Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Provincie Zeeland

Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Zeeland

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieProvincie Zeeland
Officiële naam regelingSubsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Zeeland
CiteertitelSubsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Zeeland
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerpNatuur en Landschap

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Art. 1.9 lid 2, 5.1.1.1 lid 1, aanhef en onderdeel a, 12.2,12.3, hoofdstuk 3 en 6, afdeling 5.1.2 en paragraaf 8.2 treden op een ander door GS te bepalen tijdstip in werking

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Provinciewet, art.145; Wet inrichting landelijk gebied, art.11, lid 3

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Delegatiebesluit PS 9-11-2007 (Pb nrs. 41 en 42)

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201010-11-2010Nieuwe regeling

27-10-2009

Provinciaal Blad, 2009, 39

09034770

Tekst van de regeling

Gedeputeerde staten van Zeeland

  • -

    gelezen het voorstel van de afdeling W&N nummer 09034770;

  • -

    Gelet op artikel 145 van de Provinciewet en artikel 11, derde lid, van de Wet inrichting landelijk gebied;

  • -

    Gelet de delegatiebesluiten van Provinciale Staten voor regelgevende bevoegdheid van 9 november 2007 (Pb 2007 nrs. 41 en 42);

BESLUITEN:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 (begripsbepalingen)

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    agrarisch beheerpakket: in bijlage 3, onderdeel B, beschreven pakket, bestaande uit instapeisen, beheereisen en, voorzover in het betreffende agrarische beheerpakket opgenomen, administratieve of aanvullende verplichtingen;

  • b.

    agrarisch beheertype: in bijlage 3, onderdeel A, tweede kolom, opgenomen beschrijving van een groep agrarische beheerpakketten die eenzelfde doel hebben;

  • c.

    agrarische natuurvereniging: rechtspersoon die zich krachtens haar statuten richt op de ondersteuning en stimulering van agrarisch natuurbeheer;

  • d.

    begunstigde: potentiële subsidieontvanger;

  • e.

    beheereenheid: aaneengesloten oppervlakte landbouwgrond waarop een agrarisch beheerpakket wordt of gaat worden uitgevoerd;

  • f.

    beheerjaar: periode van 365 dagen, dan wel van 366 dagen indien binnen die periode de datum 29 februari valt;

  • g.

    beheerpakket landschap: in bijlage 6, onderdeel B, beschreven pakket, bestaande uit instap- en beheereisen;

  • h.

    collectief agrarisch natuurbeheer: agrarisch natuurbeheer waarover op grond van artikel 2.1, vierde lid, in het natuurbeheerplan nadere voorschriften zijn opgenomen;

  • i.

    collectief beheerplan: plan inzake de coördinatie en afstemming van collectief agrarisch natuurbeheer, opgesteld door een gebiedscoördinator;

  • j.

    gebiedscoördinator: rechtspersoon die collectief agrarisch natuurbeheer coördineert en beschikt over een geldig certificaat coördinatie agrarisch natuurbeheer, afgegeven overeenkomstig paragraaf 8.1;

  • k.

    gecertificeerde begunstigde: begunstigde als bedoeld in de artikelen 3.3, eerste lid, of 5.1.2.1, eerste lid, die beschikt over een overeenkomstig paragraaf 8.1 afgegeven geldig certificaat natuurbeheer of certificaat samenwerkingsverband natuurbeheer;

  • l.

    landbouwactiviteit: activiteit als bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van de Europese Unie van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) Nr. 398/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PbEU L 30);

  • m.

    landbouwer: natuurlijke persoon of rechtspersoon die, dan wel een samenwerkingsverband van natuurlijke personen of rechtspersonen dat, een landbouwactiviteit uitoefent;

  • n.

    landbouwgrond: binnen de provincie gelegen stuk grond waarop een landbouwactiviteit wordt uitgeoefend, niet zijnde een natuurterrein of grond waarvoor een aanspraak bestaat op een vergoeding voor het waardeverschil tussen agrarische grond en grond met als hoofdfunctie natuur;

  • o.

    landschapsbeheertype: in bijlage 6, onderdeel A.1, eerste kolom, of onderdeel A.2, eerste kolom, opgenomen beschrijving van een groep landschapselementen;

  • p.

    landschapselement: in bijlage 6, onderdelen A.1 of A.2, opgenomen onderdeel van het landschap;

  • q.

    minister: de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • r.

    natuurbeheerplan: plan als bedoeld in artikel 2.1;

  • s.

    natuurbeheertype: in bijlage 1, tweede kolom, opgenomen soort natuur zoals nader beschreven in de Index Natuur en Landschap;

  • t.

    natuurterrein: binnen de provincie gelegen grond met als hoofdfunctie natuur, of grond waarvoor een aanspraak bestaat op een vergoeding voor het waardeverschil tussen agrarische grond en grond met als hoofdfunctie natuur, die ingevolge artikel 2.1, tweede lid, onderdeel a, is begrensd;

  • u.

    peildatum: 15 mei;

  • v.

    plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013: Nederlands plattelandsontwikkelingsprogramma als bedoeld in artikel 15 van Verordening (EG) nr. 1698/2005;

  • w.

    probleemgebied: gebied met een natuurlijke handicap als bedoeld in artikel 36, onderdeel a, onder ii, van Verordening (EG) nr. 1698/2005, dat als zodanig is aangemerkt in het plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013;

  • x.

    probleemgebiedensubsidie: subsidie voor de uitoefening van landbouwactiviteiten op landbouwgrond in een probleemgebied;

  • y.

    recreatiepakket: in bijlage 2 beschreven pakket bestaande uit verplichtingen inzake het mogelijk maken van recreatief gebruik van natuurterreinen;

  • z.

    subsidie agrarisch natuurbeheer: subsidie voor het uitvoeren van een agrarisch beheerpakket op landbouwgrond;

  • aa.

    subsidie certificeringskosten: subsidie als bedoeld in artikel 8.2.1;

  • -

    bb. subsidie landschapsbeheer: subsidie als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid;

  • -

    cc. subsidie natuurbeheer: subsidie voor het instandhouden van een op een natuurterrein aanwezig natuurbeheertype, eventueel vermeerderd met een vergoeding voor de instandhouding van het recreatiepakket op dat natuurterrein, de monitoring van de kwaliteit van het op dat natuurterrein aanwezige natuurbeheertype en de toeslag of toeslagen, bedoeld in artikel 3.8, tweede lid, onderdelen a en b;

  • -

    dd. subsidie organisatiekosten: subsidie voor de organisatie van activiteiten die zijn gericht op de ondersteuning en stimulering van agrarisch natuurbeheer;

  • -

    ee. Verordening (EG) nr. 1698/2005: Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van de Europese Unie van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling in het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PbEU L 277);

  • -

    ff. Verordening (EG) nr. 1974/2006: Verordening (EG) nr. 1974/2006 van de Europese Commissie van 15 december 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PbEU L 368);

  • -

    gg. Verordening (EG) nr. 1975/2006: Verordening (EG) nr. 1975/2006 van de Europese Commissie van 7 december 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad met betrekking tot de toepassing van controlebepalingen en van de randvoorwaarden in het kader van de steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling (PbEU L 368).

Artikel 1.2 (verhouding provinciaal subsidiekader)

De Subsidieverordening Natuur en Landschapsbeheer Zeeland is een zelfstandige verordening naast de Algemene Subsidieverordening Zeeland.

Artikel 1.3 (subsidieplafond en openstelling)

  • 1.

    Op grond van deze verordening kan uitsluitend subsidie worden verstrekt als Gedeputeerde Staten de mogelijkheid tot het doen van een aanvraag hebben opengesteld door vaststelling van een subsidieplafond en van een openstellingsperiode voor de indiening van de aanvraag.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen verschillende subsidieplafonds vaststellen voor de verschillende subsidies, toeslagen, natuurbeheertypen, agrarische beheertypen, landschapsbeheertypen, agrarische beheerpakketten, beheerpakketten landschap, categorieën van begunstigden of gebieden.

  • 3.

    Onverminderd het tweede lid stellen Gedeputeerde Staten in elk geval een afzonderlijk subsidieplafond vast ten behoeve van aanvragen tot verlening van een subsidie agrarisch natuurbeheer in het kader van collectief agrarisch natuurbeheer.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten maken uiterlijk zes weken voor aanvang van de openstellingsperiode een besluit als bedoeld in dit artikel bekend in het Provinciaal Blad.

Artikel 1.4 (rangschikking: volgorde van ontvangst)

  • 1.

    Gedeputeerde Staten rangschikken aanvragen tot subsidieverlening die in eenzelfde openstellingsperiode zijn ingediend per subsidieplafond in volgorde van ontvangst, waarbij aanvragen met dezelfde ontvangstdatum worden gerangschikt door loting voor zover op die datum het subsidieplafond wordt overschreden.

  • 2.

    Volgens de rangschikking, bedoeld in het eerste lid, komt de hoogst gerangschikte aanvraag het eerst voor subsidie in aanmerking.

  • 3.

    Als een aanvraag naar het oordeel van Gedeputeerde Staten onvolledig is, wordt de aanvraag voor de toepassing van het eerste lid geacht te zijn ontvangen op de datum die wordt bepaald door de datum waarop de onvolledige aanvraag is ingediend te vermeerderen met de periode, gelegen tussen de dag dat de begunstigde op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht op de hoogte is gesteld van de onvolledigheid van de aanvraag en de dag waarop Gedeputeerde Staten de ontbrekende gegevens en bescheiden hebben ontvangen.

Artikel 1.5 (indiening aanvraag)

  • 1.

    Aanvragen tot subsidieverlening, wijziging of intrekking van een subsidieverlening, subsidievaststelling, ontheffing van subsidieverplichtingen, voorschotverlening of goedkeuring worden ingediend met

  • 2.

    gebruikmaking van een daartoe door of vanwege Gedeputeerde Staten vastgesteld formulier.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten kunnen:

    • a.

      nadere eisen stellen aan de elektronische indiening van een aanvraag als bedoeld in het eerste lid;

    • b.

      nadere technische specificaties vaststellen waaraan de kaarten moeten voldoen die overeenkomstig de onderhavige verordening bij de aanvraag gevoegd dienen te worden.

  • 4.

    Als een aanvraag wordt ingediend door een gemachtigde, gaat de aanvraag vergezeld van een bewijs van machtiging.

Artikel 1.6 (beslistermijn)

  • 1.

    Gedeputeerde Staten beslissen binnen tien weken op een aanvraag. De beslissing kan éénmaal met ten hoogste tien weken worden verdaagd.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid beslissen Gedeputeerde Staten:

    • a.

      binnen tien weken na afloop van een beheerjaar op aanvragen als bedoeld in de artikelen 4.1.1.6, derde lid, 4.1.2.4, 4.2.4 en 5.1.3.3, derde lid, waarbij de beslissing éénmaal met ten hoogste tien weken kan worden verdaagd;

    • b.

      uiterlijk op 15 maart op aanvragen als bedoeld in artikel 9.1;

    • c.

      niet eerder op aanvragen als bedoeld in artikel 8.1.1 dan de dag waarop de begunstigde voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 8.1.3.

Artikel 1.7 (bewaren subsidiedocumenten)

Een ontvanger van een subsidie bewaart alle documenten inzake een door hem op grond van deze verordening verstrekte subsidie gedurende een periode van ten minste vijf jaar nadat de betreffende subsidie geheel is vastgesteld.

Artikel 1.8 (minimale hoogte subsidie)

  • 1.

    Geen subsidie wordt toegekend als het jaarlijks te betalen voorschot dat op grond van de betreffende aanvraag zou kunnen worden verstrekt minder dan €200,- bedraagt.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op probleemgebiedensubsidies.

Artikel 1.9 (uitsluitingen begunstigden)

  • 1.

    Een subsidie ingevolge deze verordening wordt niet verstrekt aan:

    • a.

      publiekrechtelijke rechtspersonen;

    • b.

      rechtspersonen die waterwinning als doelstelling hebben;

    • c.

      privaatrechtelijke rechtspersonen die kennelijk zijn opgericht ten behoeve van het beheer van grond of water, waarvan de eigendom geheel of gedeeltelijk berust bij de rechtspersonen, bedoeld in de onderdelen a en b;

    • d.

      begunstigden ter voldoening aan verplichtingen die op grond van enig ander wettelijk voorschrift zijn voorgeschreven;

    • e.

      begunstigden die krachtens:

      • I.

        een in artikel 3.3, eerste lid, onderdeel a, bedoelde gebruikstitel de zeggenschap hebben over het te voeren beheer van een natuurterrein, of

      • II.

        een in artikel 5.1.2.1, eerste lid, onderdeel a, bedoelde gebruikstitel de zeggenschap hebben over het te voeren beheer van een op een natuurterrein gelegen landschapselement,

    • f.

      voor zover zij die gebruikstitel na 15 augustus 2009 hebben verkregen van een gemeente of een samenwerkingsverband als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen waaraan in meerderheid gemeenten deelnemen.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, kan een subsidie natuurbeheer worden verstrekt aan gemeenten en aan samenwerkingsverbanden als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen waaraan in meerderheid gemeenten deelnemen, voor zover dezen voor het natuurterrein waarvoor subsidie wordt aangevraagd:

    • a.

      subsidie ontvangen op basis van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de minister of de Subsidieregeling natuurbeheer Zeeland, waarbij

    • b.

      de periode waarvoor de in onderdeel a bedoelde subsidie wordt verstrekt op of na 31 december 2010 eindigt, én

    • c.

      de subsidie natuurbeheer die op grond van de onderhavige verordening kan worden verstrekt niet later ingaat dan 1 januari van het kalenderjaar, volgend op het jaar waarin de in onderdeel a bedoelde subsidie eindigt.

  • 3.

    Een subsidie natuurbeheer die aan begunstigden als bedoeld in het tweede lid wordt verstrekt kan niet vermeerderd worden met de in artikel 1.1, onderdeel cc, bedoelde vergoeding voor de instandhouding van het recreatiepakket.

Artikel 1.10 (anti-cumulatie)

Als voor de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd subsidie is verstrekt door Gedeputeerde Staten op grond van een andere regeling of door andere overheden, waardoor het totaal aan subsidie voor de betreffende activiteit meer bedraagt dan:

  • a.

    de werkelijke kosten die de activiteiten met zich brengen;

  • b.

    de maximale vergoeding die op grond van Europese voorschriften mag worden gegeven, of

  • c.

    de maximale vergoeding die op grond van het plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013 mag worden gegeven, wordt de subsidie op grond van deze verordening zoveel lager verstrekt als noodzakelijk is om betaling boven de werkelijke kosten dan wel de hiervoor bedoelde maxima te voorkomen.

Hoofdstuk 2 Natuurbeheerplan

Artikel 2.1 (natuurbeheerplan)

  • 1.

    Gedeputeerde Staten stellen een natuurbeheerplan vast.

  • 2.

    In het natuurbeheerplan is in elk geval een kaart met een topografische ondergrond van ten hoogste 1:10.000 opgenomen, waarop is aangeduid:

    • a.

      voor welke natuurterreinen een subsidie natuurbeheer kan worden verstrekt en welk natuurbeheertype op deze natuurterreinen in stand kan worden gehouden;

    • b.

      voor welke landbouwgronden een subsidie agrarisch natuurbeheer kan worden verstrekt en tot welke agrarische beheertypen het op die landbouwgrond uit te voeren agrarische beheerpakket dient te behoren;

    • c.

      voor welke landschapsbeheertypen, landschapselementen of beheerpakketten landschap binnen welke gebieden of op welke lokatie een subsidie landschapsbeheer kan worden verstrekt;

    • d.

      voor welke landbouwgronden een probleemgebiedensubsidie kan worden verstrekt;

  • 3.

    In het natuurbeheerplan kan tevens worden bepaald:

    • a.

      voor welke natuurterreinen, aangewezen overeenkomstig het tweede lid, onderdeel a, subsidieontvangers om de in artikel 3.6, vierde lid, onderdeel a, genoemde reden zijn vrijgesteld van de verplichting, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onderdeel f;

    • b.

      voor welke natuurterreinen de toeslag, bedoeld in artikel 3.8, tweede lid, onderdeel a, kan worden verstrekt;

    • c.

      voor welke natuurbeheertypen de toeslag, bedoeld in artikel 3.8, tweede lid, onderdeel b, kan worden verstrekt;

    • d.

      voor welke landbouwgronden een probleemgebiedensubsidie als bedoeld in artikel 4.2.10 kan worden verstrekt.

  • 4.

    In het natuurbeheerplan kan in het kader van collectief agrarisch natuurbeheer tevens worden bepaald:

    • a.

      dat voor het uitvoeren van één of meerdere agrarische beheerpakketten binnen een in het natuurbeheerplan begrensd gebied alleen subsidie kan worden verstrekt als binnen dat gebied voor ten minste een bepaald aantal hectares subsidie voor die agrarische beheerpakketten wordt verstrekt;

    • b.

      welke agrarische beheerpakketten binnen het op grond van onderdeel a vastgestelde gebied moeten voorkomen en in welke verhouding die verschillende agrarische beheerpakketten aanwezig moeten zijn.

  • 5.

    In gebieden die door Gedeputeerde Staten overeenkomstig het vierde lid zijn aangewezen kunnen geen aanvragen worden ingediend voor het uitvoeren van één of meerdere agrarische beheerpakketten op landbouwgronden voor zover die landbouwgronden niet zijn opgenomen in de aanvraag, bedoeld in artikel 9.1.

Hoofdstuk 3 Natuurbeheer

Artikel 3.1 (grondslag subsidie)

Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een subsidie natuurbeheer verstrekken.

Artikel 3.2 (duur subsidie)

Een subsidie natuurbeheer wordt verstrekt voor een periode van zes aaneengesloten kalenderjaren.

Artikel 3.3 (begunstigden)

  • 1.

    Een subsidie natuurbeheer kan worden verstrekt aan:

    • a.

      een natuurlijke persoon of rechtspersoon die bij aanvang van de periode waarvoor subsidie wordt verstrekt zeggenschap heeft over het te voeren beheer van het natuurterrein waarvoor subsidie wordt aangevraagd, krachtens:

      • I.

        eigendom;

      • II.

        erfpacht;

      • III.

        recht van beklemming;

      • IV.

        artikel 45 van de Wet inrichting landelijk gebied, of

      • V.

        een plan van tijdelijk gebruik als bedoeld in artikel 189 van de Landinrichtingswet zoals die wet tot 1 januari 2007 gold,

    • b.

      en voorts gedurende de zes aaneengesloten kalenderjaren waarvoor de subsidie wordt verleend ten minste op de peildatum van ieder kalenderjaar die zeggenschap heeft;

    • c.

      rechtspersoonlijkheid bezittende samenwerkingsverbanden van natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld in onderdeel a.

  • 2.

    Als een in het eerste lid, onderdeel a, onder i. tot en met v. bedoelde titel is belast met of is afgeleid van een ander recht, kan slechts subsidie worden verstrekt voor zover dat andere recht geen afbreuk doet aan de zeggenschap over het te voeren beheer van het natuurterrein.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid kan het onderdeel van de subsidie natuurbeheer dat ziet op de monitoring van de kwaliteit van een op een natuurterrein aanwezig natuurbeheertype alleen worden verstrekt aan gecertificeerde begunstigden.

Artikel 3.4 (aanvraag subsidie)

  • 1.

    Een aanvraag tot verlening van een subsidie natuurbeheer gaat vergezeld van één of meerdere kaarten met een topografische ondergrond, waarop per natuurbeheertype:

    • a.

      de grenzen van de natuurterreinen waarvoor subsidie wordt aangevraagd zijn aangegeven, én

    • b.

      die natuurterreinen zijn genummerd, waarbij met één nummer één aaneengesloten natuurterrein wordt aangeduid.

  • 2.

    Als een aanvraag tot verlening van een subsidie natuurbeheer tevens een aanvraag tot subsidieverlening ten behoeve van de uitvoering van het recreatiepakket omvat, en de begrenzing van het natuurterrein waarop dat pakket wordt uitgevoerd afwijkt van de begrenzing van het natuurterrein waarvoor ingevolge het eerste lid subsidie wordt aangevraagd, zijn op de in het eerste lid bedoelde kaart tevens deze afwijkende grenzen aangegeven.

  • 3.

    In afwijking van het eerste en tweede lid gaat een aanvraag tot verlening van een subsidie natuurbeheer van een gecertificeerde begunstigde vergezeld van:

    • a.

      een lijst van oppervlaktes per natuurbeheertype waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de totale oppervlakte waarvoor de gecertificeerde begunstigde een vergoeding wil ontvangen voor de uitvoering van het recreatiepakket;

    • c.

      een lijst van oppervlaktes per natuurbeheertype waarvoor de gecertificeerde begunstigde een vergoeding wil ontvangen voor het verrichten van activiteiten op het gebied van monitoring van de kwaliteit van het op dat natuurterrein aanwezige natuurbeheertype, én

    • d.

      één of meerdere elektronische kaarten met een topografische ondergrond, met daarop de buitengrenzen van de natuurterreinen waarvoor in het kader van de subsidie natuurbeheer een vergoeding wordt aangevraagd ten behoeve van:

      • I.

        de instandhouding van één of meerdere natuurbeheertypen, én

      • II.

        het uitvoeren van het recreatiepakket.

  • 4.

    De oppervlaktes, bedoeld in het derde lid, onderdelen b en c, kunnen niet groter zijn dan de som van de oppervlaktes, bedoeld in het derde lid, onderdeel a.

Artikel 3.5 (voorwaarden voor deelname)

  • 1.

    Een subsidie natuurbeheer kan worden verstrekt:

    • a.

      als het natuurbeheerplan, zoals dat zes weken voor de openstelling van de betreffende subsidie gold, voorziet in de verstrekking van de betreffende subsidie voor het betreffende natuurterrein, én

    • b.

      voor zover de begunstigde in het jaar voorafgaande aan de aanvraag tot subsidieverlening niet met opzet:

      • I.

        een onjuiste aanvraag op grond van de onderhavige verordening heeft ingediend ter verkrijging van een subsidie natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a;

      • II.

        een onjuiste aanvraag heeft ingediend ter verkrijging van een subsidie op grond van de Subsidieregeling natuurbeheer Zeeland of de equivalente Subsidieregeling natuurbeheer van een andere provincie, óf

      • III.

        de subsiieverplichtingen heeft geschonden die zijn verbonden aan de onder i. en ii. bedoelde subsidies.

  • 2.

    Een subsidie natuurbeheer wordt niet verstrekt voor een op een natuurterrein aanwezig natuurbeheertype als ten aanzien van dat natuurterrein nog verplichtingen van toepassing zijn op grond van:

    • a.

      de Subsidieregeling natuurbeheer Zeeland;

    • b.

      de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de minister;

    • c.

      de Regeling stimulering bosuitbreiding op landbouwgronden, of

    • d.

      de Beschikking ter zake van het uit productie nemen van bouwland.

Artikel 3.6 (subsidieverplichtingen)

  • 1.

    Een ontvanger van een subsidie natuurbeheer:

    • a.

      draagt er zorg voor dat alle beheeractiviteiten worden verricht die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van het op het natuurterrein aanwezige natuurbeheertype, en dat geen handelingen worden verricht of gedoogd die afbreuk doen aan de instandhouding daarvan;

    • b.

      draagt er zorg voor dat, voorzover voor het natuurterrein of deel daarvan subsidie wordt verstrekt voor de uitvoering van het recreatiepakket, wordt voldaan aan bijlage 2;

    • c.

      draagt er zorg voor dat, voor zover de toeslag, bedoeld in artikel 3.8, tweede lid, onderdeel b, wordt verstrekt, wordt voldaan aan bijlage 7, onderdeel A;

    • d.

      draagt er zorg voor dat, voor zover subsidie wordt verstrekt voor de monitoring van de kwaliteit van een op een natuurterrein aanwezig natuurbeheertype, deze monitoring wordt verricht overeenkomstig door Gedeputeerde Staten nader vast te stellen voorschriften;

    • e.

      draagt er zorg voor dat door of vanwege Gedeputeerde Staten monitoringswerkzaamheden kunnen worden uitgevoerd op het natuurterrein waarvoor subsidie wordt verstrekt;

    • f.

      draagt er zorg voor dat het natuurterrein ten minste 358 dagen per jaar kosteloos wordt opengesteld en toegankelijk blijft;

    • g.

      draagt er zorg voor dat op verzoek van Gedeputeerde Staten inzage wordt gegeven in het uitgevoerde dan wel uit te voeren beheer ten behoeve van de instandhouding van het op het natuurterrein aanwezige natuurbeheertype;

    • h.

      meldt aan Gedeputeerde Staten de omstandigheden als gevolg waarvan hij redelijkerwijs niet kan voldoen aan één of meerdere subsidieverplichtingen, en doet dit binnen tien werkdagen nadat hij redelijkerwijs op de hoogte kan zijn van die omstandigheden;

    • i.

      meldt aan Gedeputeerde Staten de datum waarop weer aan de subsidieverplichtingen kan worden voldaan, en doet dit binnen tien werkdagen na de betreffende datum, én

    • j.

      draagt er zorg voor dat een toezichthouder als bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht niet wordt verhinderd toezicht te houden op de naleving van de subsidieverplichtingen.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, onderdelen h en i, kan een subsidieontvanger die tevens gecertificeerde begunstigde is, éénmaal per kalenderjaar maar uiterlijk op 31 oktober bij Gedeputeerde Staten de hiervoor bedoelde gegevens melden.

  • 3.

    Een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, onderdeel b, dat het beheer laat uitvoeren door één of meerdere natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, onderdeel a, komt gedurende de zes kalenderjaren met elk van deze natuurlijke personen of rechtspersonen, voor zover deze op de peildatum van één of meerdere van die kalenderjaren de zeggenschap hebben over het beheer, schriftelijk overeen dat:

    • a.

      de natuurlijke persoon of rechtspersoon de verplichtingen naleeft als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met c, e tot en met g en j;

    • b.

      de subsidieontvanger aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon een vergoeding betaalt voor de door hem of haar nageleefde verplichtingen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met c en f;

    • c.

      de natuurlijke persoon of rechtspersoon garant staat voor het terugbetalen van de in onderdeel b bedoelde vergoeding, als Gedeputeerde Staten de subsidie lager vaststellen of geheel of gedeeltelijk wijzigen dan wel intrekken.

  • 4.

    Als:

    • a.

      gehele of gedeeltelijke sluiting van het natuurterrein noodzakelijk is ter voldoening aan de bij of krachtens de Flora- en faunawet gestelde regels voor soortenbescherming of de krachtens de artikelen 10, 10a, 19, 19a en 21 van de Natuurbeschermingswet 1998 voor beschermde natuurmonumenten of Natura-2000-gebieden vastgestelde instandhoudingsdoelstellingen en toegangsbeperkingen;

    • b.

      het natuurterrein door buiten de macht van de subsidieontvanger gelegen oorzaken blijvend geheel of gedeeltelijk niet bereikbaar of naar zijn aard niet begaanbaar is, óf

    • c.

      sluiting van ten hoogste één hectare van het natuurterrein wenselijk is vanwege de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, is de ontvanger van een subsidie natuurbeheer voor dat betreffende gedeelte van het natuurterrein vrijgesteld van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, onderdeel f.

  • 5.

    Een ontvanger van een subsidie natuurbeheer, niet zijnde een subsidieontvanger die tevens gecertificeerde begunstigde is, stelt Gedeputeerde Staten binnen tien werkdagen na een sluiting op grond van het vierde lid daarvan op de hoogte. Deze verplichting geldt niet voor zover het een natuurterrein betreft dat in het natuurbeheerplan is aangewezen overeenkomstig artikel 2.1, derde lid, onderdeel a.

  • 6.

    Een ontvanger van een subsidie natuurbeheer kan een aanvraag indienen tot ontheffing van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, als hij daarvan om andere redenen dan genoemd in het vierde lid wenst te worden ontheven.

  • 7.

    Een melding als bedoeld in het vijfde lid en een aanvraag als bedoeld in het zesde lid gaat vergezeld van een kaart met een topografische ondergrond waarop het niet-opengestelde deel van het natuurterrein is aangegeven.

Artikel 3.7 (hoogte subsidie)

  • 1.

    Een subsidie natuurbeheer bestaat uit de som van zes jaarvergoedingen, elk behorend bij één van de zes kalenderjaren waarvoor de subsidie wordt verstrekt.

  • 2.

    Een jaarvergoeding is het product van het tarief zoals dat voor het eerste kalenderjaar van de in artikel 3.2 bedoelde periode op grond van artikel 3.8, eerste lid, onderdeel a, voor het desbetreffende natuurbeheertype is vastgesteld, en het aantal hectares waarvoor voor dat betreffende natuurbeheertype subsidie wordt verstrekt, eventueel vermeerderd met:

    • a.

      het product van het tarief zoals dat voor het eerste kalenderjaar van de in artikel 3.2 bedoelde periode op grond van artikel 3.8, eerste lid, onderdeel b, voor het recreatiepakket is vastgesteld, en het aantal hectares waarop dat pakket wordt uitgevoerd;

    • b.

      het product van het tarief, bedoeld in artikel 3.8, eerste lid, onderdeel c, en het aantal hectares waarop in het kader van de subsidie natuurbeheer monitoringswerkzaamheden worden uitgevoerd, én

    • c.

      het product van het tarief, bedoeld in artikel 3.8, eerste lid, onderdeel d, en het aantal hectares waarvoor de toeslagen, bedoeld in artikel 3.8, tweede lid, onderdelen a en b, worden verstrekt.

  • 3.

    Na afloop van elk van de eerste vijf kalenderjaren:

    • a.

      beslissen Gedeputeerde Staten binnen tien weken ambtshalve omtrent de hoogte van de jaarvergoeding die bij het betreffende kalenderjaar behoort, waarbij die beslissing éénmaal met ten hoogste tien weken verdaagd kan worden, én

    • b.

      keren zij de aldus bepaalde jaarvergoeding, binnen zes weken nadat de in onderdeel a bedoelde beslissing op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt, als voorschot uit aan:

      • I.

        de natuurlijke persoon of rechtspersoon die op de peildatum van het kalenderjaar waarop de jaarvergoeding betrekking heeft, beschikt over een in artikel 3.3, eerste lid, onder i. tot en met v. bedoelde titel, een en ander gelezen in samenhang met de artikelen 3.3, tweede lid, en 7.3, eerste lid, óf

      • II.

        het in artikel 3.3, eerste lid, onderdeel b, bedoelde samenwerkingsverband, indien de aanvraag tot subsidieverlening door dat samenwerkingsverband is ingediend.

Artikel 3.8 (hoogte tarief per kalenderjaar)

  • 1.

    Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks voor met ingang van het komende kalenderjaar te verlenen subsidies natuurbeheer vast:

    • a.

      de tarieven voor de verschillende natuurbeheertypen, uitgedrukt in een bedrag per hectare;

    • b.

      het tarief voor het recreatiepakket, uitgedrukt in een bedrag per hectare;

    • c.

      de tarieven voor de monitoring van de kwaliteit van de verschillende natuurbeheertypen, uitgedrukt in een bedrag per hectare, én

    • d.

      de tarieven voor de toeslagen, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a en b, uitgedrukt in een bedrag per hectare.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen een subsidie natuurbeheer:

    • a.

      verhogen met een toeslag voor de instandhouding van een natuurbeheertype op een natuurterrein dat enkel varend kan worden bereikt;

    • b.

      op aanvraag verhogen met een toeslag als ten behoeve van de instandhouding van een op een natuurterrein aanwezig natuurbeheertype gebruik wordt gemaakt van schaapskuddes, mits die aanvraag gelijktijdig wordt ingediend met de aanvraag tot verlening van een subsidie natuurbeheer voor de instandhouding van het hiervoor bedoelde natuurbeheertype op het hiervoor bedoelde natuurterrein.

  • 3.

    De toeslagen, bedoeld in het tweede lid, kunnen slechts worden verstrekt voor zover Gedeputeerde Staten dit overeenkomstig artikel 2.1, derde lid, onderdeel b respectievelijk onderdeel c, in het natuurbeheerplan hebben bepaald;

  • 4.

    Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt uiterlijk zes weken voorafgaande aan de openstellingsperiode mededeling gedaan door plaatsing in het Provinciaal Blad.

Artikel 3.9 (beschikking tot subsidieverlening)

Een beschikking tot verlening van een subsidie natuurbeheer vermeldt in elk geval:

  • a.

    het natuurbeheertype waarvoor subsidie wordt verleend;

  • b.

    de hoogte van de subsidie;

  • c.

    dat Gedeputeerde Staten gedurende de periode waarvoor de subsidie wordt verstrekt een nadere uitwerking kunnen geven van de in artikel 3.6, eerste lid, onderdeel a, bedoelde beheeractiviteiten die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van het natuurbeheertype, en in voorkomend geval

  • d.

    of een toeslag wordt verstrekt als bedoeld in artikel 3.8, tweede lid, onderdelen a en b.

Artikel 3.10 (ambtshalve vaststellen)

  • 1.

    Gedeputeerde Staten stellen binnen tien weken na afloop van de zes aaneengesloten kalenderjaren waarvoor de subsidie natuurbeheer is verstrekt, die subsidie ambtshalve vast.

  • 2.

    De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, kan éénmaal met ten hoogste tien weken worden verdaagd.

Hoofdstuk 4 Agrarisch natuurbeheer

Paragraaf 4.1 Subsidie agrarisch natuurbeheer

Afdeling 4.1.1 Algemene bepalingen inzake subsidie agrarisch natuurbeheer{
Artikel 4.1.1.1 (grondslag subsidie)

Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een subsidie agrarisch natuurbeheer verstrekken.

Artikel 4.1.1.2 (duur subsidie)

Een subsidie agrarisch natuurbeheer wordt verstrekt voor een periode van zes aaneengesloten beheerjaren.

Artikel 4.1.1.3 (begunstigden)
  • 1.

    Een subsidie agrarisch natuurbeheer kan worden verstrekt aan een landbouwer die de landbouwgrond waarvoor subsidie wordt aangevraagd bij aanvang van de subsidie beheert krachtens een zakelijk recht of een persoonlijk recht, en voorts gedurende de zes aaneengesloten beheerjaren waarvoor de subsidie wordt verleend ten minste op de peildatum van ieder beheerjaar die landbouwgrond beheert krachtens een zakelijk of persoonlijk recht.

  • 2.

    Als een in het eerste lid bedoeld zakelijk of persoonlijk recht is belast met of is afgeleid van een ander recht, kan slechts subsidie worden verstrekt voor zover dat andere recht geen afbreuk doet aan de mogelijkheid het beheer uit te voeren.

Artikel 4.1.1.4 (aanvraag subsidie)

Een aanvraag tot verlening van een subsidie agrarisch natuurbeheer gaat vergezeld van een kaart met een topografische ondergrond waarop de grenzen van de beheereenheden waarvoor subsidie wordt aangevraagd én een nummering van die beheereenheden zijn aangegeven.

Artikel 4.1.1.5 (voorwaarden voor deelname)
  • 1.

    Een subsidie agrarisch natuurbeheer kan worden verstrekt:

    • a.

      als het natuurbeheerplan, zoals dat zes weken voor de openstelling van de mogelijkheid tot het doen van een aanvraag voor de betreffende subsidie gold, voorziet in de verstrekking van de betreffende subsidie voor de betreffende landbouwgrond;

    • b.

      als is voldaan aan de instapeisen die gelden voor het agrarisch beheerpakket waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, én

    • c.

      voor zover de begunstigde in het jaar voorafgaande aan de aanvraag tot subsidieverlening niet met opzet:

      • I.

        een onjuiste aanvraag op grond van de onderhavige verordening heeft ingediend ter verkrijging van een subsidie agrarisch natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b;

      • II.

        een onjuiste aanvraag heeft ingediend ter verkrijging van een subsidie op grond van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Zeeland of de equivalente Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van een andere provincie, óf

      • III.

        de subsidieverplichtingen heeft geschonden die zijn verbonden aan de onder i. en ii. bedoelde subsidies.

  • 2.

    Een subsidie agrarisch natuurbeheer wordt niet verstrekt voor landbouwgrond waarop nog verplichtingen van toepassing zijn op grond van:

    • a.

      de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Zeeland;

    • b.

      de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister;

    • c.

      de Regeling stimulering bosuitbreiding op landbouwgronden, of

    • d.

      de Beschikking ter zake van het uit productie nemen van bouwland.

Artikel 4.1.1.6 (subsidieverplichtingen)
  • 1.

    Een ontvanger van een subsidie agrarisch natuurbeheer:

    • a.

      draagt er zorg voor dat wordt voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen die behoren bij het agrarische beheerpakket waarvoor subsidie wordt verstrekt;

    • b.

      draagt er zorg voor dat, voor zover de toeslag, bedoeld in artikel 4.1.1.8, tweede lid, wordt verstrekt, wordt voldaan aan bijlage 7, onderdeel B;

    • c.

      draagt er zorg voor dat op de landbouwgrond waarvoor subsidie wordt verstrekt en op zijn gehele bedrijf wordt voldaan aan de voorschriften, opgenomen in artikel 6 van en bijlage I bij de Regeling GLB inkomenssteun 2006;

    • d.

      draagt er zorg voor dat door of vanwege Gedeputeerde Staten monitoringswerkzaamheden kunnen worden uitgevoerd op de landbouwgrond waarvoor subsidie wordt verstrekt;

    • e.

      meldt aan Gedeputeerde Staten de omstandigheden als gevolg waarvan hij redelijkerwijs niet kan voldoen aan één of meerdere subsidieverplichtingen, en doet dit binnen tien werkdagen nadat hij redelijkerwijs op de hoogte kan zijn van die omstandigheden;

    • f.

      meldt aan Gedeputeerde Staten de datum waarop weer aan de subsidieverplichtingen kan worden voldaan, en doet dit binnen tien werkdagen na de betreffende datum, én

    • g.

      draagt er zorg voor dat een toezichthouder als bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht niet wordt verhinderd toezicht te houden op de naleving van de subsidieverplichtingen.

  • 2.

    Een ontvanger van een subsidie agrarisch natuurbeheer die een in bijlage 3, onderdeel B.1, opgenomen agrarisch beheerpakket uitvoert, draagt er zorg voor dat op de landbouwgrond waarvoor subsidie wordt verstrekt en op zijn gehele bedrijf tevens wordt voldaan aan de voorschriften, opgenomen in bijlage 4, onderdeel A.

  • 3.

    Een ontvanger van een subsidie agrarisch natuurbeheer dient uiterlijk op de peildatum van ieder beheerjaar, middels een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier, bij Gedeputeerde Staten een aanvraag in tot betaling van de jaarvergoeding voor dat beheerjaar, waarbij de artikelen 7 en 8 van verordening (EG) nr. 1975/2006:

    • a.

      van toepassing zijn voor zover subsidie wordt verstrekt voor de agrarische beheerpakketten, opgenomen in bijlage 3, onderdeel B.1, en

    • b.

      van overeenkomstige toepassing zijn voor zover subsidie wordt verstrekt voor de agrarische beheerpakketten, opgenomen in bijlage 3, onderdeel B.2.

  • 4.

    In een geval als bedoeld in artikel 7.3, tweede lid, rust de in het derde lid van het onderhavige artikel bedoelde verplichting op die derde voor zover deze het beheer heeft overgenomen.

  • 5.

    De in het derde lid bedoelde aanvraag hoeft niet ingediend te worden voor zover het de toeslag, bedoeld in artikel 4.1.1.8, tweede lid, betreft.

Artikel 4.1.1.7 (hoogte subsidie)
  • 1.

    Een subsidie agrarisch natuurbeheer bestaat uit de som van zes jaarvergoedingen, elk behorend bij één van de zes beheerjaren waarvoor de subsidie wordt verstrekt.

  • 2.

    Een jaarvergoeding is het product van het op grond van artikel 4.1.1.8, eerste lid, onderdeel a, voor het desbetreffende beheerjaar en agrarisch beheerpakket vastgestelde tarief, en het aantal hectares waarvoor voor het betreffende agrarische beheerpakket subsidie wordt verstrekt, eventueel vermeerderd met het product van het van toepassing zijnde tarief, bedoeld in artikel 4.1.1.8, eerste lid, onderdeel b, en het aantal hectares waarvoor de toeslag, bedoeld in artikel 4.1.1.8, tweede lid, wordt verstrekt.

  • 3.

    Na afloop van elk van de eerste vijf beheerjaren:

    • a.

      beslissen Gedeputeerde Staten binnen de in artikel 1.6, tweede lid, onderdeel a, genoemde termijn omtrent de hoogte van de jaarvergoeding die bij het betreffende beheerjaar behoort, én

    • b.

      keren zij de aldus bepaalde jaarvergoeding, binnen zes weken nadat de in onderdeel a bedoelde beslissing op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt, als voorschot uit aan de landbouwer die op de peildatum van het beheerjaar waarop de jaarvergoeding betrekking heeft, beschikt over het in artikel 4.1.1.3 bedoelde zakelijk of persoonlijk recht.

Artikel 4.1.1.8 (hoogte tarief per beheerjaar)
  • 1.

    Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks voor reeds verleende of voor met ingang van het komende beheerjaar te verlenen subsidies agrarisch natuurbeheer vast:

    • a.

      de tarieven voor de verschillende agrarische beheerpakketten of varianten daarvan, uitgedrukt in een bedrag per hectare;

    • b.

      de tarieven voor de toeslag, bedoeld in het tweede lid, uitgedrukt in een bedrag per hectare, waarbij Gedeputeerde Staten verschillende tarieven kunnen vaststellen voor het uitrijden van ruige stalmest op landbouwgronden die enkel varend kunnen worden bereikt

  • 2.

    en het uitrijden van ruige stalmest op andere landbouwgronden.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een toeslag verstrekken voor het uitrijden van ruige stalmest, mits die aanvraag gelijktijdig wordt ingediend met de aanvraag tot verlening van een subsidie agrarisch natuurbeheer voor de uitvoering van één of meerdere agrarische beheerpakketten, bedoeld in bijlage 7, onderdeel B, onder 1.

  • 4.

    Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt uiterlijk zes weken voorafgaande aan de openstellingsperiode of een nieuw beheerjaar mededeling gedaan door plaatsing in het Provinciaal Blad.

Artikel 4.1.1.9 (beschikking tot subsidieverlening)

Een beschikking tot verlening van een subsidie agrarisch natuurbeheer vermeldt in elk geval:

  • a.

    het agrarische beheerpakket waarvoor subsidie wordt verleend;

  • b.

    of een toeslag wordt verstrekt als bedoeld in artikel 4.1.1.8, tweede lid;

  • c.

    de hoogte van de jaarvergoeding die behoort bij het eerste beheerjaar;

  • d.

    de wijze waarop de tarieven en in voorkomend geval de toeslag, bedoeld in artikel 4.1.1.8, tweede lid, voor het tweede tot en met zesde beheerjaar worden berekend;

  • e.

    of een subsidie wordt verstrekt in het kader van de uitvoering van het Plattelandsontwikkelingsprogramma en of die subsidie gedeeltelijk wordt gefinancierd met Europese middelen.

Artikel 4.1.1.10 (ambtshalve vaststelling)
  • 1.

    Gedeputeerde Staten stellen binnen tien weken na afloop van de zes aaneengesloten beheerjaren waarvoor de subsidie agrarisch natuurbeheer is verstrekt, die subsidie ambtshalve vast.

  • 2.

    De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, kan éénmaal met ten hoogste tien weken worden verdaagd.

  • 3.

    De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, omvat tevens de beslissing op de aanvraag, bedoeld in artikel 4.1.1.6, derde lid, voor zover die aanvraag betrekking heeft op het zesde en laatste beheerjaar.

Afdeling 4.1.2 Bijzondere bepalingen inzake collectief agrarisch natuurbeheer
Artikel 4.1.2.1 (subsidieaanvraag collectief agrarisch natuurbeheer)
  • 1.

    Een begunstigde die een aanvraag tot verlening van een subsidie agrarisch natuurbeheer in het kader van collectief agrarisch natuurbeheer indient, geeft in die aanvraag per gebied, bedoeld in artikel 2.1, vierde lid, onderdeel a, waar hij wenst deel te nemen aan collectief agrarisch natuurbeheer, aan:

    • a.

      de minimum- onderscheidenlijk maximumoppervlakte waarop hij gedurende de periode, bedoeld in artikel 4.1.1.2, voornemens is één of meerdere agrarische beheerpakketten in het kader van collectief agrarisch natuurbeheer uit te voeren, waarbij:

      • a.

        de minimumoppervlakte niet kleiner kan zijn dan 0,5 hectare, én

      • b.

        de maximumoppervlakte niet groter kan zijn dan de totale oppervlakte van de landbouwgronden die tot zijn bedrijf behoren en die zijn gelegen binnen het in de aanhef van dit lid bedoelde gebied.

    • b.

      binnen welk gebied de in onderdeel a bedoelde oppervlaktes zijn gelegen.

  • 2.

    Artikel 4.1.1.4 is niet van toepassing op een aanvraag als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 4.1.2.2 (aanvullende subsidieverplichting)

Onverminderd artikel 4.1.1.6 is een ontvanger van een subsidie agrarisch natuurbeheer in het kader van collectief agrarisch natuurbeheer gehouden:

  • a.

    elk beheerjaar het beheer uit te voeren overeenkomstig het door Gedeputeerde Staten vastgestelde collectief beheerplan zoals dat 14 dagen vóór de datum waarop in het desbetreffende beheerjaar de in artikel 4.1.1.6, derde lid, bedoelde aanvraag op zijn vroegst kan worden ingediend, luidt;

  • b.

    de gebiedscoördinator tijdig op de hoogte te stellen van wijzigingen en intrekkingen als bedoeld in de artikelen 7.1 tot en met 7.6 en 7.8, tweede lid, voor zover deze relevant zijn voor het collectief beheerplan.

Artikel 4.1.2.3 (beschikking tot subsidieverlening)

Een beschikking tot verlening van een subsidie agrarisch natuurbeheer in het kader van collectief agrarisch natuurbeheer vermeldt in elk geval:

  • a.

    per gebied, bedoeld in artikel 2.1, vierde lid, onderdeel a, de minimale en maximale oppervlakte waarvoor subsidie wordt respectievelijk kan worden verleend;

  • b.

    of een toeslag wordt verstrekt als bedoeld in artikel 4.1.1.8, tweede lid;

  • c.

    de wijze waarop de tarieven en in voorkomend geval de toeslag, bedoeld in artikel 4.1.1.8, tweede lid, worden berekend;

  • d.

    dat de subsidieontvanger elk beheerjaar gehouden is het beheer uit te voeren overeenkomstig het in artikel 9.2 bedoelde collectief beheerplan zoals dat 14 dagen vóór de datum waarop in het desbetreffende beheerjaar de in artikel 4.1.1.6, derde lid, bedoelde aanvraag op zijn vroegst kan worden ingediend, luidt;

  • e.

    of een subsidie wordt verstrekt in het kader van de uitvoering van het Plattelandsontwikkelingsprogramma en of die subsidie gedeeltelijk wordt gefinancierd met Europese middelen.

Artikel 4.1.2.4 (aanvullende toeslag collectief agrarisch natuurbeheer)
  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen in een beheerjaar op aanvraag een aanvullende toeslag als bedoeld in bijlage 7, onderdeel C, subonderdelen 1 en 2 verstrekken aan landbouwers die in het betreffende beheerjaar deelnemen aan collectief agrarisch natuurbeheer voor zover voldaan wordt aan de in het betreffende subonderdeel van die bijlage opgenomen voorschriften;

  • 2.

    Aanvragen als bedoeld in het eerste lid worden namens de betreffende landbouwer ingediend door de in het gebied waarin de betreffende beheereenheid is gelegen werkzame gebiedscoördinator, en gaan vergezeld van een door hem opgesteld advies met betrekking tot de noodzaak tot het verstrekken van de toeslag en de hoogte daarvan, waarbij tevens door de gebiedscoördinator wordt verklaard dat hij, in elk geval op het moment van indienen van de betreffende aanvraag, heeft vastgesteld dat de landbouwer voldoet aan de aan de toeslag verbonden eisen.

  • 3.

    Op aanvragen als bedoeld in het eerste lid is artikel 1.3, eerste lid, niet van toepassing voor zover dat artikel bepaalt dat aanvragen slechts kunnen worden ingediend als Gedeputeerde Staten een openstellingsperiode hebben vastgesteld voor de indiening van aanvragen, met dien verstande dat een in het eerste lid van het onderhavige artikel bedoelde aanvraag niet eerder kan worden ingediend dan na afloop van de periode waarin in dat beheerjaar aan de aan het betreffende agrarische beheerpakket verbonden beheereisen dient te worden voldaan indien niet om de toeslag zou zijn verzocht.

  • 4.

    Artikel 1.6, tweede lid, onderdeel a, is van toepassing en de artikelen 1.4 en 1.5 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 5.

    Gedeputeerde Staten keren de toeslag overeenkomstig artikel 4.1.1.7, derde lid, onderdeel b, tegelijkertijd uit met de in dat onderdeel bedoelde jaarvergoeding.

Artikel 4.1.2.5 (toepasselijkheid afdeling 4.1.1)

De bepalingen van afdeling 4.1.1 zijn van overeenkomstige toepassing voor zover uit de bepalingen van de onderhavige afdeling niet anders voortvloeit.

Paragraaf 4.2 Probleemgebiedensubsidie

Artikel 4.2.1 (grondslag subsidie)

Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een probleemgebiedensubsidie verstrekken.

Artikel 4.2.2 (duur subsidie)

Een probleemgebiedensubsidie wordt verstrekt voor een kalenderjaar.

Artikel 4.2.3 (begunstigde)
  • 1.

    Een probleemgebiedensubsidie kan worden verstrekt aan een landbouwer die de landbouwgrond waarvoor subsidie wordt aangevraagd op de peildatum van een kalenderjaar beheert krachtens een zakelijk of persoonlijk recht.

  • 2.

    Als een in het eerste lid bedoeld zakelijk of persoonlijk recht is belast met of is afgeleid van een ander recht, kan slechts subsidie worden verstrekt voor zover dat andere recht geen afbreuk doet aan de mogelijkheid het beheer uit te voeren.

Artikel 4.2.4 (aanvraag subsidie)

Een aanvraag tot vaststelling en tevens uitbetaling van een probleemgebiedensubsidie wordt uiterlijk op de peildatum van het betreffende kalenderjaar ingediend middels een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier, waarbij de artikelen 7 en 8 van Verordening (EG) nr. 1975/2006 van toepassing zijn.

Artikel 4.2.5 (voorwaarden voor deelname)
  • 1.

    Een probleemgebiedensubsidie kan worden verstrekt als:

  • 2.

    het natuurbeheerplan zoals dat zes weken voor de openstelling van de mogelijkheid tot het doen van een aanvraag voor de betreffende subsidie gold, voorziet in de verstrekking van de probleemgebiedensubsidie op de betreffende landbouwgrond;

  • 3.

    de landbouwgrond een aaneengesloten oppervlakte heeft van ten minste 0,5 hectare;

  • 4.

    voor zover de begunstigde voor de landbouwgrond waarvoor een probleemgebiedensubsidie is aangevraagd, tevens een subsidie agrarisch natuurbeheer op grond van de onderhavige verordening, of een subsidie voor de instandhouding van een beheerspakket, bedoeld in de bijlagen 6 tot en met 28f van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Zeeland, ontvangt, én

  • 5.

    voor zover de begunstigde in het jaar voorafgaande aan de aanvraag tot subsidieverstrekking niet met opzet:

  • 6.

    een onjuiste aanvraag heeft ingediend ter verkrijging van een

  • 7.

    probleemgebiedensubsidie op grond van de onderhavige verordening, de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Zeeland of de equivalente Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van een andere provincie, óf

  • 8.

    de subsidieverplichtingen heeft geschonden die zijn verbonden aan de onder i. bedoelde subsidies.

  • 9.

    Een probleemgebiedensubsidie wordt niet verstrekt voor landbouwgrond waarvoor een vergelijkbare subsidie wordt ontvangen op grond van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister zoals die regeling tot 1 januari 2007 gold.

Artikel 4.2.6 (subsidieverplichtingen)

Een ontvanger van een probleemgebiedensubsidie:

  • a.

    draagt er zorg voor dat gedurende het gehele kalenderjaar op de landbouwgrond waarvoor de subsidie wordt verstrekt en op zijn gehele bedrijf wordt voldaan aan de voorschriften, opgenomen in artikel 6 van en bijlage I bij de Regeling GLB inkomenssteun 2006;

  • b.

    zet zijn landbouwactiviteiten gedurende ten minste vijf jaar voort, te rekenen vanaf de eerste betaling die hij ontvangt in het kader van het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013 voor het uitoefenen van een landbouwactiviteit in een probleemgebied;

  • c.

    draagt er zorg voor dat geen werkzaamheden worden verricht die een wijziging tot gevolg hebben van de topografische kavel- en perceelsstructuur, het microreliëf, de bodemstructuur of het bodemprofiel;

  • d.

    draagt er zorg voor dat geen werkzaamheden worden verricht die een wijziging tot gevolg hebben van de begreppeling of de detailontwatering, of leiden tot verlaging van de grondwaterstand dan wel slootwaterpeilen;

  • e.

    meldt aan Gedeputeerde Staten de omstandigheden als gevolg waarvan redelijkerwijs niet kan worden voldaan aan één of meerdere subsidieverplichtingen, en doet dit binnen tien werkdagen nadat hij redelijkerwijs op de hoogte kan zijn van die omstandigheden;

  • f.

    meldt aan Gedeputeerde Staten de datum waarop weer aan de subsidieverplichtingen kan worden voldaan, en doet dit binnen tien werkdagen na de betreffende datum, én

  • g.

    draagt er zorg voor dat een toezichthouder als bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht niet wordt verhinderd toezicht te houden op de naleving van de subsidieverplichtingen.

Artikel 4.2.7 (hoogte subsidie)

Een probleemgebiedensubsidie bestaat uit het product van het op grond van artikel 4.2.8, eerste lid, voor het desbetreffende kalenderjaar vastgestelde tarief, en het aantal hectares waarvoor de subsidie wordt verstrekt.

Artikel 4.2.8 (hoogte tarief per kalenderjaar)
  • 1.

    Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks voor met ingang van het komende kalenderjaar te verstrekken probleemgebiedensubsidies het tarief per hectare vast.

  • 2.

    Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt uiterlijk zes weken voorafgaande aan de openstellingsperiode mededeling gedaan door plaatsing in het Provinciaal Blad.

Artikel 4.2.9 (subsidievaststelling)
  • 1.

    Gedeputeerde Staten stellen binnen tien weken na afloop van het kalenderjaar de probleemgebiedensubsidie vast.

  • 2.

    De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, kan éénmaal met ten hoogste tien weken worden verdaagd.

Artikel 4.2.10 (ontkoppelde probleemgebiedensubsidie)
  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een probleemgebiedensubsidie verstrekken voor landbouwgrond die is gelegen in een probleemgebied, waarbij het, in afwijking van artikel 4.2.5, eerste lid, onderdeel c, niet vereist is dat de begunstigde voor die landbouwgrond tevens een subsidie agrarisch natuurbeheer of een subsidie voor de instandhouding van een beheerspakket als bedoeld in die bepaling ontvangt.

  • 2.

    Een probleemgebiedensubsidie als bedoeld in het eerste lid kan slechts worden verstrekt als aan de begunstigde in het betreffende kalenderjaar voor de desbetreffende landbouwgrond niet reeds een probleemgebiedensubsidie als bedoeld in artikel 4.2.5 wordt verstrekt.

  • 3.

    De bepalingen van deze paragraaf zijn, met uitzondering van artikel 4.2.5, eerste lid, onderdeel c, van overeenkomstige toepassing op een probleemgebiedensubsidie als bedoeld in het eerste lid.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten kunnen nadere voorwaarden verbinden aan een probleemgebiedensubsidie als bedoeld in het eerste lid.

Hoofdstuk 5 Landschapsbeheer

Afdeling 5.1.1 Algemene bepalingen inzake subsidies landschapsbeheer

Artikel 5.1.1.1 (grondslag subsidie)
  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een subsidie landschapsbeheer verstrekken:

    • a.

      voor de instandhouding van een op een natuurterrein gelegen landschapselement zoals opgenomen in bijlage 6, onderdelen A.1 of A.2, door begunstigden als bedoeld in artikel 5.1.2.1;

    • b.

      voor de uitvoering van een beheerpakket landschap ten behoeve van een landschapselement zoals opgenomen in bijlage 6, onderdelen B.1 of B.2, door begunstigden als bedoeld in artikel 5.1.3.1, mits het beheerpakket landschap niet wordt uitgevoerd ten behoeve van een op een natuurterrein gelegen landschapselement.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, kunnen Gedeputeerde Staten bepalen dat een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in dat onderdeel, voor bepaalde, in bijlage 6, onderdelen A.1 of A.2, opgenomen landschapselementen slechts verstrekt kan worden aan gecertificeerde begunstigden, of juist niet verstrekt kunnen worden aan dergelijke begunstigden.

Artikel 5.1.1.2 (duur subsidie)

Een subsidie landschapsbeheer wordt verstrekt voor de duur van zes aaneengesloten kalenderjaren.

Artikel 5.1.1.3 (voorwaarden voor deelname)
  • 1.

    Een subsidie landschapsbeheer kan worden verstrekt als:

    • a.

      het natuurbeheerplan, zoals dat zes weken voor de openstelling van de mogelijkheid tot het doen van een aanvraag voor de betreffende subsidie gold, voorziet in de verstrekking van de betreffende subsidie, én

    • b.

      is voldaan aan de instapeisen die behoren bij het betreffende landschapselement onderscheidenlijk beheerpakket landschap.

  • 2.

    Een subsidie landschapsbeheer wordt niet verstrekt als de in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a onderscheidenlijk onderdeel b, bedoelde begunstigde in het jaar voorafgaande aan de aanvraag tot subsidieverlening met opzet:

    • a.

      een onjuiste aanvraag op grond van de onderhavige verordening heeft ingediend ter verkrijging van een subsidie natuurbeheer, een subsidie agrarisch natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer;

    • b.

      een onjuiste aanvraag heeft ingediend ter verkrijging van een subsidie op grond van de Subsidieregeling natuurbeheer Zeeland of de equivalente Subsidieregeling natuurbeheer van een andere provincie;

    • c.

      een onjuiste aanvraag heeft ingediend ter verkrijging van een subsidie op grond van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Zeeland of de equivalente Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van een andere provincie, óf

    • d.

      de subsidieverplichtingen heeft geschonden die zijn verbonden aan de in de onderdelen a tot en met c bedoelde subsidies.

  • 3.

    Een subsidie landschapsbeheer wordt evenmin verstrekt voor een landschapselement als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, of voor het uitvoeren van een beheerpakket landschap als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, ten behoeve van een in dat onderdeel bedoeld landschapselement:

    • a.

      waarop nog verplichtingen van toepassing zijn op grond van:

    • b.

      de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Zeeland;

    • c.

      de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister;

    • d.

      de Subsidieregeling natuurbeheer Zeeland;

    • e.

      de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de minister;

    • f.

      de Regeling stimulering bosuitbreiding op landbouwgronden, of

    • g.

      de Beschikking terzake het uit productie nemen van bouwland.

  • 4.

    voor zover dat is gelegen op een erf.

Artikel 5.1.1.4 (subsidieverplichtingen die de subsidieperiode overschrijden)

Als ten behoeve van de instandhouding van een landschapselement of voor het uitvoeren van een beheerpakket landschap verplichtingen zijn opgenomen met betrekking tot de cyclus van knippen, scheren, snoeien dan wel af- of terugzetten, behoren die verplichtingen slechts tot de subsidieverplichtingen indien dat knippen, scheren, snoeien dan wel af- of terugzetten op basis van de betreffende cyclus valt binnen de periode waarvoor die subsidie wordt verstrekt.

Afdeling 5.1.2 Subsidie landschapsbeheer binnen natuurterreinen

Artikel 5.1.2.1 (begunstigden)
  • 1.

    Een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, kan worden verstrekt aan:

    • a.

      een natuurlijke persoon of rechtspersoon die bij aanvang van de periode waarvoor subsidie wordt verstrekt zeggenschap heeft over het te voeren beheer van een op een natuurterrein gelegen landschapselement waarvoor subsidie wordt aangevraagd, krachtens:

      • I.

        eigendom;

      • II.

        erfpacht;

      • III.

        recht van beklemming;

      • IV.

        artikel 45 van de Wet inrichting landelijk gebied, of

      • V.

        een plan van tijdelijk gebruik als bedoeld in artikel 189 van de Landinrichtingswet zoals die wet tot 1 januari 2007 gold, en voorts gedurende de zes aaneengesloten kalenderjaren waarvoor de subsidie wordt verleend ten minste op de peildatum van ieder kalenderjaar die zeggenschap heeft;

    • b.

      rechtspersoonlijkheid bezittende samenwerkingsverbanden van natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld in onderdeel a.

  • 2.

    Als een in het eerste lid, onderdeel a, onder i. tot en met v. bedoelde titel is belast met of is afgeleid van een ander recht, kan slechts een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, worden verstrekt voor zover dat andere recht geen afbreuk doet aan de zeggenschap over het te voeren beheer van het landschapselement.

Artikel 5.1.2.2 (aanvraag subsidie)
  • 1.

    Een aanvraag tot verlening van een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, gaat vergezeld van een kaart met een topografische ondergrond, waarop de landschapselementen waarvoor subsidie wordt gevraagd en een nummering van die landschapselementen zijn aangegeven.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid gaat een aanvraag van een gecertificeerde begunstigde tot verlening van een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, vergezeld van:

    • a.

      een lijst van oppervlaktes, meters of aantallen per landschapselement waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, én

    • b.

      één of meerdere elektronische kaarten met een topografische ondergrond, met daarop de buitengrenzen van de natuurterreinen waarop de landschapselementen zijn gelegen waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

Artikel 5.1.2.3 (subsidieverplichtingen)
  • 1.

    Een ontvanger van een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a:

    • a.

      draagt er zorg voor dat het op het natuurterrein aanwezige landschapselement in stand wordt gehouden door te voldoen aan de beheereisen zoals die in bijlage 6, onderdelen B.1 of B.2, zijn opgenomen bij het equivalente beheerpakket landschap, en dat geen handelingen worden verricht of gedoogd die afbreuk doen aan de instandhouding van het betreffende landschapselement;

    • b.

      draagt er zorg voor dat door of vanwege Gedeputeerde Staten monitoringswerkzaamheden kunnen worden uitgevoerd met betrekking tot het op het natuurterrein gelegen landschapselement waarvoor de subsidie wordt verstrekt;

    • c.

      draagt er zorg voor dat op verzoek van Gedeputeerde Staten inzage wordt gegeven in het uitgevoerde dan wel uit te voeren beheer ten behoeve van de instandhouding van het op het natuurterrein aanwezige landschapselement;

    • d.

      meldt aan Gedeputeerde Staten de omstandigheden als gevolg waarvan hij redelijkerwijs niet kan voldoen aan één of meerdere subsidieverplichtingen, en doet dit binnen tien werkdagen nadat hij redelijkerwijs op de hoogte kan zijn van die omstandigheden;

    • e.

      meldt aan Gedeputeerde Staten de datum waarop weer aan de subsidieverplichtingen kan worden voldaan, en doet dit binnen tien werkdagen na de betreffende datum, én

    • f.

      draagt er zorg voor dat een toezichthouder als bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht niet wordt verhinderd toezicht te houden op de naleving van de subsidieverplichtingen.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, hoeft een gecertificeerde begunstigde niet te voldoen aan de in dat onderdeel bedoelde beheereisen, maar draagt hij er zorg voor dat alle beheeractiviteiten worden verricht die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van het op het natuurterrein aanwezige landschapselement, en dat geen handelingen worden verricht en gedoogd die afbreuk doen aan de instandhouding daarvan.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid, onderdelen d en e, kan een ontvanger van een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, die tevens gecertificeerde begunstigde is, éénmaal per kalenderjaar maar uiterlijk op 31 oktober bij Gedeputeerde Staten de hiervoor bedoelde gegevens melden.

  • 4.

    Een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 5.1.2.1, eerste lid, onderdeel b, dat het beheer laat uitvoeren door één of meerdere natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld in artikel 5.1.2.1, eerste lid, onderdeel a, komt gedurende de zes kalenderjaren met elk van deze natuurlijke personen of rechtspersonen, voor zover deze op de peildatum van één of meerdere van die kalenderjaren de zeggenschap hebben over het beheer, schriftelijk overeen dat:

    • a.

      de natuurlijke persoon of rechtspersoon de verplichtingen naleeft als bedoeld in:

      • I.

        het eerste lid, onderdelen a tot en met c en f, óf

      • II.

        het eerste lid, onderdelen b, c en f, en het tweede lid indien het samenwerkingsverband tevens een gecertificeerde begunstigde is.

    • b.

      de subsidieontvanger aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon een vergoeding betaalt voor de door hem of haar nageleefde verplichtingen als bedoeld in:

      • I.

        het eerste lid, onderdeel a, óf

      • II.

        het tweede lid indien het samenwerkingsverband tevens een gecertificeerde begunstigde is;

    • c.

      de natuurlijke persoon of rechtspersoon garant staat voor het terugbetalen van de in onderdeel b bedoelde vergoeding, als Gedeputeerde Staten de subsidie lager vaststellen of geheel of gedeeltelijk wijzigen dan wel intrekken.

Artikel 5.1.2.4 (hoogte subsidie)
  • 1.

    Een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, bedraagt de som van zes jaarvergoedingen, elk behorend bij één van de zes kalenderjaren waarvoor de subsidie wordt verstrekt.

  • 2.

    Een jaarvergoeding is het product van het tarief zoals dat voor het eerste kalenderjaar van de in artikel 5.1.1.2 bedoelde periode op grond van artikel 5.1.2.5, eerste lid, voor het desbetreffende landschapselement is vastgesteld, en het aantal hectares, meters of stuks waarvoor voor dat betreffende landschapselement subsidie wordt verstrekt.

  • 3.

    Na afloop van elk van de eerste vijf kalenderjaren:

    • a.

      beslissen Gedeputeerde Staten binnen tien weken ambtshalve omtrent de hoogte van de jaarvergoeding die bij het betreffende kalenderjaar behoort, waarbij die beslissing éénmaal met ten hoogste tien weken verdaagd kan worden, én

    • b.

      keren zij de aldus bepaalde jaarvergoeding, binnen zes weken nadat de in onderdeel a bedoelde beslissing op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt, als voorschot uit aan:

      • I.

        de natuurlijke persoon of rechtspersoon die op de peildatum van het kalenderjaar waarop de jaarvergoeding betrekking heeft, beschikt over een in artikel 5.1.2.1, eerste lid, onder i. tot en met v. edoelde titel, een en ander gelezen in samenhang met de artikelen 5.1.2.1, tweede lid, en 7.3, eerste lid, óf

      • II.

        het in artikel 5.1.2.1, eerste lid, onderdeel b, bedoelde samenwerkingsverband, indien de aanvraag tot subsidieverlening door dat samenwerkingsverband is ingediend.

Artikel 5.1.2.5 (hoogte tarief per kalenderjaar)
  • 1.

    Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks voor met ingang van het komende kalenderjaar te verlenen subsidies landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, de tarieven vast voor de verschillende landschapselementen, uitgedrukt in een bedrag per hectare, meter of stuk.

  • 2.

    Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt uiterlijk zes weken voorafgaande aan de openstellingsperiode mededeling gedaan door plaatsing in het Provinciaal Blad.

Artikel 5.1.2.6 (beschikking tot subsidieverlening)

Een beschikking tot verlening van een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, vermeldt in elk geval:

  • a.

    het landschapselement waarvoor subsidie wordt verleend;

  • b.

    de hoogte van de subsidie, én

  • c.

    dat Gedeputeerde Staten gedurende de periode waarvoor de subsidie wordt verstrekt een nadere uitwerking kunnen geven van de in artikel 5.1.2.3 bedoelde beheeractiviteiten die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van het landschapselement.

Artikel 5.1.2.7 (ambtshalve vaststellen)
  • 1.

    Gedeputeerde Staten stellen binnen tien weken na afloop van de zes aaneengesloten kalenderjaren waarvoor de subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, is verstrekt, die subsidie ambtshalve vast.

  • 2.

    De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, kan éénmaal met ten hoogste tien weken worden verdaagd.

Afdeling 5.1.3 Subsidie landschapsbeheer buiten natuurterreinen

Artikel 5.1.3.1 (begunstigden)
  • 1.

    Een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, kan worden verstrekt aan een landbouwer die het landschapselement ten behoeve waarvan hij het beheerpakket landschap uitvoert of zal uitvoeren bij aanvang van de subsidie beheert krachtens een zakelijk recht of een persoonlijk recht, en voorts gedurende de zes aaneengesloten kalenderjaren waarvoor de subsidie wordt verleend ten minste op de peildatum van ieder kalenderjaar dat landschapselement beheert krachtens een zakelijk of persoonlijk recht.

  • 2.

    Als een in het eerste lid bedoeld zakelijk of persoonlijk recht is belast met of is afgeleid van een ander recht, kan slechts een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, worden verstrekt voor zover dat andere recht geen afbreuk doet aan de mogelijkheid het beheer uit te voeren.

Artikel 5.1.3.2 (aanvraag subsidie)

Een aanvraag tot verlening van een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, gaat vergezeld van een kaart met een topografische ondergrond, waarop de landschapselementen ten behoeve waarvan het beheerpakket landschap wordt uitgevoerd en een nummering van die landschapselementen zijn aangegeven.

Artikel 5.1.3.3 (subsidieverplichtingen)
  • 1.

    Een ontvanger van een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b:

    • a.

      draagt er zorg voor dat wordt voldaan aan de beheereisen die behoren bij het beheerpakket landschap waarvoor de subsidie wordt verstrekt, en dat geen handelingen worden verricht of gedoogd die daaraan afbreuk doen;

    • b.

      draagt er zorg voor dat ten aanzien van het landschapselement ten behoeve waarvan het beheerpakket landschap wordt uitgevoerd en op zijn gehele bedrijf wordt voldaan aan de voorschriften, opgenomen in artikel 6 van en bijlage I bij de Regeling GLB inkomenssteun 2006;

    • c.

      draagt er zorg voor dat door of vanwege Gedeputeerde Staten monitoringswerkzaamheden kunnen worden uitgevoerd met betrekking tot het landschapselement ten behoeve waarvan het beheerpakket landschap wordt uitgevoerd;

    • d.

      meldt aan Gedeputeerde Staten de omstandigheden als gevolg waarvan hij redelijkerwijs niet kan voldoen aan één of meerdere subsidieverplichtingen, en doet dit binnen tien werkdagen nadat hij redelijkerwijs op de hoogte kan zijn van die omstandigheden;

    • e.

      meldt aan Gedeputeerde Staten de datum waarop weer aan de subsidieverplichtingen kan worden voldaan, en doet dit binnen tien werkdagen na de betreffende datum, én

    • f.

      draagt er zorg voor dat een toezichthouder als bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht niet wordt verhinderd toezicht te houden op de naleving van de subsidieverplichtingen.

  • 2.

    Een ontvanger van een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, die een in bijlage 6, onderdeel B.1, opgenomen beheerpakket landschap uitvoert, draagt er zorg voor dat ten aanzien van het landschapselement ten behoeve waarvan dat beheerpakket landschap wordt uitgevoerd en op zijn gehele bedrijf tevens wordt voldaan aan de voorschriften, opgenomen in bijlage 4, onderdeel A.

  • 3.

    Een ontvanger van een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, dient uiterlijk op de peildatum van ieder kalenderjaar, middels een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier, bij Gedeputeerde Staten een aanvraag in tot betaling van de jaarvergoeding voor dat kalenderjaar, waarbij de artikelen 7 en 8 van verordening (EG) nr. 1975/2006 van overeenkomstige toepassing zijn.

  • 4.

    In een geval als bedoeld in artikel 7.3, tweede lid, rust de in het derde lid van het onderhavige artikel bedoelde verplichting op die derde voor zover deze het beheer heeft overgenomen.

Artikel 5.1.3.4 (hoogte subsidie)
  • 1.

    Een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, bedraagt de som van zes jaarvergoedingen, elk behorend bij één van de zes kalenderjaren waarvoor de subsidie wordt verstrekt.

  • 2.

    Een jaarvergoeding is het product van het tarief zoals dat voor het eerste kalenderjaar van de in artikel 5.1.1.2 bedoelde periode op grond van artikel 5.1.3.5, eerste lid, voor het desbetreffende beheerpakket landschap is vastgesteld, en het aantal hectares, meters of stuks waarvoor voor dat betreffende beheerpakket landschap subsidie wordt verstrekt.

  • 3.

    Na afloop van elk van de eerste vijf kalenderjaren:

    • a.

      beslissen Gedeputeerde Staten binnen de in artikel 1.6, tweede lid, onderdeel a, genoemde termijn omtrent de hoogte van de jaarvergoeding die bij het betreffende kalenderjaar behoort, én

    • b.

      keren zij de aldus bepaalde jaarvergoeding, binnen zes weken nadat de in onderdeel a bedoelde beslissing op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt, als voorschot uit aan de landbouwer die op de peildatum van het kalenderjaar waarop de jaarvergoeding betrekking heeft, beschikt over het in artikel 5.1.3.1 bedoelde zakelijk of persoonlijk recht.

Artikel 5.1.3.5 (hoogte tarief per kalenderjaar)
  • 1.

    Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks voor met ingang van het komende kalenderjaar te verlenen subsidies landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, de tarieven voor de verschillende beheerpakketten landschap vast, uitgedrukt in een bedrag per hectare, meter of stuk.

  • 2.

    Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt uiterlijk zes weken voorafgaande aan de openstellingsperiode mededeling gedaan door plaatsing in het Provinciaal Blad.

Artikel 5.1.3.6 (beschikking tot subsidieverlening)

Een beschikking tot verlening van een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, vermeldt in elk geval:

  • a.

    het beheerpakket landschap waarvoor subsidie wordt verleend, én

  • b.

    de hoogte van de subsidie.

Artikel 5.1.3.7 (ambtshalve vaststelling)
  • 1.

    Gedeputeerde Staten stellen binnen tien weken na afloop van de zes aaneengesloten kalenderjaren waarvoor de subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, is verstrekt, die subsidie ambtshalve vast.

  • 2.

    De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, kan éénmaal met ten hoogste tien weken worden verdaagd.

  • 3.

    De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, omvat ook de beslissing op de aanvraag, bedoeld in artikel 5.1.3.3, derde lid, voor zover die aanvraag betrekking heeft op het zesde en laatste kalenderjaar.

Hoofdstuk 6 Subsidie organisatiekosten

Artikel 6.1 (grondslag subsidie)

Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een subsidie organisatiekosten verstrekken.

Artikel 6.2 (duur subsidie)

Een subsidie organisatiekosten wordt verstrekt voor een periode van maximaal zes aaneengesloten kalenderjaren.

Artikel 6.3 (begunstigden)

Een subsidie organisatiekosten kan worden verstrekt aan een agrarische natuurvereniging.

Artikel 6.4 (aanvraag subsidie)

  • 1.

    Een aanvraag tot subsidieverlening wordt ingediend uiterlijk 31 oktober direct voorafgaand aan het eerste kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Een aanvraag tot subsidieverlening gaat vergezeld van:

  • 3.

    een beschrijving van het gebied waar de agrarische natuurvereniging agrarisch natuurbeheer ondersteunt en stimuleert;

    • a.

      een activiteitenplan, gericht op het ondersteunen en stimuleren van agrarisch natuurbeheer, waarin ten minste voor de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd per kalenderjaar staat beschreven voor welke activiteiten subsidie wordt aangevraagd, én

    • b.

      een begroting, waarin uitgesplitst per kalenderjaar de verwachte uitgaven en inkomsten staan beschreven.

Artikel 6.5 (subsidieverplichtingen)

De ontvanger van een subsidie organisatiekosten voert de activiteiten ten behoeve waarvan subsidie wordt verstrekt uit conform het activiteitenplan en de daarbij behorende begroting, bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, onderdelen b en c, voor zover deze door Gedeputeerde Staten zijn goedgekeurd.

Artikel 6.6 (subsidiabele kosten)

  • 1.

    Als subsidiabele kosten komen in aanmerking de noodzakelijke kosten voor de organisatie van activiteiten, gericht op:

    • a.

      kennisbevordering, kwaliteitsborging en professionalisering van agrarisch natuurbeheer;

    • b.

      werving en aanvraagbegeleiding van landbouwers;

    • c.

      promotie, draagvlak en samenwerking in een gebied;

    • d.

      monitoring en toezicht ten behoeve van de ecologische sturing in het gebied.

  • 2.

    Subsidie wordt niet verstrekt voor activiteiten waarvoor reeds een subsidie wordt verstrekt op grond van:

    • a.

      hoofdstuk 8 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Zeeland, of

    • b.

      hoofdstuk 8 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten kunnen nadere regels vaststellen met betrekking tot de kosten en activiteiten, bedoeld in het eerste lid, die voor vergoeding in aanmerking komen.

Artikel 6.7 (hoogte subsidie)

Een subsidie organisatiekosten bedraagt hetzij:

  • a.

    ten hoogste 100 procent van de werkelijk gemaakte subsidiabele kosten, hetzij

  • b.

    een door Gedeputeerde Staten te bepalen maximumbedrag, waarbij de genoten inkomsten op de aldus bepaalde bedragen in mindering worden gebracht.

Artikel 6.8 (aanvraag tot voorschotverlening)

Gedeputeerde Staten kunnen ten hoogste éénmaal per kalenderjaar op aanvraag een voorschot verlenen, waarbij dat voorschot ten hoogste 80% bedraagt van de subsidiabele kosten zoals die voor dat kalenderjaar in de door Gedeputeerde Staten goedgekeurde begroting zijn opgenomen.

Artikel 6.9 (beschikking tot subsidieverlening)

Een beschikking tot verlening van een subsidie organisatiekosten vermeldt in elk geval:

  • a.

    de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

  • b.

    de periode waarvoor subsidie wordt verleend, én

  • c.

    de maximale hoogte van de subsidie.

Artikel 6.10 (aanvraag tot subsidievaststelling)

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag de subsidie organisatiekosten jaarlijks vaststellen voor dat gedeelte dat ziet op de in het voorgaande kalenderjaar gemaakte subsidiabele kosten.

  • 2.

    Een aanvraag tot subsidievaststelling als bedoeld in het eerste lid wordt uiterlijk acht weken na afloop van het in dat lid bedoelde kalenderjaar ingediend.

  • 3.

    Als een subsidieontvanger geen of slechts gedeeltelijk aanvragen als bedoeld in het eerste lid heeft ingediend, wordt door hem uiterlijk acht weken na afloop van de periode waarvoor de subsidie is verleend een aanvraag tot subsidievaststelling ingediend voor de periode waarover nog geen subsidievaststelling heeft plaatsgevonden.

  • 4.

    Een aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van een overzicht van de gemaakte subsidiabele kosten, de betalingsbewijzen daarvan, de daadwerkelijk genoten inkomsten en een verslag van de uitgevoerde activiteiten.

Hoofdstuk 7 Wijziging en intrekking

Artikel 7.1 (overmacht)

  • 1.

    Een ontvanger van een subsidie natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, kan, indien sprake is van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden, een aanvraag indienen tot wijziging of intrekking van de betreffende beschikking tot subsidieverlening vanaf het moment dat de overmacht zich voordoet of de uitzonderlijke omstandigheden zich voordoen.

  • 2.

    Een ontvanger van een subsidie agrarisch natuurbeheer, probleemgebiedensubsidie of subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, kan, als sprake is van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden als bedoeld in artikel 47, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1974/2006, een aanvraag indienen tot wijziging of intrekking van de betreffende beschikking tot subsidieverlening vanaf het moment dat de overmacht zich voordoet of de uitzonderlijke omstandigheden zich voordoen.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten kunnen een aanvraag als bedoeld in het eerste en tweede lid honoreren en de betreffende subsidie naar evenredigheid vaststellen, als de overmacht of uitzonderlijke omstandigheden van dien aard is, respectievelijk zijn, dat het doel van de betreffende subsidie niet of niet meer kan worden behaald.

  • 4.

    In afwijking van het derde lid kunnen Gedeputeerde Staten een aanvraag als bedoeld in het eerste en tweede lid afwijzen en de betreffende subsidie ongewijzigd voortzetten als de overmacht of uitzonderlijke omstandigheden van dien aard is, respectievelijk zijn, dat het doel van de betreffende subsidie alsnog kan worden behaald en de ontvanger van de betreffende subsidie zich ertoe bereid heeft verklaard de subsidieverplichtingen weer na te zullen leven zodra de overmacht is, respectievelijk de uitzonderlijke omstandigheden zijn, geëindigd.

Artikel 7.2 (overlijden subsidieontvanger)

  • 1.

    Als een ontvanger van een subsidie natuurbeheer, een subsidie agrarisch natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer overlijdt, kan diens rechtsopvolger onder algemene titel binnen 24 weken na het overlijden een aanvraag indienen tot wijziging van de betreffende beschikking tot subsidieverlening, inhoudende de overname van de rechten en verplichtingen die zijn verbonden aan de desbetreffende subsidie voor de resterende periode waarvoor zij wordt verstrekt.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten trekken de beschikking tot subsidieverlening met ingang van de datum van het overlijden in en stellen de subsidie ambtshalve naar evenredigheid vast als er binnen de in het eerste lid genoemde termijn geen aanvraag als bedoeld in dat lid is ingediend.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten kunnen een beschikking tot subsidieverlening overeenkomstig het eerste lid wijzigen als de rechtsopvolger aangemerkt kan worden als begunstigde voor de betreffende subsidie, tenzij de oorspronkelijke subsidieontvanger een gecertificeerde begunstigde was en de rechtsopvolger dit niet is.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten kunnen, in afwijking van de artikelen 3.7, 3.10, 4.1.1.7, 4.1.1.10, 4.1.2.4, 4.2.9, 5.1.2.4, 5.1.2.7, 5.1.3.4 en 5.1.3.7, de verstrekking dan wel betaling van een jaarvergoeding of de vaststelling van een subsidie opschorten tot vier weken na de dag waarop de termijn, genoemd in het eerste lid, is verstreken.

Artikel 7.3 (overdracht aan andere beheerder)

  • 1.

    Als een ontvanger van een subsidie natuurbeheer of subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, de zeggenschap over het beheer overdraagt aan een derde, waardoor hij op de peildatum van een kalenderjaar niet kan worden aangemerkt als begunstigde, dan kan hij tezamen met die derde een aanvraag indienen tot wijziging van de betreffende beschikking tot subsidieverlening, inhoudende de gehele of gedeeltelijke overname door die derde van de rechten en verplichtingen die zijn verbonden aan de desbetreffende subsidie voor de resterende periode waarvoor zij wordt verstrekt.

  • 2.

    Als een ontvanger van een subsidie agrarisch natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, het beheer overdraagt aan een derde, waardoor hij op de peildatum van een beheerjaar respectievelijk kalenderjaar niet kan worden aangemerkt als begunstigde, dan kan hij tezamen met die derde een aanvraag indienen tot wijziging van de betreffende beschikking tot subsidieverlening, inhoudende de gehele of gedeeltelijke overname door die derde van de rechten en verplichtingen die zijn verbonden aan de desbetreffende subsidie voor de resterende periode waarvoor zij wordt verstrekt.

  • 3.

    Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wordt uiterlijk 15 augustus van het betreffende kalenderjaar gedaan.

  • 4.

    Een aanvraag als bedoeld in het tweede lid wordt uiterlijk op de peildatum van het betreffende beheerjaar respectievelijk kalenderjaar gedaan.

  • 5.

    Gedeputeerde Staten kunnen een beschikking tot subsidieverlening overeenkomstig het eerste of tweede lid wijzigen als de derde aangemerkt kan worden als begunstigde voor de betreffende subsidie, tenzij de oorspronkelijke subsidieontvanger een gecertificeerde begunstigde was en de derde dit niet is.

  • 6.

    Onverminderd het vijfde lid honoreren Gedeputeerde Staten een aanvraag als bedoeld in het eerste lid niet met betrekking tot het gedeelte van een subsidie natuurbeheer dat ziet op de toeslag, bedoeld in artikel 3.8, tweede lid, onderdeel b, voor zover de derde niet in staat is de aan die toeslag verbonden verplichtingen na te leven, maar stellen zij ambtshalve het betreffende deel van de subsidie naar evenredigheid vast.

  • 7.

    Een wijziging van een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in het vijfde lid treedt in werking met ingang van het kalenderjaar respectievelijk beheerjaar waarin de derde op de peildatum als begunstigde aangemerkt kan worden.

Artikel 7.4 (overdracht aan Staatsbosbeheer, TBO of BBL)

  • 1.

    Een ontvanger van een subsidie natuurbeheer, een subsidie agrarisch natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer kan, als hij de zeggenschap over het beheer of het beheer geheel of gedeeltelijk overdraagt aan Staatsbosbeheer, het Bureau beheer landbouwgronden of een instelling als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, van de Regeling subsidies particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties zoals dat artikel tot 1 januari 2008 luidde, een aanvraag indienen tot gehele of gedeeltelijke intrekking van de beschikking tot subsidieverlening en de naar evenredigheid gehele of gedeeltelijke voortijdige vaststelling van die subsidie.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen een beschikking tot subsidieverlening inzake agrarisch natuurbeheer of landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, naar aanleiding van een aanvraag als bedoeld in het eerste lid met ingang van de datum van overdracht slechts geheel of gedeeltelijk intrekken en naar evenredigheid vaststellen, als voldaan is aan de voorwaarde, bedoeld in artikel 44, tweede lid, onderdeel c, van Verordening (EG) nr. 1974/2006.

Artikel 7.5 (wijziging subsidie in verband met vergroting areaal)

  • 1.

    Een ontvanger van een subsidie natuurbeheer, een subsidie agrarisch natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer kan éénmaal per kalenderjaar onderscheidenlijk beheerjaar een aanvraag indienen tot wijziging van de beschikking tot subsidieverlening met ingang van het volgend kalenderjaar of beheerjaar, gericht op de vergroting van het areaal waarvoor subsidie wordt verstrekt.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen een beschikking tot verlening van een subsidie natuurbeheer naar aanleiding van een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wijzigen als die wijziging leidt tot een verhoging van de jaarvergoeding van ten minste €50,- per kalenderjaar. De artikelen 1.3, eerste lid, 3.3, 3.4 en 3.5 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten kunnen een beschikking tot verlening van een subsidie agrarisch natuurbeheer naar aanleiding van een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wijzigen als:

    • a.

      de vergroting niet meer dan twee hectare bedraagt en evenmin meer dan 10% van het areaal landbouwgrond waarvoor de aanvrager al subsidie ontvangt, én

    • b.

      de wijziging leidt tot een verhoging van de jaarbetaling van ten minste € 50,- per beheerjaar.

  • 4.

    De artikelen 1.3, eerste lid, 4.1.1.3, 4.1.1.4 en 4.1.1.5 zijn van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de in de agrarische beheerpakketten opgenomen eis ten aanzien van de minimale oppervlakte van de beheereenheid voor zover het areaal landbouwgrond waarop de aanvraag tot wijziging ziet grenst aan landbouwgrond waarvoor de aanvrager al subsidie ontvangt, én op de beide aldus aangrenzende arealen eenzelfde agrarisch beheerpakket zal worden uitgevoerd.

  • 5.

    Gedeputeerde Staten kunnen een beschikking tot verlening van een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, naar aanleiding van een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wijzigen als die wijziging leidt tot een verhoging van de jaarvergoeding van ten minste € 50,- per kalenderjaar. De artikelen 1.3, eerste lid, 5.1.1.3, 5.1.2.1, en 5.1.2.2 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 6.

    Gedeputeerde Staten kunnen een beschikking tot subsidieverlening inzake landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, naar aanleiding van een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wijzigen als:

    • a.

      de vergroting niet meer dan twee hectare bedraagt en evenmin meer dan 10% bedraagt van het aantal hectares, meters of stuks waarvoor de aanvrager al subsidie ontvangt, én

    • b.

      de wijziging leidt tot een verhoging van de jaarvergoeding van ten minste € 50,- per kalenderjaar.

  • 7.

    De artikelen 1.3, eerste lid, 5.1.1.3, 5.1.3.1 en 5.1.3.2 zijn van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de in de beheerpakketten landschap opgenomen eis ten aanzien van de minimale oppervlakte van het landschapselement voor zover het beheerpakket landschap waarop de aanvraag tot wijziging ziet betrekking heeft op een landschapselement dat grenst aan een landschapselement waarvoor de aanvrager al subsidie ontvangt, én dat ten behoeve van de beide aldus aangrenzende landschapselementen eenzelfde beheerpakket landschap zal worden uitgevoerd.

  • 8.

    Als een in het eerste lid bedoelde aanvraag betrekking heeft op het vergroten van het areaal waarvoor een subsidie agrarisch natuurbeheer in het kader van collectief agrarisch wordt verstrekt:

    • a.

      is, in afwijking van het derde lid, artikel 4.1.1.4 niet van overeenkomstige toepassing;

    • b.

      kunnen Gedeputeerde Staten, onverminderd het bepaalde in het derde lid en onderdeel a van het onderhavige lid, de beschikking tot verlening van de betreffende subsidie slechts wijzigen voor zover de vergroting van het areaal in overeenstemming is met het in artikel 9.2 bedoelde collectief beheerplan;

    • c.

      is er, indien de aanvraag gericht is op het vergroten van het areaal waarvoor een subsidie agrarisch natuurbeheer in het kader van collectief agrarisch natuurbeheer wordt verstrekt, slechts sprake van een aanvraag als bedoeld in het onderhavige artikel voor zover de extra oppervlakte de maximale oppervlakte, bedoeld in artikel 4.1.2.3, onderdeel a, overschrijdt.

  • 9.

    In afwijking van de artikelen 3.7, tweede lid, 4.1.1.8, eerste lid, 5.1.2.4, tweede lid en 5.1.3.5, eerste lid wordt, indien Gedeputeerde Staten de beschikking tot subsidieverlening op grond van een in het eerste lid van het onderhavige artikel bedoelde aanvraag wijzigen, de uit die wijziging voortvloeiende verhoging van de subsidie en jaarvergoedingen gebaseerd op de tarieven die golden in het kalender- respectievelijk beheerjaar waarin de aanvraag is ingediend zoals die luidde vóórdat voor het eerst een aanvraag tot wijziging van de betreffende beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in het eerste lid is ingediend.

Artikel 7.6 (wijziging subsidie in verband met verkleining areaal)

  • 1.

    Een ontvanger van een subsidie natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, kan een aanvraag tot gehele of gedeeltelijke intrekking van de beschikking tot subsidieverlening en de naar evenredigheid gehele of gedeeltelijke voortijdige vaststelling van die subsidie indienen met het oog op de verkleining van het areaal waarvoor de subsidie wordt verstrekt, als die verkleining het gevolg is van de realisatie van een werk van algemene nutte.

  • 2.

    Een ontvanger van een subsidie agrarisch natuurbeheer, een probleemgebiedensubsidie of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, kan een aanvraag tot gehele of gedeeltelijke intrekking van de beschikking tot subsidieverlening en de naar evenredigheid gehele of gedeeltelijke voortijdige vaststelling van die subsidie indienen, als hij als gevolg van omstandigheden als bedoeld in artikel 45, vierde lid, van Verordening (EG) nr. 1974/2006 de subsidieverplichtingen niet langer kan nakomen.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten trekken de desbetreffende subsidie voor het betreffende deel in en stellen haar naar evenredigheid vast als voldaan is aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste onderscheidenlijk tweede lid.

Artikel 7.7 (beëindiging subsidie natuurbeheer ivm wijziging natuurbeheertype)

  • 1.

    Een ontvanger van een subsidie natuurbeheer kan een aanvraag indienen tot gehele of gedeeltelijke intrekking van de beschikking tot subsidieverlening en de naar evenredigheid gehele of gedeeltelijke voortijdige vaststelling van die subsidie, als hij op het natuurterrein of deel daarvan waarvoor hij de subsidie ontvangt, maatregelen treft die zijn gericht op een wijziging van het op dat natuurterrein in stand te houden natuurbeheertype.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen de beschikking tot subsidieverlening naar aanleiding van een aanvraag als bedoeld in het eerste lid intrekken vanaf het moment dat de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, van start gaan, en de subsidie naar evenredigheid geheel of gedeeltelijk vaststellen, als:

    • a.

      de wijziging van het natuurbeheertype op grond van het natuurbeheerplan is toegestaan;

    • b.

      de wijziging van het natuurbeheertype gericht is op een versterkte bescherming van de natuur, én

    • c.

      de beheerder schriftelijk verklaart ten minste zes jaar na afronding van de inrichtingsmaatregelen beheer gericht op de instandhouding van het gewijzigde natuurbeheertype te blijven voeren voor zover hij voor die gewijzigde instandhouding geen subsidie op grond van de onderhavige verordening heeft aangevraagd en ontvangt.

Artikel 7.8 (wijziging baseline)

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen een beschikking tot verlening van een subsidie agrarisch natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, wijzigen als dit ingevolge artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1974/2006 noodzakelijk is.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen een beschikking tot verlening van een subsidie agrarisch natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, intrekken met ingang van het moment waarop zich de situatie als bedoeld in artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1974/2006 voordoet en de subsidie naar evenredigheid ambtshalve vaststellen als de subsidieontvanger een wijziging ingevolge het eerste lid niet aanvaardt.

Artikel 7.9 (wijziging activiteiten organisatiekosten )

  • 1.

    Een ontvanger van een subsidie organisatiekosten kan jaarlijks een aanvraag indienen tot wijziging van de beschikking tot subsidieverlening.

  • 2.

    De aanvraag tot wijziging van een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in het eerste lid wordt ingediend uiterlijk op 31 oktober voorafgaande aan het kalenderjaar waarvoor de wijziging wordt aangevraagd.

  • 3.

    De aanvraag tot wijziging van een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in het eerste lid gaat vergezeld van:

    • a.

      een onderbouwing van de wijziging;

    • b.

      een gewijzigd activiteitenplan, én

    • c.

      een gewijzigde begroting.

Hoofdstuk 8 Certificering en subsidie certificeringskosten

Paragraaf 8.1 Certificering

Artikel 8.1.1 (bevoegdheid tot certificering)
  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag afgeven:

    • a.

      een certificaat natuurbeheer;

    • b.

      een certificaat samenwerkingsverband natuurbeheer;

  • 2.

    een certificaat coördinatie agrarisch natuurbeheer.

  • 3.

    Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wordt ingediend bij een daartoe door Gedeputeerde Staten ingestelde commissie, met dien verstande dat een dergelijke aanvraag niet vóór 1 april 2010 ingediend kan worden.

Artikel 8.1.2 (wie kunnen worden gecertificeerd)
  • 1.

    Voor een certificaat natuurbeheer komen in aanmerking begunstigden als bedoeld in de artikelen 3.3, eerste lid, onderdeel a, en 5.1.2.1, eerste lid, onderdeel a.

  • 2.

    Voor een certificaat samenwerkingsverband natuurbeheer komen in aanmerking begunstigden als bedoeld in de artikelen 3.3, eerste lid, onderdeel b, en 5.1.2.1, eerste lid, onderdeel b.

  • 3.

    Voor een certificaat coördinatie agrarisch natuurbeheer komen in aanmerking rechtspersonen.

Artikel 8.1.3 (certificeringsvoorwaarden)

Gedeputeerde Staten kunnen een in artikel 8.1.1, eerste lid, bedoeld certificaat afgeven als is voldaan aan de voorwaarden, opgenomen in het corresponderende onderdeel van het programma van eisen, zoals dat door Gedeputeerde Staten is vastgesteld en gepubliceerd in het Provinciaal Blad.

Artikel 8.1.4 (aan certificering verbonden verplichtingen)

Een houder van een in artikel 8.1.1, eerste lid, bedoeld certificaat:

  • a.

    draagt er zorg voor dat hij blijft voldoen aan de certificeringsvoorwaarden die behoren bij het aan hem afgegeven certificaat;

  • b.

    draagt er zorg voor dat door of vanwege Gedeputeerde Staten audits kunnen worden uitgevoerd in het kader van de naleving van de certificeringsvoorwaarden.

Artikel 8.1.5 (schorsing en intrekking certificaat)
  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen het certificaat voor een door hen te bepalen termijn schorsen als de houder van het certificaat niet voldoet aan één of meerdere certificeringsvoorwaarden.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen het certificaat intrekken als:

    • a.

      na afloop van de schorsingstermijn, bedoeld in het eerste lid, blijkt dat de houder van het certificaat nog steeds niet voldoet aan de betreffende certificeringsvoorwaarde;

    • b.

      blijkt dat binnen een periode van 52 weken na afloop van de schorsingstermijn, bedoeld in het eerste lid, de houder van het certificaat opnieuw niet voldoet aan de betreffende certificeringsvoorwaarde;

    • c.

      de houder van het certificaat opzettelijk een onjuiste aanvraag heeft ingediend ter verkrijging van een subsidie, bedoeld in de artikelen 3.1, 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, 6.1 of 8.2.1, of willens en wetens heeft meegewerkt aan het indienen van een onjuiste aanvraag ter verkrijging door een landbouwer van een in artikel 4.1.2.4 bedoelde toeslag.

  • 3.

    De certificering wordt niet geschorst of ingetrokken als het niet voldoen aan de betreffende certificeringsvoorwaarde het gevolg is van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden.

Artikel 8.1.6 (rechtsgevolgen intrekken certificaat)
  • 1.

    Als Gedeputeerde Staten een certificaat natuurbeheer of een certificaat samenwerkingsverband natuurbeheer intrekken dat is afgegeven aan een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die, respectievelijk een samenwerkingsverband dat, een subsidie natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, ontvangt:

    • a.

      wordt met ingang van de datum van intrekking van het certificaat de beschikking dan wel de beschikkingen tot verlening van die subsidie of subsidies ingetrokken, waarbij die subsidie of subsidies naar evenredigheid worden vastgesteld, tenzij de voormalig gecertificeerde begunstigde binnen acht weken na de datum van intrekking van het certificaat verzoekt de betreffende subsidieverlening met ingang van die datum te wijzigen in een subsidieverlening op basis van de rechten en plichten zoals die voor niet-gecertificeerde begunstigden gelden, én

    • b.

      stellen Gedeputeerde Staten in voorkomend geval de subsidie op grond van de aanvraag, bedoeld in artikel 8.2.10, vierde lid, die is ingediend voor het kalenderjaar waarin de intrekking van het certificaat plaatsvond, op nihil vast, óf

    • c.

      stellen Gedeputeerde Staten, indien in dat kalenderjaar geen aanvraag als bedoeld in onderdeel b is ingediend, de subsidie certificeringskosten als bedoeld in artikel 8.2.1, onderdeel b, voor zover noodzakelijk ambtshalve vast, waarbij de certificeringskosten die zijn gemaakt in het kalenderjaar waarin de intrekking van het certificaat plaatsvond niet voor vergoeding in aanmerking komen.

  • 2.

    Als Gedeputeerde Staten een certificaat coördinatie agrarisch natuurbeheer intrekken draagt de voormalig gebiedscoördinator zijn werkzaamheden en de daarop betrekking hebbende stukken in goede orde over aan een door Gedeputeerde Staten aangewezen gebiedscoördinator of ambtenaar.

Paragraaf 8.2 Subsidie certificeringskosten

Artikel 8.2.1 (grondslag subsidie)

Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een subsidie certificeringskosten verstrekken als tegemoetkoming in de kosten die zijn verbonden aan:

  • a.

    het verkrijgen van een certificaat natuurbeheer of een certificaat samenwerkingsverband natuurbeheer;

  • b.

    het behouden van een in onderdeel a bedoeld certificaat.

Artikel 8.2.2 (duur subsidie)
  • 1.

    Een subsidie certificeringskosten als bedoeld in artikel 8.2.1, aanhef en onderdeel a, wordt éénmalig verstrekt.

  • 2.

    Een subsidie certificeringskosten als bedoeld in artikel 8.2.1, aanhef en onderdeel b, wordt verstrekt voor een periode van maximaal zes aaneengesloten kalenderjaren, mits de gecertificeerde begunstigde voor de betreffende kalenderjaren tevens een subsidie natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, ontvangt.

Artikel 8.2.3 (begunstigden)
  • 1.

    Een subsidie certificeringskosten als bedoeld in artikel 8.2.1, aanhef en onderdeel a, kan worden verstrekt aan aanvragers van een in dat onderdeel bedoeld certificaat.

  • 2.

    Een subsidie certificeringskosten als bedoeld in artikel 8.2.1, aanhef en onderdeel b, kan worden verstrekt aan houders van een in onderdeel a van dat artikel bedoeld certificaat.

Artikel 8.2.4 (aanvraag subsidie)
  • 1.

    Een aanvraag voor een subsidie certificeringskosten als bedoeld in artikel 8.2.1, aanhef en onderdeel a, wordt tegelijkertijd ingediend met een aanvraag als bedoeld in artikel 8.1.1.

  • 2.

    Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid gaat vergezeld van een overzicht waarin staat beschreven voor welke kosten de subsidie wordt gevraagd, de verwachte hoogte van die kosten en de noodzaak daarvan in het licht van het verkrijgen van het betreffende certificaat.

  • 3.

    Een aanvraag voor een subsidie certificeringskosten als bedoeld in artikel 8.2.1, aanhef en onderdeel b, wordt niet eerder ingediend dan de dag volgend op de toekenning van het betreffende certificaat, maar niet later dan 1 januari van het eerste kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 4.

    Als een certificaat ná 1 januari maar vóór 1 april wordt toegekend, dan mag de in het derde lid bedoelde aanvraag betrekking hebben op het kalenderjaar waarin het certificaat is toegekend, mits in dat kalenderjaar wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 8.2.2, tweede respectievelijk derde lid.

  • 5.

    Een aanvraag als bedoeld in het derde lid gaat vergezeld van een overzicht waarin per kalenderjaar staat beschreven voor welke kosten de subsidie wordt gevraagd, de verwachte hoogte van die kosten en de noodzaak daarvan in het licht van het behoud van het betreffende certificaat.

Artikel 8.2.5 (subsidieverplichtingen)

Een ontvanger van een subsidie certificeringskosten als bedoeld in artikel 8.2.1, aanhef en onderdeel b, voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 8.1.4.

Artikel 8.2.6 (subsidiabele kosten)
  • 1.

    Als subsidiabele kosten komen in aanmerking de noodzakelijke kosten voor activiteiten die leiden tot het verkrijgen respectievelijk behouden van een in artikel 8.2.1, aanhef en onderdeel a, bedoeld certificaat.

  • 2.

    Als een aanvrager van een subsidie certificeringskosten als bedoeld in artikel 8.2.1, aanhef en onderdeel a, ter verkrijging van een certificaat natuurbeheer of een certificaat samenwerkingsverband natuurbeheer, reeds vóór de inwerkingtreding van deze verordening activiteiten heeft verricht die, waren zij verricht ná de inwerkingtreding van deze verordening, zouden hebben bijgedragen aan de verkrijging van het betreffende certificaat, dan zijn de met die activiteiten gepaard gaande kosten op basis van deze paragraaf subsidiabel voor zover:

    • a.

      de met die activiteiten gemoeide kosten uiterlijk in het jaar voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening zijn gemaakt;

    • b.

      die kosten op grond van deze paragraaf eveneens subsidiabel zouden zijn, én

    • c.

      niet reeds door de minister, Gedeputeerde Staten of andere overheidsorganen zijn vergoed.

  • 3.

    Een aanvraag tot vergoeding van de kosten, bedoeld in het tweede lid, wordt gelijktijdig ingediend met de aanvraag, bedoeld in artikel 8.2.4, eerste lid, waarbij het tweede lid van dat artikel van overeenkomstige toepassing is, met dien verstande dat niet de verwachte, maar de daadwerkelijke hoogte van de in het tweede lid van het onderhavige artikel bedoelde kosten in het overzicht wordt opgenomen.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten kunnen nadere regels vaststellen met betrekking tot de kosten en activiteiten, bedoeld in het eerste en tweede lid, die voor vergoeding in aanmerking komen.

Artikel 8.2.7 (hoogte subsidie)
  • 1.

    Een subsidie certificeringskosten bedraagt hetzij:

    • a.

      ten hoogste 100 procent van de werkelijk gemaakte subsidiabele kosten, hetzij

    • b.

      een door Gedeputeerde Staten te bepalen maximumbedrag.

  • 2.

    Als een begunstigde van een subsidie certificeringskosten natuurterreinen of landschapselementen beheert in meerdere provincies, zijn Gedeputeerde Staten slechts gehouden op basis van de in het derde lid bedoelde verdeelsleutel naar evenredigheid een subsidie certificeringskosten te verstrekken.

  • 3.

    De in het tweede lid bedoelde verdeelsleutel bestaat uit een percentage, afgerond op één decimaal na de komma, dat wordt gevormd door het totale areaal natuurterrein en landschapselementen dat door de in het tweede lid bedoelde begunstigde binnen de provincie wordt beheerd, te delen door het totale areaal natuurterrein en landschapselementen dat door die begunstigde in alle betreffende provincies wordt beheerd, en het daaruit resulterende getal te vermenigvuldigen met 100.

Artikel 8.2.8 (aanvraag tot voorschotverlening)

Gedeputeerde Staten kunnen ten hoogste éénmaal per kalenderjaar op aanvraag een voorschot verlenen, waarbij dat voorschot ten hoogste 80% bedraagt van de subsidiabele kosten:

  • a.

    zoals die in het overzicht, bedoeld in artikel 8.2.4, tweede lid, zijn opgenomen;

  • b.

    zoals die in het overzicht, bedoeld in artikel 8.2.4, vijfde lid, voor het betreffende kalenderjaar zijn opgenomen.

Artikel 8.2.9 (beschikking tot subsidieverlening)

Een beschikking tot verlening van een subsidie certificeringskosten als bedoeld in artikel 8.2.1, aanhef en onderdeel b, vermeldt in elk geval:

  • a.

    voor welke kosten subsidie wordt verleend;

  • b.

    de periode waarvoor subsidie wordt verleend, én

  • c.

    de maximale hoogte van de subsidie.

Artikel 8.2.10 (aanvraag tot subsidievaststelling)
  • 1.

    Gedeputeerde Staten stellen op aanvraag de subsidie certificeringskosten, bedoeld in artikel 8.2.1, aanhef en onderdeel a, vast.

  • 2.

    Een aanvraag tot subsidievaststelling als bedoeld in het eerste lid wordt uiterlijk acht weken na toekenning van het betreffende certificaat ingediend, en gaat vergezeld van een overzicht van de gemaakte subsidiabele kosten en de betalingsbewijzen daarvan.

  • 3.

    In afwijking van het eerste en tweede lid stellen Gedeputeerde Staten de in het eerste lid bedoelde subsidie certificeringskosten ambtshalve op nihil vast als zij de in artikel 8.1.1. bedoelde aanvraag afwijzen.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag de subsidie certificeringskosten, bedoeld in artikel 8.2.1, aanhef en onderdeel b, jaarlijks vaststellen voor dat gedeelte dat ziet op de in het voorgaande kalenderjaar gemaakte subsidiabele kosten.

  • 5.

    Een aanvraag tot subsidievaststelling als bedoeld in het vierde lid wordt uiterlijk acht weken na afloop van het in dat lid bedoelde kalenderjaar ingediend.

  • 6.

    Als een ontvanger van een subsidie certificeringskosten, bedoeld in artikel 8.2.1, aanhef en onderdeel b, geen of slechts gedeeltelijk aanvragen als bedoeld in het vierde lid heeft ingediend, wordt door hem uiterlijk acht weken na afloop van de periode waarvoor de subsidie is verleend een aanvraag tot subsidievaststelling ingediend voor de periode waarover nog geen subsidievaststelling heeft plaatsgevonden.

  • 7.

    Een aanvraag tot subsidievaststelling als bedoeld in het vierde en zesde lid gaat vergezeld van een overzicht van de gemaakte subsidiabele kosten en de betalingsbewijzen daarvan.

Hoofdstuk 9 Collectief beheerplan

Artikel 9.1 (aanvraag vaststelling collectief beheerplan of wijziging daarvan)

Een gebiedscoördinator kan bij Gedeputeerde Staten een aanvraag indienen tot vaststelling van:

  • a.

    een collectief beheerplan;

  • b.

    een wijziging van een op grond van artikel 9.2 vastgesteld collectief beheerplan.

Artikel 9.2 (goedkeuring collectief beheerplan of wijziging daarvan)

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen een collectief beheerplan dan wel een wijziging van een op grond van dit artikel vastgesteld collectief beheerplan vaststellen als:

    • a.

      de aanvraag tot vaststelling is ingediend door een gebiedscoördinator die het beheer in het betreffende gebied coördineert;

    • b.

      de aanvraag tot vaststelling uiterlijk op 15 december voorafgaand aan een beheerjaar is ingediend;

    • c.

      het collectief beheerplan dan wel de wijziging van een op grond van dit artikel vastgesteld collectief beheerplan past binnen het natuurbeheerplan zoals dat zes weken vóór indiening van de in artikel 9.1 bedoelde aanvraag geldt, én

    • d.

      het collectief beheerplan dan wel de wijziging van een op grond van dit artikel vastgesteld collectief beheerplan voldoet aan de eisen, bedoeld in bijlage 5, onderdeel A respectievelijk onderdeel B.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, kan een aanvraag als bedoeld in het eerste lid tot uiterlijk 1 februari van een beheerjaar worden aangepast, voor zover in die aangepaste aanvraag in vergelijking tot de in het eerste lid bedoelde aanvraag:

    • a.

      geen nieuwe begunstigden zijn opgenomen, tenzij:

      • I.

        het een geval van overdracht van een subsidie agrarisch natuurbeheer als bedoeld in artikel 7.3, tweede lid, betreft, én

      • II.

        de overgedragen subsidie agrarisch natuurbeheer werd verstrekt in het kader van collectief agrarisch natuurbeheer;

    • b.

      geen vergrotingen van het areaal als bedoeld in artikel 7.5, derde lid, zijn opgenomen die de maximale oppervlakte, bedoeld in artikel 4.1.2.3, onderdeel a, overstijgen.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in het tweede lid dient een aanpassing als bedoeld in dat lid in overeenstemming te zijn met de eisen, bedoeld in bijlage 5, onderdeel A respectievelijk onderdeel B.

Hoofdstuk 10 Verlaging jaarvergoeding en subsidies

Artikel 10.1 (niet-naleving subsidieverplichtingen)

  • 1.

    Als een ontvanger van een subsidie natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, niet voldoet aan de aan de betreffende subsidie verbonden verplichtingen, verlagen Gedeputeerde Staten de jaarvergoeding, bedoeld in de artikelen 3.7, tweede lid en 5.1.2.4, tweede lid, overeenkomstig de beleidsregels.

  • 2.

    Als een ontvanger van een subsidie agrarisch natuurbeheer, een aanvullende toeslag als bedoeld in artikel 4.1.2.4, eerste lid, een probleemgebiedensubsidie of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, niet voldoet aan de aan de betreffende subsidie of toeslag verbonden verplichtingen, niet zijnde de in artikel 10.2 bedoelde verplichtingen, verlagen Gedeputeerde Staten:

    • a.

      de jaarvergoeding, bedoeld in de artikelen 4.1.1.7, tweede lid, en 5.1.3.4, tweede lid;

    • b.

      de aanvullende toeslag, bedoeld in artikel 4.1.2.4, eerste lid;

    • c.

      het bedrag dat ingevolge artikel 4.2.9 wordt vastgesteld,overeenkomstig:

      • I.

        artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1975/2006 en, voor zover ruimte resteert voor de toepassing daarvan, de Beleidsregels verlaging POP2-subsidies, indien de omvang van het uitgevoerde agrarisch beheerpakket, het uitgevoerde beheerpakket landschap of de oppervlakte van de landbouwgrond waarop wordt voldaan aan de voorwaarden die zijn verbonden aan een de toeslag, bedoeld in artikel 4.1.2.4, eerste lid, of een probleemgebiedensubsidie, kleiner is dan de omvang waarvoor die subsidie of toeslag is verleend;

      • II.

        artikel 18 van Verordening 1975/2006 en, voor zover ruimte resteert voor de toepassing daarvan, de Beleidsregels verlaging POP2-subsidies, indien de niet-naleving een andere verplichting betreft als bedoeld in onderdeel a of artikel 10.2, voor zover het een in de aanhef bedoelde subsidie betreft die gedeeltelijk wordt gefinancierd met Europese middelen.

  • 3.

    De in het tweede lid, onder i. en ii. genoemde artikelen en beleidsregels zijn van overeenkomstige toepassing op subsidies als bedoeld in de aanhef van het tweede lid die niet geheel of gedeeltelijk worden gefinancierd met Europese middelen.

Artikel 10.2 (niet-naleving randvoorwaarden)

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verlagen:

    • a.

      de jaarvergoeding, bedoeld in de artikelen 4.1.1.7, tweede lid, en 5.1.3.4, tweede lid;

    • b.

      de aanvullende toeslag, bedoeld in artikel 4.1.2.4, eerste lid;

    • c.

      het bedrag dat ingevolge artikel 4.2.9 wordt vastgesteld, overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1975/2006 en, voor zover ruimte resteert voor de toepassing daarvan, de Beleidsregels normenkader randvoorwaarden GLB, als de ontvanger van een subsidie agrarisch natuurbeheer, een aanvullende toeslag als bedoeld in artikel 4.1.2.4, eerste lid, een probleemgebiedensubsidie of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, in dat beheerjaar of kalenderjaar niet voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in respectievelijk artikel 4.1.1.6, eerste lid, onderdeel c, en tweede lid, bijlage 7, onderdeel C, subonderdeel 1 dan wel 2, artikel 4.2.6, onderdeel a, of artikel 5.1.3.3, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid.

  • 2.

    Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een subsidie agrarisch natuurbeheer, een probleemgebiedensubsidie of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, die niet gedeeltelijk worden gefinancierd met Europese middelen, voor zover niet is voldaan aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 4.1.1.6, eerste lid, onderdeel c, respectievelijk artikel 5.1.3.3, eerste lid, onderdeel b.

  • 3.

    Als het niet voldoen aan de verplichtingen één of meerdere verplichtingen als bedoeld in de artikelen 4.1.1.6, tweede lid of 5.1.3.3, tweede lid, betreft, geldt het bepaalde in bijlage 4, onderdeel B, inzake:

    • a.

      het wetgevingskader, de artikelen en het onderwerp van controle;

    • b.

      het randvoorwaardenterrein;

    • c.

      de ernst, omvang en het permanente karakter;

    • d.

      de initiële korting, en

    • e.

      de opzet;

  • 4.

    als was het onderdeel van de bijlage bij de Beleidsregels normenkader randvoorwaarden GLB.

Artikel 10.3 (niet-nalevingen en overdracht)

  • 1.

    Als een subsidie natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, overeenkomstig artikel 7.3, eerste lid, is overgedragen aan een derde, wordt de jaarvergoeding die wordt uitgekeerd aan die derde ook verlaagd als aan de verplichting niet is voldaan door de oorspronkelijke subsidieontvanger.

  • 2.

    Als een subsidie agrarisch natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, overeenkomstig artikel 7.3, tweede lid, is overgedragen aan een derde, wordt de jaarvergoeding die wordt uitgekeerd aan die derde ook verlaagd als aan de verplichting niet is voldaan door de oorspronkelijke subsidieontvanger.

Artikel 10.4 (gevallen van overmacht en onvoorziene omstandigheden)

De verlagingen, bedoeld in de artikelen 10.1 en 10.2, worden niet toegepast als de niet-naleving het gevolg is van overmacht of onvoorziene omstandigheden, mits daarvan tijdig melding is gedaan en het beroep op de overmacht respectievelijk de onvoorziene omstandigheden door Gedeputeerde Staten als zodanig is erkend.

Artikel 10.5 (gevolgen niet-nalevingen voor de subsidievaststelling)

Bij de vaststelling van de subsidies, bedoeld in de artikelen 10.1 en 10.2, houden Gedeputeerde Staten rekening met verlagingen die ingevolge die artikelen zijn opgelegd.

Hoofdstuk 11 Controle

Artikel 11.1 (toezicht op naleving subsidieverplichtingen)

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn de bij besluit van Gedeputeerde Staten aangewezen ambtenaren belast.

  • 2.

    Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in het Provinciaal Blad.

Hoofdstuk 12 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 12.1 (intrekken PSN en PSAN)

  • 1.

    De Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Zeeland en de hoofdstukken 5 en 6 van de Subsidieregeling natuurbeheer Zeeland worden ingetrokken met ingang van 1 januari 2010.

  • 2.

    De Subsidieregeling natuurbeheer Zeeland wordt, voor zover in het eerste lid niet anders is bepaald, ingetrokken op een nader door Gedeputeerde Staten te bepalen tijdstip.

  • 3.

    Van een besluit als bedoeld in het tweede lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in het Provinciaal Blad.

Artikel 12.2 (uitdienen onder bestaande voorwaarden)

  • 1.

    Bestaande aanspraken en verplichtingen op grond van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Zeeland en de Subsidieregeling natuurbeheer Zeeland blijven in stand.

  • 2.

    Op subsidieaanvragen ingediend op grond van de regelingen, genoemd in het eerste lid, blijft het recht van toepassing zoals dat gold voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze verordening.

  • 3.

    Het eerste en het tweede lid zijn slechts van toepassing voor zover de beschikking tot subsidieverlening op grond van de in die leden genoemde regelingen niet overeenkomstig artikel 12.3 is gewijzigd.

Artikel 12.3 (vrijwillig overstappen mogelijk)

  • 1.

    Een ontvanger van een subsidie op grond van de Subsidieregeling natuurbeheer Zeeland kan bij Gedeputeerde Staten een aanvraag indienen tot wijziging van die beschikking tot subsidieverlening, inhoudende het voor de resterende looptijd van de beschikking tot subsidieverlening vervangen van de rechten en verplichtingen die behoren bij de betreffende subsidie door de rechten en verplichtingen die, op grond van de onderhavige verordening, behoren bij een subsidie natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen de beschikking tot subsidieverlening naar aanleiding van een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wijzigen als die wijziging op grond van het natuurbeheerplan is toegestaan.

  • 3.

    Een ontvanger van een subsidie op grond van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Zeeland kan bij Gedeputeerde Staten een aanvraag indienen tot wijziging van die beschikking tot subsidieverlening, inhoudende het voor de resterende looptijd van de beschikking tot subsidieverlening vervangen van de rechten en verplichtingen die behoren bij de betreffende subsidie door de rechten en verplichtingen die, op grond van de onderhavige verordening, behoren bij een subsidie agrarisch natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten kunnen de beschikking tot subsidieverlening naar aanleiding van een aanvraag als bedoeld in het derde lid wijzigen als de wijziging op grond van het natuurbeheerplan is toegestaan en is voldaan aan de voorwaarden opgenomen in artikel 27, twaalfde lid, van (EG) nr. Verordening 1974/2006.

  • 5.

    De wijziging van de beschikking tot subsidieverlening, bedoeld in het tweede en vierde lid, gaat in op 1 januari van het begrotingsjaar waarvoor Gedeputeerde Staten de in artikel 1.3, eerste lid, bedoelde openstellingsperiode hebben vastgesteld voor aanvragen als bedoeld in het eerste en derde lid van het onderhavige artikel.

  • 6.

    In afwijking van het eerste en derde lid kunnen:

    • a.

      beheerders als bedoeld in artikel 18 van de Subsidieregeling natuurbeheer Zeeland respectievelijk artikel 24 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Zeeland geen aanvragen als bedoeld in het eerste respectievelijk derde lid indienen;

    • b.

      indien subsidie wordt verstrekt aan anderen dan beheerders als bedoeld in artikel 5 van de Subsidieregeling natuurbeheer Zeeland respectievelijk artikel 5 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Zeeland, niet de ontvangers van de betreffende subsidie, maar de in die bepalingen bedoelde beheerders de in het eerste respectievelijk derde lid van het onderhavige artikel bedoelde aanvraag indienen, mits zij dit schriftelijk overeenkomen met de ontvanger van de betreffende subsidie.

  • 7.

    Het zesde lid, onderdeel b, is niet van toepassing indien subsidie wordt verstrekt aan anderen dan beheerders als bedoeld in artikel 5 van de Subsidieregeling natuurbeheer Zeeland, voor zover zij een aanvraag als bedoeld in het eerste lid indienen én aangemerkt kunnen worden als begunstigden zoals bedoeld in de artikelen 3.3, eerste lid, onderdeel b, en 5.1.2.1, eerste lid, onderdeel b.

Artikel 12.4 (langere subsidieperiode)

Als een begunstigde na de einddatum van een subsidie op grond van:

  • a.

    de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Zeeland;

  • b.

    de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister;

  • c.

    de Subsidieregeling natuurbeheer Zeeland;

  • d.

    de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de minister;

  • e.

    een subsidie natuurbeheer, een subsidie agrarisch natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer wenst te ontvangen, kunnen Gedeputeerde Staten de betreffende subsidie slechts verstrekken als:

    • I.

      in afwijking van de artikelen 3.2, 4.1.1.2 en 5.1.1.2, de begunstigde zich ertoe verbindt de aan de subsidie natuurbeheer, de subsidie agrarisch natuurbeheer of de subsidie landschapsbeheer verbonden verplichtingen eveneens te zullen naleven gedurende de periode, gelegen tussen de einddatum van de subsidie op grond van de hiervoor genoemde regelingen en de datum waarop de subsidie natuurbeheer, de subsidie agrarisch natuurbeheer of de subsidie landschapsbeheer zou zijn ingegaan indien geen verlenging van die periode zou hebben plaatsgevonden;

    • II.

      het beheer dat op grond van de onderhavige verordening gevoerd wordt een voortzetting is van het beheer dat gevoerd werd op grond van de hiervoor genoemde regelingen, tenzij die regelingen geen soortgelijk beheer kennen, én

    • III.

      de aanvraag zo spoedig als op grond van de onderhavige verordening mogelijk is, wordt ingediend.

Artikel 12.5 (niet-gecertificeerden tot 1 januari 2011)

  • 1.

    Tot 1 januari 2011 wordt een begunstigde als bedoeld in de artikelen 3.3, eerste lid, of 5.1.2.1, eerste lid, die een aanvraag indient voor een subsidie natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, aangemerkt als ware hij gecertificeerd begunstigde, mits hij op het moment van indiening van die aanvraag tevens een aanvraag tot certificering heeft ingediend bij Gedeputeerde Staten en dezen nog niet hebben besloten op de laatstgenoemde aanvraag.

  • 2.

    Tot 1 januari 2011 wordt een rechtspersoon die een aanvraag indient tot vaststelling van een collectief beheerplan aangemerkt als ware hij gebiedscoördinator, mits hij op het moment van indiening van die aanvraag tevens een aanvraag tot certificering heeft ingediend bij Gedeputeerde Staten en dezen nog niet hebben besloten op de laatstgenoemde aanvraag.

  • 3.

    Artikel 8.1.6, eerste lid, onderdeel a, is van overeenkomstige toepassing indien Gedeputeerde Staten de in het eerste lid van het onderhavige artikel bedoelde aanvraag afwijzen, met dien verstande dat het in het eerste lid, onderdeel a, van artikel 8.1.6 bedoelde verzoek, in afwijking van de tekst van dat onderdeel, uiterlijk binnen acht weken na de afwijzing van de aanvraag wordt ingediend.

  • 4.

    Artikel 8.1.6, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing indien Gedeputeerde Staten de in het tweede lid van het onderhavige artikel bedoelde aanvraag afwijzen.

  • 5.

    Als er in een gebied geen gebiedscoördinator of een rechtspersoon als bedoeld in het tweede lid beschikbaar is, kan tot en met 31 december 2011 een daartoe door Gedeputeerde Staten aangewezen ambtenaar optreden als gebiedscoördinator.

  • 6.

    Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing ten aanzien van een subsidie certificeringskosten als bedoeld in artikel 8.2.1.

Artikel 12.6 (afwijkende beslistermijn op aanvragen 2010)

In afwijking van artikel 1.6, eerste lid, beslissen Gedeputeerde Staten binnen 20 weken op een aanvraag als die aanvraag voorafgaand aan of binnen één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening is ontvangen, waarbij de beslissing éénmaal met ten hoogste tien weken kan worden verdaagd.

Artikel 12.7 (afwijkende termijn bekendmaking openstellingsbesluit 2010)

In afwijking van de termijn, genoemd in artikel 1.3, vierde lid, maken Gedeputeerde Staten ten behoeve van het begrotingsjaar 2010 een besluit als bedoeld in dat artikel uiterlijk op 14 november 2009 bekend.

Artikel 12.8 (goedkeuring Europese Commissie)

  • 1.

    Subsidies of voorschotten daarop worden verstrekt onder het voorbehoud van goedkeuring van de Commissie van de Europese Gemeenschappen.

  • 2.

    De beslissing tot verstrekking van een subsidie of een voorschot daarop kan worden ingetrokken of gewijzigd ter verkrijging van de goedkeuring van de Commissie van de Europese Gemeenschappen voor de onderhavige verordening, of wegens het uitblijven daarvan.

Artikel 12.9 (inwerkingtreding)

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid treden de volgende onderdelen pas op een nader door Gedeputeerde Staten te bepalen tijdstip in werking:

    • a.

      de artikelen 1.9, tweede lid, 5.1.1.1, eerste lid, aanhef en onderdeel a, 12.2 voor zover dat artikel verwijst naar de Subsidieregeling natuurbeheer Zeeland of op grond van die regeling ingediende aanvragen, en 12.3;

    • b.

      de hoofdstukken 3 en 6;

    • c.

      afdeling 5.1.2;

  • 3.

    paragraaf 8.2.

  • 4.

    Van een besluit als bedoeld in het tweede lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in het Provinciaal Blad.

Artikel 12.10 (citeertitel)

Deze verordening wordt aangehaald als: Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer (SNL) Zeeland.

Algemene toelichting

Aanleiding

Bij de decentralisatie van Programma Beheer als onderdeel van het Investeringsbudget Landelijk Gebied ILG per 1 januari 2007 hebben de provincies twee subsidieregelingen vastgesteld: de Provinciale Subsidieregeling Natuurbeheer (PSN) en de Provinciale Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer (PSAN). Deze provinciale regelingen waren de opvolgers van de tot dat moment geldende nationale subsidieregelingen voor natuurbeheer (SN) en agrarisch natuurbeheer (SAN) en daar ook in belangrijke mate op gebaseerd. Omdat die regelingen werden ervaren als ingewikkeld, rigide en gedetailleerd met te weinig mogelijkheden voor regionaal maatwerk, is bij de overgang afgesproken dat de provincies zich zullen inspannen om een nieuw, vereenvoudigd stelsel voor natuurbeheer in te voeren.

Het IPO heeft daartoe in oktober 2007 een strategische visie ontwikkeld. Op basis daarvan is in nauw overleg met alle betrokkenen (LNV, terreinbeherende organisaties, organisaties van particulier en agrarische natuurbeheer, DLG, DR) gewerkt aan de totstandkoming van een nieuw stelsel en een daarop gebaseerd model voor een nieuwe Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer, die in de plaats komt van de huidige PSN en PSAN.

De kern van het nieuwe stelsel

Het nieuwe stelsel gaat uit van een samenspel van alle bij het beheer van het landelijk gebied betrokken partijen die een bijdrage kunnen leveren aan de doelstellingen van de natuur(kwaliteit):

  • -

    Agrarische natuurbeheerders (ondernemers en particulieren, die natuurbeheer uitoefenen op gronden met een landbouwkundig gebruik);

  • -

    Terreinbeherende organisaties (TBO's: stichtingen en verenigingen, die professioneel natuurbeheer als hoofddoel hebben, zoals Natuurmonumenten, de Provinciale Landschappen en Staatsbosbeheer);

  • -

    Natuurbeheerders niet zijnde TBO's (particulieren, stichtingen, gemeenten, etc. die natuurterreinen beheren).

Landelijke taal voor natuur en landschap: de Index voor natuur en landschap

In gemeenschappelijk overleg tussen beheerdersorganisaties en de overheid (IPO/LNV) is een nieuwe, uniforme en sterk vereenvoudigde "natuurtaal" tot stand gekomen, die van groot belang is voor goede afstemming tussen beheerders (onderling) en overheden. De Index natuur en landschap is het instrument voor de sturing op doelen, de financiering van het natuur- en landschapsbeheer en de monitoring. De Index bestaat uit de onderdelen natuur (N), agrarische natuur (A) en landschapselementen (L). Daarbij wordt een onderscheid gemaakt in doelen (natuurtypen, agrarische natuurtypen en landschapselemententypen) en beheertypen (natuurbeheertypen, agrarische beheertypen en landschapsbeheertypen). Gebiedsaanduidingen vinden plaats op het niveau van beheertypen. Deze beheertypen zijn onlosmakelijk verbonden met de onderhavige verordening

Sturen op natuurdoelen via natuurbeheerplan

Centraal in het nieuwe stelsel staat het natuurbeheerplan. Dat heeft ten opzichte van zijn voorgangers (natuurgebiedsplan, beheergebiedsplan en landschapsbeheerplan), een prominentere rol bij de sturing op doelen, de financiering van de maatregelen, de (procesmatige) voorwaarden voor subsidieverlening, monitoring en evaluatie.

Aan de hand van de Index natuur en landschap (beheertypen) wordt per gebied concreet aangegeven welke rijks- en provinciale natuurdoelen worden nagestreefd en welke voorwaarden daarbij gelden om voor een beheervergoeding in aanmerking te komen. Zo is het voor de subsidieaanvrager vooraf helder welke gebieden en doelen in aanmerking komen voor subsidie. Via de jaarlijkse openstellingsbesluiten geeft de provincie aan hoeveel budget er beschikbaar is.

De provincie kan in het natuurbeheerplan via een contour gebieden aanwijzen waarin zij onderlinge afstemming en samenwerking tussen beheerders noodzakelijk acht. Dat doet zij bijvoorbeeld op basis van de problematiek en de opgaven in een bepaald gebied of vanwege de beoogde effectiviteit van het beheer. Bij beheervormen die een gebiedsgerichte aanpak vereisen (dynamisch beheer van weidevogels, akkervogels en ganzen en beheer van landschapselementen) kan een collectief beheerplan worden gevraagd van de betrokken beheerders in het gebied met een belangrijke rol voor een gecertificeerde ANV of Stichting Landschapsbeheer.

Bij de eerste generatie natuurbeheerplannen (vanaf 1-1-2010) zullen in ieder geval de aanduidingen in de bestaande natuur- en beheergebiedsplannen 'technisch' omgezet worden naar de definities van de nieuwe typologie van de Index natuur en landschap.

Vanaf 2010 zal worden gewerkt aan de tweede generatie natuurbeheerplannen, waarin meer aandacht zal worden geschonken aan de natuurkwaliteit.

Onderscheid beheer en kwaliteitsimpulsen

In het nieuwe stelsel wordt een onderscheid gemaakt tussen beheer van bestaande (agrarische) natuur en kwaliteitsimpulsen. De subsidie voor het beheer van de (agrarische) natuur wordt via deze verordening direct geregeld tussen beheerder en provincie. De kwaliteitsimpulsen (inrichting, zware kwaliteitsinvesteringen en functieverandering) verlopen via het gebiedsgerichte proces en worden volgens de ILG systematiek gefinancierd via de provinciale ILG Verordening. De aanvragen worden door de provincie getoetst aan het brede pMJP en de doelen in het natuurbeheerplan. Het budget voor inrichting en functieverandering uit het huidige Programma Beheer zal worden toegevoegd aan het integrale ILG-budget onder het pMJP. Daarvoor wordt de ILG-verordening aangepast via een IPO model wijziging (Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls Natuur en Landschap).

Kwaliteitsborging via certificering en controle

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen wel of niet gecertificeerde beheerders.

Certificering biedt de overheid vertrouwen in de kwaliteit en professionaliteit van de beheerders om kwalitatief goed beheer uit te voeren en transparant te zijn over de werkwijze. Dit vertaalt zich ook in een reductie van controle- en administratieve lasten bij beheerder en overheid.

Certificering kan via een individueel certificaat (bijv: Natuurmonumenten, Provinciale Landschappen, particuliere beheerders) of via groepscertificering (bijv: Unie van Bosgroepen), waarbij een deel van het werkproces van de beheerder wordt overgenomen en er op wordt toe gezien dat de aangesloten beheerders het afgesproken beheer uitvoeren. In beginsel kunnen alle beheerders in aanmerking komen voor (groeps)certificering. De kwaliteit van het natuurbeheer wordt vervolgens gewaarborgd via een periodieke audit, waarbij de processen, beschreven in het certificaat, worden gecontroleerd.

Voor agrarisch natuurbeheer zijn de voordelen van certificering beperkt, omdat agrarisch natuurbeheer deels wordt gefinancierd vanuit het Europese POP-2. Vanwege de Europese verordening 1975/2006 inzake de controles bij agrarisch natuurbeheer is het in principe niet mogelijk om door middel van certificering ("zelfcontrole") de controledruk vanuit de overheid omlaag te brengen.

Certificering is vooral relevant voor agrarische natuurverenigingen. Bij bepaalde natuur- of landschapsdoelen (akker- en weidevogelbeheer, ganzenbeheer, landschapsbeheer) is voor de effectieve inzet van beheerspakketten een actieve, coördinerende rol van een gecertificeerde ANV gewenst.

Bij niet-gecertificeerde beheerders wordt de kwaliteit van het beheer gecontroleerd door de overheid. Naar aanleiding van de controles kunnen zo nodig adviezen en/of aanwijzingen aan de beheerder worden gegeven om het beheer te verbeteren. De bevindingen uit de controles hebben geen gevolgen voor reeds verleende subsidies, tenzij sprake is van laakbaar gedrag.

Afrekenen op uitgevoerd beheer

Beheerders zijn verplicht de bestaande (agrarische) natuur in stand te houden en worden afgerekend op het uitgevoerde beheer. Door de verplichting van instandhouding is er sprake van minder controle (niet meer tellen etc). De controles in het veld zijn met name gericht op de feitelijke situatie van instandhouding en het naleven van voorwaarden in beschikking en verordening.

Eén verordening voor natuur- en landschapsbeheer

De onderhavige verordening komt in de plaats van de huidige (P)SN en (P)SAN. Bij het opstellen daarvan zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • 1.

    De verordening moet voldoen aan artikel 11,3e lid van de WILG. Activiteiten, voorwaarden en bedragen moeten daarin worden genoemd

  • 2.

    Uniformiteit in twaalf provincies. Het gevolg van de ILG decentralisatie naar de provincies mag niet zijn dat met name landelijk werkende organisaties worden geconfronteerd met grote verschillen in provinciale regelingen. De uniformiteit vereist dat het hanteren van de verordening voor gaat op eigen provinciale beleidsintenties op het gebied van uniformiteit in subsidiekaders etc.

  • 3.

    Zo simpel mogelijk, maar wel een gedegen juridische basis voor subsidieverlening.

  • 4.

    Geen dubbelingen met de AWB, maar wel -waar nodig- met nadere uniforme invullingen van soms ruime AWB bepalingen.

  • 5.

    Onderscheid beheerders van natuur en agrarische natuurbeheerders. Deze doelgroepbenadering bevordert de toegankelijkheid van de verordening en is ook om de volgende redenen nodig:

    • -

      bij agrarisch natuurbeheer gelden andere, strengere eisen in het kader van de EU-staatsteunregels;

    • -

      agrarisch natuurbeheer wordt voor een deel betaald uit POP-gelden; het overige natuurbeheer niet. Voor POP-subsidies geldt een aantal specifieke beleidsregels voor cross-compliance, toekenning, controle, handhaving en sanctionering.

    • -

      bij agrarisch natuurbeheer gaat het om aanzienlijk meer beheerders en vaak kleine oppervlakten, met name bij het randenbeheer.

    • -

      er zijn geen mogelijkheden om via verzamelaanvragen subsidies toe te kennen aan ANV's. De EU eist dat de subsidie geheel bij de eindbegunstigde terecht komt.

    • -

      bij agrarisch natuurbeheer is een duurzaam natuurbeheer niet gegarandeerd. Er wordt geen wijziging van de bestemming naar natuur of duurzame vastlegging van de natuurfunctie in een kwalitatieve verbintenis gevraagd. Zou dit wel gevraagd worden dan daalt de grond in waarde en is per definitie sprake van particulier natuurbeheer. De functies natuurbeheer en agrarische productie moeten gecombineerd worden.

Onderscheid gecertificeerde en niet-gecertificeerde beheerders

Voor gecertificeerde aanvragers geldt een reductie van de verplichtingen, die bij de aanvraag en gedurende de looptijd van de subsidie moeten worden nagekomen. Bij de gecertificeerde natuurbeheerders is een aanzienlijke vereenvoudiging mogelijk door langjarige subsidiering van beheer van natuurterreinen (maximaal 6-jarige beschikkingen). Zij worden vrijgesteld van een aantal verplichtingen.

Bij niet-gecertificeerde natuurbeheerders is meer controle vanuit de overheid noodzakelijk.

Beheer van natuur en landschap

In de Index Natuur en landschap zijn beheertypen opgenomen voor het beheer van natuur en landschap. Regulier beheer van bestaande natuur is een structurele taak ter instandhouding van de bestaande natuurkwaliteit. Subsidieverzoeken worden getoetst aan de natuurbeheertypen in het natuurbeheerplan. In dat plan is aangegeven in welke gebieden voor welke natuurbeheertypen subsidie kan worden aangevraagd. De huidige subsidiering van bestaande natuur, ook buiten de EHS, wordt gecontinueerd. De provincies kunnen ervoor kiezen om in aanvulling op de rijksmiddelen voor beheer van natuur en landschapswaarden buiten de EHS ook eigen middelen in te zetten. Daarnaast hebben provincies de mogelijkheid om in bijzondere situaties (bijvoorbeeld voor extra bescherming van Natura-2000 gebieden of specifieke soorten) gebiedsspecifieke beheerpakketten toe te voegen, bij voorkeur via de maatregelen uit de Catalogus groenblauwe diensten.

Wie mag aanvragen

Aanvragen voor natuurbeheer kunnen worden ingediend door TBO's, particuliere terreinbeheerders en gemeenten, die natuur in (bloot) eigendom, erfpacht (>25 jaar), met beklemrecht hebben of in tijdelijk gebruik op grond van art 189 Landinrichtingswet en/of art 45 Wilg. Waterschappen, waterleidingbedrijven, rijksoverheid (Staatsbosbeheer, Defensie, BBL, Domeinen inclusief Kroondomein) en de provincies zijn uitgesloten.

Gemeenten kunnen alleen voor natuurterreinen waarvoor zij uit het huidige Programma Beheer in 2009 een subsidie ontvangen in het nieuwe stelsel beheersubsidie aanvragen. Voor terreinen waarvoor in 2009 geen subsidie wordt verstrekt kunnen zij geen subsidie meer aanvragen; deze uitsluiting geldt voor bestaande en nieuwe natuur.

Alle gronden die vallen onder de definitie van een beheertype waarvan de aanvrager eigenaar of erfpachter is tellen mee, alsmede alle gronden waarover de aanvrager via volmacht beschikt.

De aanvragen worden per provincie ingediend volgens een landelijk uniform aanvraagformulier. Desgewenst kan door groepen van particulieren gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid om één gezamenlijke aanvraag in te dienen (bijv. via koepels als de Unie van Bosgroepen, SBNL en via groepen van particulieren).

De subsidie

De grondslag voor de subsidie natuurbeheer is gelegen in de standaardkostprijs van het betreffende natuurbeheertype in de Index. De hoogte van de subsidie is een vast, landelijk uniform percentage van die standaardkostprijzen.

Daarbovenop kan de provincie, in bijzondere gevallen, een toeslag geven voor specifiek, gebiedsgerichte omstandigheden (vaarland, geaccidenteerd terrein) of een specifiek beheervorm (bijvoorbeeld voor begrazing via schaapskuddes).

Voorwaarden

In dit onderdeel is uitsluitend 'natuurgrond' subsidiabel. De gronden zijn kosteloos opengesteld voor publiek, tenzij anders is overeengekomen met de provincie.

Beheerders die hun terreinen hebben opengesteld komen in aanmerking voor recreatiesubsidie openstelling. Die subsidie kan alleen worden aangevraagd in combinatie met een beheersubsidie.

Beheer natuur op landbouwgronden

In de Index Natuur en landschap zijn agrarische beheertypen en agrarische beheerpakketten opgenomen voor natuur op landbouwgrond. In het natuurbeheerplan is aangegeven in welke gebieden voor welke agrarische beheertypen/beheerpakketten subsidie kan worden aangevraagd. Deze pakketten zijn nodig in verband met de EU-regelgeving. De provincie kan ervoor kiezen om in aanvulling op de landelijk generieke pakketten voor agrarisch natuurbeheer voor bijzondere situaties eigen gebiedsspecifieke pakketten toe te voegen. De provincie kan ervoor kiezen om bepaalde beheertypen via collectief agrarisch natuurbeheer te laten uitvoeren. In het natuurbeheerplan wordt aangegeven voor welke gebieden en welke beheertypen dat geldt. Voor die gebieden wordt door de gebiedscoördinator een collectief beheerplan opgesteld.

Wie mag aanvragen

Eigenaren, erfpachters en pachters van agrarische natuur kunnen aanvragen. De beheerder verklaart dat hij gedurende de looptijd (6 jaar) van de beschikking het duurzaam gebruiksrecht heeft.

De subsidie

In het natuurbeheerplan staat aangegeven in welke gebieden welke agrarische beheertypen/ beheerpakketten van toepassing zijn. De aanvrager krijgt een subsidiebeschikking voor 6 jaar. Voor de percelen die onderdeel uitmaken van het collectieve beheerplan moet een individuele aanvraag worden gedaan, omdat de uitbetaling op grond van Europese regels rechtstreeks aan de begunstigde moet plaatsvinden.

Voorwaarden

De grond moet voldoen aan de definitie landbouwgrond. Een koppeling met de probleemgebiedensubsidie is mogelijk. Vanuit het POP zijn verplichte controles nodig. Deze worden uitgevoerd door één organisatie, de AID.

Beheer landschapselementen

Gedeputeerde staten kunnen op aanvraag een subsidie landschapsbeheer verstrekken. Voor deze subsidie komen de hierboven bedoelde natuurbeheerders (met uitzondering van gemeenten) en agrarische natuurbeheerders in aanmerking. In het natuurbeheerplan is aangegeven binnen welke gebieden of op welke percelen voor welke beheertypen/beheerpakketten een subsidie landschapsbeheer kan worden verstrekt. De aanvrager krijgt een subsidiebeschikking voor 6 jaar. Voor beheer van landschapselementen in natuurterreinen geldt een instandhoudingsverplichting, ter wijl voor landschapselementen buiten natuurterreinen beheerpakketten van toepassing. Deze pakketten zijn nodig vanwege EU-regelgeving.

Aanvraagprocedure

Om het proces van aanvragen, beschikken en controleren eenvoudiger te maken zijn er zo min mogelijk eisen in de verordening opgenomen. De aanvraagprocedure is sterk vereenvoudigd. Goede voorlichting over subsidiemogelijkheden (digitaal en op papier) zal de kwaliteit van de aanvragen verhogen. Door de aanvraag voor de indiening al te checken op het natuurbeheerplan krijgt de aanvrager direct duidelijkheid. Het digitaal aanvragen wordt zo veel mogelijk gestimuleerd via een op internet raadpleegbare kaart.

Door te werken met een ijkmoment, waarop grond aan bepaalde aanvragen wordt toegerekend, zal een groot aantal meldingen van wijzigingen (nu nog op grond van de (P)SAN en de (P)SN) worden voorkomen.

Organisatiekosten samenwerking natuur- en landschapsbeheer

In de huidige regeling Organisatiekosten Samenwerkingsverbanden SAN-Os (onderdeel van de (P)SAN) is de mogelijkheid voor ANV's opgenomen om tot 2010 subsidie te krijgen voor organisatiekosten voor een periode van zes jaar. Inmiddels is duidelijk geworden dat voor het bereiken van de doelstellingen voor agrarisch beheer van natuur en landschap continuering van de subsidie noodzakelijk is. De omvorming van Programma Beheer leidt tot een andere werkwijze bij het agrarisch natuurbeheer en een verdere professionalisering van de ANV is daarbij nodig.Coördinatie agrarisch beheer

De provincie geeft in het natuurbeheerplan aan in welke gebieden en voor welke beheertypen sprake is van collectief agrarisch natuurbeheer op basis van een collectief beheerplan. Daar is samenwerking van individuele beheerders noodzakelijk vanwege een goed rendement van beheer. De gebiedscoördinator speelt hierbij een belangrijke rol. De provincie kan - na overleg in het gebied- aangeven welke instantie optreedt als gecertificeerd gebiedscoördinator. Dat zal in veel gevallen een ANV zijn. Maar ook andere gecertificeerde collectieven en organisaties, die een vergelijkbare rol spelen, kunnen die taak op zich nemen. Zo valt te denken aan een TBO met een natuurterrein als kerngebied voor weidevogels of een koepelorganisatie agrarisch natuurbeheer of een provinciale stichting landschapsbeheer. En in het uiterste geval, als andere mogelijkheden niet voorhanden zijn, kan een provinciale ambtenaar optreden als gebiedscoördinator.

Organisatiekosten ANV

Voor de verdere professionalisering van de ANV's (gecertificeerd of niet) bestaat in het verlengde van de huidige SAN-os de mogelijkheid subsidie aan te vragen voor organisatiekosten. Ook bij de subsidie organisatiekosten ANV's is een (maximaal) 6-jarig werkprogramma de basis voor subsidieverlening. De subsidie wordt verstrekt voor de organisatie van activiteiten in het gebied gericht op:

  • 1.

    kennisbevordering, professionalisering en ecologische en/of landschappelijke sturing (toezicht);

  • 2.

    draagvlak, promotie en samenwerking (intern en extern);

  • 3.

    werving, aanvraagbegeleiding en administratie;

  • 4.

    kwaliteitsborging (certificering), monitoring en rapportage.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1.3

In het derde lid wordt het mogelijk gemaakt om voor collectief agrarisch beheer afzonderlijke subsidieplafonds vast te stellen. Daarmee wordt gegarandeerd dat het collectieve beheerplan in zijn geheel kan worden uitgevoerd.

Artikel 1.4

In het eerste lid is bepaald dat subsidies worden verleend via het principe 'wie het eerst komt, het eerst maalt': subsidieaanvragen die het eerst binnen zijn, worden het hoogst gerangschikt. Subsidieaanvragen die op gelijke datum binnenkomen, worden gerangschikt via loting (eerste lid).

Artikel 1.8

Ingevolge hoofdstuk 7 kunnen verleende subsidies onder voorwaarden worden gewijzigd. Een wijziging kan leiden tot verlaging van de subsidie. Gevolg daarvan kan zijn dat het jaarlijks uit te betalen voorschot aan de betreffende begunstigde minder bedraagt dan €200,-. Omdat er alleen bij de aanvraag gecontroleerd op de minimale subsidiegrens leidt dat niet tot intrekking van de subsidie.

Artikel 2.1

Het natuurbeheerplan vormt de basis voor het subsidiestelsel: in het natuurbeheerplan wordt op vastgelegd welk soort subsidie waar kan worden verstrekt. Voor subsidies natuurbeheer en subsidies agrarisch natuurbeheer wordt op topografische kaarten aangegeven welke percelen voor subsidie in aanmerking komen en welk soort subsidie op de betreffende percelen kan worden verstrekt. Dit betekent voor natuurbeheer dat van alle percelen waar gedeputeerde staten een subsidie natuurbeheer willen kunnen verstrekken, wordt bepaald tot welk natuurbeheertype dat perceel behoort. Op basis van het natuurbeheerplan kan zo exact worden bepaald waar welke subsidie kan worden verstrekt. Voor agrarisch natuurbeheer vindt de aanwijzing plaats op het niveau van agrarische beheertypen: voor ieder perceel waar gedeputeerde staten een subsidie agrarisch natuurbeheer willen kunnen verstrekken, wordt bepaald tot welk agrarisch beheertype dat perceel behoort. Er zijn momenteel vijf agrarische beheertypen. Onder deze agrarische beheertypen kunnen meerdere agrarische beheerpakketten vallen (zie bijlage 3, onderdeel B). Dit betekent dat in het natuurbeheerplan voor agrarisch natuurbeheer is vastgelegd welke scope van agrarische beheerpakketten op welke percelen kunnen worden verstrekt.

Voor subsidies landschapsbeheer wordt aangegeven binnen welke gebieden voor welke landschapsbeheertypen subsidies landschapsbeheer kunnen worden verstrekt. Er wordt dus niet op perceelsniveau, aangegeven voor welke landschapsbeheertypen subsidie kan worden verstrekt. Dit houdt verband met het gegeven dat het voor veel landschapselementen - zoals bijvoorbeeld knotwilgen - vooralsnog ondoenlijk is om exact aan te geven waar ze zijn gelegen. In de toekomst wordt ernaar gestreefd om, mede op basis van de subsidieaanvragen, ook alle landschapselementen op kaart te zetten.

Voor probleemgebiedensubsidies wordt in het natuurbeheerplan alleen bepaald waar die subsidie kan worden verstrekt. Alleen gebieden die op grond van het plattelandsontwikkelingsplan 2007-2013 zijn aangewezen als probleemgebied, mogen worden aangewezen.

Op grond van het derde lid kunnen gedeputeerde staten enkele verfijningen in het natuurbeheerplan aanbrengen. Gedeputeerde staten kunnen op basis van onderdeel a aangeven in welke gebieden de openstellingsverplichting die in beginsel is verbonden aan een subsidie natuurbeheer, in elk geval niet geldt. De reden van het niet openstellen moet zijn gelegen in een van de redenen, genoemd in artikel 3.6, vierde lid, onderdeel a.

Deze aanwijzing neemt niet weg dat subsidieontvangers ook voor gebieden die niet zijn aangewezen, een beroep kunnen doen op de vrijstellingsgronden, opgenomen in artikel 3.6, vierde lid, onderdeel a.

Op basis van de onderdelen b kunnen gedeputeerde staten aangeven voor welke percelen hogere tarieven dan de standaardtarieven kunnen gelden. Voor subsidies natuurbeheer en subsidies agrarisch natuurbeheer bestaat de mogelijkheid om hogere dan de reguliere tarieven toe te passen op percelen die alleen varend kunnen worden bereikt (zie artikel 3.8, tweede lid, onderdeel b en 4.1.1.8, eerste lid onderdeel b). Voor deze percelen geldt dat de beheerkosten hoger zijn dan voor percelen die per weg of pad bereikbaar zijn. Deze meerkosten kunnen via gebruikmaking van een hoger tarief worden vergoed.

Voor subsidies natuurbeheer bestaat voorts de mogelijkheid om voor beheertypen die worden beheerd met gebruikmaking van schaapskuddes een hoger tarief vast te stellen. Het beheren met gebruikmaken van schaapskuddes is dermate kostbaar dat de reguliere tarieven onvoldoende kostendekkend zijn. Daarom kunnen gedeputeerde staten voor deze specifieke beheervorm hogere tarieven vaststellen.

Gedeputeerde staten kunnen alleen gebruik maken van de mogelijkheid om deze hogere tarieven toe te passen voor percelen (vaartoeslag) en beheertypen (beheer met schaapskuddes) die ze als zodanig in het natuurbeheerplan hebben aangewezen.

Voor collectief agrarisch natuurbeheer kunnen in het natuurbeheerplan nadere bepalingen worden opgenomen op grond van het vierde lid van artikel 2.1. Collectief agrarisch natuurbeheer houdt het volgende in. Bepaalde soorten van agrarisch natuurbeheer zijn alleen doeltreffend als het beheer een zekere omvang heeft en verschillende soorten beheer binnen een gebied goed op elkaar zijn afgestemd. Dit is het geval bij onder andere het weidevogelbeheer: zo heeft het geen nut om aan kuikenbeheer te doen als er binnen dat gebied geen uitgesteld maaien plaatsvindt. De randvoorwaarden voor het collectief agrarisch natuurbeheer zijn neergelegd in het natuurbeheerplan. Op basis van het vierde lid kan in het natuurbeheerplan worden vastgelegd wat de buitengrenzen en de minimale oppervlakte zijn voor het gebied waar collectief agrarisch natuurbeheer plaatsvindt. Tevens kan worden bepaald welke agrarische beheerpakketten moeten voorkomen en in welke verhouding. Deze beheerpakketten zijn die pakketten die behoren tot het agrarisch beheertype van het betreffende gebied. In het collectief beheerplan dat de gebiedscoördinator in samenspraak met de participerende landbouwers opstelt, zal vervolgens op perceelsniveau worden aangegeven welk agrarisch beheerpakket wordt uitgevoerd (zie paragraaf 4.1.2, hoofdstuk 9 en bijlage 5).

Het kan voorkomen dat in een bepaald gebied niet alleen agrarisch natuurbeheer, maar ook natuurbeheer plaatsvindt dat effectief is voor het doel van het collectieve agrarische natuurbeheer. Weidevogelbeheer kan immers zowel in het kader van agrarisch natuurbeheer als in het kader van natuurbeheer plaatsvinden. Daarom moet op grond van bijlage 5 bij deze verordening het relevante natuurbeheer dat binnen het gebied plaatsvindt, worden opgenomen in het collectief beheerplan.

Artikel 3.3

Artikel 3.3 beschrijft wie in aanmerking kunnen komen voor een subsidie natuurbeheer. Dit zijn natuurlijke of rechtspersonen die bij aanvang van het eerste kalenderjaar zeggenschap hebben over het beheer krachtens een van de in het eerste lid genoemde rechten. Dit betekent dat een eigenaar die de grond in erfpacht heeft gegeven, geen subsidie meer zal kunnen aanvragen omdat de eigenaar slechts het bloot eigendom heeft en geen zeggenschap meer heeft over het grondgebruik en het beheer.

Pachters komen niet in aanmerking voor een subsidie natuurbeheer. Wel kunnen de genoemde gerechtigden die hun grond in pacht uitgeven, subsidie ontvangen, zolang ze de pacht zo hebben vorm gegeven dat de zeggenschap over het beheer nog bij hen ligt.

Het begunstigdenbegrip is voorts ingekaderd via de peildatum. De subsidie wordt verleend voor een periode van zes kalenderjaren.

De subsidieontvanger moet gedurende elk van de zes kalenderjaren waarvoor hij subsidie ontvangt, op 15 mei de zeggenschap hebben over het beheer van de grond. Wanneer dat niet het geval is, wordt de subsidie ambtshalve ingetrokken tenzij de subsidie overeenkomstig artikel 7.3 is overgedragen.

Gevolg van deze constructie is dat tijdelijke overdracht van een natuurterrein aan een derde geen gevolgen heeft voor de subsidie, zolang deze overdracht niet de datum van 15 mei omvat en de subsidieontvanger er zorg voor draagt dat de derde de subsidievoorschriften naleeft. Alleen overdracht van de zeggenschap van een natuurterrein waardoor ook op de datum van 15 mei de zeggenschap over het beheer krachtens een van de in dit artikel genoemde rechten bij een derde berust, heeft gevolgen voor de subsidie. In die gevallen zal de subsidie moeten worden overgedragen (zie artikel 7.3).

Ook samenwerkingsverbanden van de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde begunstigden kunnen subsidie ontvangen. Gevolg van de peildatum zoals die in het eerste lid, onderdeel a, is opgenomen, is dat een samenwerkingsverband alleen dan subsidie kan ontvangen als de zeggenschap over het beheer van de natuurterreinen waarvoor subsidie wordt verleend, op 15 mei van elk van de zes kalenderjaren ligt bij degenen die onderdeel van dat samenwerkingsverband uitmaken.

Artikel 3.4

Aanvragers van subsidies natuurbeheer moeten bij de aanvraag op een topografische kaart aangeven voor welke natuurterreinen welke subsidie wordt aangevraagd. De reden hiervan is dat het bestuursorgaan kan toetsen of de opgegeven oppervlakte de juiste is en of voor het natuurterrein waarvoor subsidie wordt aangevraagd, op basis van het natuurbeheerplan subsidie mag worden verstrekt.

Subsidieontvangers die zijn gecertificeerd, hoeven niet op perceelniveau aan te geven voor welke terreinen en voor welk beheertypen een subsidie natuurbeheer wordt aangevraagd. Zij moeten op een topografische kaart de buitengrenzen aangeven en een lijst van oppervlaktetotalen waarvoor de subsidies natuurbeheer worden aangevraagd indienen, uitgesplitst naar onder andere de beheertypen. Op basis van de kaart met buitengrenzen kan worden bepaald voor welke terreinen subsidies worden aangevraagd. Dit betekent dat terreinen waarvoor geen subsidie wordt aangevraagd en die liggen binnen een gebied waarvoor wel subsidies worden aangevraagd ook op de kaart moeten worden aangegeven. De certificering geldt als voldoende waarborg dat de begunstigde geen subsidie aanvraagt voor gebieden die niet zijn begrensd in het natuurbeheerplan.

Artikel 3.6

In artikel 3.6 zijn de verplichtingen opgenomen die zijn verbonden aan het verkrijgen van de subsidie. In de onderdelen a tot en met g en j wordt gesproken van 'zorg dragen voor'. De subsidieontvanger moet er zorg voor dragen dat beheer wordt gevoerd, dat het terrein is opengesteld enz. Deze formulering houdt verband met de peildatum. Gevolg van de peildatum is dat er gedurende een kalenderjaar, buiten de periode van 15 mei van dat jaar, anderen de zeggenschap over het beheer van het natuurterrein kunnen hebben, zonder dat dat gevolgen heeft voor de ontvanger van de subsidie. Degene die de grond 15 mei heeft, krijgt het betreffende kalenderjaar de jaarvergoeding en is tevens verantwoordelijk voor het naleven van de subsidieverplichtingen. Als dus een derde de grond in gebruik heeft, moet de subsidieontvanger er zorg voor dragen dat die derde de subsidievoorschriften naleeft. Als dat niet het geval is, kan zijn subsidie worden verlaagd. In de onderdelen h en i is niet gekozen voor de formulering 'draagt zorg voor', omdat het in de onderdelen h en i gaat om meldingsplichten. De subsidieontvanger, en niet een eventuele derdegebruiker, is gehouden de meldingen te doen.

Samenwerkingsverbanden die subsidie ontvangen, moeten met degenen die onderdeel van dat samenwerkingsverband uitmaken en de natuurterreinen beheren, schriftelijke afspraken maken zodat wordt geborgd dat de subsidievoorschriften worden nageleefd en een vergoeding bij de feitelijke beheerder terecht komt.

De afspraken hoeven alleen te worden gemaakt met beheerders die op de peildatum, 15 mei, de zeggenschap hebben over de natuurterreinen waarvoor subsidie kan worden verstrekt. Dit is een logisch gevolg van het feit dat met een peildatum wordt gewerkt.

In de leden vier tot en met zeven zijn de voorschriften opgenomen die gelden als een terrein waarvoor subsidie wordt verstrekt, niet kan worden opengesteld. In de provinciale Subsidieregeling natuurbeheer (PSN) was opgenomen dat een ontheffing moet worden aangevraagd als een (gedeelte van een) terrein niet kon worden opengesteld. In de onderhavige regeling is een versoepeling doorgevoerd: als een terrein om redenen, genoemd in het vierde lid, niet kan worden opengesteld is dat gedeelte vrijgesteld van openstelling. Enkel een melding van de sluiting is verplicht, tenzij de afsluiting van het terrein al in het natuurbeheerplan is aangegeven conform artikel 2.1, derde lid, onderdeel a. Als de vrijstellingsmogelijkheden niet voldoende ruimte bieden en om andere redenen een terrein moet worden afgesloten, moet alsnog een ontheffing worden aangevraagd.

Artikelen 3.7 en 3.8

Een subsidie natuurbeheer bestaat uit zes jaarvergoedingen, welke afhankelijk zijn van onder andere het beheertype waarvoor subsidie is verleend, en het aantal hectares waarvoor subsidie wordt verleend. Omdat de beheerder van een natuurterrein gedurende de zes kalenderjaren beheer moet voeren en dus kosten maakt, wordt ieder jaar een gedeelte van de subsidie uitbetaald. Dit gedeelte wordt de eerste vijf jaren als voorschot uitbetaald (3.7, derde lid). Het zesde jaar wordt de laatste jaarvergoeding uitgekeerd en wordt de subsidie tevens vastgesteld (3.10, eerste lid).

Als voor een natuurterrein subsidie wordt verleend, geldt gedurende de zes kalenderjaren waarvoor deze wordt verstrekt, voor ieder beheertype het tarief dat bij aanvraag van de subsidie gold. De tarieven worden dus niet jaarlijks geïndexeerd. Wel stellen gedeputeerde staten jaarlijks voor nieuw af te sluiten subsidies nieuwe tarieven vast. Daarbij wordt rekening gehouden met de ontwikkeling van de tarieven in die periode.

Gedeputeerde staten kunnen hogere tarieven vaststellen voor percelen die alleen varend kunnen worden bereikt of voor beheertypen die worden beheerd met gebruikmaking van schaapskuddes met herders. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 2.1.

De jaarlijks vast te stellen tarieven vallen onder de reikwijdte van artikel 11, derde lid, van de Wet inrichting landelijk gebied. Ze zullen aan de minister ter goedkeuring worden voorgelegd.

Artikel 3.9

In dit artikel wordt onder andere de basis gelegd voor gedeputeerde staten om bij twijfel over het gevoerde beheer aanwijzingen te geven ten aanzien van het beheer (zie onderdeel c).

Artikel 3.10

Omdat de hoogte van de subsidie is vastgesteld met behulp van normbedragen en het aantal hectares waarvoor subsidie wordt verleend bij gedeputeerde staten bekend is, is het niet nodig aan het einde van de zes kalenderjaren rekening en verantwoording af te leggen en kan de subsidie ambtshalve worden vastgesteld.

Artikel 4.1.1.2

Een subsidie agrarisch natuurbeheer wordt verstrekt voor zes beheerjaren. In de beheerpakketten staat opgenomen op welk moment van een kalenderjaar het beheerpakket aanvangt. In de regel zal een beheerpakket per 1 januari van een jaar ingaan, waardoor de beheerjaren gelijk lopen met kalenderjaren. Voordeel hiervan is dat de randvoorwaarden - die van toepassing zijn voor subsidies agrarisch natuurbeheer - aan kalenderjaren zijn gebonden: het niet voldoen aan de randvoorwaarden in enig kalenderjaar leidt tot een korting van de jaarbetaling die dat kalenderjaar wordt gedaan.

Voor enkele agrarische beheerpakketten is het moeilijk de systematiek van kalenderjaren te volgen. Zo loopt bijvoorbeeld voor het beheerpakket overwinterende ganzen de beheerperiode van oktober van het ene jaar tot maart van het volgende jaar.

Artikel 4.1.1.3

Subsidies agrarisch natuurbeheer kunnen worden verleend aan een ieder die bij aanvang van een eerste beheerjaar een gebruiksrecht - zakelijk of persoonlijk - heeft voor de grond. Dus ook pachters kunnen - in tegenstelling tot wat geldt bij subsidies natuurbeheer - zelf een subsidie agrarisch natuurbeheer aanvragen. Hij moet voorts gedurende elk van de zes beheerjaren waarvoor hij subsidie ontvangt, op 15 mei de beheerder zijn van de grond. Wanneer dat niet het geval is, wordt de subsidie ambtshalve ingetrokken tenzij de subsidie overeenkomstig artikel 7.3 is overgedragen.

Artikel 4.1.1.5

De weigeringsgrond in het eerste lid, onderdeel c, ziet ook op onregelmatigheden die zijn begaan inzake agrarisch natuurbeheer waarvoor subsidie is of wordt ontvangen op grond van een andere subsidieregeling dan onderhavige.

Artikel 4.1.1.6

In artikel 4.1.1.6 zijn de verplichtingen opgenomen die zijn verbonden aan het verkrijgen van de subsidie agrarisch natuurbeheer. In de onderdelen a tot en met d en g wordt gesproken van 'zorg dragen voor'. Zo moet de subsidieontvanger er zorg voor dragen dat de voorschriften behorend bij het beheerpakket waarvoor hij subsidie ontvangt worden uitgevoerd. Deze formulering houdt verband met de peildatum. Gevolg van de peildatum is dat er gedurende een beheerjaar, buiten de datum van 15 mei van dat jaar, anderen de landbouwgrond in gebruik hebben, zonder dat, dat gevolgen heeft voor de ontvanger van de subsidie. Degene die de grond 15 mei heeft, krijgt het betreffende beheerjaar de jaarvergoeding en is tevens verantwoordelijk voor dat eventuele derdegebruikers zich aan de verplichtingen houden. Als dus een derde de grond in gebruik heeft, moet de subsidieontvanger er zorg voor dragen dat die derde de subsidievoorschriften naleeft. Als dat niet het geval is, kan zijn subsidie worden verlaagd. In de onderdelen e en f is niet gekozen voor de formulering 'draagt zorg voor', omdat het in de onderdelen e en f gaat om meldingsplichten. De subsidieontvanger, en niet een eventuele derdegebruiker, is gehouden de meldingen te doen.

In het eerste lid, onderdeel c, is de verplichting opgenomen dat op het bedrijf van de subsidieontvanger én op de landbouwgrond waarvoor hij subsidie ontvangt, de voorschriften, opgenomen in artikel 6 en bijlage I, van de Regeling GLB inkomenssteun 2006 (randvoorwaarden) worden nageleefd. In de meeste gevallen zal het perceel waarvoor subsidie wordt verleend, behoren tot het bedrijf van de subsidieontvanger. In geval van (tijdelijke) grondoverdracht hoeft dat echter niet het geval te zijn. Daarom is het nodig om expliciet te vermelden dat op het perceel waarvoor hij subsidie ontvangt, de randvoorwaarden moeten worden nageleefd.

Op basis van het tweede lid moeten subsidieontvangers die hun subsidie in het kader van het plattelandsontwikkelingsprogramma ontvangen (zie bijlage 4, onderdeel A) voldoen aan de zogenoemde aanvullende randvoorwaarden.

Dit betreffen de voorschriften als bedoeld in artikel 51, eerste lid, tweede alinea, van verordening (EG) nr. 1698/2005). De exacte voorschriften waaraan moet worden voldaan, zijn opgenomen in bijlage 4, onderdeel B.

Ingevolge het derde lid moet een subsidieontvanger ieder jaar uiterlijk 15 mei een aanvraag indienen voor het verkrijgen van de jaarvergoeding. De jaarvergoedingen worden dus niet - zoals dat bij subsidies natuurbeheer het geval is - ambtshalve als voorschot uitgekeerd. Voor subsidies agrarisch natuurbeheer die met Europese middelen worden gecofinancierd, is aanvragen van de jaarvergoeding met de verzamelaanvraag verplicht op grond van artikel 8 van verordening (EG) nr. 1975/2006. Voor subsidies die met nationale middelen worden betaald, is deze systematiek van overeenkomstige toepassing. In de aanvraag tot betaling van de jaarvergoeding geeft een subsidieontvanger aan voor welke percelen welke subsidie wordt aangevraagd.

Gedeputeerde staten stellen het formulier op waarmee de jaarbetalingen worden aangevraagd. De oorsprong van de aanvraag tot betaling van de jaarvergoeding ligt in de Europese regelgeving. Deze aanvraag is relevant voor agrarisch natuurbeheer, voor probleemgebieden maar ook voor subsidies in het kader van de eerste pijler van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. De Europese regelgeving (artikelen 7 en 8 van verordening (EG) nr. 1975/2006) schrijft voor dat voor het aanvragen van deze subsidies gebruik moet worden gemaakt van de zogenoemde verzamelaanvraag. Op deze wijze kunnen voor de verschillende subsidies zogenoemde kruiscontroles worden gedaan, waarbij de vraag of verschillende landbouwers subsidie voor éénzelfde perceel ontvangen centraal staat. Binnen Nederland worden de subsidies binnen de eerste pijler van het GLB door de minister van LNV verstrekt en de subsidies in het kader van het agrarisch natuurbeheer en voor probleemgebieden door de provincies. De formulieren voor de verzamelaanvraag worden dan ook opgesteld door verschillende bestuursorganen. Dit neemt niet weg dat de beide formulieren - voor zover het gaat om subsidies betaald met Europese middelen - moeten worden beschouwd als één verzamelaanvraag. In de uitvoering zullen de formulieren ook gezamenlijk aan de landbouwers worden verstrekt.

Artikel 4.1.1.7 en 4.1.1.10

Een subsidie agrarisch natuurbeheer bestaat uit zes jaarvergoedingen, welke afhankelijk zijn van onder andere het agrarisch beheerpakket, en het aantal hectares waarvoor subsidie wordt verleend. Omdat de beheerder van landbouwgrond gedurende de zes beheerjaren beheer moet voeren en dus kosten maakt, wordt ieder jaar een gedeelte van de subsidie uitbetaald, voor zover een aanvraag tot betaling van de jaarvergoeding is gedaan. De jaarvergoedingen worden de eerste vijf jaren als voorschot uitbetaald (4.1.1.7, derde lid). Het zesde jaar wordt de laatste jaarvergoeding uitgekeerd en wordt de subsidie tevens vastgesteld (4.1.1.10, eerste lid).

Artikelen 4.1.1.8 en 4.1.1.9

Op grond van artikel 4.1.1.8, eerste lid, wordt de jaarvergoeding ieder jaar opnieuw vastgesteld, niet alleen voor nieuwe subsidies maar ook voor lopende subsidies. Op deze wijze wordt bewerkstelligd dat gedurende de zes beheerjaren zoveel als mogelijk marktconforme jaarvergoedingen worden verstrekt.

De tarieven zullen voor de verschillende beheerpakketten ieder jaar overeenkomstig de uitgangpunten van artikel 39, vierde lid, van verordening (EG) nr. 1698/2005, worden vastgesteld. De tarieven bestaan uit de volgende componenten: 1. de gederfde inkomsten als gevolg van de beheervoorschriften die onderdeel uitmaken van de subsidie, 2. de extra kosten die moeten worden gemaakt en 3. eventueel transactiekosten.

Omdat ieder jaar nieuwe tarieven worden vastgesteld, kan in de beschikking tot subsidieverlening het bedrag waarop de subsidieontvanger over de zes beheerjaren recht heeft niet worden opgenomen Daarom zal in de beschikking worden opgenomen op welke wijze de tarieven worden berekend (artikel 4.1.1.9).

Gedeputeerde staten kunnen voor percelen die alleen varend kunnen worden bereikt hogere tarieven vaststellen. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 2.1.

Artikel 4.1.2.1

Deelnemers aan het collectieve agrarisch natuurbeheer dienen eerst een steunaanvraag in. In deze steunaanvraag wordt aangegeven van welk collectief beheerplan de aanvraag deel uitmaakt, en met welk oppervlak minimaal en maximaal aan een of meerdere pakketten uit het collectief beheerplan wordt deelgenomen.

Artikel 4.1.2.2

Artikel 4.1.2.2 bevat de eisen voor deelname aan een subsidie agrarisch natuurbeheer in het kader van collectief agrarisch natuurbeheer, die gelden in aanvulling op de in artikel 4.1.1.5 neergelegde voorwaarden voor subsidies agrarisch natuurbeheer.

Artikel 4.1.2.4

Uit ecologische overwegingen kan het gewenst zijn om een bepaald beheerpakket wat langer uit te voeren, of in aanvulling op het pakket extra maatregelen uit te voeren. Het eerste lid biedt de mogelijkheid om voor maatregelen die in Bijlage 7 onderdeel C, subonderdelen 1 en 2 hiervoor een vergoeding te verstrekken.

Aanvragen hiervoor worden ingediend via de gebiedscoördinator. Uitbetaling van de vergoedingen vindt gelijktijdig plaats met uitbetalingen in het kader van de verzamelaanvraag (vijfde lid).

Artikel 4.2.3 en 4.2.4

Een probleemgebiedensubsidie is een jaarlijks te verstrekken subsidie die - anders dan de meerjarige subsidies natuurbeheer en agrarisch natuurbeheer - wordt aangevraagd met gebruikmaking van de zogenoemde verzamelaanvraag die uiterlijk 15 mei moet zijn ingediend. Landbouwers die op 15 mei de grond in gebruik hebben, hebben recht op betaling van de subsidie. Deze systematiek is dezelfde als die van toepassing is voor de binnen de eerste pijler van het gemeenschappelijk landbouwbeleid door de Minister van LNV te verstrekken bedrijfstoeslagen.

Artikel 4.2.5

Onder het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2000-2007 werd de probleemgebiedensubsidie verstrekt voor een periode van zes jaar. Deze subsidies kunnen doorlopen tot uiterlijk 1 januari 2012. Het tweede lid voorkomt dat op eenzelfde perceel zowel een zesjarige subsidie als een éénjarige probleemgebiedensubsidie wordt verstrekt.

Artikel 4.2.6

In onderdeel a is opgenomen dat de landbouwer er zorg voor draagt dat gedurende het kalenderjaar waar de subsidie betrekking op heeft, zowel op de landbouwgrond waarvoor hij subsidie ontvangt als op zijn gehele bedrijf, wordt voldaan aan de voorschriften, opgenomen in artikel 6 en bijlage I, van de Regeling GLB inkomenssteun 2006 (randvoorwaarden). De achtergrond van deze bepaling is de volgende. Landbouwers die op de peildatum landbouwgrond in gebruik hebben op grond van een zakelijk of persoonlijk recht, komen in aanmerking voor een probleemgebiedensubsidie. Het kan voorkomen dat een landbouwer gedurende een gedeelte van het betreffende kalenderjaar de landbouwgrond aan een derde in gebruik geeft of heeft gegeven. Ook in dat geval moeten op het perceel waarvoor de probleemgebiedensubsidie wordt verstrekt, de randvoorwaarden worden nageleefd, ook al behoort dat perceel niet meer tot het bedrijf van de subsidieontvanger. Daarom is in de formulering van de subsidieverplichting gekozen voor de formulering 'zorg dragen voor' en wordt een onderscheid gemaakt tussen het voldoen aan de randvoorwaarden op het bedrijf van de subsidieontvanger en het voldoen aan de randvoorwaarden op het perceel.

Artikel 4.2.10

Volgens het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007 - 2013 is het mogelijk om in specifieke gebieden alleen een probleemgebiedenvergoeding te geven. De koppeling met een subsidie voor agrarisch natuurbeheer is in die gebieden losgelaten.

Artikel 5.1.2.1 en 5.1.3.1

Een subsidie landschapsbeheer kan worden verstrekt voor:

  • -

    landschapselementen die zijn gelegen op terreinen die zijn aangewezen als natuurterrein. De begunstigden zijn dezelfde begunstigden als zij die in aanmerking komen voor een subsidie natuurbeheer, met uitzondering van gemeenten.

  • -

    Landschapselementen die zijn gelegen buiten natuurterreinen. Begunstigden zijn landbouwers die het landschapselement beheren krachtens een zakelijk of persoonlijk recht. Overigens geldt dat het begrip landbouwes in deze breed moet worden gezien. Ook particulieren die een landschapselement buiten natuurterreinen beheren vallen onder deze noemer.

Voor beide subsidies geldt de systematiek van de peildatum: degene die op de peildatum de zeggenschap heeft over het beheer (natuurbeheer of samenwerkingsverbanden) of het beheer voert (agrarisch natuurbeheer), heeft recht op de jaarvergoeding.

Artikel 5.1.2.3 en 5.1.3.3

Net als bij een subsidie natuurbeheer geldt voor een subsidie landschapsbeheer binnen natuurterreinendat de subsidieontvanger als belangrijkste subsidieverplichting een algemene beheerverplichting heeft: hij draagt er zorg voor dat alle beheeractiviteiten worden verricht die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van het op het natuurterrein aanwezige landschapselement en dat geen handelingen worden verricht of gedoogd die afbreuk doen aan de instandhouding van het landschapselement.

Voor de ontvangers van een subsidie landschapselementen buiten natuurterreinen gelden concrete beheervoorschriften, zoals dat ook bij subsidies agrarisch natuurbeheer het geval is. Wat betreft de achtergrond van het feit dat in het artikel gebruik wordt gemaakt van de formulering 'draagt er zorg voor' zij verwezen naar de toelichting bij de artikelen 3.6 en 4.1.1.6.

Als voor het beheer van een landschapselement subsidie wordt verleend, geldt gedurende de zes kalenderjaren waarvoor deze wordt verstrekt, voor ieder beheertype het tarief dat bij aanvraag van de subsidie gold. De tarieven worden dus niet jaarlijks opnieuw vastgesteld.

Wel stellen gedeputeerde staten jaarlijks voor nieuw af te sluiten subsidies nieuwe tarieven vast (5.1.2.5 en 5.1.3.5).

Artikel 5.1.2.4, 5.1.2.5, 5.1.2.7 en respectievelijk 5.1.3.4, 5.1.3.5, 5.1.3.7

De subsidie landschapsbeheer bestaat uit zes jaarvergoedingen, welke afhankelijk zijn van onder andere het landschapselement waarvoor subsidie is verleend, en het aantal landschapselementen waarvoor subsidie wordt verleend. Omdat de beheerder van een landschapselement gedurende de zes kalenderjaren beheer moet voeren en dus kosten maakt, wordt ieder jaar een gedeelte van de subsidie uitbetaald. Dit gedeelte wordt de eerste vijf jaren als voorschot uitbetaald (5.1.2.4, derde lid en 5.1.3.4, derde lid). Het zesde jaar wordt de laatste jaarvergoeding uitgekeerd en wordt de subsidie tevens vastgesteld (5.1.2.7, eerste lid en 5.1.3.7, eerste lid).

Artikel 5.1.3.3

Ingevolge het derde lid moet een subsidieontvanger ieder jaar uiterlijk 15 mei een aanvraag indienen voor het verkrijgen van de jaarvergoeding. De jaarvergoedingen worden dus niet - zoals dat bij subsidies landschapsbeheer in natuurterreinen het geval is - ambtshalve als voorschot uitgekeerd. De aanvraag verloopt via de zogenaamde verzamelaanvraag.

Artikel 6.4

Onderdeel van een aanvraag voor subsidie organisatiekosten is een activiteitenplan waarin de activiteiten voor het ondersteunen en stimuleren van agrarisch natuurbeheer worden beschreven.

Artikel 7.1

Overmacht of uitzonderlijke omstandigheden kunnen een reden zijn om subsidie te beëindigen. De voorschriften inzake overmacht en uitzonderlijke omstandigheden zijn bij subsidies natuurbeheer en subsidies landschapsbeheer binnen natuurterreinen iets soepeler dan bij subsidies agrarisch natuurbeheer, subsidies landschapsbeheer buiten natuurterreinen en probleemgebiedensubsidies (zie het eerste en tweede lid). Voor subsidies natuurbeheer en subsidies landschapsbeheer binnen natuurterreinen zijn de termen overmacht en onvoorziene omstandigheden niet nader ingevuld, voor subsidies agrarisch natuurbeheer, subsidies landschapsbeheer buiten natuurterreinen en probleemgebiedensubsidies is dat wel het geval. De oorsprong van dit verschil is gelegen in het feit dat subsidies agrarisch natuurbeheer, subsidies landschapsbeheer buiten natuurterreinen en probleemgebiedensubsidies, in elk geval gedeeltelijk, onderdeel vormen van het plattelandsontwikkelingsprogramma. In het Nederlands plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013 (POP) staat opgenomen dat Nederland als overmacht of uitzonderlijke omstandigheden beschouwd de in artikel 47, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1974/2006 bedoelde gevallen. Dit zijn: overlijden of arbeidsongeschiktheid van de subsidieontvanger, onvoorzienbare onteigening van een gedeelte van het bedrijf, ernstige natuurrampen, het door een ongeluk tenietgaan van een veehouderijbedrijf of een epizoötie die de veestapel van de landbouwer geheel of gedeeltelijk treft. Op grond van de Europese voorschriften mag in dergelijke gevallen de subsidie worden ingetrokken zonder dat het subsidiebedrag geheel of gedeeltelijk moet worden teruggevorderd. De Europese voorschriften zijn op grond van het POP enkel van toepassing op subsidies die in het kader van het POP worden verstrekt. Dit betreft een gedeelte van de subsidies agrarisch natuurbeheer (niet zijnde regionaal maatwerk, zie bijlage 3, onderdeel B, onder 2), en een gedeelte van de subsidies landschapsbeheer (subsidies verstrekt aan begunstigden als bedoeld in artikel 5.1.1.1, onderdeel b).

Niet alle gevallen van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden zullen leiden tot beëindiging van de subsidie. Op grond van het derde lid honoreren gedeputeerde staten het verzoek tot beëindiging als de overmacht of de uitzonderlijke omstandigheden van dien aard zijn dat het doel van de subsidie niet kan worden bereikt. Dit betekent dat gevallen van tijdelijke overmacht of tijdelijke onvoorziene omstandigheden niet per definitie leiden tot beëindiging van de subsidie. Gedeputeerde staten zullen dus bij verzoeken op basis van het eerste of tweede lid steeds een afwezig moeten maken: heeft het - in het licht van de doelstelling van de subsidie - zin de subsidie voort te zetten of niet (vierde lid).

Artikel 7.2

In geval van overlijden zullen de zesjarige subsidies natuurbeheer, subsidies landschapsbeheer of subsidies agrarisch natuurbeheer in de regel worden vastgesteld met ingang van de datum van overlijden van de begunstigde. Echter, als de rechtsopvolger onder algemene titel de rechten en verplichtingen die behoren bij de subsidie voor de resterende looptijd wil overnemen, is dat onder voorwaarden mogelijk. Als een verzoek daartoe niet binnen zes maanden na het overlijden van de begunstigde bij gedeputeerde staten is ingediend, trekken gedeputeerde staten de subsidie in.

Artikel 7.3

Artikel 7.3 gaat over de overdracht van de rechten en verplichtingen die zijn verbonden aan subsidies natuurbeheer, subsidies landschapsbeheer of subsidies agrarisch natuurbeheer in verband met overdracht van grond. Voor subsidies natuurbeheer en subsidies landschapsbeheer binnen natuurterreinen geldt dat een verzoek tot overdracht van deze rechten en verplichtingen kan worden ingediend als de zeggenschap krachtens een van de in artikel 3.3, eerste lid, onderdeel a, of 5.1.2.1, eerste lid, genoemde rechten overgaat (eerste lid). Voor subsidies agrarisch natuurbeheer en subsidies agrarisch landschapsbeheer buiten natuurterreinen geldt dat een verzoek tot overdracht van deze rechten en verplichtingen kan worden ingediend als het beheer over de landbouwgrond of de landschapselementen wordt overgedragen (tweede lid).

Subsidies behoeven niet te worden overgedragen als de zeggenschap over het beheer (natuurbeheer of agrarisch natuurbeheer) tijdelijk overgaat en deze tijdelijke overgang valt buiten de peildatum van 15 mei. Zodra de overdracht wel de peildatum van 15 mei van een van de kalender- of beheerjaren behelst, heeft de begunstigde geen recht meer op de jaarbetaling (zie begunstigdenbegrip art. 3.3, art 4.1.1.3, art 5.1.2.1 en 5.1.3.1). Hij is er dan dus bij gebaat de subsidie over te dragen aan degene die wel als begunstigde kan worden aangemerkt.

Voor subsidies natuurbeheer en subsidies landschapsbeheer binnen natuurterreinen moet de overdracht uiterlijk 1 juli worden aangevraagd (derde lid). Voor subsidies agrarisch natuurbeheer en landschapsbeheer buiten natuurterreinen moet de jaarbetaling via de verzamelaanvraag uiterlijk 15 mei van een beheerjaar worden aangevraagd. Om te kunnen toetsen of de verzamelaanvraag correct is gedaan, en degene die de jaarbetaling aanvraagt ook recht heeft op de jaarbetaling, moeten mutaties voor subsidies agrarisch natuurbeheer en landschapsbeheer buiten natuurterreinen uiterlijk op de peildatum worden doorgegeven (zie vierde lid).

Het moment dat de rechten en verplichtingen daadwerkelijk overgaan van de oorspronkelijke subsidieontvanger naar de nieuwe, is afhankelijk van het moment waarop de zeggenschap over het beheer of het beheer over wordt gedragen. Vindt de overdracht plaats na de peildatum maar nog binnen het kalenderjaar of beheerjaar, dan is de subsidieontvanger op grond van zijn subsidieverplichtingen (draagt zorg voor) gedurende dat kalenderjaar of beheerjaar nog verantwoordelijk voor de uitvoering van het beheer en de overige subsidieverplichtingen. Hij zal civielrechtelijk kunnen regelen dat de subsidieverplichtingen worden nageleefd. De subsidie gaat dan ook pas over vanaf aanvang van het nieuwe kalenderjaar of beheerjaar.

Vindt de overdracht plaats lopende het kalenderjaar of beheerjaar, maar nog voor de peildatum, dan gaat de subsidie over vanaf het moment van overdracht, namelijk het moment dat de nieuwe subsidieontvanger als begunstigde geldt: de nieuwe subsidieontvanger heeft immers op de peildatum van dat kalenderjaar de zeggenschap over het beheer van het natuurterrein of de landschapselementen of beheert op het peilmoment de landbouwgrond of de landschapselementen. De subsidieverplichtingen blijven dan dus tot het moment van overdracht liggen bij de oorspronkelijke begunstigde. Dit omdat de nieuwe begunstigde geen invloed heeft op de activiteiten die de oorspronkelijke subsidieontvanger uitvoert voor de overdracht.

Artikel 7.4

In artikel 44, tweede lid, van verordening (EG) nr. 1974/2006 staat verwoord onder welke voorwaarden de agromilieuverbintenissen voortijdig mogen worden beëindigd zonder dat de inmiddels betaalde jaarvergoedingen moeten worden terugbetaald. Deze voorwaarden zijn van toepassing op subsidies agrarisch natuurbeheer en subsidies landschapsbeheer buiten natuurterreinen. Op grond van artikel 44, tweede lid, onderdeel a, is voortijdige beëindiging toegestaan als de begunstigde al een belangrijk gedeelte van de verbintenis heeft uitgevoerd en als zijn landbouwactiviteiten definitief beëindigd zijn en als overname van de subsidie niet haalbaar is.

Artikel 7.5

Artikel 7.5 biedt de mogelijkheid om het natuurterrein, de landbouwgrond of de landschapselementen waarop een subsidie natuurbeheer, landschapsbeheer of agrarisch natuurbeheer ziet, uit te breiden. Deze mogelijkheid is echter beperkt: de uitbreiding moet leiden tot een verhoging van jaarvergoeding van ten minste €50,-. Achtergrond van deze beperking is onder andere de beheersing van uitvoeringskosten. Voor agrarisch natuurbeheer en agrarisch landschapsbeheer buiten natuurterreinen is het tevens een uitvoering van artikel 45 van verordening (EG) nr. 1974/2006. Daar staat onder andere dat vergroting van het terrein alleen mag zijn toegestaan als dat gunstig is voor de betrokken maatregel, als het gerechtvaardigd is vanuit het oogpunt van de aard van de verbintenis, de duur van de resterende looptijd en de omvang van de oppervlakte. Tegen deze achtergrond is de maximale uitbreiding beperkt en is de uitbreiding slechts eenmaal per jaar toegestaan.

Artikel 7.6

Voor subsidies agrarisch natuurbeheer en subsidies landschapsbeheer buiten natuurterreinen zijn de mogelijkheden voor verkleining van het areaal, waarvoor subsidie ontvangen wordt, beperkt overeenkomstig artikel 45, vierde lid, van verordening (EG) 1974/2006. Dat artikel staat toe dat in geval van herverkaveling of ruilverkaveling van overheidswege of in geval van ruilverkaveling die is goedgekeurd door de bevoegde autoriteit, de subsidie voortijdig wordt beëindigd zonder dat de reeds betaalde jaarvergoedingen worden terugbetaald.

Artikel 7.8

Op grond van de Europese voorschriften zijn agromilieuverbintenissen (subsidies agrarisch natuurbeheer en subsidies landschapsbeheer buiten natuurterreinen) subsidies met een bovenwettelijk karakter: er wordt geen subsidie gegeven voor zaken die wettelijk al verplicht zijn, maar er wordt subsidie gegeven ter stimulering van zaken die niet wettelijk verplicht zijn. Alleen voor bovenwettelijke activiteiten mag subsidie worden toegekend. Wijziging van het wettelijk kader kan gevolgen hebben voor de vergoedingsmarge: wat tot op heden bovenwettelijk was, kan met de introductie van nieuwe wettelijke bepalingen een wettelijk voorschrift worden. Als dat zich voordoet, moet de subsidie worden aangepast. Omdat een subsidieontvanger niet kan worden verplicht een subsidie onder minder gunstige voorwaarden te accepteren, biedt het tweede lid de ruimte om de subsidie te beëindigen zonder dat de reeds betaalde jaarvergoedingen worden teruggevorderd.

Artikel 8.1.6

Als gedeputeerde staten een certificaat van een subsidieontvanger intrekken, is de subsidieontvanger niet langer gerechtigd de subsidie te blijven ontvangen onder de voorwaarden die gelden voor gecertificeerde begunstigden. Daarom trekken gedeputeerde staten de subsidie in beginsel in, tenzij de begunstigde aangeeft de subsidie te willen blijven ontvangen onder de voorwaarden die gelden voor niet gecertificeerde begunstigden. Dit betekent dat de subsidieontvanger alsnog de gegevens moet verstrekken die zijn vereist op artikel 3.4, eerste en tweede lid.

Artikel 8.2.4

Een subsidie voor incidentele en structurele kosten van certificering wordt op projectbasis verstrekt. Onderdeel van de aanvraag is een overzicht van de activiteiten die moeten worden verricht voor het verkrijgen of instandhouden van de certificering en de bijbehorende kosten.

Artikel 9.2

Dit artikel biedt de ruimte om een collectief beheerplan jaarlijks te wijzigen / aan te passen op basis van ecologische en bedrijfseconomische redenen (eerste lid). Het tweede lid biedt de mogelijkheid om tot 1 februari nog kleine wijzigingen door te voeren.

Artikel 10.1

Dit artikel geeft voor subsidies natuurbeheer, subsidies landschapsbeheer, subsidies agrarisch natuurbeheer en probleemgebiedensubsidies de kaders voor het verlagen van de jaarlijks uit te betalen voorschotten (jaarbetalingen) en het vast te stellen totale subsidiebedrag. Uitgangspunt zal zijn dat aan het einde van een kalenderjaar of beheerjaar zoveel mogelijk dat jaar wordt afgesloten. Dit betekent dus dat niet alleen aan het einde van de subsidieduur een besluit wordt genomen over het al dan niet verlagen van de subsidie, maar in beginsel aan het einde van ieder kalenderjaar of beheerjaar.

Voor natuurbeheer of landschapsbeheer op natuurgrond vindt een eventuele verlaging plaats op basis van door GS vastgesteld beleidsregels.

Voor agrarisch natuur en landschapsbeheer buiten natuurterreinen hangt de verlaging samen met de Europese voorschriften die gelden voor agromilieuverbintenissen. Deze moeten jaarlijks worden uitbetaald (zie artikel 39, vierde lid, van verordening (EG) nr. 1698/2005 en punt 51 van de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector 2007-2013). Alleen in geval van zeer ernstige overtredingen zullen reeds betaalde voorschotten worden teruggevorderd.

Artikel 10.2

Voor de subsidie agrarisch natuurbeheer, probleemgebiedensubsidie en subsidie landschapsbeheer buiten natuurterreinen geldt als subsidievoorwaarde dat de randvoorwaarden gemeenschappelijk landbouwbeleid moeten worden nageleefd. Uit de Europese voorschriften inzake plattelandsontwikkelingssteun (verordening 1975/2006) volgt dat bij niet naleving van de randvoorwaarden in een kalenderjaar de betalingen (bij probleemgebiedensubsidie) of de jaarvergoedingen (bij subsidies agrarisch natuurbeheer of landschapsbeheer buiten natuurterreinen) die in dat kalenderjaar worden gedaan of betaald, moet worden verlaagd. De uitgangspunten die gelden voor de hoogte van de verlaging zijn identiek aan de voorschriften die gelden voor subsidie verleend in het kader van de eerste pijler van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Deze uitgangspunten zijn uitgewerkt in de Beleidsregels normenkader randvoorwaarden GLB van de Minister van LNV. Omdat de Europese voorschriften uitgaan van één kortingensystematiek, zijn de Beleidsregels normenkader randvoorwaarden GLB van overeenkomstige toepassing verklaard op het niet naleven van de randvoorwaarden GLB in het kader van onder deze verordening vallende subsidies.

Ook al worden niet alle subsidies agrarisch natuurbeheer, probleemgebiedensubsidies en subsidies landschapsbeheer buiten natuurterreinen betaald met Europese middelen, toch zijn de randvoorwaarden van toepassing en wordt ook het kortingenkader zoals dat voor Europese subsidie geldt, van overeenkomstige toepassing verklaard. Dit omdat het niet wenselijk is om subsidieontvangers, die gelijke soorten subsidies ontvangen onder gelijke subsidievoorwaarden, verschillend te behandelen.

Voor subsidies agrarisch natuurbeheer en subsidies landschapsbeheer buiten natuurterreinen die onderdeel uitmaken van het plattelandsontwikkelingsprogramma (zie bijlage 4, onderdeel B) gelden nog enkele aanvullende randvoorwaarden. De kortingensystematiek die voor overtredingen van deze aanvullende randvoorwaarden gelden, is neergelegd in het derde lid.

Artikel 10.3

Dit artikel ziet op de situatie waarin op grond van artikel 7.3, zevende lid, de subsidie wordt overgedragen gedurende een beheerjaar of kalenderjaar, maar vóór de peildatum. In dat geval gaat de subsidie over vanaf het moment dat de grond wordt overgedragen. Als de oorspronkelijk begunstigde gedurende de periode van het betreffende kalenderjaar of beheerjaar een overtreding van de randvoorwaarden heeft begaan, kan deze overtreding worden toegerekend aan de nieuwe begunstigde die op de peildatum van dat kalenderjaar of beheerjaar begunstigde is. Op deze wijze wordt bewerkstelligd dat overtredingen begaan in enig kalenderjaar of beheerjaar niet door de overdracht zonder gevolgen blijven.

Artikel 12.1

Het nieuwe stelsel treedt gefaseerd in werking. Per 1 januari 2010 treden de onderdelen agrarisch natuurbeheer en landschapsbeheer buiten natuurterreinen van deze verordening in werking, evenals de Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls Natuur en Landschapsbeheer. Subsidies voor natuurbeheer worden hangende de staatssteungoedkeuring vooralsnog via de PSN verleend.

Artikelen 12.3

Subsidies verstrekt onder een provinciale Subsidieregeling natuurbeheer of een provinciale Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer kunnen onder voorwaarden worden omgezet naar een op grond van deze verordening te verstrekken subsidie. De omzetting moet op grond van het natuurbeheerplan zijn toegestaan. Tevens moet worden voldaan aan de voorwaarden opgenomen in artikel 27, 12e lid van (EG) Verordening 1974/2006.

Artikel 12.4

Wanneer subsidies verstrekt onder een provinciale Subsidieregeling natuurbeheer, een provinciale Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer, de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de Minister van LNV of de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de Minister van LNV aflopen, kunnen begunstigden een subsidie aanvragen onder deze verordening. Nu kan het zo zijn dat het jaarritme van de oude subsidie en de nieuwe subsidie niet gelijk loopt. Zo kan het voorkomen dat de ene subsidie in bijvoorbeeld oktober afloopt terwijl de nieuwe subsidie ingaat per 1 januari. Gedeputeerde staten kunnen in die gevallen de nieuw aangevraagde subsidie verlenen voor zes jaar én de maanden die liggen tussen het einde van de oude subsidie en de ingang van de nieuwe subsidie.

Artikelen 12.5

Als een rechtspersoon een aanvraag tot certificering gebiedscoördinator heeft ingediend maar er nog niet is besloten op deze aanvraag, kan hij tot 1 januari 2011 toch een gebiedsplan ter goedkeuring bij gedeputeerde staten voorleggen. Als na indiening van zo'n collectief beheerplan het certificeringsverzoek wordt afgewezen, kunnen gedeputeerde staten het plan beoordelen op de inhoud. De afwijzing van het certificeringsverzoek heeft geen gevolgen voor het reeds ingediende verzoek tot goedkeuring van het plan. De natuurlijke persoon of rechtspersoon die het collectief beheerplan heeft ingediend, zal geen wijzigingen van het collectief beheerplan mogen indienen. Landbouwers die subsidie ontvangen conform het collectief beheerplan zullen eventuele wijzigingen van het collectief beheerplan door een gebiedscoördinator moeten laten opstellen die wel in het bezit is van een certificaat.

Tot 31 december 2011 kunnen ook daartoe aangewezen ambtenaren optreden als gebiedscoördinator. Dit om te voorkomen dat binnen een gebied waar geen gebiedscoördinator aanwezig is, geen collectief agrarisch natuurbeheer kan plaatsvinden.

Als een begunstigde nog niet is gecertificeerd maar wel een verzoek tot certificering heeft ingediend, kan hij een aanvraag tot subsidie indienen als was hij gecertificeerd. Mocht de certificering niet worden toegekend, dan vervalt in beginsel de subsidie, tenzij de begunstigde aangeeft ook subsidie te willen ontvangen onder de voorwaarden van niet-gecertificeerde. Dit betekent onder andere dat de hoogte van de subsidie wordt beperkt (zie art 3.8). Dit verzoek van de begunstigde is nodig omdat de subsidieaanvraag ziet op een subsidie onder de voorwaarden die gelden voor gecertificeerden.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van 27 oktober 2009.

Gegeven te Middelburg, 27 oktober 2009

Gedeputeerde Staten voornoemd,

drs. K.M.H. PEIJS, voorzitter.

mr. drs. L.J.M. VERDULT, provinciesecretaris.

Uitgegeven, 17 november 2009

De provinciesecretaris,

mr. drs. L.J.M. Verdult

Bijlage 1-7 Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Zeeland

Bijlage_1-7_Subsicieverordening_Natuur-_en_Landschapsbeheer_Zeeland.pdf