting, en personen wier aanwezigheid in de inrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.
Artikel 2:28 Exploitatievergunning openbare inrichting
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning als de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit en geen medewerking zal worden verleend aan het afwijken middels een omgevingsvergunning. De burgemeester kan de vergunning als bedoeld in het eerste lid eveneens weigeren als de leidinggevende(n):
Een vergunninghouder doet tevens binnen twee weken melding aan de burgemeester van iedere verandering in de exploitatie van zijn inrichting indien deze daardoor niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens.
8. Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in een:
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 wordt een exploitatievergunning ingetrokken als:
zich in of in de nabijheid van de openbare inrichting feiten hebben voorgedaan, die - naar het oordeel van de burgemeester – de vrees wettigen, dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar zou opleveren voor de openbare orde, de veiligheid, de volksgezondheid, het woon- en leefklimaat of de zedelijkheid;
De intrekking van de vergunning op grond van het eerste lid, onder b, eerst kan geschieden een maand nadat van het voornemen daartoe aan de vergunninghouder schriftelijk mededeling is gedaan tenzij de vergunninghouder zelf niet langer voldoet aan de eisen zoals gesteld in artikel 2:28, tweede lid;
Ten aanzien van openbare inrichtingen waarvan de exploitatievergunningen ingevolge het eerste lid onder c van dit artikel wordt ingetrokken kan tevens worden bepaald dat een exploitatievergunning voor de desbetreffende locatie gedurende een bepaalde termijn van maximaal vijf jaar zal worden geweigerd.
Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting
Artikel 2:31 Verboden gedragingen
Het is verboden in een openbare inrichting:
Artikel 2:32 Handel in openbare inrichtingen
De exploitant van een openbare inrichting staat niet toe dat een handelaar, aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, of een voor hem handelend persoon in die inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enig andere wijze overdraagt.
Artikel 2:32.1 Verbod glaswerk
Het is de exploitant van een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:27, respectievelijk de houder van een ontheffing als bedoeld in artikel 35 van de Alcoholwet, verboden in een door de burgemeester aangewezen gebied en binnen een door de burgemeester aangewezen periode in een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:27 respectievelijk op de plaats waarvoor de ontheffing geldt, drank te verstrekken in drinkgerei van glas, in flessen van glas en in blikjes.
AFDELING 5. REGULERING PARACOMMERCIELE RECHTSPERSONEN EN OVERIGE AANGELEGENHEDEN UIT DE ALCOHOLWET
Artikel 2:34b Schenktijden paracommerciële rechtspersonen
AFDELING 6. TOEZICHT OP INRICHTINGEN TOT HET VERSCHAFFEN VAN NACHTVERBLIJF
In deze afdeling wordt onder inrichting verstaan: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht daarvan binnen drie dagen daarna schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
AFDELING 7. TOEZICHT OP SPEELGELEGENHEDEN
In deze afdeling wordt onder speelgelegenheid verstaan: een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is, de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren.
2. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet op de kansspelen.
3. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning als:
4. Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
AFDELING 7A. TOEZICHT OP WINKELBEDRIJVEN
Artikel 2:40a Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
de inrichting: een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is anders dan om niet handelingen en/of werkzaamheden worden verricht die zijn aan te merken als het exploiteren van hetgeen in het maatschappelijk verkeer wordt aangeduid als smartshop, headshop, belshop of internetcafé;
Artikel 2:40e Weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd indien:
De burgemeester kan een inrichting, al dan niet voor een bepaalde termijn, gesloten verklaren als:
Artikel 2:40g Aanwezigheid in gesloten inrichting
Het is de exploitant of beheerder verboden gedurende de tijd dat een inrichting bij of krachtens de Winkeltijdenwet, of krachtens een op grond van artikel 2:40f genomen besluit voor bezoekers gesloten dient te zijn, de inrichting voor bezoekers geopend te hebben of daarin één of meer bezoekers toe te laten of te laten verblijven.
Artikel 2:40h Intrekking vergunning
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 wordt de vergunning ingetrokken als:
Artikel 2:40i Overgangsbepaling
Wordt door de exploitant of beheerder van een inrichting als bedoeld in het eerste lid binnen een termijn van zes maanden na de aanwijzing van een gebied als bedoeld in artikel 2:40b de ingevolge artikel 2:40c vereiste vergunning aangevraagd, dan wordt de tijdelijke vergunning als bedoeld in het eerste lid geacht te zijn verlengd tot het tijdstip waarop door het bevoegd orgaan op de aanvraag is beslist.
AFDELING 7B. TOEZICHT OP CAMPINGS EN RECREATIEPARKEN
Artikel 2:40k Vergunningplicht
1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een camping of recreatiepark te exploiteren;
2. De aanvraag voor de vergunning dient te geschieden met een door de burgemeester vastgesteld formulier;
3. In de aanvraag om vergunning en in de vergunning wordt in ieder geval vermeld:
4. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:40m Weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd indien:
Artikel 2:40p Intrekking vergunning
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 wordt de vergunning ingetrokken indien:
Artikel 2:40q Overgangsbepaling
De gebods- of verbodsbepalingen waarvoor een vergunning krachtens deze afdeling is vereist en die verder niet voorkomen in de Algemene plaatselijke verordening Gemeente Zundert 2017, zijn niet van toepassing gedurende twaalf weken na inwerkingtreding van deze afdeling en ook niet na deze termijn, voor zover degene die op grond van deze afdeling een vergunning nodig heeft, binnen deze termijn een aanvraag voor deze vergunning heeft ingediend, totdat op de aanvraag onherroepelijk is beslist.
AFDELING 7C. TOEZICHT OP BEDRIJFSMATIGE ACTIVITEITEN EN GEBOUWEN
Artikel 2:40r Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemingsklimaat
1. In dit artikel wordt verstaan onder:
2. Het college kan gebouwen en bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waarop het verbod uit het derde lid van toepassing is. Een gebouw wordt uitsluitend aangewezen als in of rondom dat gebouw de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat. Een aanwijzing van een gebouw kan zich tot een of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken. Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend aangewezen als de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit onder druk staat.
3. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een bedrijf uit te oefenen:
4. De burgemeester kan een vergunning als bedoeld in het derde lid weigeren als:
een of meer beheerders van het bedrijf binnen drie jaar vóór de indiening van de vergunningaanvraag een bedrijf heeft geëxploiteerd of daar leiding aan heeft gegeven, dat wegens het aantasten van de openbare orde, de aantasting van het woon- en leefklimaat daaronder begrepen, gesloten is geweest dan wel waarvoor de vergunning om die reden is ingetrokken.
5. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 APV kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid intrekken of wijzigen als:
6. De burgemeester kan de sluiting van het bedrijf bevelen als een bedrijf in strijd met het verbod uit het derde lid van deze bepaling wordt geëxploiteerd.
7. Het is een ieder verboden een overeenkomstig het zesde lid van deze bepaling gesloten bedrijf te betreden of daarin te verblijven.
8. De sluiting kan door de burgemeester worden opgeheven als later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven.
9. Als er een verandering van omstandigheden optreedt, waardoor er een wijziging van de vergunning dient te komen, moet de exploitant onverwijld een wijzigingsaanvraag indienen.
Als deze aanvraag niet binnen een maand is ingediend na de verandering van omstandigheden, kan de burgemeester de verleende vergunning intrekken.
Een vergunning vervalt, wanneer de verlening van een vergunning, strekkende tot vervanging van eerstbedoelde vergunning, van kracht is geworden.
10. Het is verboden een bedrijf voor bezoekers geopend te hebben zonder dat een op de vergunning vermelde beheerder in het bedrijf aanwezig is.
11. In afwijking van het derde lid geldt dit verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit reeds onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteiten verricht, voor die bestaande activiteiten op bestaande locaties eerst drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of met ingang van inwerkingtreding van het besluit tot weigering of intrekking van een door hem aangevraagde vergunning, voor zover dat eerder is.
AFDELING 8. MAATREGELEN TEGEN VOORKOMING VAN OVERLAST, GEVAAR OF SCHADE
Artikel 2:41.1 Bevel tot sluiting van een voor het publiek toegankelijk perceel
verboden om, nadat het bevel tot sluiting openbaar bekend is gemaakt op de in het derde lid aangegeven wijzen, gedurende de periode(n) dat het bevel tot sluiting van kracht is, daarin, althans in het gedeelte waarop het bevel tot sluiting betrekking heeft, bezoekers toe te laten of te laten verblijven;
6. Het is een ieder verboden om, nadat het bevel tot sluiting openbaar bekend is gemaakt op de in het derde lid aangegeven wijzen, gedurende de periode(n) dat het bevel tot sluiting van kracht is, het perceel, vaartuig of andere ruimte, althans het gedeelte waarop het bevel tot sluiting betrekking heeft, te bezoeken of daarin als bezoeker te verblijven.
Artikel 2:42 Plakken en kladden
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Het verbod is niet van toepassing als de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
1. Het is verboden op een openbare plaats:
2. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de artikelen 424, 426bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 2:48 Verboden drankgebruik
1. Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank als mede al dan niet leeg glaswerk bij zich te hebben kennelijk met het oogmerk om dit aan te wenden voor directe alcoholconsumptie.
1. Het is verboden op een openbare plaats distikstofmonoxide (lachgas) recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben, indien dit gepaard gaat met overlast of andere gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- of leefklimaat nadelig beïnvloeden of anderszins hinder veroorzaken.
2. Het is verboden op een openbare plaats die deel uitmaakt van een door het college ter bescherming van de openbare orde of het woon- en leefklimaat aangewezen gebied distikstofmonoxide (lachgas) recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben.
3. Het college kan in het aanwijzingsbesluit het in het tweede lid bedoelde verbod beperken tot bepaalde tijden.
Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen
1. Het is verboden zonder redelijk doel:
2. Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van een flatgebouw, appartementsgebouw of een soortgelijke meergezinswoning of van een gebouw dat voor publiek toegankelijk is, verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van dat gebouw.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel en op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval verstaan: portalen, telefooncellen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.
Artikel 2:50.1 Hinder in verband met bedreiging van de openbare orde
Het is verboden op of aan wegen, die door de burgemeester zijn aangewezen omdat het belang van de bescherming van de openbare orde dit naar zijn oordeel nodig maakt, deel te nemen aan een groep van meer dan vier personen, waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen, dat deze groep een bedreiging van de openbare orde met zich meebrengt.
Artikel 2:50.2 Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties
1. Het is verboden op openbare plaatsen of in voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven zichtbaar zaken te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een werkzaamheid of doel in strijd met de openbare orde.
2. Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht.
Het is verboden op de openbare weg gelegenheid te geven tot het deelnemen aan spelen om geld of geldwaarden, niet zijnde spelen in de zin van de Wet op de kansspelen.
Artikel 2:50.4 Verblijfsontzegging
1. Een ieder is verplicht op een daartoe strekkend besluit, schriftelijk genomen door of namens de burgemeester in het belang van de openbare orde, zich te verwijderen en verwijderd te houden uit een door de burgemeester aangewezen gebied gedurende de tijd die in dat besluit genoemd is.
2. Het in het eerste lid gestelde is niet van toepassing op personen, die in het aangewezen gebied:
3. Een besluit als bedoeld in het eerste lid is slechts geldig gedurende een in het besluit genoemde periode van ten hoogste twaalf weken.
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen of bromfietsen
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek als:
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein
Het is verboden zich op door het college of de burgemeester zijn aangewezen uren en plaatsen, met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2:57 Loslopende honden
1. Het is de eigenaar of houder van een hond of degene die een hond onder zijn toezicht heeft, verboden die hond te laten verblijven of laten lopen:
2. Het college kan plaatsen aanwijzen waar het verbod genoemd in het eerste lid onder a niet geldt.
3. De verboden genoemd in het eerste lid aanhef en onder a tot en met c gelden niet voor zover de eigenaar of de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden; of als een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale hulphond.
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
1. Degene die zich met een hond op een openbare plaats begeeft, is verplicht ervoor te zorgen dat de uitwerpselen van die hond onmiddellijk worden verwijderd.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond
3. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.
4. Degenen die zich met een hond op een openbare plaats binnen de bebouwde kom, dan wel in gebieden als bedoeld in het derde lid, begeeft is verplicht om een doeltreffend hulpmiddel bij zich te hebben dat geschikt is voor het verwijderen van de uitwerpselen van die hond en is verplicht dit hulpmiddel op eerste vordering te laten zien aan een toezichthouder.
5. Als een doeltreffende hulpmiddel, zoals bedoeld in het vierde lid, wordt beschouwd: een stevig zakje (van plastic of papier), een schepje of een hondenpoepgrijper.
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
1. Als de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.
2. De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijngebod is opgelegd, is verplicht de hond kort aangelijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.
3. De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijn- en muilkorfgebod is opgelegd, is naast de verplichting bedoeld in het tweede lid verplicht de hond voorzien te houden van een muilkorf die:
4. Onverminderd artikel 2:57, eerste lid, aanhef en onder d, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de bevoegde minister die het aangaat op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.
Artikel 2:59.1 Gevaarlijke honden op eigen terrein
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden deze hond op zijn terrein zonder muilkorf te laten loslopen als de burgemeester een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod heeft opgelegd als bedoeld in artikel 2:59, eerste lid of heeft meegedeeld dat hij de hond gevaarlijk acht, dan wel als de hond is opgeleid voor bewakings-, opsporings-, en verdedigingswerk.
Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
1. Het is verboden op door het college ter voorkoming of ontheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, bij dat aanwijzingsbesluit aangeduide dieren:
2. Het college kan de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen een krachtens het eerste lid aangewezen plaats ontheffing verlenen van een of meer verboden als bedoeld in het eerste lid.
De rechthebbende op herkauwende of eenhoevige dieren of varkens (vee) die zich bevinden in een weiland of op een terrein dat niet van de weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
1. Het is verboden bijen te houden:
2. Het verbod in het eerste lid, aanhef en onder a, is niet van toepassing indien op een afstand van ten hoogste zes meter vanaf de korven of kasten een afscheiding is aangebracht van twee meter hoogte of zoveel hoger als noodzakelijk is om het laag uit- en invliegen van de bijen te voorkomen.
3. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, aanhef onder a, is niet van toepassing voor de bijenhouder die rechthebbende is op de woningen of gebouwen bedoeld in dat lid.
4. Het verbod bedoeld in het eerste lid, aanhef onder b, is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Verordening wegen Noord-Brabant.
5. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.
6. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Het is verboden op een openbare plaats te bedelen om geld of andere zaken in door het college ter voorkoming of beëindiging van overlast aangewezen gebieden.
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
1. De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een door de burgemeester aangewezen digitaal verkoopregister en daarin onverwijld op te nemen:
2. De burgemeester is bevoegd vrijstelling verlenen van deze verplichtingen.
3. Op de aanvraag om een vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
a. de burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen:
1o dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;
2o van een verandering van de onder a, sub 1, bedoelde adressen;
3o dat hij het beroep van handelaar niet langer uitoefent;
4o dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan;
b. de burgemeester op eerste aanvraag zijn administratie of register ter inzage te geven;
c. aan de hoofdingang van elke vestiging een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar zijn;
d. een door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen in bewaring te houden in de staat waarin het goed verkregen is.
In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan: hetgeen daaronder wordt verstaan in het Vuurwerkbesluit.
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om, al dan niet tegen betaling, middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:74.1 Verzamelingen van personen in verband met drugs
Het is verboden op of aan openbare plaatsen die door de burgemeester zijn aangewezen, als de openbare orde dat in verband met het openlijk gebruik van en/of de handel in middelen als voornoemd in de artikelen 2 en/of 3 van de Opiumwet naar zijn oordeel noodzakelijk maakt, aan een verzameling van meer dan vier personen deel te nemen.
Artikel 2:74.2 Openlijk drugsgebruik
Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw, middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.
AFDELING 12. BIJZONDERE BEVOEGDHEDEN VAN DE BURGEMEESTER
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats als deze personen het bepaalde in de artikelen 2:1, 2:47, 2:48, 2:49, 2:50 en 2:73 groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- en leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verrichten een bevel geven zich gedurende ten hoogste veertien dagen niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie tenminste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een bevel geven zich gedurende ten hoogste vier weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
1. Degene die een woning of een bij de woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
2. De burgemeester kan een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het eerste lid, in ieder geval opleggen bij ernstige en herhaaldelijke:
HOOFDSTUK 3. SEKSINRICHTINGEN, SEKSWINKELS, STRAATPROSTITUTIE E.D.
AFDELING 1. ALGEMENE BEPALINGEN
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
AFDELING 2. SEKSINRICHTINGEN, STRAATPROSTITUTIE, SEKSWINKELS EN DERGELIJKE
1. Het is verboden een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren of te wijzigen zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan.
2. In de aanvraag om vergunning en in de vergunning wordt in ieder geval vermeld:
een verklaring en een rapport van de GGD dat de seksinrichting, zijnde een prostitutiebedrijf of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar, dan wel met een seksbioscoop, seksautomatenhal of sekstheater, voldoet aan de vereisten zoals vastgesteld in de door het bevoegde bestuursorgaan vastgestelde beleidsregeling.
3. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
1. De exploitant en de beheerder:
2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie bijzondere gemeenten Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, of Aruba, Curaçao en Sint Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
3. Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld:
4. De periode van vijf jaar, genoemd in het tweede lid, wordt:
5. De exploitant of de beheerder zijn binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting
1. Met het oog op de openbare orde en de belangen genoemd in artikel 3:13, tweede lid, of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegd bestuursorgaan:
2. Onverminderd het bepaalde in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht, maakt het bevoegd bestuursorgaan het besluit bedoeld in het eerste lid bekend overeenkomstig artikel 3:42, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
1. Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben, zonder dat de exploitant of de beheerder bedoeld in artikel 3:4, tweede lid onder a of b in de seksinrichting aanwezig is.
2. De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
1. Het is verboden, door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten te bewegen gebruik te maken van de diensten van een prostituee, uit te nodigen dan wel aan te lokken:
2. Met het oog op de naleving van het verbod bedoeld in het eerste lid, kan door politieambtenaren het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.
3. Met het oog op de openbare orde en de belangen genoemd in artikel 3:13, tweede lid, kan door politieambtenaren het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.
4. De burgemeester kan met het oog op de openbare orde en de belangen genoemd in artikel 3:13, tweede lid, personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid, verbieden zich gedurende bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen of gebieden en op de tijden bedoeld in het eerste lid b.
5. De burgemeester beperkt het verbod bedoeld in het vierde lid indien dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk is.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
1. Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen:
2. Het verbod bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
AFDELING 3. BESLISSINGSTERMIJN; WEIGERINGSGRONDEN
Artikel 3:13 Weigeringsgronden
1. De vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, wordt geweigerd indien:
2. Voor seksinrichtingen en in Nederland gevestigde escortbedrijven kan, onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, worden geweigerd dan wel de aanwijzing of vaststelling bedoeld in artikel 3:9, eerste lid, achterwege gelaten, in het belang van:
AFDELING 4. BEËINDIGING EXPLOITATIE; WIJZIGING BEHEER
Artikel 3:14 Beëindiging exploitatie
De rechtsopvolger van de exploitant die binnen een week nadat overeenkomstig het tweede lid kennisgeving is gedaan een aanvraag om vergunning heeft ingediend als bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, mag de exploitatie van de inrichting voortzetten met inachtneming van de aan de vervallen vergunning verbonden voorschriften en beperkingen, totdat over de aanvraag om vergunning is besloten.
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant besluit de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK 4. BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE
AFDELING 1. VOORKOMEN OF BEPERKEN GELUIDHINDER EN HINDER DOOR VERLICHTING
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;
- gevoelige gebouwen: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1. van het Activiteitenbesluit milieubeheer;
- gevoelige terreinen: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1. van het Activiteitenbesluit milieubeheer;
- houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft;
- incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen;
- inrichting: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1. van de Wet milieubeheer, met dien verstande dat de artikelen 4:2 tot en met 4:5 uitsluitend van toepassing zijn op inrichtingen type A of type B als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer
- onversterkte muziek: muziek die niet elektronisch is versterkt.
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
1. De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 4:5 gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
2. De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
3. In een aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid, kan het college bepalen dat de aanwijzing slechts geldt in een of meer delen van de gemeente.
4. Het college maakt de aanwijzing ten minste vier weken voor het begin van een nieuw kalenderjaar bekend.
5. Als een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, kan het college een festiviteit terstond als collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid aanwijzen.
6. Tijdens het van toepassing zijn van een collectieve festiviteit, mag het geluidniveau, veroorzaakt door de inrichting, niet meer bedragen dan de waarde, die is opgenomen in onderstaande tabel:
7. De geluidsnorm bedoeld in het zesde lid is inclusief onversterkte muziek en exclusief 10 dB(A) toeslag vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.
8. Op de dagen bedoeld in het eerste lid, wordt het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 4:5 uiterlijk om 01.00 uur 's nachts beëindigd.
Artikel 4:3 Melding incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a, 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting tenminste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan elektronisch of schriftelijk in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan op maximaal 12 dagen of dagdelen per kalenderjaar in verband met de viering van incidentele festiviteiten de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Activiteitenbesluit Milieubeheer niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
1. Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek, zoals bedoeld in artikel 2:18, eerste lid onder f en vijfde lid van het Activiteitenbesluit milieubeheer binnen inrichtingen is de in het tweede lid opgenomen tabel van toepassing, met dien verstande dat:
3. Voor de duur van 4 uur in de week is onversterkte muziek, vanwege het oefenen door muziekgezelschappen zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen, in een inrichting gedurende de dag- en avondperiode uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in het eerste lid.
4. Als versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is het Activiteitenbesluit milieubeheer van toepassing.
5. Het eerste lid is niet van toepassing op collectieve en incidentele festiviteiten als bedoeld in de artikelen 4:2 en 4:3.
Artikel 4:5.1 Geluidhinder door dieren
Degene die buiten een inrichting de zorg heeft voor een dier, voorkomt dat dit voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder veroorzaakt.
Artikel 4:5.2 Geluidhinder door bromfietsen e.d.
Het is verboden buiten een inrichting zich met een motorvoertuig of een bromfiets zodanig te gedragen, dat daardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder ontstaat.
Artikel 4:6 Overige geluidhinder
1. Het is verboden buiten een inrichting op een zodanige wijze toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.
2. Tussen 23.00 en 7.00 uur mag op het terras geen muziek ten gehore worden gebracht. Voor wat betreft livemuziek geldt dat dit evenmin is toegestaan tussen 7.00 en 23.00 uur, tenzij het betreft een collectieve festiviteit als bedoeld in art. 4:2 of een kennisgeving incidentele festiviteit op grond van art. 4:3 is gedaan en art. 4:5 niet van toepassing is.
3. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.
4. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit, het Activiteitenbesluit milieubeheer, het Bouwbesluit 2012 of de Provinciale milieuverordening.
5. Het verbod in het eerste lid geldt niet als het een geluidswagen betreft en wordt voldaan aan elk van de volgende voorwaarden:
AFDELING 2. BODEM-, WEG- EN MILIEUVERONTREINIGING
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4:7.1 Verontreiniging bij werkzaamheden aan de weg
1. Als bij het laden of lossen of vervoeren van stoffen of voorwerpen dan wel bij andere werkzaamheden de weg wordt verontreinigd, is degene die genoemde werkzaamheden verricht, alsmede als deze in opdracht handelt, zijn opdrachtgever verplicht:
e. als de verontreiniging gevaar voor de veiligheid van het verkeer of voor beschadiging van het wegdek oplevert, de weg terstond na het ontstaan van de verontreiniging te reinigen of te doen reinigen;
f. als de verontreiniging geen gevaar voor de veiligheid van het verkeer of voor beschadiging van het wegdek oplevert, de weg terstond na de beëindiging van de werkzaamheden of, als deze langer dan een dag duren, elke dag terstond na beëindiging van de werkzaamheden op die dag, te reinigen of te doen reinigen.
2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voorzover de Wet beheer rijkswaterstaatwerken of de Verordening wegen Noord-Brabant van toepassing is.
Artikel 4:7.2 Verontreiniging van de weg en van terreinen
Het is verboden afval of vuilnis of enig ander dergelijke stof of voorwerp die/dat aanleiding kan geven tot verontreiniging, beschadiging of onvoldoende afwatering van de weg, dan wel aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu, op of in de bodem, buiten een daarvoor bestemde verzamelplaats, te plaatsen, te storten, te werpen, uit te gieten, te laten vallen, of lopen, of te houden.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voorzover de Wet milieubeheer, de Meststoffenwet, de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, de Kernernergiewet of de Wet bodembescherming voorziet in de beoogde bescherming van het milieu, of de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, of de Verordening wegen Noord-Brabant van toepassing zijn.
Artikel 4:7.3 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren
1. De houder of beheerder van een winkel, hal, kraam of andere dergelijke inrichtingen waar eten/of drinkwaren worden verkocht welke ter plaatse kunnen worden genuttigd, is verplicht:
2. De houder of beheerder van een inrichting bedoeld in het eerste lid is verplicht te zorgen dat dagelijks, uiterlijk een uur na sluiting van de inrichting, doch in ieder geval terstond op eerste aanzegging van een ambtenaar, belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde in dit artikel, in de nabijheid van de inrichting op de weg achtergebleven stoffen of voorwerpen, voor zover kennelijk uit of van die inrichting afkomstig, worden verwijderd.
3. De in het eerste en het tweede lid gestelde verplichting geldt niet voor zover de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften van toepassing zijn.
Artikel 4:7.4 Wegwerpen van reclame- en strooibiljetten
Degene die op de weg reclame- of strooibiljetten of dergelijke geschriften, dan wel, als vorm van reclame, gratis producten onder het publiek verspreidt, is verplicht deze, als zij in de omgeving van de plaats van uitreiking op de weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats door het publiek worden weggeworpen, terstond daarvan te verwijderen of te doen verwijderen.
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
AFDELING 4. MAATREGELEN TEGEN ONTSIERING EN STANKOVERLAST
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen en dergelijke.
1. Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of beëindiging van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
2. Het college kan bij de aanwijzing nadere regels stellen.
4. Dit artikel is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door of krachtens de Wet ruimtelijke ordening of de Verordening wegen Noord-Brabant.
AFDELING 5. KAMPEREN BUITEN KAMPEERTERREINEN
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
1. Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het bestemmingsplan, de beheersverordening, exploitatieplan of een voorbereidingsbesluit is bestemd of mede bestemd of buiten een kampeerterrein valt waarvoor de medewerking is of zal worden verleend aan het afwijken middels een omgevingsvergunning.
2. Het verbod geldt niet voor het plaatsen van kampeermiddelen voor eigen gebruik door de rechthebbende op een terrein.
3. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.
4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd in het belang van de bescherming van:
5. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
HOOFDSTUK 5. ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING VAN DE GEMEENTE
AFDELING 1. PARKEEREXCESSEN EN STOPVERBOD
Artikel 5:2 Voertuigen van autobedrijf en dergelijke
1. Onder verhuren als bedoeld in dit artikel wordt mede verstaan:
2. Tot de voertuigen als bedoeld in dit artikel worden niet gerekend:
3. Het is degene die er zijn bedrijf, nevenbedrijf dan wel een gewoonte van maakt voertuigen te stallen, te herstellen, te slopen, te verhuren of te verhandelen, verboden:
4. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.
5. Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:6 Kampeermiddelen en andere voertuigen
1. Het is verboden een voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt:
2. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Verordening wegen Noord-Brabant.
4. Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 5:9 Uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
1. Het is verboden met een voertuig te rijden door een park of plantsoen of een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook, of het daarin te doen of te laten staan.
2. Dit verbod is niet van toepassing op:
Artikel 5:12 Overlast van fietsen of bromfietsen
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of beëindiging van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
1. Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden.
2. Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
3. Het verbod geldt niet voor een inzameling die wordt gehouden:
4. Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
1. In deze afdeling wordt onder venten verstaan: het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden op een openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan huis. Onder venten wordt mede verstaan het om niet uitreiken van (monsters van) goederen en het om niet aanbieden van (een proeve van) diensten;
2. Onder venten wordt niet verstaan:
1. Het is verboden te venten op door het college in het belang van de openbare orde aangewezen openbare plaatsen; of aangewezen dagen en uren.
2. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.
3. Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
4. Het verbod is niet van toepassing op
5. In afwijking van het bepaalde in het eerste en vierde lid is het venten van gedrukte en geschreven stukken verboden op door het college in het belang van de openbare orde aangewezen openbare plaatsen, dagen of uren.
1. In deze afdeling wordt onder standplaats verstaan: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats voor het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.
2. Onder standplaats wordt niet verstaan:
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
1. Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben.
2. Het college weigert de vergunning wegens strijd met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit en geen medewerking is of zal worden verleend aan het afwijken middels een omgevingsvergunning.
3. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd als:
4. Op de aanvraag voor een vergunning is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
AFDELING 6. OPENBAAR WATER EN WATERSTAATSWERKEN
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen die bij de gemeente in beheer zijn.
AFDELING 7. CROSSTERREINEN EN GEMOTORISEERD EN RUITERVERKEER IN NATUURGEBIEDEN
1. Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets te crossen buiten wedstrijdverband een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
2. Het verbod is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen in het belang van:
3. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Besluit omgevingsrecht, de Zondagswet of het Besluit geluidsproductie sportmotoren.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
1. Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig, een bromfiets, een fiets of een paard.
2. Het verbod is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen in het belang van:
3. Het verbod is niet van toepassing op motorvoertuigen, bromfietsen, fietsen en paarden:
4. Het verbod is voorts niet van toepassing:
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
1. Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.
2. Mits geen sprake is van gevaar, overlast of hinder voor de omgeving, is het verbod niet van toepassing op:
3. Het college kan ontheffing verlenen van dit verbod.
4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd ter bescherming van de flora en fauna.
5. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1o of 3o, van het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale milieuverordening Noord-Brabant.
In deze afdeling wordt onder incidentele asverstrooiing verstaan: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Artikel 5:36 Verboden plaatsen
1. Incidentele asverstrooiing is verboden op:
2. Het college kan voor een bepaalde termijn verbieden dat op andere plaatsen dan genoemd in het eerste lid asverstrooiing plaatsvindt.
3. Het college kan op verzoek van de nabestaande die zorg draagt voor de asbus op grond van bijzondere omstandigheden ontheffing verlenen van het verbod uit het eerste lid, onder a.
4. Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
HOOFDSTUK 6. SANCTIE-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de als buitengewoon opsporingsambtenaar of –ambtenaren beëdigde ambtenaren zoals bedoeld in artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering en de ambtenaren van de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant die vanuit hun functie belast zijn met toezicht en/of handhaving.
4. Onverminderd het eerste tot en met derde lid zijn de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 141, onder b, van het Wetboek van Strafvordering, eveneens belast met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 6:4 Intrekking oude verordening
De Algemene plaatselijke verordening zoals vastgesteld op 12 december 2017 wordt ingetrokken.
1. Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 6:4, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.
2. De intrekking van de verordening bedoeld in artikel 6:4 heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening, of daaraan voorafgaande versies genomen besluiten, indien en voor zover de rechtsgrond waarop de besluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.