Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Epe

Beleidsregel uitwegen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEpe
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel uitwegen
CiteertitelBeleidsregel uitwegen gemeente Epe
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerpBeleidsregel uitwegen gemeente Epe

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Gebaseerd op artikel 2:11 Apv

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-03-2020Nieuwe beleidsregels

09-04-2019

gmb-2020-58381

87890

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel uitwegen

 

Artikel 1 Definities

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

a. bebouwde kom: de bebouwde kom of kommen waarvan het college van Gedeputeerde Staten de grenzen heeft vastgesteld overeenkomstig artikel 27, lid 2, van de Wegenwet;

b. breedte: de effectieve breedte van een uitweg waar deze uitmondt op de rijbaan. De ruimte benodigd voor boogstralen maakt geen onderdeel uit van de breedte van de uitweg;

c. uitweg: de uitweg is de ruimte (uitgedrukt in lengte en breedte) die dienst doet als in- en uitgang voor voertuigen ter ontsluiting van gebouwen, bouwwerken niet zijnde gebouwen (bijv. telecommunicatiemasten) of percelen op de openbare weg. Met uitwegen worden ook de in het spraakgebruik voorkomende termijn “in- en uitritten” en “opritten” bedoeld. Ook de verbreding van “uitwegen”, ”in- en uitritten” en “opritten” valt onder het begrip uitweg;

d. weg: weg als bedoeld in artikel 1, lid 1, o onder b van de Wegenverkeerswet;

 

Artikel 2 Indieningsvereisten

  • 1.

    Een melding moet worden ingediend op een door het college vastgesteld meldingsformulier.

     

  • 2.

    Het meldingsformulier en eventuele bijlagen bevatten in ieder geval de volgende gegevens:

    a. naam, adres en telefoonnummer van de aanvrager;

    b. naam en adres van de eigenaar van het perceel waar de uitweg voorzien is, alsmede schriftelijke toestemming van deze eigenaar (bijvoorbeeld Triada) (Het verlenen van toestemming voor de aanleg van een uitweg heeft alleen betrekking op de aansluiting (lees: de ‘uitweg’) op de openbare weg. Heeft de aanvrager voor de realisatie van de uitweg grond van derden nodig, dan heeft de aanvrager toestemming nodig van de eigenaar van die grond. Dit is echter een particuliere/private kwestie waar de gemeente (als wegbeheerder) buiten staat.); of in overleg met WMO ten behoeve van mensen met een lichamelijke beperking (dan wordt een tijdelijke inrit aangelegd).

    c. situatieschets van de gewenste uitweg. Het verlenen van toestemming voor de aanleg van een uitweg heeft alleen betrekking op de aansluiting (lees: de ‘uitweg’) op de openbare weg. Heeft de aanvrager voor de realisatie van de uitweg grond van derden nodig, dan heeft de aanvrager toestemming nodig van de eigenaar van die grond. Dit is echter een particuliere/private kwestie waar de gemeente (als wegbeheerder) buiten staat.

    d. afmeting in lengte en breedte van de uitweg;

    e. of ter realisatie van de uitweg één of meer van de volgende werkzaamheden noodzakelijk zijn:

    - het kappen van bomen;

    - het (ver)plaatsen van afwateringskolken;

    - Het ruimen of verplaatsen van groenvoorzieningen (bomen, struiken etc.);

    - Het (gedeeltelijk) dempen van een sloot (benodigde toestemming van Waterschap Vallei en Veluwe); - Het plaatsen van een duiker (bij A-B watergangen gebeurt dit door Waterschap Vallei en Veluwe); - het verplaatsen van parkeerplaatsen, een lantaarnpaal, verkeersbord of ander straatmeubilair.

     

  • 3.

    Bij nieuw- of verbouw maakt een uitweg geen formeel onderdeel uit van de met nieuw- of verbouw verband houdende aanvraag om een omgevingsvergunning. Een afzonderlijke melding van de aanleg of wijziging van een uitweg is  altijd nodig.

 

Artikel 3 Uitwegen binnen en buiten de bebouwde kom

Het college  verbiedt een nieuwe uitweg en de verandering van een bestaande uitweg indien:

 

1. Door de uitweg het veilig en doelmatig gebruik van de weg in het geding is:

a. ter ontsluiting van woningen de  uitweg breder is dan 4,0 meter, tenzij de breedte van de weg en/of verkeerssituatie er aanleiding toe geeft om een grotere breedte te hanteren;

b. bij een dubbele uitweg ten behoeve van twee woningen de maximale breedte meer dan 8,00 meter bedraagt;

c. ten behoeve van een bedrijf gevestigd op een perceel dat is bestemd tot (agrarische) bedrijfsdoeleinden, de uitweg breder is dan 8,00 meter;

d. ten behoeve van een bedrijf gevestigd op een perceel dat is bestemd tot wonen, de uitweg breder is dan 4,00 meter;

e. binnen de bebouwde kom een bedrijfsterrein niet groot genoeg is om voertuigen op eigen terrein te kunnen parkeren en/of laden en/of lossen op eigen terrein niet mogelijk is, tenzij geparkeerd of geladen en/of geladen en gelost wordt op een wijze waarbij de vrachtwagen zich in de lengterichting van de weg bevindt en dit niet voor een verkeersonveilige situatie zorgt;

f. de uitweg komt te liggen op of nabij een rotonde, kruising, splitsing van wegen , opstelstroken dan wel voorsorteervakken;

g. de uitweg komt te liggen op een plaats waar door de uitweg onoverzichtelijke en/of onveilige situaties kunnen ontstaan;

h. als vanaf de uitweg eerst een fietspad overgestoken moet worden en er vanaf de uitweg  onvoldoende zicht is op de openbare weg;

i. de uitweg komt te liggen op een plaats waar verlichting, bebording of ander straatmeubilair is aangebracht en deze uit het oogpunt van een sociaal- of verkeersveilig gebruik van de weg niet verplaatst kan/kunnen worden;

j. de uitweg een belemmering vormt voor aanwezige bouwwerken voor openbare nutsvoorzieningen;

k. de aanleg van de uitweg de verkeersdoorstroming in belangrijke mate zal kunnen belemmeren;

l. de uitweg komt te liggen op een plaatst op het perceel van de melder waar ruimte voor het plaatsen van een personenauto in de lengterichting en daarmee haaks op de weg minder dan 6 meter zou bedragen;

m. op gemeentegrond een gesloten verharding (asfalt, beton, bedrijfsvloerplaten e.d.) wordt toegepast;

n. de rijbaanbreedte niet toereikend is voor een veilige verkeersafwikkeling.

 

2. de uitweg zonder noodzaak ten koste gaat van de openbare parkeercapaciteit

o. de aanleg van de uitweg gaat ten koste van de openbare parkeercapaciteit:

Het inrichten van de tuin als parkeerplaats is een mogelijkheid om altijd te beschikken over een parkeerplaats. Voor het gebruik van deze parkeerplaats is een uitweg/inrit nodig. De aanleg van een uitweg/inrit tot de tuin gaat meestal ten koste van het parkeren op straat. De gemeente toetst daarom ondermeer op de gevolgen voor het parkeren. De aanleg van de uitweg/inrit mag niet ten koste gaan van de openbare parkeercapaciteit. Een openbare parkeerplaats is voor een ieder toegankelijk. Dit in tegenstelling tot een parkeerplaats op eigen terrein.

 

3. Het openbaar groen op onaanvaardbare wijze wordt aangetast

p. Er sprake is van te kappen omgevingsvergunningplichtige houtopstanden en bomen als gevolg van het realiseren of veranderen van een uitweg, tenzij de hiervoor vereiste omgevingsvergunning voor de activiteit kappen is verleend voordat de uitwegmelding is ingediend;

q. verhardingsmateriaal waarmee de uitweg wordt gerealiseerd, op een afstand van minder dan 2,5 meter van de stam van een op de Bomenlijst als aangewezen boom wordt aangebracht.

r. Mogelijke alternatieven om groen te sparen zijn een andere locatie van de uitweg of een gecombineerde uitweg met een ander perceel. Is er geen alternatief beschikbaar dan moet worden nagegaan of er maatregelen haalbaar zijn om de gevolgen tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen. Maatregelen die getroffen kunnen worden, zijn:

  • -

    een smallere breedte van de uitweg; en/of

  • -

    eisen aan het materiaal van de uitweg (bijvoorbeeld grasbetontegels)

  • -

    water doorlatend materiaal, etc.

 

4. het uiterlijk aanzien van de omgeving wordt aangetast;

s. Er sprake is van parkeren in de voortuin bij rijtjeswoningen, omdat hiermee het ruimtelijk aanzien wordt aangetast. Bij de woningen aan het einde van een rijtje ('hoekwoningen') kan er afhankelijk van de specifieke situatie ruimte naast de woning op het perceel zijn, waardoor het denkbaar is dat daar wel een parkeerplaats en een uitweg is te realiseren. Dit dient per situatie te worden beoordeeld.

 

5. Waterhuishouding

t. als door de uitweg de waterbergende en watervoerende capaciteit van een te overbruggen watergang of sloot te veel wordt beperkt.

 

Veel percelen – vooral buiten de bebouwde kom – worden van de weg gescheiden door een watergang (sloot). Om een uitweg aan te brengen moet de sloot overkluisd worden. Voor een verantwoorde waterhuishouding moet onder de uitweg een duiker worden aangebracht. Anders wordt de waterbergende en waterafvoerende capaciteit te veel beperkt. De duiker wordt aangebracht door en op kosten van de melder. De duiker moet voldoen aan de specificaties van de gemeente. In de meeste gevallen moet bij het Waterschap Veluwe een ontheffing worden aangevraagd.

 

Artikel 4 aanvullende regels voor een tweede uitweg bij agrarische bedrijven en niet-agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders verbieden de aanleg van een tweede of meerdere uitweg, uitgezonderd de volgende gevallen:

  • -

    bij een agrarisch bedrijf waarvan het perceel niet zodanig kan worden ingericht dat met één uitweg aan het principe ‘vuile uitweg-schone uitweg’ kan worden voldaan;

  • -

    bij bedrijfspercelen (zijnde niet-agrarische bedrijven), waarbij met één uitweg niet kan worden voldaan aan een doelmatige en efficiënte bedrijfsvoering. Dit betreft maatwerk en dient per (verkeers)situatie apart te worden beoordeeld.

 

Artikel 5 Aanvullende regels voor een tijdelijke uitweg op basis van een aangetoonde medische noodzaak

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het gestelde in artikel 3 als hier een medische noodzaak aan ten grondslag ligt (welke wordt getoetst door de afdeling WMO van de gemeente). Er wordt dan voorzien in een uitweg van tijdelijke aard (en verstrekt voor zolang hier medische noodzaak toe is).

 

Artikel 6 Aanleg, materialen en onderhoud

  • 1.

    Een uitweg die is gelegen aan een weg waar de toegestane maximumsnelheid hoger is dan 30 km/uur wordt in het kader van de verkeersveiligheid altijd aangelegd en in stand gehouden door de gemeente of in opdracht door een civiele aannemer met een afzetting conform de geldende richtlijnen van de CROW 96b.

     

  • 2.

    De melder kan de uitweg op eigen terrein in eigen beheer aanleggen en in stand te houden. De uitweg mag niet aangelegd worden met los materiaal en moet voldoen aan de door de gemeente voorgeschreven materialen.

     

  • 3.

    Als sprake is van een uitweg die is gelegen aan een weg waar de toegestane maximumsnelheid gelijk aan of minder is dan 30 km/uur kan de melder de uitweg op eigen terrein in eigen beheer aanleggen en in stand te houden onder de voorwaarde dat de uitweg moet worden uitgevoerd in een waterdoorlatende (element)verharding. De uitweg mag niet aangelegd worden met los materiaal en moet voldoen aan de door de gemeente voorgeschreven materialen.

     

  • 4.

    Uitwegen van weiden en akkervelden worden meestal niet verhard. De eigenaar moet voorkomen dat de weg vervuild raakt door materiaal dat van het perceel de weg op wordt gereden. De reinigingskosten van een eventuele vervuiling worden op de eigenaar verhaald. Mochten door de verontreiniging schade worden geleden (bij derden) dan worden die ook verhaald.

 

Artikel 7 Kosten

  • 1.

    Alle kosten die gepaard gaan met de aanleg, verandering of verwijdering van de uitweg komen voor rekening van de melder of diens rechtsopvolger. Onder die kosten vallen in ieder geval de kosten voor:

    - Verplaatsen van kolken, verlichting, bebording, nutsvoorzieningen of andere zaken;

    - geleverde materialen en arbeidsloon;

    - het aanleggen, wijzigen of veranderen van het deel van de uitweg dat zich op gemeentegrond bevindt.

     

  • 2.

    Het deel van de uitweg dat zich op gemeentegrond bevindt, wordt pas dan aangelegd of veranderd nadat de hiervoor genoemde kosten zijn voldaan.

 

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking.

 

Artikel 9 Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregel uitwegen gemeente Epe’