Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Assen

Reglement van Orde voor de raad van de gemeente Assen 2019

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAssen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingReglement van Orde voor de raad van de gemeente Assen 2019
CiteertitelReglement van Orde voor de raad van de gemeente Assen 2019
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 147 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

04-03-2020nieuwe regeling

12-09-2019

gmb-2020-58374

Tekst van de regeling

Intitulé

Reglement van Orde voor de raad van de gemeente Assen 2019

 

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

 

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

 

voorzitter:

griffier:

de voorzitter van de raad of diens plaatsvervanger;

griffier van de raad of diens plaatsvervanger

amendement:

voorstel tot wijziging van een aanhangig conceptbesluit, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

subamendement:

voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

motie:

korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

voorstel van orde:

voorstel betreffende de orde van de vergadering;

initiatiefvoorstel:

voorstel, door een raadslid gedaan, buiten de agenda vallend, dat zo spoedig mogelijk op de agenda van de raadsvergadering geplaatst wordt;

conformstuk:

Een raadsvoorstel waarover geen beraadslaging plaatsvindt;

presidium:

de commissie die een procedurele rol vervult bij de voorbereiding van de raadsvergadering;

raadsvergadering:

Een (besluitvormende) vergadering als bedoeld in art. 17 Gemeentewet;

consulterende raadsbijeenkomst:

Een formele vergadering gericht op informatievergaring en meningsvorming door de raad, gelijkgesteld aan een commissie-vergadering zoals bedoeld in art. 82 Gemeentewet;

raadsactiviteit:

Een openbare bijeenkomst of activiteit van de raad zonder formele status, gericht op informatievoorziening aan en beeldvorming door de raad;

parallelbijeenkomst:

Consulterende raadsbijeenkomsten en/of -activiteiten die op hetzelfde tijdstip plaatsvinden.

 

RIS:

BIS:

hij:

Openbaar digitaal raadsinformatiesysteem van de gemeenteraad van Assen;

Besloten digitaal raadsinformatiesysteem van de gemeenteraad van Assen (waarop vertrouwelijke en geheime documenten worden geplaatst);

Waar ‘hij’ is vermeld wordt ook ‘zij’ bedoeld.

 

Artikel 2. De voorzitter

  • 1.

    De voorzitter is belast met:

    a. het leiden van de vergadering;

    b. het handhaven van de orde;

    c. het doen naleven van het reglement van orde;

    d. wat de wet of dit reglement hem verder opdraagt.

  • 2.

    De raad benoemt de vicevoorzitter uit zijn midden.

  • 3.

    Bij ontstentenis van zowel de voorzitter als de vicevoorzitter wordt diens plaatsvervanger aangewezen uit de leden bedoeld in artikel 15 derde lid.

 

Artikel 3. De griffier

  • 1.

    De griffier is in elke raadsvergadering aanwezig.

  • 2.

    Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door zijn plaatsvervanger.

  • 3.

    Zijn plaatsvervanger is in elke consulterende raadsbijeenkomst aanwezig.

  • 4.

    De griffier kan, als hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

 

Artikel 4. Presidium

  • 1.

    De raad heeft een presidium.

  • 2.

    Het presidium bestaat uit de voorzitter en de fractievoorzitters of hun plaatsvervangers.

  • 3.

    De griffier of zijn plaatsvervanger is in elke vergadering van het presidium aanwezig.

  • 4.

    Elk lid heeft één stem in het presidium.

  • 5.

    Het presidium beslist bij meerderheid van stemmen.

  • 6.

    Het presidium kan anderen uitnodigen deel te nemen aan zijn vergaderingen.

  • 7.

    Het presidium heeft tot taak:

    a. de raadsvergaderingen, consulterende raadsbijeenkomsten en raadsactiviteiten procesmatig voor te bereiden;

    b. het voorbereiden en vaststellen van de voorlopige agenda’s van de raadsvergaderingen, consulterende raadsbijeenkomsten en raadsactiviteiten;

    c. de zaken van huishoudelijke en procedurele aard te behartigen die het functioneren van de raad betreffen.

 

Artikel 5. Fractievoorzittersoverleg

  • 1.

    De samenstelling van het fractievoorzittersoverleg is als volgt:

    a. de fractievoorzitters dan wel hun plaatsvervangers vormen samen met de voorzitter van de raad het fractievoorzittersoverleg;

    b. de voorzitter van de raad is voorzitter van het fractievoorzittersoverleg;

    c. de griffier of bij diens verhindering zijn plaatsvervanger treedt op als secretaris.

  • 2.

    Het fractievoorzittersoverleg heeft als doel het uitwisselen van informatie, c.q. politieke afstemming, c.q. het adviseren van de voorzitter.

  • 3.

    Het fractievoorzittersoverleg wordt bij elkaar geroepen door de voorzitter of op verzoek van een of meer van de leden in overleg met de voorzitter.

  • 4.

    De vergaderingen zijn niet openbaar. De verslagen zijn uitsluitend beschikbaar voor raadsleden.

  • 5.

    Het fractievoorzittersoverleg beslist over de eigen aangelegenheden bij meerderheid van stemmen.

  • 6.

    Het fractievoorzittersoverleg kan anderen uitnodigen deel te nemen aan zijn vergaderingen.

     

 

Hoofdstuk II. Toelating van nieuwe leden; fracties

 

Artikel 6. Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging.

  • 1.

    Via de griffier stelt de raad bij elke benoeming van nieuwe leden een commissie in bestaande uit drie leden. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en de processen-verbaal van het stembureau.

  • 2.

    De commissie brengt na haar onderzoek bij monde van de voorzitter van de commissie verslag uit aan de vergadering en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt van een minderheidsstandpunt melding gemaakt.

  • 3.

    De voorzitter roept een toegelaten lid op om in de eerste vergadering, waarin hij zijn functie volgens de Kieswet kan aanvaarden, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

 

Artikel 6a. benoeming wethouders

  • 1.

    Bij de benoeming van een wethouder stelt de raad via de griffier een commissie in, bestaande uit drie raadsleden. De commissie onderzoekt of benoeming van de kandidaat voldoet aan de vereisten van de artikelen 36a, 36b, 41b, eerste, derde en vierde lid, en 41c, eerste lid, van de Gemeentewet en brengt vervolgens advies uit aan de raad over de benoeming tot wethouder.

  • 2.

    De (kandidaat)-wethouder verstrekt aan de gemeenteraad een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) en verleent alle medewerking aan een door de burgemeester, namens de raad, opgedragen integriteitsonderzoek, voorafgaand aan zijn benoeming.

 

Artikel 7. Fracties

  • 1.

    De leden die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2.

    Wanneer boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie binnen de raad deze aanduiding als naam. Wanneer geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de nieuw verkozen raad aan de voorzitter mee welke naam de fractie in de raad wil voeren.

  • 3.

    De namen van degenen die als voorzitter van de fractie of als zijn plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4.

    De voorzitter wordt tevens zo spoedig mogelijk door betrokkenen geïnformeerd:

    a. als één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

    b. als twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

    c. als één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie.

  • 5.

    Wanneer een situatie zich voordoet zoals beschreven in lid 4 wordt hiermee rekening gehouden in de eerstvolgende vergadering van de raad.

  • 6.

    Een nieuwe naam van een fractie voldoet aan de eisen uit artikel G3 van de Kieswet en wordt gebruikt met ingang van de eerstvolgende raadsvergadering na naamswijziging.

 

Artikel 8. Plaatsvervangend raadslid

  • 1.

    Een raadsfractie kan één plaatsvervanger als deelnemer aan de consulterende raadsbijeenkomsten en raadsactiviteiten namens de betreffende fractie aanwijzen, met uitzondering van een raadsfractie bestaande uit één persoon. Deze kan twee plaatsvervangers aanwijzen. Deze plaatsvervanger moet:

    a. tijdens de laatste verkiezingen van de raad geplaatst zijn op de kandidatenlijst van de fractie, tenzij sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 7 lid 4 sub a;

    b. alvorens zijn functie als opvolger te aanvaarden in handen van de voorzitter van de raad de eed of belofte afleggen dat hij getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat hij de wetten zal nakomen en dat hij al zijn plichten als plaatsvervanger naar eer en geweten zal vervullen.

  • 2.

    De artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op een plaatsvervanger.

  • 3.

    De plaatsvervanger krijgt de beschikking over alle benodigde stukken inclusief geheime stukken.

     

Hoofdstuk III. Raadsvergaderingen en -bijeenkomsten

Paragraaf 1. Tijd van vergaderen; voorbereidingen; college.

Artikel 9. Tijd van vergaderen

  • 1.

    De raadsvergaderingen vinden in de regel eens per vier weken plaats op donderdag om 19.00 uur en eindigen als regel niet later dan 23.00 uur.

  • 2.

    Wanneer de vergadering na 23.00 uur dreigt te eindigen zonder dat alle agendapunten zijn behandeld, doet de voorzitter een ordevoorstel voor verdere behandeling van die punten.

  • 3.

    De voorzitter kan na overleg met het presidium een andere dag en/of een ander aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen.

     

Artikel 10. Oproep; agenda.

  • 1.

    De voorzitter van de raad zendt via de griffier tenminste 10 dagen voor een raadsvergadering de leden van de raad een oproepingsbrief in de vorm van een agenda. Deze agenda wordt op het RIS en het BIS geplaatst. Dit is tevens de openbare kennisgeving.

  • 2.

    Voordat de agenda wordt verzonden, stelt het presidium deze voorlopig vast.

  • 3.

    De agenda vermeldt de onderwerpen van de vergadering in de volgorde waarin deze aan de orde zullen worden gesteld.

  • 4.

    Het presidium bepaalt de aanvangstijden en volgorde van de raadsvergaderingen, consulterende raadsbijeenkomsten en raadsactiviteiten.

  • 5.

    Omwille van de continuïteit van de vergadering kan tevens op voorstel van de voorzitter worden afgeweken van de in het vierde lid genoemde aanvangstijdstippen.

  • 6.

    De raad stelt aan het begin van de vergadering de agenda vast. De raad kan besluiten de volgorde van behandeling te wijzigen, dan wel onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren.

  • 7.

    De raad kan besluiten in spoedeisende gevallen, op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter, onderwerpen die niet in de oproepingsbrief zijn vermeld, terstond in behandeling te nemen.

  • 8.

    De voorzitter kan in spoedeisende gevallen na het verzenden van de oproepingsbrief zo nodig een aanvullende agenda doen uitgaan. De daarop vermelde voorstellen worden zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk twee maal 24 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden gezonden.

  • 9.

    Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij besluiten tot terugzending naar het college van burgemeester en wethouders om nadere inlichtingen of om advies.

     

Artikel 11. Het college

  • 1.

    De agenda wordt eveneens verzonden aan het college, dat hiermee uitgenodigd is in de vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen.

  • 2.

    Leden van het college kunnen zich tijdens consulterende raadsbijeenkomsten ambtelijk laten ondersteunen. Ambtenaren voeren in de regel niet het woord in de vergadering.

     

Artikel 12. Beschikbaarstelling van stukken

  • 1.

    De ingekomen stukken worden door de griffie op een lijst geplaatst met een advies voor afdoening. De lijst en de daarop vermelde stukken zijn beschikbaar via het RIS en het BIS.

  • 2.

    De raadsvoorstellen en de toelichtende stukken worden tegelijk met de oproepingsbrief op het RIS en het BIS geplaatst. Wanneer ná dit tijdstip stukken worden geplaatst, wordt hiervan in het BIS mededeling gedaan.

  • 3.

    Omvangrijke bijlagen worden ter inzage gelegd bij de griffie. In afwijking van het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid worden geheime stukken die vallen onder de beschrijving van artikel 25, eerste dan wel tweede lid, van de Gemeentewet uitsluitend beschikbaar gesteld aan leden van de raad en plaatsvervangend raadsleden, via het BIS, dan wel blijven onder berusting van de griffier die de leden van de raad inzage verleent.

     

Artikel 13. Openbaarheid

  • 1.

    De vergaderingen zijn openbaar.

  • 2.

    In bijzondere gevallen kan het presidium aan de raad voorstellen dat de vergadering in beslotenheid plaatsvindt.

     

Paragraaf 2. Consulterende raadsbijeenkomsten en raadsactiviteiten

Artikel 14. Consulterende raadsbijeenkomsten en raadsactiviteiten

  • 1.

    Behalve een raadsvergadering kan er ook een consulterende raadsbijeenkomst of raadsactiviteit worden belegd.

  • 2.

    Van zowel consulterende raadsbijeenkomsten als raadsactiviteiten kunnen meerdere vergaderingen tegelijkertijd plaatsvinden.

  • 3.

    Deze vergaderingen zijn gericht op informatievergaring, beeldvorming en/of meningsvorming en bereiden de besluitvorming van de raad voor of dragen anderszins bij aan de volksvertegenwoordigende, kaderstellende of controlerende rol van de raad.

  • 4.

    Een consulterende raadsbijeenkomst geldt als commissievergadering als bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet.

  • 5.

    De agendaonderwerpen in een consulterende raadsbijeenkomst worden steeds in twee ronden behandeld: de eerste ronde betreft consultatie van het college (vragen en antwoorden), de tweede ronde betreft de consultatie van en meningsvorming tussen fracties onderling, tenzij de raad anders beslist.

     

Artikel 14a. Spreektijden consulterende raadsbijeenkomsten

  • 1.

    De woordvoering in eerste ronde dient zich te beperken tot het stellen van vragen aan het college, eventueel voorzien van een korte en bondige inleiding ter duiding van de vraag. Na beantwoording door het college heeft elke fractie gelegenheid om zo nodig kort nadere verduidelijking te vragen.

  • 2.

    De spreektijd in tweede ronde bedraagt maximaal 3 minuten.

  • 3.

    Artikel 27 lid 3, 4, 5 en 6 zijn van overeenkomstige toepassing.

     

Artikel 15. Voorzitter consulerende raadsbijeenkomsten

  • 1.

    De voorzitter van een consulterende raadsbijeenkomst draagt zorg voor behandeling van een agendapunt conform het behandelvoorstel, met in achtneming van artikel 14 lid 5. Artikel 2 lid 1 is van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Aan het eind van de door hem voorgezeten vergadering formuleert de voorzitter een conclusie met betrekking tot het eventuele vervolgproces.

  • 3.

    De raad kiest de voorzitters voor consulterende raadsbijeenkomsten en raadsactiviteiten uit zijn midden.

     

Artikel 16. Raadsleden en hun plaatsvervangers

  • 1.

    Een plaatsvervangend raadslid kan uitsluitend deelnemen aan de beraadslagingen tijdens consulterende raadsbijeenkomsten en raadsactiviteiten.

  • 2.

    Een fractie kan bij de beraadslagingen in een consulterende raadsbijeenkomst niet door meer (plaatsvervangend) leden worden vertegenwoordigd dan in de raadsvergadering het geval is.

  • 3.

    Een fractie die niet bij een consulterende raadsbijeenkomst aanwezig kan zijn, kan samenwerking zoeken met een gelijkgestemde fractie die namens beide partijen het woord voert of kan zijn bijdrage bij de griffier inleveren, die zorgt voor verspreiding onder de bij de bespreking aanwezige leden en voor opneming in het verslag.

     

Artikel 17. Uitkomst bespreking

  • 1.

    Iedere consulterende raadsbijeenkomst leidt tot een concrete uitkomst aangaande de vervolgbehandeling van een voorstel.

  • 2.

    Mogelijke uitkomsten van een bijeenkomst zijn:

    a. een voorstel is besluitrijp voor behandeling in de raad;

    b. een voorstel gaat voor verdere informatie of aanpassing terug naar het college;

    c. een voorstel behoeft verdere behandeling tijdens een consulterende raadsbijeenkomst of raadsactiviteit.

     

Artikel 18. Inspreekrecht

  • 1.

    In raadsvergaderingen, en tijdens consulterende raadsbijeenkomsten met een open uitnodiging, kunnen aanwezige toehoorders het woord voeren over op de agenda geplaatste onderwerpen.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan niet worden ingesproken op moties ‘vreemd aan de orde van de dag’, zoals bedoeld in art. 40 lid 4.

  • 3.

    Degene die van het inspreekrecht gebruik wil maken, meldt dit uiterlijk tot 12 uur ’s middags voor aanvang van de vergadering aan de griffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres, woonplaats, telefoonnummer en het onderwerp waarover hij het woord wil voeren. Daarbij gelden de volgende bepalingen:

    a. De voorzitter meldt bij aanvang van de vergadering wie gebruik willen maken van het spreekrecht over geagendeerde voorstellen;

    b. De voorzitter geeft de personen die zich daarvoor hebben opgegeven het woord bij het betreffende voorstel;

    c. De aanwezige raadsleden en hun plaatsvervangers kunnen vervolgens verduidelijkende vragen stellen die door de inspreker worden beantwoord;

    d. Na behandeling van een onderwerp in eerste termijn, krijgt de inspreker voorafgaande aan de tweede termijn nogmaals de gelegenheid kort het woord te voeren;

    e. De spreektijd van een toehoorder bedraagt maximaal 5 minuten in eerste termijn en maximaal 3 minuten in tweede termijn. De voorzitter is bevoegd de spreektijd in bijzondere gevallen te verlengen of in te korten.

    f. In afwijking van lid d krijgt de inspreker tijdens consulterende raadsbijeenkomsten desgewenst nogmaals gelegenheid kort het woord te voeren aan het einde van de tweede ronde. De raad krijgt vervolgens gelegenheid hier kort op te reageren.

  • 4.

    Het is een inspreker, behoudens uitzonderlijke situaties, niet toegestaan om in het behandelproces van één raadsvoorstel op meerdere momenten in te spreken.

  • 5.

    De voorzitter kan in bijzondere omstandigheden inspreekrecht toestaan indien niet voldaan wordt aan de in lid 3 aanhef gestelde termijn.

  • 6.

    Het presidium kan in bijzondere gevallen bepalen dat er bij een vergadering of onderwerp geen inspreekrecht is.

  • 7.

    Het inspreekrecht geldt niet ten aanzien van:

    a. besluiten van het gemeentebestuur waartegen bezwaar en beroep openstaat of heeft opengestaan;

    b. benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen.

     

Artikel 18a. Verslaglegging

  • 1.

    Van consulterende raadsbijeenkomsten wordt een samenvattende besluitenlijst gemaakt conform het bepaalde in artikel 24 lid 2,3,4, 5 sub a, b en c en lid 6 van dit reglement.

  • 2.

    Van een consulterende raadsbijeenkomst wordt zo mogelijk een video dan wel audioverslag gemaakt en voor een ieder digitaal beschikbaar gesteld.

     

Artikel 18b. Presentielijst

Plaatsvervangend raadsleden tekenen de presentielijst indien zij bij één of meerdere agendapunten van een consulterende raadsbijeenkomst aanwezig zijn.

 

Artikel 19. Toepassingsartikel

De artikelen 22, 26, en 28 van dit reglement zijn van overeenkomstige toepassing op de vergaderingen als genoemd in artikel 14.

 

Paragraaf 3. De raadsvergadering

Artikel 20. Presentielijst

  • 1.

    Ieder aan de raadsvergadering deelnemend lid tekent in de vergaderzaal de presentielijst.

  • 2.

    De leden die vóór de sluiting de vergadering verlaten geven daarvan kennis aan de voorzitter.

     

Artikel 21. Zitplaatsen

  • 1.

    De voorzitter wijst na overleg met het presidium aan het begin van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad vaste zitplaatsen aan voor de raadsleden, collegeleden, voorzitter en griffier.

  • 2.

    De voorzitter kan de indeling herzien na overleg met het presidium.

     

Artikel 22. Toehoorders

  • 1.

    De voorzitter bepaalt zo nodig het maximum aantal toehoorders en zorgt voor de handhaving van de orde onder de toehoorders.

  • 2.

    Wanneer de ruimte op de tribune ontoereikend is, neemt de voorzitter de nodige maatregelen om de overige toehoorders voor zover mogelijk in de gelegenheid te stellen het verloop van de vergadering elders te volgen.

  • 3.

    Het is de toehoorders verboden tekenen van goed- of afkeuring te geven.

  • 4.

    De voorzitter kan toehoorders die het bepaalde in lid 3 overtreden, dan wel op andere wijze de orde verstoren, laten verwijderen. Hij kan zo nodig de publieke tribune laten ontruimen.

     

Artikel 23. Opening vergadering; quorum.

  • 1.

    De voorzitter opent de vergadering als volgens de presentielijst meer dan de helft van het aantal raadsleden aanwezig is.

  • 2.

    Wanneer het minimum aantal vereiste raadsleden niet aanwezig is overeenkomstig het gestelde in lid 1, bepaalt de voorzitter een nieuw tijdstip voor de vergadering dat tenminste 24 uur na het bezorgen van de agenda voor die nieuwe vergadering ligt.

     

Artikel 24. Besluitenlijst

  • 1.

    Van iedere raadsvergadering wordt een besluitenlijst gemaakt. Van het besprokene wordt tevens een video- dan wel audioverslag gemaakt en voor een ieder digitaal beschikbaar gesteld.

  • 2.

    De besluitenlijst wordt aan de raads- en collegeleden via het BIS ter beschikking gesteld. Zij kunnen de door hen gewenste aanvullingen en correcties aan de griffier meedelen, die nagaat of deze in overeenstemming zijn met hetgeen is geregistreerd.

  • 3.

    Bij het begin van de vergadering wordt de besluitenlijst van de vorige vergadering vastgesteld.

  • 4.

    De leden, de voorzitter, de collegeleden, de griffier en de secretaris hebben het recht een voorstel tot verandering aan de raad te doen als de besluitenlijst onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen besloten is. Een voorstel tot verandering volgt de in het tweede lid beschreven procedure.

  • 5.

    De besluitenlijst moet tenminste inhouden:

    a. de namen van de ter vergadering aanwezige raads- en collegeleden, voorzitter en de griffier alsmede van de leden die afwezig waren en overige personen die het woord gevoerd hebben;

    b. een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    c. een samenvatting van het besprokene;

    d. een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden;

    e. de conclusies van de besluitvorming, met vermelding van de namen van de fracties die voor of tegen hebben gestemd, dan wel de unanimiteit van het besluit;

    f. de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen en burgerinitiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen.

  • 6.

    De besluitenlijst wordt opgesteld onder de zorg van de griffier.

  • 7.

    De besluitenlijst wordt als regel binnen een week in ontwerp aan de in het tweede lid bedoelde personen toegezonden.

  • 8.

    De vastgestelde besluitenlijst wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

     

Artikel 25. Spreekregels

  • 1.

    De leden en overige aanwezigen spreken tot de voorzitter vanaf de spreekplaats tenzij de voorzitter toestaat dat zij vanaf hun zitplaatsen spreken.

  • 2.

    Interrupties van de spreker vinden plaats vanaf een van de daartoe opgestelde interruptiemicrofoons.

  • 3.

    Interruptie van de interruptor vindt plaats vanaf de andere interruptiemicrofoon.

     

Artikel 26. Volgorde sprekers

  • 1.

    Een lid voert slechts het woord na toestemming van de voorzitter.

  • 2.

    De voorzitter bepaalt de volgorde van de sprekers.

     

Artikel 27. Spreektermijnen

  • 1.

    De beraadslaging over een onderwerp gebeurt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    De spreektijd van de raad in eerste termijn bedraagt 3 minuten per fractie.

  • 3.

    Een lid van de raad kan per onderwerp een voorstel doen over een afwijkende spreektijd van de leden en de overige aanwezigen.

  • 4.

    De raad kan op voorstel van het presidium in afwijking van het tweede lid andere spreektijden vaststellen van de raad en/of andere sprekers.

  • 5.

    De voorzitter sluit elke spreektermijn af.

  • 6.

    Een lid mag in een termijn niet meer dan eenmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel tenzij de voorzitter anders bepaalt.

     

Artikel 28. Handhaving orde

  • 1.

    Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord tenzij:

    a. de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    b. een lid hem interrumpeert.

  • 2.

    De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 3.

    De voorzitter roept een spreker tot de orde als hij zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort. Wanneer de betreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering waarin zulks plaats heeft over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 4.

    De voorzitter kan, ter handhaving van de orde van de vergadering, de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen of, bij herhaalde verstoring van de orde, de vergadering sluiten.

     

Artikel 29. Schorsing

Op verzoek van een lid of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde raads- en collegeleden de gelegenheid te geven tot nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode is verstreken.

 

Artikel 30. Opsplitsing van de beraadslaging

De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid besluiten over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

 

Artikel 31. Stemverklaring

Na afronding van de beraadslagingen en vóór de stemming over een onderwerp kan ieder lid een stemverklaring uitbrengen. Een stemverklaring bevat slechts een korte toelichting op de uit te brengen stem.

 

Artikel 32. Besluit

Na de beraadslaging en stemming over de eventuele amendementen wordt over het voorstel in zijn geheel, zoals het dan luidt, een besluit genomen.

 

Paragraaf 4. Procedures bij stemmingen.

Artikel 33. Stemming over zaken

  • 1.

    Na sluiting van de beraadslagingen of wanneer niemand het woord verlangt, brengt de voorzitter het voorstel tot besluitvorming in stemming.

  • 2.

    De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Wanneer geen stemming wordt gevraagd, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen.

  • 3.

    In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de besluitenlijst vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich van stemming hebben onthouden met inachtneming van het bepaalde ten aanzien hiervan in de Gemeentewet.

  • 4.

    Wanneer wel stemming nodig is vindt dit plaats door middel van het digitale stemsysteem, tenzij de voorzitter beslist dat wordt gestemd door middel van handopsteken. De voorzitter vraagt welke leden voor en welke leden tegen het voorstel stemmen en noemt de fracties die voor dan wel tegenstemmen bij naam. Hij doet daarna mededeling van het genomen besluit.

  • 5.

    Wanneer door een of meer leden hoofdelijke stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

  • 6.

    Voordat hoofdelijke stemming plaatsvindt, bepaalt de voorzitter bij loting een volgnummer van de presentielijst. Bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming tijdens de vergadering. De voorzitter of de griffier roept de leden bij naam op hun stem uit te brengen naar de volgorde van de presentielijst.

  • 7.

    Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden overeenkomstig het bepaalde in artikel 28 van de Gemeentewet, in alle voorkomende gevallen verplicht zijn stem uit te brengen door uitsluitend het woord “voor” of “tegen” uit te spreken, zonder enige toevoeging. Gelijktijdig met het uitspreken van zijn stem brengt het betreffende lid digitaal zijn stem uit.

  • 8.

    Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Merkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 9.

    De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mee en meldt het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

     

Artikel 34. Stemming over amendementen en moties

  • 1.

    Wanneer een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2.

    Wanneer op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3.

    Wanneer twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4.

    Eerst wordt gestemd over een amendement, dan over een motie en tenslotte over het raadsvoorstel.

     

Artikel 35. Stemming over personen

  • 1.

    Voor ieder te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen persoon vindt een schriftelijke stemming plaats.

  • 2.

    Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. Te gebruiken stembriefjes zijn identiek.

  • 3.

    De stembriefjes worden dichtgevouwen in een stembus verzameld.

  • 4.

    De stembriefjes worden door de voorzitter en de griffier geopend en geteld.

  • 5.

    Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet telt alleen een naar behoren ingevuld stembriefje mee. Onder een niet naar behoren ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    - een blanco ingevuld stembriefje;

    - een ondertekend stembriefje;

    - een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

    - een stembriefje waarbij, wanneer het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

    - een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 6.

    In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de voorzitter.

  • 7.

    De griffier draagt zorg voor vernietiging van de stembriefjes na vaststelling van de uitslag.

     

Artikel 36. Stemopneming door commissie

  • 1.

    De raad kan beslissen dat in afwijking van de bepalingen in het voorgaande artikel de stemopneming geschiedt door een commissie van drie leden uit de raad.

  • 2.

    De voorzitter van de commissie leest de inhoud van elk stembriefje voor. Eén van de overige leden controleert de inhoud en het derde lid tekent deze op.

  • 3.

    De voorzitter van de commissie doet mondeling verslag van de uitslag van de stemming en overlegt de stembriefjes aan de voorzitter van de raad.

     

Artikel 37. Herstemming over personen

  • 1.

    Een tweede stemming volgt als bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft behaald.

  • 2.

    Een derde stemming volgt als na de tweede stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft behaald. Deze derde stemming gaat tussen de twee personen die bij de tweede stemming de meeste stemmen hebben behaald. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3.

    Wanneer bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

     

Artikel 38. Beslissing door het lot

  • 1.

    Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2.

    Deze briefjes worden, nadat zij door de voorzitter zijn gecontroleerd, op gelijke wijze in vieren gevouwen, in de daarvoor bestemde bus gedeponeerd en omgeschud.

  • 3.

    Vervolgens neemt de voorzitter één briefje uit de stembus. Degene wiens naam op dit briefje is vermeld, is gekozen.

     

Hoofdstuk IV. Rechten van leden

Artikel 39. Amendementen

  • 1.

    Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn, kan worden beraadslaagd.

  • 2.

    Ieder in de vergadering aanwezig lid is bevoegd op een amendement een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3.

    Een (sub)amendement en een voorstel tot splitsing van een geagendeerd voorstel moet schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend om in behandeling genomen te kunnen worden, tenzij de voorzitter -met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde -oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4.

    Intrekking van het (sub)amendement door de indiener(s) ervan is mogelijk tot het moment van besluitvorming door de raad.

     

Artikel 40. Moties

  • 1.

    Ieder lid kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2.

    Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter zijn ingediend.

  • 3.

    De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging daarover plaats.

  • 4.

    De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

  • 5.

    Intrekking van de motie door de indiener(s) ervan is mogelijk tot het moment van besluitvorming door de raad.

     

Artikel 41. Voorstellen van orde

  • 1.

    Tijdens de vergadering kan de voorzitter en ieder lid mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2.

    Een voorstel van orde heeft uitsluitend de orde van de vergadering tot onderwerp.

  • 3.

    Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

     

Artikel 42. Collegevoorstel

  • 1.

    Een geagendeerd voorstel van het college aan de raad kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 2.

    De raad bepaalt in welke vergadering een voor advies c.q. aanpassing naar het college teruggezonden voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

     

Artikel 43. Initiatiefvoorstel

  • 1.

    Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de griffier worden ingediend.

  • 2.

    Conform art. 147a vierde lid van de gemeentewet wordt het college van B&W in de gelegenheid gesteld om wensen en bedenkingen kenbaar te maken op dit voorstel.

  • 3.

    In aanvulling op het tweede lid van dit artikel krijgt het college hiervoor 14 dagen de tijd. De reactie van het college geschiedt bij voorkeur schriftelijk.

  • 4.

    De voorzitter plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst.

  • 5.

    De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt dat het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld of voor advies naar het college dient te worden gezonden. In het laatste geval bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 6.

    De raad kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een voorstel, niet zijnde een voorstel voor een verordening.

     

Artikel 44. Interpellatie

  • 1.

    Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behalve in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, tenminste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de griffier ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd, alsmede de te stellen vragen.

  • 2.

    De griffier brengt de inhoud van het verzoek ter kennis van de overige leden en het college. Bij het vaststellen van de agenda van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek ingebracht. De raad besluit over de toelating van het verzoek en bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 3.

    De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden van de raad en de leden van het college niet meer dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe toestemming geeft.

     

Artikel 45. Schriftelijke vragen

  • 1.

    Ieder lid kan het college schriftelijke vragen stellen.

  • 2.

    De vragen als bedoeld in lid 1 zijn kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien.

  • 3.

    De vragen worden bij de griffier ingediend. Deze zendt de vragen zo spoedig mogelijk door naar het college en draagt er zorg voor dat de vragen ter kennis van de overige leden van de raad worden gebracht.

  • 4.

    Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen na de dag van ontvangst. Wanneer beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, zendt het college de vragensteller daarvan gemotiveerd bericht, waarbij aangegeven wordt binnen welke termijn beantwoording plaats zal vinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

     

Artikel 46. Vraagrecht

  • 1.

    Na behandeling van de ingekomen stukken is in elke besluitvormende raadsvergadering een mogelijkheid voor raadsleden en burgers om een vraag te stellen. Een vraag wordt onder vermelding van het onderwerp zo mogelijk 24 uur voor aanvang van de vergadering bij de griffier ingediend.

  • 2.

    De voorzitter bepaalt de volgorde van aangemelde onderwerpen tijdens het vragenhalfuur.

     

Artikel 46a. Vraagrecht voor burgers

  • 1.

    De spreektijd voor de vragensteller is maximaal vijf minuten. In afwijking hiervan bepaalt de voorzitter zo nodig per onderwerp de spreektijd voor de vragensteller, voor het college en voor de overige leden.

  • 2.

    Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan de raad, raadsleden of aan het college te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 3.

    Na de beantwoording van de vraag door het college en/of de fracties krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 4.

    Vervolgens kan de voorzitter aan het college en de fracties het woord verlenen om hier kort en bondig op te reageren.

     

Artikel 46b. Vraagrecht voor raadsleden

  • 1.

    De voorzitter bepaalt zo nodig per onderwerp de spreektijd voor de vragensteller, voor het college en voor de overige leden.

  • 2.

    Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om kort en bondig één of meer vragen aan het college of aan de raad te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 3.

    Na de beantwoording van de vraag krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 4.

    Vervolgens kan de voorzitter zo nodig andere leden het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college, vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

     

Artikel 47. Inlichtingen

  • 1.

    Een verzoek om inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid van de Gemeentewet wordt schriftelijk door een lid ingediend bij het college, respectievelijk bij de burgemeester.

  • 2.

    De indiener zendt via de griffier een afschrift van dit verzoek aan de raad.

  • 3.

    De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende raadsvergadering of in de parallelbijeenkomst gegeven.

  • 4.

    De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

     

Hoofdstuk V. Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 48. Verslag; verantwoording

  • 1.

    Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de secretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht, eventueel in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken óf voor het sluiten van de vergadering, verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar de desbetreffende bijeenkomst.

  • 2.

    Ieder lid van de raad kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgesteld in artikel 45, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 47, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Wanneer een uitspraak van de raad inhoudende de opzegging van zijn vertrouwen in een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of secretaris, als lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, er niet toe leidt dat betrokkene zijn ontslag daartoe indient, kan de raad besluiten tot ontslag als lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan.

     

Hoofdstuk VI. Besloten vergadering

Artikel 49. Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen in hoofdstuk III paragraaf 3 van dit reglement welke gelden voor een openbare vergadering van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de bepalingen over toehoorders in artikel 22 beperkt worden tot diegenen die expliciet toestemming hebben om bij de vergadering als toehoorder aanwezig te zijn.

 

Artikel 50. Verslag van de besloten vergadering

  • 1.

    Onder toezicht van de griffier wordt het verslag opgemaakt en in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van dit verslag.

  • 2.

    Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

     

Artikel 51. Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

 

Artikel 52. Opheffing geheimhouding

Wanneer de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, wanneer daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

 

Hoofdstuk VII. Toehoorders en pers

Artikel 53. Toehoorders en pers

  • 1.

    De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2.

    Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

     

Artikel 54. Maatregelen van orde

Als de voorzitter dit nodig oordeelt, kan hij de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen ter handhaving van de openbare orde op de publieke tribune.

 

Hoofdstuk VIII. Slotbepalingen

Artikel 55. Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

 

Artikel 56. In werking treden

Dit reglement treedt in werking zodra het is bekendgemaakt.

 

Artikel 57. Citeertitel

Dit reglement kan worden aangehaald als “Reglement van Orde voor de raad van de gemeente Assen 2019”.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 12 september 2019.

 

Het Presidium,

 

de voorzitter

dhr. M.J. Out

 

de griffier,

mw. I.M. Rozema

 

 

TOELICHTING

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

 

Artikel 1. Begripsbepalingen en artikel 2. De voorzitter

De burgemeester is voorzitter van de raad. Artikel 125, derde lid, van de Grondwet en artikel 9 van de Gemeentewet schrijven dit dwingend voor. In artikel 77, eerste lid, is bepaald dat het langstzittende raadslid het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester. Als twee raadsleden even lang zitting hebben, is de oudste in jaren degene die het raadsvoorzitterschap waarneemt. Daarnaast heeft de raad altijd de mogelijkheid zelf te kiezen voor een andere waarnemer. De burgemeester heeft het recht op grond van artikel 21 van de Gemeentewet in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering. Bij amendement zijn lid twee en drie toegevoegd. In lid twee wordt de vervanging van de voorzitter geregeld. De vicevoorzitter wordt gekozen uit de raad. Met lid drie wordt geregeld dat bij afwezigheid van zowel de voorzitter als de vicevoorzitter, een plaatsvervangend voorzitter uit de pool voor de consulterende raadsbijeenkomsten, als voorzitter in de besluitvormende raadsvergadering fungeert.

 

Artikel 3. De griffier.

De raad is verplicht een griffier te benoemen (artikel 100 van de Gemeentewet). De griffier is in eerste instantie verantwoordelijk voor de bijstand aan de raad. Hij is in principe in elke vergadering van de raad aanwezig. Daarnaast is de griffier en/of zijn plaatsvervanger aanwezig in elke consulterende raadsbijeenkomst. De Gemeentewet eist dat de raad de vervanging van de griffier regelt (artikel 107d, eerste lid). In het tweede lid is daarover een bepaling opgenomen. In verband met artikel 22 van de Gemeentewet (verschoningsrecht) is in het derde lid een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de beraadslaging.

 

Artikel 4. Het presidium.

Het presidium is een nieuw fenomeen sinds de invoering van het dualisme in 2002. Gemeenten hebben de vrijheid om al dan niet een presidium in te stellen. Het gaat om een a-politieke vergadering waarin procedurele en procesmatige aangelegenheden aan de orde komen die verband houden met de (vergaderingen van de) gemeenteraad. De werkzaamheden zijn onder te verdelen in taken die gerelateerd zijn aan het voorbereiden van de raadsvergaderingen en taken die gerelateerd zijn aan huishoudelijke zaken van de raad. Omdat het een a-politieke vergadering betreft kunnen ook plaatsvervangend raadsleden als vervanger van de fractievoorzitter deelnemen aan het presidium.Agenda-gerelateerde taken:Het presidium vervult een belangrijke (coördinerende) rol bij de agendering van zaken in de raad. Het presidium heeft het overzicht van alle onderwerpen waar de raad zich mee bezig houdt en zorgt voor planning op korte en langere termijn. In veel gemeenten wordt gewerkt met (meer)jaarlijkse overzichten (in Assen: lange termijn agenda, ofwel LTA) waarbij specifieke vergaderingen lang van te voren bekend zijn. Denk hierbij aan de begroting en jaarrekening. In het geval een gemeente deelneemt in een gemeenschappelijke regeling zal in deze regeling zijn opgenomen hoe de raad geïnformeerd wordt door de vertegenwoordiger van de gemeente in de gemeenschappelijke regeling (artikelen 16 en 18 van de Wet gemeenschappelijke regelingen). Van belang is dat het presidium de vergadercyclus van deze besturen kent. Het kan nodig zijn dat de raad voorafgaand aan een vergadering van het bestuur van de gemeenschappelijke regeling de gemeentelijke vertegenwoordiger informatie of opvattingen wil meegeven. Ook de begrotingscyclus van de gemeenschappelijke regeling is relevant voor het presidium zodat de raad tijdig noodzakelijke informatie kan leveren. Naast gemeenschappelijke regelingen kan een gemeenten ook vertegenwoordigd zijn in ander organisaties (stichtingen, vennootschappen). Ook deze vergadercycli kunnen voor een agendacommissie aanleiding zijn om deze te agenderen voor een raads- of commissievergadering. Zodat er informatie uitgewisseld kan worden tussen de vertegenwoordiger van de gemeente en de raad. Het is aan het presidium om de planning in te vullen maar ook om deze te bewaken.Huishoudelijke taken:Hierbij kan gedacht worden aan het doen van voorstellen voor een actualisatie van het reglement van orde, het invoeren van papierloos vergaderen, de invulling van een raadsexcursie of introductieprogramma/opleidingsplan van de raad enz.. Het presidium heeft voornamelijk een algemeen adviserende rol (aanbevelingen aan de raad inzake de organisatie en het functioneren van de raad). De VNG is van mening dat het presidium voor wat betreft de inhoudelijke aspecten van het raadswerk een ondergeschikte voorbereidende rol dient te vervullen omdat anders het gevaar bestaat dat er binnen de raad een nieuw bestuursorgaan wordt gecreëerd, hetgeen niet strookt met de Grondwet, die het primaat immers expliciet bij de raad legt (artikel 125, eerste lid, van de Grondwet).Stemverhouding (lid 4)Het is van belang dat in het presidium elke partij een stem heeft die even zwaar weegt. Op deze wijze wordt de positie van minderheidsfracties in een dualistisch stelsel versterkt. Tevens kan dit de betrokkenheid van alle fracties bij de raadsvergaderingen vergroten.Aanwezigheid griffierDe griffier is bij elke vergadering van het presidium aanwezig (artikel 4, lid 3), omdat de griffier voor de ondersteuning van de raad zorgt en als adviseur van het presidium fungeert. Hij moet weten hoe de agenda eruit komt te zien en welke punten besproken gaan worden. Overeenkomstig het zesde lid kan de gemeentesecretaris worden uitgenodigd. De aanwezigheid van de secretaris kan in sommige gevallen gewenst zijn, omdat hij aandacht moet kunnen vragen voor of een toelichting kan geven op onderwerpen die worden voorbereid door de ambtelijke organisatie. Als dit een ‘staande’ uitnodiging wordt, dan kan overwogen worden zijn aanwezigheid expliciet in het reglement van orde te regelen.

 

Artikel 5. Fractievoorzittersoverleg.

Het fractievoorzittersoverleg bespreekt zaken die van politieke aard kunnen zijn, maar die niet per definitie geschikt zijn om in de openbaarheid of in een officiële besloten vergadering te bespreken. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om zaken die betrekking hebben op personeelszaken, integriteitskwesties of zaken op het gebied van veiligheid en openbare orde. In het overleg kan politieke afstemming plaatsvinden. Er wordt voor gewaakt dat het geen ‘kleintje raad’ wordt, daarom wordt steeds overwogen of een onderwerp in een openbare dan wel besloten voltallige raad moet worden besproken. Vanwege het niet openbare karakter van het overleg kunnen hier geen besluiten genomen worden op rechtsgevolg gericht. Bij amendement zijn lid vijf en zes aan dit artikel toegevoegd. Hierin is geregeld dat het fractievoorzittersoverleg over de eigen aangelegenheden besluiten kan nemen en wel bij meerderheid van stemmen. Ook kan het overleg zelf bepalen wie daarbij wordt uitgenodigd. Deze bepalingen hebben vergelijkbare strekking als voor het presidium geregeld is.

 

Artikel 6. Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging raadsleden.

Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming (artikel V 1 van de Kieswet). Voor dit benoemingsbesluit is bij ministeriële regeling een model vastgesteld. De benoemde geeft schriftelijk aan of hij de benoeming aanneemt (artikel V 2 van de Kieswet). Tegelijk met de mededeling dat hij zijn benoeming aanneemt worden aan de raad stukken overlegd waaruit blijkt dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te worden. Dit omvat de volgende stukken: een ondertekende verklaring met de openbare betrekkingen die hij bekleedt, een uittreksel uit de basisregistratie personen met zijn woonplaats, geboorteplaats en -datum, en (indien niet-Nederlander) stukken waaruit blijkt dat hij voldoet aan de vereisten van artikel 10, tweede lid, van de Gemeentewet (artikel V 3 van de Kieswet). Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren. Bij het onderzoek zal ook de gedragscode (artikel 15, derde lid, van de Gemeentewet) betrokken worden. In deze code zijn onder meer bepalingen opgenomen over al dan niet toegestane nevenfuncties. De commissie welke de geloofsbrieven onderzoekt brengt verslag uit. Dit kan zowel mondeling als schriftelijk. De formulering van het eerste lid benadrukt dat de raad (via de griffier) en niet de voorzitter een commissie instelt, die het zogenaamde geloofsbrievenonderzoek verricht nadat de voorzitter van het centraal stembureau nieuwe leden heeft benoemd. Het onderzoek van het proces verbaal (onderzoek naar het verloop van de verkiezing of de vaststelling van de uitslag) gebeurt door de oude raad vlak voor de eerste samenkomst van de nieuwe raad na de gemeenteraadsverkiezingen. Het onderzoek van het proces-verbaal strekt zich niet uit tot de geldigheid van de kandidatenlijsten en van de lijstverbindingen. Dit ziet op de specifieke taak die de raad heeft na de raadsverkiezingen. Na de gemeenteraadsverkiezingen heeft de commissie voor het geloofsbrievenonderzoek een extra taak, zij adviseert de raad ook over het verloop van de verkiezingen (of dit op wettige wijze is gebeurd) en het vaststellen van de uitslag (is deze juist vastgesteld). Zij doet dit op basis van het proces-verbaal van het centraal stembureau. De raad dient op basis van dit advies een besluit te nemen over het verloop van de verkiezingen en de vaststelling van de uitslag. Dit besluit is van belang om dat de raad de bevoegdheid heeft om te besluiten tot het hertellen van de stemmen en zelfs de bevoegdheid om te besluiten tot een herstemming, beide eventueel in een deel van de gemeente bij een aantal specifieke stembureaus. Het proces-verbaal vormt de aanleiding tot een besluit tot hertelling of herstemming. Dit dient concrete aanwijzingen te bevatten waarop de raad tot een dergelijk besluit over gaat. Het feit dat een fractie een klein aantal (bijv. 3) stemmen te weinig heeft om een extra zetel te behalen is geen valide motivering om tot hertelling over te gaan. Een proces-verbaal waaruit blijkt dat kiezers bezwaar hebben gemaakt over de onzorgvuldige wijze waarop het stembureau na sluiting de stemmen heeft geteld, kan dit wel zijn. Ingevolge artikel V 4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature. Na een raadsverkiezing kunnen de raadsleden op de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling de eed of verklaring en belofte afleggen. De voorzitter zal hen hiervoor oproepen. Bij tussentijdse vacaturevervulling kan de eed of verklaring en belofte aansluitend aan de beslissing van de raad over de toelating van het betrokken raadslid plaatsvinden. De tekst van de eed of verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de Gemeentewet vastgelegd.

 

Artikel 6a. Benoeming wethouders.

Dit artikel is bij amendement in het Reglement van Orde opgenomen. Het geeft invulling aan een leemte in de Gemeentewet. Uit de Kieswet vloeit het geloofsbrievenonderzoek van raadsleden voort. Aangezien de wethouder geen gekozen volksvertegenwoordiger is, is hierover niets in de Kieswet geregeld. De Gemeentewet geeft wel aan welke formele eisen gesteld worden aan een wethouder maar niet op welk moment deze getoetst worden. De formele eisen voor het wethouderschap zijn grotendeels vergelijkbaar met de vereisten voor het raadlidmaatschap (Gemeentewet artikelen 36a, 36b, 41b en 41c). Het ligt voor de hand om voor het benoemen van wethouders ook een commissie voor het onderzoek naar de geloofsbrieven in te stellen. Dit artikel is ook van toepassing als er geen wethouder van buiten maar uit de raad wordt benoemd, de incompatibiliteiten en nevenfuncties dienen immers opnieuw beoordeeld te worden. Een raadslid dat benoemd wordt tot wethouder mag raadslid blijven totdat de geloofsbrieven van zijn opvolger zijn goedgekeurd (artikel 36b, tweede lid, van de Gemeentewet).

 

Artikel 7. Fracties.

De Kieswet en de Gemeentewet kennen het begrip fractie niet. In de Gemeentewet in artikel 33, tweede lid, wordt wel uitgegaan van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (recht op fractie-ondersteuning). Bij de aanvang van de eerste zitting van de nieuwe raad na de verkiezingen, worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst had staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de aanduiding mee. Vierde lid In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mede. Het is ook mogelijk dat een raadslid zijn lidmaatschap niet opzegt maar uit een fractie stapt. Hij kan als zelfstandige fractie verdergaan of zich aansluiten bij een bestaande fractie. Ook andere wijzigingen zijn mogelijk, bijvoorbeeld een fusie van twee fracties. Uitgangspunt van ons kiesstelsel is dat volksvertegenwoordigers op persoonlijke titel worden verkozen en benoemd (dit laatste door de voorzitter van het stembureau). Dit uitgangspunt is gebaseerd op artikel 27 van de Gemeentewet, waarin is bepaald dat elk bindend mandaat van een lid van de raad nietig is. De volksvertegenwoordiger handelt naar eigen overtuiging en is bij stemmingen niet gebonden aan een lastgeving. Geen andere persoon of instantie kan hem rechtens bindende instructies opleggen met betrekking tot zijn stemgedrag. Het is de individuele volksvertegenwoordiger die een mandaat van de kiezer heeft gekregen. De volksvertegenwoordiger heeft daardoor ook de mogelijkheid om tussentijds van fractie te veranderen of zelfstandig verder te gaan. Fractieafplitsing en het ontstaan van een nieuwe fractie kan diverse praktische gevolgen hebben, te denken valt aan: fractievergoedingen en –faciliteiten, fractievoorzitterschap dan wel vertegenwoordiging in het presidium, zo nodig andere zitplaatsen in de raadszaal, bezetting in raadscommissies en eventueel de bezetting in raadscommissies door burgerraadsleden. Als moet worden voorzien in de vacature van een raadslid dat zich heeft afgesplitst, wordt teruggegrepen op de lijst waarop betrokkene oorspronkelijk was gekozen (artikel P 19 van de Kieswet). Zesde lid De naam van de fractie dient getoetst te worden aan de afwijzingsgronden uit artikel G 3 van de Kieswet. Dit is een logische voorwaarde. Indien de nieuwe fractie wil meedoen aan de eerstvolgende raadsverkiezingen zal dit ook gebeuren. Bij registratie als politieke groepering wordt getoetst aan hoofdstuk G van de Kieswet, waarin staat aangegeven in welke gevallen deze registratie geweigerd wordt.

 

Artikel 8. Plaatsvervangend raadslid.

Consulterende raadsbijeenkomsten gelden als commissievergadering als bedoeld in artikel 82 Gemeentewet (artikel 14 RvO). Niet-raadsleden, hier genoemd plaatsvervangend raadsleden, kunnen ook lid zijn van een dergelijke commissie. Dit artikel regelt aan welke voorwaarden een plaatsvervanger moet voldoen. Zij hebben dezelfde rechten en plichten als in de wet en verordeningen opgenomen rechten en plichten van commissieleden ex. artikel 82 Gemeentewet. Zij hebben de beschikking over alle benodigde stukken, inclusief de vertrouwelijke en geheime stukken.

 

Artikel 10. Oproep en voorlopige agenda.

In artikel 19, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat de burgemeester de leden van de raad schriftelijk uitnodigt voor de vergadering. De burgemeester doet dit vanuit zijn rol als voorzitter van de raad. Bij ontstentenis van de burgemeester, zal de uitnodiging door zijn vervanger als voorzitter van de raad worden verstuurd. Het eerste lid van dit artikel bepaalt dat de voorzitter minimaal tien dagen vóór een vergadering de leden een oproep stuurt door plaatsing van de agenda in het RIS/BIS. De oproep vermeldt de dag, tijdstip en plaats van de vergadering. Dit is tevens de openbare kennisgeving. Daarnaast wordt de agenda als extra service aan de burger ook gepubliceerd in Berichten van de Brink, in het daarvoor gecontracteerde lokale huis-aan-huis-blad. Individuele raadsleden kunnen via hun fractievoorzitter in het presidium onderwerpen voor de agenda voordragen. Ook kunnen zij bij aanvang van de raadsvergadering een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren. Daarmee kan het individuele raadslid in ieder geval op twee momenten invloed uitoefenen op de vaststelling van de agenda. Het presidium bepaalt hoe de voorlopige agenda er uit ziet. In de dagelijkse praktijk van de gemeente zal het niet altijd mogelijk zijn om ruim voor de vergadering een agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de actualiteiten. In een dergelijke situatie kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda en stukken rondsturen. De raad stelt steeds aan het begin van de vergadering de agenda vast. Indien er een voorstel wordt gedaan om de agenda aan te passen, bijvoorbeeld het doorschuiven van een agendapunt naar de volgende raadsvergadering, en de stemmen staken, is artikel 32, vierde lid, van de Gemeentewet niet van toepassing.

 

Artikel 12. Beschikbaar stellen van stukken.

De ingekomen stukken worden op een lijst geplaatst met daarop een afdoeningsadvies. De stukken van organisaties en instellingen zijn beschikbaar op het RIS/BIS. Natuurlijke personen kunnen aangeven dat hun ingekomen brieven alleen geanonimiseerd en op verzoek ter beschikking worden gesteld. Over aan de raad gerichte inkomende stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard, bijvoorbeeld ter kennisneming, steunen, afwijzen, in behandeling nemen, doorsturen naar een raadscommissie, doorsturen naar het college, etc. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid. De schriftelijke mededelingen van het college aan de raad komen in principe ook bij de raad binnen. De mededelingen zijn dan ook een ingekomen stuk. De raad stelt op voorstel van het presidium de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast. De gemeenteraad vergadert vanaf april 2014 papierloos. Ingekomen stukken, raadsvoorstellen en bijbehorende documenten worden door de griffie op het digitale raadsinformatiesysteem RIS/BIS geplaatst. Het RIS is openbaar en kan door alle burgers en andere geïnteresseerden worden bekeken. Op het BIS worden de vertrouwelijke en geheime documenten geplaatst, die alleen door raadsleden en het college kunnen worden ingezien. Het RIS/BIS kent een beperking wat betreft de omvang van de documenten. De griffie streeft ernaar deze op te knippen en alsnog in delen te plaatsen op het RIS/BIS. Wanneer dat niet mogelijk is, worden de stukken ter inzage gelegd bij de griffie. Het tweede lid stelt verplicht dat de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, tegelijkertijd met de oproep aan de leden worden verzonden. De in artikel 25, eerste en tweede lid, bedoelde stukken zijn stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd. Hier wordt melding van gemaakt op de stukken. Het presidium heeft op 22 november 2018 besloten dat ook geheime stukken via het BIS ter beschikking moeten worden gesteld aan de raad. Hierbij is expliciet aandacht gevraagd voor de eigen verantwoordelijkheid van raadsleden ten aanzien van het beveiligen van hun device. Behoudens uitzonderlijke gevallen zullen geheime stukken digitaal worden ontsloten. Mocht sprake zijn van een uitzonderlijke situatie dan worden de geheime stukken bij de griffier ter inzage gelegd.

 

Artikel 14 – 19. Consulterende raadsbijeenkomsten en raadsactiviteiten, doel en werkwijze.

De gemeente Assen kent in haar vergaderstructuur geen aparte commissievergaderingen. De consulterende raadsbijeenkomsten gelden formeel wel als een commissievergadering in de zin van artikel 82 Gemeentewet. Consulterende bijeenkomsten kunnen qua vorm verschillen, maar onder deze categorie vallen in elk geval:· rondetafelgesprekken· hoorzittingen· vragenrondes/discussiebijeenkomsten met het college· voorbereidende, onderlinge bespreking t.b.v. meningsvorming Uit de evaluatie van de experimentele nieuwe werkwijze die in april 2018 is ingegaan kwam naar voren dat de opzet van consulterende raadsbijeenkomsten voor verbetering vatbaar was. Daarom is besloten consulterende raadsbijeenkomsten in principe in twee rondes te houden. De raad heeft mogelijkheid hiervan af te wijken als een bijeenkomst zich niet voor een dergelijke opzet leent. In de eerste ronde kunnen raadsleden politieke vragen aan het college stellen. Deze vragen dienen op een bondige manier gesteld te worden, hooguit voorzien van een korte inleiding ter duiding van de vraag. Er is geen spreektijd voor de eerste ronde vastgesteld, de voorzitters zullen bewaken dat het doel van deze ronde geen geweld wordt aangedaan. Nadat alle fracties hun vragen hebben gesteld worden deze door het college beantwoord. In de tweede ronde kunnen raadsleden met elkaar in discussie ten behoeve van hun meningsvorming. De spreektijd in deze ronde bedraagt 3 minuten.

 

Artikel 16. Raadsleden en hun plaatsvervangers.

In dit artikel is geregeld dat een plaatsvervangend raadslid kan deelnemen aan de beraadslagingen tijdens consulterende raadsbijeenkomsten. Openbare besluitvormende vergaderingen zijn vanzelfsprekend toegankelijk voor plaatsvervangend raadsleden. Zij kunnen daar echter niet het woord voeren. Het is de raad die bepaalt wie aanwezig mag zijn tijdens een besloten vergadering, dus eventueel ook plaatsvervangend raadsleden.

 

Artikel 17. Uitkomst bespreking.

Omdat de raadsactiviteiten gericht zijn op informatievergaring en beeldvorming worden hier geen besluiten genomen. De behandeling leidt wel tot een concrete uitkomst over de vervolgbehandeling van een voorstel. De mogelijkheden worden in dit artikel opgesomd.

 

Artikel 18. Inspreekrecht.

Het geven van spreekrecht aan burgers is een manier om burgers meer te betrekken bij de besluitvorming van de raad. Het inspreekrecht geldt alleen voor onderwerpen die op de agenda van de raad staan. Voor onderwerpen die niet geagendeerd zijn kunnen burgers gebruik maken van het vragenhalfuur (artikel 46 RvO) of de mogelijkheid van het burgerinitiatief benutten (Beleidsregels brieven, verzoeken en burgerinitiatieven). Er is voor gekozen de burger na afloop van de eerste termijn nogmaals kort het woord te geven om kort te reageren op hetgeen tijdens de behandeling in de raad aan de orde is geweest. Raadsleden kunnen na de eerste termijn verhelderende vragen stellen aan de inspreker. Het is niet de bedoeling het debat met de inspreker te voeren. Het is niet de bedoeling dat insprekers tijdens meerdere (voorbereidende) bijeenkomsten komen inspreken. Als zij bij een consulterende raadsbijeenkomst aan het woord zijn geweest, kunnen zij niet opnieuw inspreken tijdens de raadsvergadering. Er zijn uitzonderingen denkbaar, bijvoorbeeld wanneer een raadsvoorstel gedurende het voorbereidingstraject wordt gewijzigd. Vanwege het bijzondere karakter van moties vreemd aan de orde van de dag is ervoor gekozen deze uit te zonderen van het inspreekrecht. Gezien de opbouw van consulterende raadsbijeenkomsten in twee rondes krijgen insprekers bij consulterende raadsbijeenkomsten het woord aan het begin van de behandeling van een onderwerp en desgewenst opnieuw nadat de raad in tweede ronde onderling gesproken heeft. Als de tweede inspraakreactie daartoe aanleiding geeft kan de voorzitter aan de raad ruimte geven hierop te reageren.

 

Artikel 18a en 18b Verslaglegging en presentielijst consulterende raadsbijeenkomsten

Van consulterende raadsbijeenkomsten wordt een korte besluitenlijst gemaakt naar analogie van de raadsvergadering. Behoudens gevallen waarin dit praktisch niet mogelijk is, bijvoorbeeld consulterende raadsbijeenkomsten die op locatie plaatsvinden, wordt ook van deze bijeenkomsten een video dan wel audioverslag gemaakt. Plaatsvervangende raadsleden dienen de presentielijst van consulterende raadsbijeenkomsten te tekenen voor zover zij daarbij aanwezig zijn. Op grond van hun aanwezigheid krijgen zij per bijeenkomst een vergoeding conform art. 3.4.1 rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

 

Artikel 20. Presentielijst.

De verplichting tot het hebben van een presentielijst vloeit voort uit artikel 20 van de Gemeentewet. In dit artikel wordt de procedure vastgelegd. De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen dat het vergaderquorum bereikt is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de Gemeentewet. Het is daarom van belang dat leden die de vergadering verlaten dit melden.

 

Artikel 24. Besluitenlijst.

Dit artikel regelt de verslagleggende taak van de griffier en de wijze waarop de besluitenlijst wordt vastgesteld. Het maken van een verslag is niet verplicht. In de Gemeentewet wordt alleen gesproken over de verplichting een besluitenlijst openbaar te maken (artikel 23, vijfde lid, van de Gemeentewet). De concept-besluitenlijst wordt tegelijkertijd met de schriftelijke oproep verstuurd aan de leden en overige personen die het woord gevoerd hebben. De griffier verleent de ambtelijke ondersteuning aan de raad. Daarom is de griffier aangewezen om de besluitenlijst op te stellen en deze, tezamen met de voorzitter, te ondertekenen. De besluitenlijst dient op zo kort mogelijke termijn te worden gepubliceerd. Dit kan voordat het verslag is vastgesteld aangezien de besluitenlijst 'slechts' een overzicht geeft van (alle) door de raad genomen beslissingen (dus niet alleen besluiten in de zin van de Awb maar ook bijvoorbeeld een afspraak om een werkbezoek af te leggen). Het ligt voor de hand dat de besluitenlijst ook op de gemeentelijke website toegankelijk wordt gemaakt. De verslaglegging van de vergadering geschiedt door een video/audio-verslag met een overzicht van de sprekers, de onderwerpen -voorzien van tijdscodes- en een besluitenlijst.

 

Artikel 25. Spreekregels

Sinds de verbouwing van de raadzaal in de zomer van 2018 staat bij raadsvergaderingen een tweetal interruptiemicrofoons opgesteld. Behoudens gevallen waarin de voorzitter hiervoor toestemming geeft kunnen interrupties uitsluitend plaatsvinden vanaf een interruptiemicrofoon. Op het moment dat een ander raadslid het lid dat een interruptie pleegt (interruptor) wenst te interrumperen dient hij dit te doen vanaf de tweede interruptiemicrofoon.

 

Artikel 27. Aantal spreektermijnen.

Indien de raad van mening is dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten. Het tweede lid benadrukt dat de voorzitter elke spreektermijn afsluit. Dit behoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van de raadsleden in de eerste en tweede termijn. Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren. De beraadslaging over een motie bij een aanhangig voorstel vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp (artikel 40). Een motie vreemd aan de orde van de dag wordt in twee termijnen behandeld, als ware het een raadsvoorstel. De standaard spreektijd in eerste termijn is na een succesvolle pilot vastgesteld op 3 minuten. Om de mogelijkheid te creëren bij een bijzondere vergaderingen of onderwerpen een spreektijdenregeling te hanteren zijn de leden 3 en 4 opgenomen. Woordvoering vindt vanuit de fracties in principe door één woordvoerder plaats. Uitzondering is echter hierop mogelijk. Het is aan de voorzitter om sturing te geven op de orde van de vergadering en hier waar nodig, beperkingen aan te stellen.

 

Artikel 31. Stemverklaring.

Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden gegeven vóór de hoofdelijke oproep van de leden dat de stemming begint.

 

Artikel 32. Besluit.

De voorzitter kan de beraadslaging sluiten als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij de raad anders beslist. De voorzitter formuleert daarna de te nemen eindbeslissing. Indien geen stemming wordt gevraagd, is het voorstel aangenomen op grond van artikel 32, derde lid, van de Gemeentewet.

 

Artikel 33. Stemming over zaken.

Lid 6 e.v.: Indien een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de Gemeentewet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen. Wellicht ten overvloede wordt hierbij nog verwezen naar artikel 209, tweede lid, van de Gemeentewet, welke een hoofdelijke stemming verplicht. Een raadslid kan zich alleen onthouden van stemming op grond van artikel 28 van de Gemeentewet. In alle andere gevallen is een raadslid verplicht standpunt in te nemen en te stemmen. Stemmingen zijn in principe ook openbaar. Een volksvertegenwoordiger dient duidelijk te zijn in zijn of haar rol. Door de openbaarheid is het voor de achterban (kiezers) duidelijk hoe ze vertegenwoordigd worden. In dit artikel wordt tevens geregeld dat bij stemmingen in principe gebruik wordt gemaakt van het digitale stemsysteem. Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

 

Artikel 34. Stemming over amendementen en moties.

Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het onderliggende voorstel. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie die over een aanhangig voorstel is ingediend wordt een apart besluit genomen. Dit gebeurt voordat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Met het aanhangige voorstel wordt daarmee de gehele besluitvorming afgerond. Bij een motie over een afzonderlijk onderwerp geldt dit uiteraard niet en is het vierde lid niet van toepassing.

 

Artikel 35. Stemming over personen.

Artikel 31, eerste lid, van de Gemeentewet geeft aan dat de stemming over personen geheim dient te zijn. Een blanco stembriefje wordt niet aangemerkt als een naar behoren ingevuld stembriefje (Kamerstukken II 1985/86, 19 403, nr. 3, blz. 86). In geval van een schriftelijke stemming wordt dan ook geen rekening gehouden met blanco stembriefjes. Een blanco of verkeerd ingevuld stembriefje telt wel mee bij de bepaling van het quorum. Wat onder een (niet) naar behoren ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld. In dit RvO worden hiervoor nadere criteria opgenomen. Indien raadsleden genomineerd worden voor de functie van wethouder is er sprake van een vrije stemming. Er is geen sprake van een voordracht. De beoogd wethouder mag dus meestemmen over zijn eigen benoeming. Een voorstel tot benoeming gaat hem persoonlijk aan "wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt" (artikel 28, eerste lid, onder a, en derde lid, van de Gemeentewet). Dat is echter in casu niet aan de orde, omdat er ook op een ander persoon kan worden gestemd. De aard van de stemming is derhalve van belang.

 

Artikel 39. Amendementen en subamendementen.

Het recht van amendement is neergelegd in artikel 147b van de Gemeentewet. Dit artikel verplicht de raad nadere regels te stellen. Deze nadere regels staan dit artikel. Op basis van artikel 147b van de Gemeentewet is de raad verplicht een amendement te behandelen. Leden van de raad kunnen aan de raad wijzigingen op het voorstel van het college of op initiatiefvoorstellen indienen, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De beraadslaging over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn (artikel 13).

 

Artikel 40. Moties.

In het eerste artikel van dit reglement is de definitie van het begrip motie gegeven. Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard), het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen of om het doen van een verzoek. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken. Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp waarop de motie betrekking heeft. Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats. Dergelijke moties benaderen de in artikel 43 geregelde initiatiefvoorstellen. In de Gemeentewet wordt één specifieke motie uitgewerkt. Dit betreft de motie van wantrouwen waarbij de raad aangeeft het vertrouwen in een wethouder te hebben verloren. Indien hij zelf niet opstapt, dient de raad vervolg-actie te ondernemen.

 

Artikel 42. Collegevoorstel.

Dit artikel heeft betrekking op het agenderingsrecht van de raad. De raad is de enige die een voorstel voor een verordening of een ander voorstel dat het college heeft voorbereid kan agenderen. Als het college het voorstel heeft voorbereid, betekent dit niet dat het college het door hen voorbereide voorstel kan intrekken indien het college van oordeel is dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is (bijvoorbeeld omdat zij een voorstel willen wijzigen). De raad moet hier toestemming voor geven. Indien de raad van oordeel is dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel niet voldoende is voorbereid, kan de raad het voorstel voor een verordening of een ander voorstel op grond van het tweede lid nogmaals voor advies aan het college zenden. De raad kan het college bijvoorbeeld verzoeken het voorstel voor een verordening of ander voorstel nader te onderbouwen. De raad bepaalt echter wanneer het voorstel voor een verordening of ander voorstel, dat door het college verder voorbereid is, opnieuw behandeld wordt. De raad kan dit in dezelfde raadsvergadering regelen, maar de raad kan dit ook aan het presidium overlaten.

 

Artikel 43. Initiatiefvoorstel.

Het is de taak van het college aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een verordening of beslissing ter behandeling bij de raad indienen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend. In artikel 147a, eerste lid, van de Gemeentewet is dit uitgewerkt. Het tweede en derde lid van dit artikel bepalen dat de raad regelt op welke wijze een initiatiefvoorstel voor een verordening of beslissing wordt ingediend en behandeld. Daar wordt in deze bepaling uitvoering aan gegeven. De Gemeentewet (art. 147a) maakt onderscheid tussen initiatiefvoorstellen voor verordeningen en overige initiatiefvoorstellen. Ieder raadslid kan een initiatiefvoorstel voor een verordening indienen. De verdere wijze van behandeling moet de raad zelf regelen. De raad moet ook regelen op welke wijze en onder welke voorwaarden overige initiatiefvoorstellen (voorstellen die betrekking hebben op iets anders dan een verordening) in behandeling worden genomen. Ook dit initiatiefrecht komt toe aan individuele raadsleden, hetgeen inhoudt dat geen drempels mogen worden opgeworpen. Wel kan de raad voorzien in een zekere inhoudelijke toets. Daarbij kan worden gedacht aan het beantwoorden van de vraag of het voorstel wel de uitoefening van een raadsbevoegdheid betreft (en niet een collegebevoegdheid). De leden 2 en 3 zijn toegevoegd naar aanleiding van een wijziging in de gemeentewet. Deze wijziging is blijkens de Memorie van Toelichting ingegeven vanwege het feit dat de betrokkenheid van het college bij initiatiefvoorstellen een belangrijk aspect is voor de verhouding tussen raad en college. De gekozen formulering ten aanzien van de inspraak van het college (‘wensen en bedenkingen’), maakt duidelijk dat initiatiefnemer niet gehouden is iets met de inbreng van het college te doen alvorens het voorstel wordt geagendeerd voor de raad. Het vierde lid houdt in dat de voorzitter het initiatiefvoorstel zo spoedig mogelijk op de agenda plaatst, maar de voorzitter plaatst het voorstel echter niet meer op de agenda, nadat de oproep verzonden is. Dit laat de mogelijkheid onverlet voor het individuele raadslid om op grond van artikel 10 zevende lid, het initiatiefvoorstel toch aan de agenda toe te voegen. Het is aan de raad om vervolgens te bepalen hoe het initiatiefvoorstel verder wordt behandeld nu het op de agenda staat.

 

Artikel 44. Interpellatie.

Dit artikel stelt nadere regels bij artikel 155 van de Gemeentewet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad nodig.

 

Artikel 45. Schriftelijke vragen.

Het vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking. Op grond van deze bepaling kan een raadslid schriftelijke vragen stellen aan het college of de burgemeester, al naar gelang wie verantwoordelijk is. De verantwoordelijke portefeuillehouder dient de vragensteller gemotiveerd in kennis te stellen, indien de beantwoording niet binnen de gestelde termijnen kan plaatsvinden. Niet de voorzitter, maar het verantwoordelijk collegelid of de burgemeester geeft daarom het antwoord. De raad kan oordelen dat het bijvoorbeeld wenselijk is dat een collegelid of de burgemeester direct kan antwoorden op een vraag. Om die reden is in het zesde lid ingevoegd dat de raad anders kan beslissen. In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen over het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven. Indien de vragensteller van mening is dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van de raad te krijgen.

 

Artikel 46-46b. Vraagrecht.

Deze bepaling vormt een invulling van artikel 155, eerste lid, van de Gemeentewet met betrekking tot het vragenrecht. Met het vraagrecht krijgt de raad de mogelijkheid over vooraf ingebrachte onderwerpen (leden van) het college aan de tand te voelen. Het karakter van het vraagrecht verschilt dan ook van het recht van interpellatie. Het recht van interpellatie heeft als instrument een zwaarder politiek karakter. Leden van de raad kunnen aan het college inlichtingen vragen over het door hem gevoerde bestuur, voor zover dat niet bij geagendeerde onderwerpen aan de orde komt. Raadsleden vragen daarmee leden van het college zich te verantwoorden voor het door hen gevoerde bestuur. De vragen die burgers stellen zijn veelal van een ander karakter dan die van raadsleden. Ze zijn meer gericht op het aan de orde stellen van een probleem dan het ter verantwoording roepen van het college. Voor burgers is daarom een andere procedure opgenomen voor het stellen van vragen. Voor zowel raadsleden als burgers is een aanmeldingstermijn voor vragen opgenomen vanwege het feit dat wethouders moeten worden uitgenodigd om antwoord te kunnen geven op de vragen.

 

Artikel 47. Inlichtingen.

In dit artikel wordt een procedurele uitwerking gegeven van de inlichtingenplicht die het college en de burgemeester hebben ten opzichte van de raad. Naast een ingewikkelde inrichting van de bestuursbevoegdheden bevat de Gemeentewet ook naar behoren aangescherpte regels over de inlichtingenplicht van het college ten opzichte van de raad. Deze regels beogen de politieke verantwoordelijkheid van het college te activeren en de eindverantwoordelijkheid van de raad te bevestigen.

 

Artikel 49-52: Toepassing reglement op besloten vergaderingen.

Deze artikelen bepalen dat de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing zijn op een raadsvergadering achter gesloten deuren. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het recht van amendement, het recht van motie, het maken van het verslag. De bepalingen van het reglement zijn echter niet van toepassing, voor zover het toepassen van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal de raad moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in de artikelen 25, 55 en 86 van de Gemeentewet wordt opgelegd dan wel opgeheven. In artikel 23 van de Gemeentewet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor 'het sluiten van de deuren', de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.

 

Artikel 50. Verslag besloten vergadering.

In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 23, derde lid, van de Gemeentewet. In overeenstemming met de bepaling over het verslag van de raadsvergadering is de griffier ook verantwoordelijk voor het verslag van een besloten vergadering. Dit verslag ligt ter inzage bij de griffier.

 

Artikel 52. Opheffing geheimhouding.

In de in het artikel aangehaalde artikelen wordt aan de raad de mogelijkheid geboden de geheimhouding van stukken op te heffen; stukken die niet per se aan hem behoeven te zijn overgelegd. Het kan dus (zie bijvoorbeeld artikel 86, tweede lid, van de Gemeentewet) gaan om de situatie dat de burgemeester geheimhouding heeft opgelegd ten aanzien van stukken die hij aan de raadscommissie heeft overgelegd. De raadscommissie kan dan aan de raad verzoeken de geheimhouding op te heffen (indien de burgemeester daar niet toe bereid is). In het onderhavige artikel is nu ter zake een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor. Op grond van artikel 25, derde en vierde lid, van de Gemeentewet, kan geheimhouding worden opgelegd door het college, de burgemeester en een commissie, ieder ten aanzien van stukken die zij aan de raad of aan leden van de raad overleggen. De opgelegde geheimhouding met betrekking tot aan de raad overgelegde stukken vervalt, indien de raad de oplegging niet in zijn eerstvolgende vergadering die volgens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd. Als de raad niet van plan is de opgelegde geheimhouding te bekrachtigen, kan het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met de raad overleg voeren. Deze besloten vergadering kan dan gaan om de vraag waarom de raad de geheimhouding wil opheffen door deze niet te bekrachtigen.

 

Artikel 53. Toehoorders en pers.

De hier aangegeven bepalingen worden wat betreft het handhaven van de orde aangevuld door artikel 26 van de Gemeentewet. De voorzitter heeft de bevoegdheid om toehoorders die de orde verstoren, te doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toegang te ontzeggen.

 

Artikel 54. Maatregelen van orde.

Aangezien de vergaderingen van een de raad in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluid- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft. Wel dient rekening gehouden worden met de privacy van insprekers of publiek. Raadsleden daarentegen hebben een publieke functie. Het is mogelijk om een aanwijzing te geven dat publiek slechts van af een bepaalde afstand in beeld mag worden gebracht. De voorzitter heeft de bevoegdheid deze aanwijzingen te geven en als deze niet worden opgevolgd de vergadering te schorsen.