Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gooise Meren

Nadere regels behorende bij de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Gooise Meren 2020

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGooise Meren
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNadere regels behorende bij de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Gooise Meren 2020
CiteertitelNadere regels behorende bij de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Gooise Meren 2020
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpMaatschappelijke zorg en welzijn

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

04-03-202001-01-2020Actualisatie

18-02-2020

gmb-2020-58056

Tekst van de regeling

Intitulé

Nadere regels behorende bij de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Gooise Meren 2020

Burgemeester en wethouders van gemeente Gooise Meren;

gelet op artikel 11, 12 en 15 van de Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Gooise Meren 2020 besluiten:

De Nadere regels behorende bij de Verordening wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Gooise Meren 2020 vast te stellen.

NADERE REGELS BEHORENDE BIJ DE VERORDENING WET MAATSCHAPPELIJKEONDERSTEUNING GEMEENTE GOOISE MEREN 2020

Leeswijzer

 

In de Verordening Wmo 2020 Gooise Meren staan de rechten en plichten voor inwoners met een hulpvraag (en van hun omgeving), bij gebruikmaking van hulp en ondersteuning vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De Nadere regels zijn daarvan weer een vertaling en een verdieping. Of anders gezegd: de Nadere regels lichten de bedoeling en juridische reikwijdte van de verordening in details toe. Daarmee geven ze ook de juridisch kaders aan waarbinnen de consulenten van de gemeente maatwerkvoorzieningen voor hulp en ondersteuning indiceren (of afwijzen).

Als een inwoner met een hulpvraag zich meldt bij de gemeente zal er een gesprek tussen deze inwoner -en degene(n) die meegaan- en de consulent volgen over wat passende, doelmatige hulp en ondersteuning is, als antwoord op de hulpvraag. In dat gesprek zal de consulent het woordgebruik van de Verordening en de Nadere regels in begrijpelijke taal aan de hulpvrager uitleggen. Ook de (gratis) onafhankelijke cliëntondersteuner van stichting MEE kan de inwoner helpen om voorafgaand, tijdens en na het gesprek met de gemeente de terminologie ervan te begrijpen. Ook in de overige communicatie zoals indicatiebeschikkingen, licht de gemeente haar besluiten over de aangevraagde maatwerkvoorzieningen aan inwoners toe in begrijpelijke woorden (beschikkingen).

Als er vragen zijn over de inhoud van de Verordening en de bijhorende Nadere regels kan er contact op worden genomen met de gemeente Gooise Meren (telefoon 035-207 00 00 of via de site van de gemeente www.gooisemeren.nl).

Algemeen

Artikel 1. Definities

  • 1.

    Alle begrippen die in deze nadere regels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Verordening wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Gooise Meren 2020 en de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

  • 2.

    In deze nadere regels wordt verstaan onder CAK-periode: Een periode van een maand op basis waarvan het Centraal Administratie Kantoor (CAK) de bijdrage in de kosten, zoals bedoeld in artikel 11 en 15 van de Verordening wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Gooise Meren 2020, vaststelt.

Maatwerkvoorzieningen

Artikel 2.1 Dagactiviteit, vervoer en begeleiding

  • 1.

    Het college kan een maatwerkvoorziening verlenen in de vorm van dagactiviteit welke gericht is op:

    • a.

      het het bieden van arbeidsmatige ondersteuning aan cliënten die (nog) niet over arbeidsvermogen beschikken;

    • b.

      op het aanbrengen van structuur in het Algemeen Dagelijks Leven (ADL);

    • c.

      bevorderen van sociale participatie;

    • d.

      het ontlasten van de mantelzorger.

  • 2.

    Onder dagactiviteit valt tevens het noodzakelijke vervoer inclusief de eventuele begeleiding zodat de cliënt gebruik kan maken van de dagactiviteit. Dit vervoer wordt in ieder geval noodzakelijk geacht indien:

    • a.

      de cliënt niet in staat is zelfstandig lopend, al dan niet met een algemeen gebruikelijk loophulpmiddel, de dagbesteding te bereiken of zelfstandig met een algemeen gebruikelijk vervoermiddel te reizen;

    • b.

      de cliënt niet met beschikbare hulp van personen uit diens sociale netwerk of vrijwilligers kan reizen of op een andere manier door hen kan worden begeleid.

  • 3.

    Het college kan een maatwerkvoorziening verlenen in de vorm van begeleiding welke gericht is op:

    • a.

      het verrichten van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen;

    • b.

      het voeren van een gestructureerd huishouden;

    • c.

      participatie.

  • 4.

    Het college past voor dagbesteding en begeleiding de tarieven die het verschuldigd is aan de (gecontracteerde) aanbieders toe zoals deze zijn vastgesteld door de Regio Gooi- en Vechtstreek. Zie: https://www.icgv.nl/wp-content/uploads/sites/7/2019/01/181218-tarieven-2019-Maatschappelijke-Ondersteuning.pdf

Toelichting bij dit artikel:

Algemeen Dagelijks Leven (ADL)

Zelfredzaamheid met betrekking tot Activiteiten van het Dagelijks Leven (ADL) gaat over de mate waarin de persoon alledaagse activiteiten uitvoert of de uitvoering heeft georganiseerd. Het gaat hierbij om basale taken om voor zichzelf te zorgen (eten, wassen, aankleden, naar toilet gaan) tot meer complexe taken zoals het organiseren van het huishouden en het zorgen voor anderen (kinderen of anderen waar de persoon voor verantwoordelijk gesteld is). Bij de beoordeling op dit domein worden zelfzorg-taken onderscheiden van meer complexe ADL-taken.

Artikel 2.2 Huishoudelijke hulp

Tarieven

Het college past de tarieven toe die het verschuldigd is aan de (gecontracteerde) aanbieders zoals deze zijn vastgesteld door de Regio Gooi- en Vechtstreek. Zie: https://www.icgv.nl/wp-content/uploads/sites/7/2019/01/181218-tarieven-2019-Maatschappelijke-Ondersteuning.pdf

Huishoudelijke hulp

Gemeentelijke ondersteuning bij het voeren van een huishouden neemt de verantwoordelijkheid van de cliënt niet over, maar helpt de cliënt om het resultaat te behalen. Het resultaat dat behaald dient te worden is een schoon en leefbaar huis. Als ondersteuning bij het huishouden noodzakelijk blijkt, wordt een maatwerkvoorziening toegekend. De maatwerkvoorziening HH bestaat uit basisuren die, als dat noodzakelijk is, aangevuld worden met extra uren op maat.

Zie hoofdstuk 6 voor een nadere toelichting op de toekenning huishoudelijke hulp.

Artikel 2.3 Respijtverblijf in een instelling

  • 1.

    De cliënt kan slechts in aanmerking komen voor respijtverblijf in een instelling indien:

    • a.

      dit noodzakelijk is om de mantelzorger (preventief) te ontlasten; en

    • b.

      de cliënt in dat geval aangewezen is op ondersteuning welke gepaard gaat met het overnemen van (permanent) toezicht dan wel 24 uurs ondersteuning in de nabijheid, niet zijnde het bieden van geneeskundige zorg; en

    • c.

      dagactiviteit en/of begeleiding al dan niet aangevuld met (ambulante) geneeskundige zorg als bedoeld in de Zorgverzekeringswet niet als passende bijdrage kan worden aangemerkt.

  • 2.

    Per jaar worden maximaal 36 etmalen verblijf toegewezen. Op basis hiervan kan een cliënt 3 etmalen (een lang weekend) per maand verblijf afnemen. De etmalen kunnen eventueel opgespaard worden voor een aaneengesloten periode per kalenderjaar. Hierbij valt te denken aan vakantie van de mantelzorger(s) of tijdelijke uitval van de mantelzorger(s) vanwege ziekte. In uitzonderingssituaties kunnen meer etmalen worden toegewezen. Wanneer er sprake is van een langdurige behoefte aan verblijf voor het grootste deel van de week (meer dan 3 dagen per week), is de Wet langdurige zorg (Wlz) voorliggend.

  • 3.

    Het college past de tarieven die het verschuldigd is aan de (gecontracteerde) aanbieders toe zoals deze zijn vastgesteld door de Regio Gooi- en Vechtstreek. Zie: https://www.icgv.nl/wp-content/uploads/sites/7/2019/01/181218-tarieven-2019-Maatschappelijke-Ondersteuning.pdf

WONENVOORZIENINGEN- VERHUIZEN- BEZOEKBAAR MAKEN

Artikel 2.4 Ondersteuning bij het wonen

  • 1.

    Het college kan een maatwerkvoorziening verlenen gericht op ondersteuning bij het wonen in de vorm van:

    • a.

      woonvoorzieningen;

    • b.

      hulpmiddelen om zich in en om de woning te verplaatsen;

  • 2.

    Woonvoorzieningen worden slechts geboden indien deze zijn gericht op het kunnen gebruiken van de noodzakelijke gebruiksruimte(n) in verband met het normale gebruik van de woning waar de cliënt zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben;

  • 3.

    Met het oog op het normale gebruik van de woning kan een woonvoorziening worden getroffen ten aanzien van de bereikbaarheid, toe- en doorgankelijkheid en bruikbaarheid van de woning;

  • 4.

    Maatwerkvoorzieningen voor het zich verplaatsen in en om de woning worden slechts geboden indien deze zijn gericht de cliënt in staat te stellen de noodzakelijke gebruiksruimten te bereiken ten behoeve van het normale gebruik van de woning;

  • 5.

    Van de cliënt kan worden gevergd dat de woning zodanig wordt ingericht of heringericht zodat wordt voorkomen dat een woningaanpassing moet worden verleend (vergelijk CRVB:2011:BQ8290 en CRVB:2016:429);

  • 6.

    Het college kan een woonvoorziening verlenen gericht op het bezoekbaar maken van een woning in de gemeente Gooise Meren, indien de cliënt zijn hoofdverblijf heeft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg in de gemeente Gooise Meren en er nog geen andere woning bezoekbaar is of zal worden gemaakt;

  • 7.

    Onder het bezoekbaar maken van de woning wordt uitsluitend verstaan het bereikbaar maken van de woonruimte, de woonkamer en het toilet.

Toelichting bij dit artikel:

Gebruiksruimtes

Noodzakelijke gebruiksruimten zijn de ruimtes waarop de cliënt is aangewezen voor:

  • -

    het kunnen verrichten van de elementaire woonfuncties (eten, slapen, lichaamsreiniging, koken);

  • -

    het verrichten van huishoudelijke werkzaamheden;

  • -

    horizontale en verticale verplaatsingen in en om de woning waaronder ook de toegang tot de woning.

Onder niet-noodzakelijke gebruiksruimten worden in principe verstaan: kelder, berging, zolder, garage, logeerkamer en hobbyruimte, voor zover er in deze ruimtes geen elementaire woonfuncties worden verricht.

Artikel 2.5 Criterium primaat van verhuizen

  • 1.

    Indien de cliënt die is aangewezen op een woningaanpassing of een woonvoorziening kan verhuizen naar een passende of een goedkoper aanpasbare woning in Gooise Meren of in de nabijheid van Gooise Meren liggende gemeenten, beoordeelt het college eerst deze mogelijkheid.

  • 2.

    Het college kan een verhuisvergoeding toekennen. Een verhuisvergoeding bedraagt de werkelijke kosten;

  • 3.

    De cliënt kan voor een maatwerkvoorziening als bedoeld in het eerste lid in aanmerking komen voor zover blijkt dat verhuizen als bedoeld in het vorige lid niet binnen een medisch aanvaardbare termijn mogelijk is.

Toelichting bij dit artikel:

Bij het bieden van een maatwerkvoorziening bij een probleem bij het normale gebruik van de woning, wordt onder meer gekeken naar de mogelijkheid om te verhuizen naar een meer geschikte of een goedkope geschikt te maken woning. Wanneer er veel kosten zijn gemoeid met het aanpassen van een woning, kan verhuizen de goedkoopst passende oplossing zijn. Het is daarbij van belang dat er een reële inschatting wordt gemaakt van de kosten van de aanpassing. Het bieden van een maatwerkvoorziening in de vorm van verhuiskostenvergoeding is een ingrijpend besluit. Hoewel niemand gedwongen kan worden tot verhuizen, kan een woningaanpassing worden geweigerd omdat verhuizing ook een passende en goedkopere oplossing is. Hierbij is een uiterst zorgvuldige afweging en motivatie van groot belang.

Verhuiskosten

Een verhuiskostenvergoeding kan worden toegekend indien de cliënt vanwege problemen met het normale gebruik van de woning gaat verhuizen naar een adequate woning; of een woonvoorziening aanvraagt, maar na onderzoek blijkt dat verhuizing de goedkoopst adequate oplossing is voor het woonprobleem. Uitgegaan wordt van “de goedkoopst-adequate voorziening”. Om laatstgenoemde vast te kunnen stellen, wordt de Nibud Prijzengids gehanteerd.

De verhuiskostenvergoeding wordt uitbetaald na inlevering van nota’s. Alleen kosten die direct betrekking hebben op de verhuizing komen in aanmerking voor vergoeding. Dit zijn:

  • -

    kosten van huur voor een verhuisauto;

  • -

    verf, behang, vloerbedekking;

  • -

    eventuele kleine woonaanpassingen;

  • -

    oversluitkosten voor telefoon en nutsvoorzieningen.

Kosten voor aanschaf van inrichtingselementen, zoals meubels, komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Een tegemoetkoming in de kosten van verhuizing is bedoeld als goedkoopst-adequaat alternatief voor een dure woningaanpassing in gevallen waarin die verhuizing niet algemeen gebruikelijk is, gelet op leeftijd, gezins- of woonsituatie. Voorspelbare verhuizingen van senioren (levensloop) zijn in beginsel algemeen gebruikelijk. Voor verhuizingen naar Wlz-instellingen of andere zorginstellingen wordt geen tegemoetkoming verstrekt, evenmin voor verhuizingen naar woningen die niet geschikt of bestemd zijn voor permanente bewoning.

Een verhuiskostenvergoeding kan worden verstrekt wanneer er sprake is van ondervonden belemmeringen bij het normale gebruik van de woning die door middel van een verhuizing op de goedkoopst-adequate wijze kunnen worden opgelost. Deze eis wordt niet gesteld als het gaat om een verhuizing naar een ADL-woning (ADL = Algemeen Dagelijkse Levensverrichtingen – zie https://www.regelhulp.nl/ik-heb-hulp-nodig/adl-woning) en evenmin in situaties waarin het gaat om een persoon buiten de Wmo-doelgroep een aangepaste woning te laten vrijmaken. Alleen als het vrijmaken van de woning op verzoek van het college of na overleg met het college gebeurt, is er aanspraak op een tegemoetkoming voor verhuis- en herinrichtingskosten.

Het college verstrekt in beginsel geen tegemoetkoming in de kosten voor verhuizing en herinrichting, indien de verhuizing heeft plaatsgevonden voordat op de aanvraag is beschikt, tenzij achteraf alsnog kan worden vastgesteld dat er problemen bij het normale gebruik van de woning werden ondervonden in de verlaten woning. Als dat laatste niet meer kan, is dat reden voor afwijzing.

Zwaarwegende redenen

Er kunnen zwaarwegende redenen zijn waardoor een uitzondering moet worden gemaakt op het verhuisprimaat. Voorbeelden daarvan zijn:

  • Er blijkt uit medisch onderzoek een contra-indicatie voor verhuizen. Bijvoorbeeld als verwacht wordt dat een (dementerende) cliënt binnen een redelijke termijn niet zal aarden of vertrouwd zal kunnen geraken in de nieuwe woning of woonomgeving.

  • Er blijkt uit onderzoek dat de medische situatie van de cliënt zich verzet tegen een zoek-tijd/wachttijd naar een geschikte woning. Uit het medisch advies moet dan bijvoorbeeld blijken wat een medisch aanvaardbare termijn is waarbinnen iemand over een aangepaste/geschikte woning moet beschikken. Dat is afhankelijk van de individuele situatie.

  • De aanwezigheid van mantelzorg door mensen in de directe omgeving van de woning maakt het niet acceptabel dat de cliënt verhuist. Daarvan is sprake als de te verlenen mantelzorg wordt geleverd in een bepaalde intensiteit en een wezenlijke bijdrage leveren aan het behoud van de zelfredzaamheid van de cliënt met het oog op zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven (wonen). Dat is bijvoorbeeld het geval als de mantelzorg zorg op grond van de Zvw of ondersteuning in de vorm van een maatwerkvoorziening overbodig maakt en duidelijk is dat de mantelzorg in zijn bestaande omvang en intensiteit bij een eventuele nieuwe woning niet (meer) kan worden verleend.

    Het toepassing van het verhuisprimaat treft vanzelfsprekend ook de aanwezige huisgenoten. Het college weegt hun belangen mee bij de beoordeling of het primaat van verhuizen onverkort kan worden toegepast.

  • De verhuizing leidt tot inkomstenderving doordat bedrijfsmatige activiteiten niet meer kunnen worden uitgeoefend of het verplaatsen van het bedrijf onredelijke kosten met zich meebrengt. Deze kosten kunnen voor de ondernemer in kwestie mogelijk wel aftrekbaar zijn op diens aangifte Inkomstenbelasting. Hierbij kan het gaan om de cliënt zelf maar ook zijn partner.

  • Er is een substantiële stijging van woonlasten verbonden aan de woning waar naar moet worden verhuisd (zie verder hierna).

Woonlastenconsequenties woning

Een nieuwe huurwoning kan een (aanzienlijke) stijging van de huurprijs met zich meebrengen. Deze huidige huurprijs wordt vergeleken met de huurprijs van de beschikbare woning rekening houdend met het recht op huurtoeslag en eventueel toename of afname van het wooncomfort. Het college beoordeelt in ieder geval of een eventuele huurlastenstijging voor de aanvrager en zijn eventuele echtgenoot redelijkerwijs niet aanvaardbaar zijn. Daarbij is het niet zo dat het hebben van erg lage woonlasten zonder meer betekent dat het primaat van verhuizen niet kan worden toegepast. Immers iedereen behoort de toepasselijke basishuur te kunnen betalen van zijn eigen inkomen. Bij toewijzing van een woning wordt overigens door de woningbouwcoöperaties rekening met de verhouding tussen het inkomen en de toe te wijzen woning qua huurprijs op grond van de Wet op de huurtoeslag (Wht). Het kan ook gaan om een koopwoning. Daarvoor gelden een aantal dezelfde uitgangspunten. Een stijging van de woonlasten die aan een eigen woning verbonden zijn hoeven dan ook niet in de weg te staan aan het toepassen van het primaat van verhuizen. Wel is het zo dat het primaat van verhuizen niet is toegestaan als de cliënt en/of de mede-eigenaar van de woning, bijvoorbeeld diens partner, met een aanzienlijke restschuld blijven zitten na de verkoop van de woning. Of daarvan sprake is beoordeelt het college in het individuele geval.

Woonlastenconsequenties bij verhuizing eigen woningbezit

Om de woonlastenconsequenties voor woningeigenaren te berekenen worden de netto woonlasten van deze eigen woning als volgt berekend:

  • -

    Rente die verband houdt met de woning (netto hypotheeklasten);

  • -

    Zakelijke lasten in verband met het hebben van eigendom;

  • -

    Opstalverzekering.

Artikel 2.6 Specifieke criteria woonvoorzieningen

  • 1.

    Een woningaanpassing (verbouwen of aanpassen van de woning) of een woonvoorziening (tillift, douchestoel e.d.) in de vorm van een Pgb of Zorg in natura (Zin) wordt slechts verleend indien de cliënt zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woning waaraan de maatwerkvoorziening wordt getroffen.

  • 2.

    De aanvraag voor een woningaanpassing of een woonvoorziening zoals een traplift kan in ieder geval worden geweigerd indien:

    • a.

      de noodzaak tot het treffen van de maatwerkvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen in het normale gebruik van de woning ten gevolge van beperkingen geen aanleiding bestond en er geen andere dringende reden aanwezig was;

    • b.

      de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college;

    • c.

      verhuisd naar een woonruimte die niet bestemd en/of geschikt is om het gehele jaar door bewoond te worden;

    • d.

      de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

    • e.

      de noodzaak tot het treffen van een woningaanpassing het gevolg is van achterstallig onderhoud dan wel slechts strekt ter renovatie van de woning of om deze in overeenstemming te brengen met de eisen die redelijkerwijs aan de woning mogen worden gesteld.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen over afschrijftermijnen als bedoeld in het vorige lid onderdeel e.

  • 4.

    Een vergoeding voor tijdelijke huisvesting of dubbele woonlasten bedraagt maximaal de werkelijk gemaakte kosten, met als maximum de maximale huurgrens als genoemd in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag.

Artikel 2.7 Bijzondere woonvoorzieningen en bepalingen

  • 1.

    Er geldt een antispeculatie-bepaling bij toekenning aanpassing woning in eigendom met een aan- of uitbouw: de eigenaar is verplicht een percentage van de meerwaarde van de aan- of uitbouw aan de gemeente terug te betalen bij verkoop van de woning. Hiervoor is de volgende tabel van toepassing:

Percentage tabel:

Voor het 1e jaar, 100 % van de meerwaarde

Voor het 2e jaar, 90 % van de meerwaarde

Voor het 3e jaar, 80 % van de meerwaarde

Voor het 4e jaar, 70 % van de meerwaarde

Voor het 5e jaar, 60 % van de meerwaarde

Voor het 6e jaar, 50 % van de meerwaarde

Voor het 7e jaar, 40 % van de meerwaarde

Voor het 8e jaar, 30 % van de meerwaarde

Voor het 9e jaar, 20 % van de meerwaarde

Voor het 10e jaar, 10 % van de meerwaarde

  • 2.

    Er volgt alleen pgb voor aanpassing van een woonschip of woonwagen als:

    • a.

      de technische levensduur nog minimaal 5 jaar is;

    • b.

      de lig/standplaats niet binnen 5 jaar voor opheffing in aanmerking komt;

    • c.

      indien er sprake is van een adres als vermeld in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.

  • 3.

    Een pgb voor een woningsanering is mogelijk waar dit noodzakelijk is als gevolg van COPD of allergieën en er sprake is van onverwachte kosten. Woningsanering is mogelijk met een medische diagnose. Er is daarbij een vergoeding mogelijk voor vervanging van gordijnen en vloerbedekking volgens onderstaand percentage tabel:

    Nieuwer dan 2 jaar 100 %

    Nieuwer dan 4 jaar 75 %

    Nieuwer dan 6 jaar 50 %

    Nieuwer dan 8 jaar 25 %

    Ouder dan 8 jaar geen vergoeding

  • 4.

    Een pgb voor een uitraaskamer kan worden toegekend met als doel de mogelijkheid om tot rust te komen door afzondering. Daarvoor is onafhankelijk medisch advies vooraf noodzakelijk. Voorliggend is de Safespace (veiligbed.nl).

Toelichting bij het artikel over de uitraaskamer (artikel 2.7 lid 4):

Over een uitraasruimte is niets geregeld in de Wmo. Door gemeenten wordt vaak in de verordening een regeling opgenomen over het toekennen van een voorziening in de vorm van een uitraasruimte.

De uitraasruimte is bedoeld voor mensen met een gedragsstoornis die leidt tot ernstig ontremd gedrag. Of hiervan sprake is zal moeten worden vastgesteld door een pedagoog, psycholoog of orthopedagoog, soms een psychiater. Het moet ook gaan om gedrag zonder remmingen, oftewel gedrag dat niet of slechts met moeite is te corrigeren. Of aan de criteria is voldaan zal ook weer objectief moeten worden vastgesteld in het kader van het doel van de voorziening. Het doel is niet therapeutisch; de uitraaskamer is bedoeld om iemand af te zonderen en tot rust te laten komen.

Hoe groot een uitraaskamer moet zijn en hoe deze moet worden ingericht, zal uit het ingewonnen advies moeten blijken. Een en ander hangt af van de individuele situatie. Er zijn dan ook geen wettelijke eisen. De uitraasruimte is in principe een kleine, veilige en prikkelarme kamer van beperkte omvang (6 - 9 m2) waar men enige tijd moet kunnen verblijven. In principe wordt een bestaande ruimte ingericht als uitraaskamer zoals een bestaande (slaap)kamer. Uitsluitend wanneer er sprake is van ergonomische problemen die maken dat er geen bestaande (slaap)kamer aangepast kan worden, kan hiervoor een extra ruimte gerealiseerd worden. Het moet leiden tot een veilige situatie, waarin de gebruiker van de kamer geen schade kan aanrichten aan zichzelf en aan zijn omgeving. De kamer zal dus goed en veilig moeten kunnen worden afgesloten. Eventuele radiatoren moeten worden aangepast of weggewerkt. De wanden kunnen indien nodig worden gecapitonneerd. Omdat er sprake is van ernstig ontremd gedrag kunnen er geen losse zaken in de uitraaskamer staan.

De kosten om de kamer in een bepaalde rustgevende tint te schilderen of een geluidsinstallatie voor rustgevende muziek, of een voorziening om eventuele hulpverleners een verblijf te bieden, worden niet vergoed. Ook de kosten voor voorzieningen om overlast voor huisgenoten af anderen te beperken worden niet vergoed of verstrekt.

Alleen wanneer er sprake is van een langdurige noodzaak wordt een uitraasruimte verstrekt. Hiervan is geen sprake bij:

  • een op handen zijnde uithuisplaatsing, of

  • een door het Centraal Indicatie orgaan Zorg (CIZ) gestelde indicatie voor opname in een Wlz-instelling, waarvoor iemand op een wachtlijst staat.

Uitraasruimte - jurisprudentie

In het verleden was de uitraasruimte opgenomen in de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg).

De uitraasruimte was gedefinieerd als 'een verblijfsruimte waarin een gehandicapte die vanwege een gedragsstoornis ernstig ontremd gedrag vertoont zich kan afzonderen of tot rust kan komen'.

Met de inwerkingtreding van de Wmo 2007 is de uitraasruimte niet expliciet teruggekomen in de wet. Ook in de Wmo 2015 is de uitraasruimte niet opgenomen. Het is echter niet de bedoeling geweest van de wetgever om het inhoudelijke beleidsterrein breder of smaller te maken met de komst van de nieuwe wetten. Daarom moet ervan uitgegaan worden dat de uitraasruimte toch als woonvoorziening onder de Wmo en Wmo 2015 valt. In de wet zelf is deze dus nergens expliciet beschreven, maar veel gemeenten hebben de uitraasruimte wel in hun gemeentelijk beleid opgenomen.

Een recente hoger beroepsuitspraak over de uitraasruimte is niet bekend.

In de uitspraak van de Centrale Raad van 8 augustus 2017 wordt de uitraasruimte wel genoemd, maar daar gaat het om de vraag of vergoeding van extra stroomkosten voor de verwarming van een uitraasruimte terecht is afgewezen. De Centrale Raad oordeelt daar dat betrokkene niet aannemelijk heeft gemaakt dat de stroomkosten waarvoor zij vergoeding vraagt, puur het gevolg zijn van het gebruik van de elektrische vloerverwarming van de uitraasruimte.

Artikel 2.8 Ondersteuning bij deelname maatschappelijk verkeer

  • 1.

    Het college kan maatwerkvoorzieningen verlenen gericht op ondersteuning bij deelname aan het maatschappelijk verkeer. Deze maatwerkvoorzieningen zijn gericht op:

    • a.

      het zich lokaal kunnen verplaatsen

    • b.

      medemensen ontmoeten en sociale verbanden aangaan,

    • c.

      over de korte afstand rondom de woning en verplaatsingen over de langere afstand indien de cliënt geen gebruik kan maken van het reguliere Openbaar Vervoer.

  • 2.

    De maatwerkvoorzieningen zoals bedoeld in lid 1 worden toegekend in de vorm van:

    • a.

      vervoersvoorzieningen;

    • b.

      een gebruikerspas Wmo-taxi wordt verstrekt voor sociaal-recreatief vervoer op regionaal niveau. Hiervoor is de cliënt een ritbijdrage per zone (en per rit een opstaptarief) is verschuldigd. Dit wordt bepaald aan de hand van het in de regio gangbare toepasselijke tarief en het budget aan aantal benodigde zones;

    • c.

      individueel (rolstoel)taxi/individueel taxivervoer in de vorm van een pgb;

      De hoogte daarvan wordt vastgesteld op bedragen op jaarbasis. Daarbij geldt dat het pgb toereikend is voor deelname aan het maatschappelijk verkeer als bedoeld in lid 1. Het college kan op het jaarbedrag dan ook een korting toepassen indien sprake is van:

      • -

        verblijf in een instelling op grond van de Wet langdurige zorg;

      • -

        een samenvallende vervoersbehoefte;

      • -

        een beperkte (zelfstandige) vervoersbehoefte;

      • -

        andere aanwezige vervoersvoorzieningen of vervoersmogelijkheden;

    • d.

      een autoaanpassing in de vorm van een pgb. Dit bedraagt de laagste kostprijs van de noodzakelijke aanpassingen, op basis van tenminste 2 offertes. Bedoelde maatwerkvoorziening wordt maximaal eenmaal per vijf jaar verstrekt en alleen als de auto jonger is dan zeven jaar. Indien als gevolg van het verstrekken van deze maatwerkvoorziening extra verzekeringskosten en hogere kosten in verband met de motorrijtuigenbelasting ontstaan, komen deze (meer)kosten niet voor vergoeding in aanmerking.

      Boven € 4.000 dient de aanpassing door de cliënt verzekerd te worden tegen diefstal en vandalisme;

  • 3.

    De maatwerkvoorzieningen als bedoeld in het eerste lid zijn gericht op:

    • a.

      het zich lokaal kunnen verplaatsen;

    • b.

      medemensen ontmoeten en sociale verbanden aangaan,

      over de korte afstand rondom de woning en verplaatsingen over de langere afstand indien de cliënt geen gebruik kan maken van het reguliere Openbaar Vervoer;

  • 4.

    Onder lokaal als bedoeld in dit artikel wordt 15 tot 20 kilometer rondom de woning verstaan, waarbij deelname aan het maatschappelijk verkeer mogelijk is met een omvang van 2000 kilometer per jaar. Dit geldt ook voor individueel taxivervoer;

  • 5.

    Het gebruik van een eigen auto is algemeen gebruikelijk. Indien het gebruik van de eigen auto in het specifieke geval van de cliënt niet als algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd, bedraagt het pgb voor het gebruik van de eigen auto € 0,19 per kilometer tot 2000 kilometer per jaar;

  • 6.

    Het college kan in individuele gevallen afwijken van het gestelde in het vorige lid.

Toelichting bij dit artikel over hulpmiddelen:

Incidenteel rolstoelgebruik

Een rolstoel voor incidenteel gebruik (ook wel transportrolstoel genoemd) is niet voor dagelijks zittend gebruik noodzakelijk. Doorgaans wordt deze gebruikt als men zich elders moet verplaatsen en dat zonder een rolstoel niet kan, zoals tijdens een uitstapje. Voor dit soort rolstoelen kan gebruik gemaakt worden van speciaal hiervoor beschikbare uitleendepots op grond van de Zvw of van rolstoelen die op de plaats van bestemming beschikbaar zijn, zoals in pretparken, dierentuinen, in het winkelcentrum, bij ziekenhuizen en dergelijke.

Uitzondering

Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kan een zogeheten transportrolstoel worden verleend. Dat is het geval indien een cliënt zich in en om de woning (beperkt) lopend kan verplaatsen, maar zich niet lopend kan verplaatsen over de korte vervoersafstanden. Dat wil zeggen dat er sprake is van een verminderde mobiliteit of uithoudingsvermogen waardoor de loopafstand zeer beperkt is. De cliënt is aangewezen op een transportrolstoel om van A naar B te komen. Denk bijvoorbeeld aan de situatie dat iemand structureel niet in staat is om hele korte afstanden zelfstandig - al dan niet met een loophulpmiddel - af te leggen. In dat geval zijn de bovengenoemde mogelijkheden (rolstoelpool, uitleen) niet van toepassing. Deze rolstoel kan worden meegenomen in het collectief vervoer of in de eigen auto. In de praktijk zal dit echter niet vaak voorkomen.

Stalling

Het stallen van vervoersvoorzieningen, zoals een scootmobiel dient op een adequate wijze te geschieden. Het college onderzoekt of de cliënt zelf mogelijkheden heeft om hier zorg voor te dragen, door bijvoorbeeld herinrichten of opruimen van de beoogde (stallings)ruimte. Dit behoort tot de eigen verantwoordelijkheid. Heeft de cliënt geen mogelijkheden tot het stallen van de scootmobiel, dan valt het realiseren daarvan onder de ondersteuningsplicht van het college. De minimale eis hierbij is het aan 3 zijkanten en een dak gesloten ruimte, inclusief een oplaadpunt.

Auto-aanpassing

U komt niet in aanmerking voor een auto-aanpassing als deze algemeen gebruikelijk is. Een aantal voorbeelden van algemeen gebruikelijke auto-aanpassingen zijn:

  • automatische transmissie;

  • elektrisch bedienbare ramen;

  • kosten van een APK-keuring;

  • een derde of vijfde deur en warmtewerend glas;

  • cruise control. 

Wijziging in de verstrekking mobiliteitshulpmiddelen Wmo-Wlz vanaf 1 januari 2020:

Vanaf die datum krijgen alle bewoners met en zonder behandeling (degenen die niet hun woonlasten zelf betalen) hun (nieuwe) mobiliteitshulpmiddelen (zoals een rolstoel en een scootmobie)l, en roerende woonvoorzieningen (zoals tilliften en douchestoelen) niet meer uit de Wmo maar uit de Wlz. Voor de bewoners die al een hulpmiddel uit de Wmo hebben, komt er een overgangsregeling. Voor cliënten die zelf de woonlasten betalen, blijven de mobiliteitshulpmiddelen en roerende woonvoorzieningen onveranderd onder de verantwoordelijkheid van de gemeente (Wmo) vallen.

Hulpmiddelen voor zorgverlening en wonen voor algemeen gebruik worden altijd uit de Wlz betaald. Dit gaat bijvoorbeeld om tilliften en hoog-laagbedden, ook wel ‘roerende voorzieningen’ genoemd. Nu leveren gemeenten en zorgverzekeraars deze hulpmiddelen soms nog vanuit de Wmo 2015 en Zvw.

Deze vereenvoudiging kan met name gevolgen hebben voor cliënten zonder behandeling die al gebruik maken van deze hulpmiddelen. Uitgangspunt is dat zij zo weinig mogelijk van deze verandering merken. Bewoners van Wlz-instellingen die na 2020 een nieuw hulpmiddel nodig hebben, krijgen deze meteen vanuit de Wlz. Als iemands in een zorginstelling woont en een mobiliteitshulpmiddel via de Wmo van de gemeente heeft gekregen, dan behoudt deze persoon dat hulpmiddel. De gemeente blijft verantwoordelijk voor onderhoud en aanpassingen tot het hulpmiddel vervangen moet worden. Mocht deze persoon na 1 januari 2020 verhuizen naar een zorginstelling in een andere gemeente, dan maken de gemeente van wie deze persoon het mobiliteitshulpmiddel heeft ontvangen en het zorgkantoor afspraken over het overnemen van het  mobiliteitshulpmiddel. Als deze persoon na 1 januari 2020 een nieuw mobiliteitshulpmiddel nodig heeft, wordt dat vanuit de Wlz betaald en onderhouden.

Op dit moment biedt de Wlz alleen rolstoelen. Vanaf 2020 komen daar bij:

  • Niet-algemeen gebruikelijke fietsen, zoals driewielfietsen

  • Scootmobielen

  • Aangepaste wandelwagens/buggy’s

  • Aangepaste autostoeltjes voor kinderen

De vereenvoudiging van het verstrekken van individuele, persoonsgebonden hulpmiddelen voor cliënten in een Wlz-instelling, zoals incontinentiemateriaal en orthopedische schoenen, is nog onderwerp van gesprek.

Zie ook: https://www.informatielangdurigezorg.nl/veranderingen/vanaf-2020/hulpmiddelenzorg-

Artikel 2.9 Beschermd wonen

Het pgb beschermd wonen is een afspiegeling van de zorg in natura (ZIN) beschermd wonen pakketten. Dit betekent:

  • 1.

    Een pgb beschermd wonen wordt alleen afgegeven als er sprake is van een wooninitiatief. Cliënten die niet in een wooninitiatief wonen vallen niet langer onder de centrumgemeente taak beschermd wonen. Zij kunnen wel aanspraak maken op andere maatwerkvoorzieningen, zoals begeleiding individueel en dagactiviteiten in hun woongemeente;

  • 2.

    Binnen het pgb beschermd wonen worden geen aparte modules gehanteerd voor persoonlijke verzorging, verpleging en begeleiding individueel. Op basis van de behoefte aan deze onderdelen wordt het geschikte BW pakket gekozen. Elk pakket verschilt immers in intensiteit en focus op begeleiding of verzorging en verpleging.

Definitie wooninitiatief

Een kleinschalig wooninitiatief is een groep mensen die (intensieve) zorg nodig hebben. Zij huren of kopen zelf woonruimte. En zij regelen samen de zorg, vaak met hulp van hun familie. Andere woorden voor kleinschalig wooninitiatief zijn, woonproject, ouderinitiatief, Thomashuis of cliëntinitiatief.

De gemeente merkt de woning van een cliënt aan als wooninitiatief als de woning aan de onderstaande regels voldoet. Als de woning voldoet dan komt de cliënt in aanmerking voor het pgb beschermd wonen:

  • 1.

    Er wonen minimaal 3 en maximaal 30 bewoners die een persoonsgebonden budget (pgb) krijgen;

  • 2.

    De bewoners krijgen persoonlijke verzorging en individuele begeleiding;

  • 3.

    De bewoners kopen samen zorg in van de pgb's;

  • 4.

    De bewoners staan bij de gemeente ingeschreven op één adres. Of ze staan ingeschreven op adressen die dicht bij elkaar liggen (maximaal 100 meter uit elkaar);

  • 5.

    De bewoners hebben een gemeenschappelijke ruimte voor gezamenlijke activiteiten;

  • 6.

    De woonomgeving is een veilige woon- en leefomgeving met 24-uurs oproepbaar toezicht in de nabijheid en een samenhangend aanbod van zorg en ondersteuning, gericht op sociale redzaamheid en zelfregie;

  • 7.

    De woning is qua bouw en inrichting afgestemd op de beperkingen en behoeften van de cliënt en biedt fysieke en sociale bescherming;

  • 8.

    De woning ondersteunt de cliënt bij het zo zelfstandig mogelijk richting en organisatie geven aan zijn leven en/of structureert bij zijn regie- en/of uitvoeringsproblematiek;

  • 9.

    De woning is toegankelijk voor zijn bewoners;

  • 10.

    De woning voldoet aan de bouwkundige eisen zoals brandveiligheid uit het vigerende Bouwbesluit.

Als iemand inwoont bij ouders, wettelijke vertegenwoordigers of andere particuliere personen, dan wordt dat niet beschouwd als een wooninitiatief.

Artikel 2.10 Criteria financiële tegemoetkoming

  • 1.

    Het college kan een financiële maatwerkvoorziening verlenen die gericht is op een tegemoetkoming in de kosten die verband houden met:

    • a.

      de toepassing van het primaat van verhuizen als bedoeld in artikel 8 lid 8 van de verordening, of

    • b.

      het gebruik van een eigen auto voor deelname aan het maatschappelijk verkeer als bedoeld in artikel 2.9 lid 5 ;

    • c.

      andere maatregelen indien geen maatwerkvoorziening in natura verleend wordt of kan worden verleend en geen pgb wordt verstrekt;

  • 2.

    De financiële maatwerkvoorziening voor verhuiskosten en/of inrichtingskosten wordt niet eerder uitbetaald nadat de cliënt is verhuisd naar een door het college geschikt bevonden woning.

Het Persoonsgebonden budget

Artikel 3.1 Verplichtingen persoonsgebonden budget diensten

  • 1.

    Voor de cliënt die in aanmerking wenst te komen voor een pgb geldt de verplichting om een Uitvoeringsplan pgb op te stellen. Het college kan een format voor dit uitvoeringsplan vaststellen;

  • 2.

    De budgethouder is verplicht om gebruik te maken van de op zijn situatie van toepassing zijnde modelovereenkomst van de Sociale Verzekeringsbank.

Artikel 3.2 Maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget

  • 1.

    Verstrekking van een maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget (hierna: pgb) vindt, op grond van artikel 11 van de verordening, plaats op verzoek van cliënt;

  • 2.

    Wanneer cliënt ondersteund wordt via een pgb voor diensten op grond van de Wmo 2015 gelden in ieder geval de volgende voorwaarden:

    • b.

      Het pgb wordt uitsluitend gebruikt voor het betrekken van ondersteuning ten behoeve van het in de beschikking vastgelegd resultaat;

    • c.

      Indien cliënt zorg inkoopt bij derden, is de cliënt verplicht een zorgovereenkomst af te sluiten met de zorgverlener(s);

    • d.

      Het is de cliënt niet toegestaan bemiddelingskosten of administratiekosten te betalen vanuit het pgb;

    • e.

      Het is de cliënt niet toegestaan de zorgverlener een eenmalige uitkering te verstrekken vanuit het pgb;

    • f.

      Het is de cliënt toegestaan reiskosten te vergoeden vanuit het pgb;

    • g.

      Het is de cliënt toegestaan een feestdagenvergoeding van maximaal € 200,- te betalen vanuit het pgb;

    • h.

      Indien het pgb aan het einde van het jaar niet geheel is besteed, kan de cliënt aanspraak maken op een vrij besteedbaar bedrag van maximaal € 100,-;

    • i.

      In geval van overlijden van de cliënt mag vanuit het PGB maximaal 1 maandloon worden uitgekeerd;

  • 3.

    De cliënt sluit een particuliere aansprakelijkheidsverzekering af voor schade die door het gebruik van de voorziening niet zijnde een dienstverlening, aan derden kan ontstaan.

Toelichting bij dit artikel:

De SVB heeft (digitaal) modelovereenkomsten opgesteld. Op grond van de Wmo 2015 moeten deze modelovereenkomsten als basis worden gebruikt door de budgethouders en degenen die de hulp gaan leveren. Op deze wijze zal de SVB de overeenkomsten sneller en makkelijker kunnen verwerken. De bepalingen van de modelovereenkomst mogen niet worden geschrapt of aangepast. Er blijft wel ruimte om aanvullende afspraken in de overeenkomsten op te nemen.

Als de budgethouder zorg inkoopt met een persoonsgebonden budget, wordt deze werkgever of opdrachtgever van de zorgverlener. De budgethouder betaalt een loon of vergoeding vanuit het persoonsgebonden budget. Over een loon of vergoeding moeten altijd belastingen en premies worden betaald. In beide gevallen dient dus afdracht aan de Belastingdienst plaats te vinden.

De budgethouder is werkgever als hij een arbeidsovereenkomst met zijn zorgverlener afsluit voor minimaal 4 dagen per week. Daarbij is sprake van een overeenkomst met inhoudingen loonheffingen en moet de budgethouder ook werkgeverslasten betalen. De werkgeverslasten zijn ongeveer 20 procent van het bruto loon. Het afsluiten van zo een overeenkomst kan zowel met een professional als met een niet-professionele ondersteuner.

De SVB ondersteunt de budgethouder bij de administratieve afwikkeling als volgt:

  • SVB betaalt de zorgverlener een nettoloon uit het PGB

  • SVB betaalt de verplichte belasting en premies aan de Belastingdienst

  • SVB stuurt de budgethouder elke maand een loonstrook

  • SVB onderhoudt het contact met de Belastingdienst

  • SVB verzorgt de jaaropgave voor de zorgverlener

De werkgeverslasten dienen uit het persoonsgebonden budget te worden betaald. Daarbij blijft wel gelden dat de hoogte van het persoonsgebonden budget ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura bedraagt.

Artikel 3.3 Hoogte persoonsgebonden budget diensten, niet zijnde beschermd wonen

  • 1.

    De hoogte van een pgb wordt vastgesteld op basis van: het Uitvoeringsplan PGB, het te bereiken resultaat (doel) of het aantal geïndiceerde uren dan wel een tijdseenheid naar rato daarvan of het aantal geïndiceerde dagdelen of etmalen in natura. Daaronder is ook het vervoer begrepen van en naar de locatie waar de geïndiceerde maatwerkvoorziening als bedoeld in artikel 8 lid 8 van de verordening wordt geboden;

  • 2.

    De hoogte van een pgb bedraagt niet meer dan het maximum van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst passende bijdrage, tenzij de cliënt aantoont dat met het toe te kennen pgb de geïndiceerde maatwerkvoorziening niet kan worden ingekocht;

  • 3.

    Voor de goedkoopst passende bijdrage hanteert het college gedifferentieerde tarieven die zijn afgeleid van de tarieven waarvoor het college de geïndiceerde diensten heeft ingekocht:

    • a.

      90% voor ondersteuners die in dienst zijn van een professionele instelling;

    • b.

      75% voor ondersteuners die werkzaam zijn als zelfstandig werkend ondernemer of via een arbeidsovereenkomst;

    • c.

      het geldend minimum uurloon voor personen uit het sociaal netwerk zoals SVB deze hanteert.

  • 4.

    Het college past de tarieven die het verschuldigd is aan de (gecontracteerde) aanbieders toe zoals deze zijn vastgesteld door de Regio Gooi- en Vechtstreek.

Artikel 3.4 Hoogte persoonsgebonden budget beschermd wonen

  • 1.

    Het pgb beschermd wonen kan nooit hoger zijn dan ZIN;

  • 2.

    Het pgb beschermd wonen wordt vastgesteld op 97% van het ZIN tarief van het betreffende pakket zonder toeslagen voor huisvesting, dagactiviteiten en vervoer;

  • 3.

    Het pgb kan alleen ingezet worden voor zorg en niet voor kosten van huisvesting;

  • 4.

    Het college stelt elk jaar het definitieve pgb beschermd wonen vast bij bekendmaking van de ZIN tarieven voor het daaropvolgende jaar, vastgesteld door de Regio Gooi- en Vechtstreek.

Artikel 3.5 Hoogte persoonsgebonden budget woonvoorzieningen, vervoer en hulpmiddelen

  • 1.

    1.De hoogte van het pgb voor woonvoorzieningen en hulpmiddelen bedraagt in ieder geval niet meer dan het maximum van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst passende bijdrage en niet meer dan de werkelijke kosten waaronder inbegrepen de instandhoudingskosten of andere bijkomende kosten en is toereikend voor het inkopen daarvan, conform hetgeen de Regio Gooi- en Vechtstreek daarover heeft vastgelegd;

  • 2.

    Het college stelt het pgb voor een woningaanpassing vast op basis van een programma van eisen. Daarbij kan het college bijkomende noodzakelijke kosten in aanmerking nemen;

  • 3.

    Het college kan de hoogte van het pgb vaststellen op basis van een offerte indien de geïndiceerde maatwerkvoorziening waaronder inbegrepen de instandhoudingskosten of andere bijkomende kosten niet valt binnen het assortiment van gecontracteerde aanbieders.

Toelichting bij dit artikel:

Wmo taxivervoer

Uitgaande van het sociaal-recreatieve doel van het taxivervoer, wordt in eerste instantie een pgb verstrekt met een tegenwaarde van 700 zones per jaar inclusief instaptarief Indien dit niet toereikend blijkt, kan het pgb tussentijds worden verhoogd.

Bezoekbaar maken

Een pgb voor het bezoekbaar maken van een woning is bovenwettelijk beleid. Het college besluit hier een maximaal bedrag van € 5.000,- voor ter beschikking te stellen.

Artikel 3.6 Aanvullende regels hoogte pgb

  • 1.

    Een pgb voor aanschaf van een sportvoorziening bedraagt de laagste prijs die hiervoor zouden worden gehanteerd op basis van twee offertes die de cliënt daartoe de gemeente aanlevert;

  • 2.

    Indien een pgb wordt verstrekt voor de aanschaf van goederen wordt indien van toepassing een (jaarlijks) bedrag verstrekt ter dekking van een deel van of de totale onderhouds- en reparatiekosten. De maximale vergoeding staat gelijk aan het bedrag voor onderhouds- en reparatiekosten voor de goedkoopst compenserende maatwerkvoorziening in natura.

Huishoudelijke hulp

Artikel 4 Basisuren t.b.v. een schoon huis

Als ondersteuning bij het huishouden noodzakelijk blijkt, wordt een maatwerkvoorziening toegekend.

Toelichting bij dit artikel:

Basisuren

De maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp (HH) bestaat uit basisuren die, als dat noodzakelijk is, aangevuld worden met extra uren op maat. De maatwerkvoorziening HH bestaat uit basisuren gericht op het realiseren van een schoon huis en aanvullende uren die individueel en op maat toegekend kunnen worden als dit noodzakelijk is om het vastgestelde resultaat te behalen.

De basisuren worden altijd toegekend als betrokkene recht heeft op ondersteuning bij het huishouden. Met de basisuren kan het huis schoon gehouden worden op het door de gemeente gedefinieerde niveau van schoon.

De basisuren HH richten zich op het uitvoeren van het lichte en zware schoonmaakwerk. Denk aan het afnemen van stof, stofzuigen, reinigen van ramen, vloeren en sanitair en bedden verschonen. Via de basisuren krijgt de cliënt de beschikking over 105 uren ondersteuning per jaar (lees: voor de gemeente Gooise Meren geldt omgerekend afgerond 125 minuten per week), die naar eigen inzicht ingezet kunnen worden voor het realiseren van het resultaat ‘schoon huis’. De cliënt kan deze uren verzilveren bij een aanbieder waarmee de gemeente een contract heeft afgesloten voor het leveren van hulp bij het huishouden. De cliënt stemt zelf met de door hem/haar gekozen hulp/aanbieder af voor welke taken en met welke frequentie dit wordt ingevuld. Het aantal uren dat verstrekt wordt via de basisuren én het niveau van schoon dat hiermee behaald kan worden is gebaseerd op het objectieve en onafhankelijke onderzoek, uitgevoerd door KPMG Plexus en Bureau HHM (juli 2016).

Aanvullende uren op maat

Wanneer als gevolg van objectiveerbare (medische) beperkingen cliënten onvoldoende ondersteund worden door de basisuren bij het realiseren van een schoon huis of als er een ander noodzakelijk resultaat behaald moet worden, kunnen er aanvullende uren ingezet worden.

Via een zorgvuldig, individueel onderzoek wordt bepaald of betrokkene aanvullende uren nodig heeft. In dit onderzoek wordt gekeken of via de eigen mogelijkheden, de algemene voorzieningen en voorliggende voorzieningen in combinatie met een eventuele inzet van de basisuren voor een schoon huis voldoende oplossing wordt geboden. De grootte van het huis(houden) is, in het algemeen, geen aanleiding om aanvullende uren toe te kennen. Ook de aanwezigheid van dieren (uitgezonderd hulphonden e.d.) zijn in principe geen aanleiding voor het toekennen van aanvullende uren. De gevolgen hiervan op de omvang van de schoonmaaktaak en het zoeken van oplossingen daarvoor behoort, in de eerste plaats, tot de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager.

We onderscheiden twee vormen van aanvullende uren:

  • 1.

    Huishoudelijke hulp Basis

  • 2.

    Huishoudelijke hulp Plus

De volgende resultaten vallen onder Huishoudelijke hulp Basis:

A. Een hoger niveau van hygiëne of schoonhouden realiseren

Deze aanvullende uren kunnen ingezet worden als betrokkene vanwege geobjectiveerde medische/fysieke belemmeringen onvoldoende resultaat kan bereiken met het slim inzetten van de basisuren die beschikbaar zijn voor het realiseren van een schoon huis, maar inhoudelijk geen ander resultaat behaald moet worden. Aanleiding voor de inzet van deze aanvullende uren kan zijn de ernstige fysieke beperkingen waardoor betrokkene geen mogelijkheden heeft zelf enige huishoudelijke werkzaamheden te verrichten of medische beperkingen waardoor een meer dan gebruikelijke hygiëne noodzakelijk is, of medische/fysieke beperkingen die leiden tot een snellere vervuiling van het huis. De extra noodzakelijke schoonmaak dient een medische/fysieke oorzaak te hebben, welke aantoonbaar is. De grootte van het huis of de aanwezigheid van dieren is, in het algemeen, geen reden voor inzet van aanvullende uren.

Daarnaast kan de aanwezigheid van kinderen onder de 13 jaar leiden tot een snellere vervuiling van het huis. Deze extra vervuiling dient door de ouders in redelijkheid tot het noodzakelijke beperkt te worden, maar kan aanleiding zijn aanvullende uren op maat toe te kennen. Voor het hanteren van de leeftijdsgrens van 13 jaar is aansluiting gezocht bij het Protocol voor huishoudelijke hulp van het CIZ uit 2006, pagina 10.

Door middel van een zorgvuldig onderzoek wordt bekeken of de medische/fysieke beperking van de cliënt leidt tot de noodzaak voor het realiseren van een hoger niveau van hygiëne of een intensievere ondersteuning bij het schoonmaken. Ook wordt bekeken of er andere noodzakelijke factoren zijn die buiten de beïnvloedingsfeer van de aanvragen liggen en meegewogen moeten worden. Er wordt eerst onderzocht of cliënt via de eigen mogelijkheden, het eigen netwerk en de eigen kracht in combinatie met de basisuren in staat is (een deel van) het noodzakelijke hoger niveau van hygiëne of schoonmaken te realiseren.

B. Het klaarzetten of bereiden van eten en drinken

Onder maaltijdverzorging wordt verstaan het verzorgen van de broodmaaltijd, koffie en thee zetten, warme maaltijd opwarmen. Het uitgangspunt voor het te behalen resultaat is dat indien nodig 1 keer per dag de broodmaaltijd wordt klaargezet.

Afwegingskader:

Tijdens het gesprek met betrokkene worden alle mogelijkheden doorgenomen en besproken. Is er een huisgenoot aanwezig die in staat is de maaltijd klaar te zetten of op te warmen? Dan hoeft de gemeente op grond van gebruikelijke hulp geen ondersteuning te bieden. Kan betrokkene op eigen kracht of met hulp van de mensen om hem heen een maaltijd verzorgen? Is bijvoorbeeld een kind of één van de buren in staat een maaltijd klaar te zetten of op te warmen? Ook wordt er in het onderzoek gekeken of voorliggende voorzieningen zoals kant en klaar maaltijden van de supermarkt, mee-eten bij een verzorgingshuis, maaltijdbezorging aan huis etc. oplossingen bieden. Daarbij dient ook betrokken te worden of de persoon aanspraak kan maken op ondersteuning via zijn/haar zorgverzekering. Indien een persoon niet (meer) in staat is zelf of met hulp van de omgeving maaltijden te verzorgen en voorliggende voorzieningen niet of onvoldoende tot de noodzakelijke oplossing leiden, kan ondersteuning door de gemeente worden bezien.

C. Beschikken over schoon linnen- en beddengoed en schone kleding

Ondersteuning ten behoeve van dit resultaat wordt geboden als een persoon een belemmering heeft bij het op orde en schoon houden van het linnen- en/of beddengoed en kleding. Het doel van dit resultaat is de beschikking hebben over schoon linnen- en beddengoed en/of over schone kleding. De verzorging van de was zoals bedoeld binnen dit resultaatgebied omvat het machinaal wassen, laten drogen en opvouwen van kleding en linnen- en beddengoed. Verwacht mag worden dat de persoon beschikt over een wasmachine. Als die er niet is, behoort het realiseren van een wasmachine tot de verantwoordelijkheid van de cliënt. Daarnaast wordt van de cliënt verwacht dat de reikwijdte van de ondersteuning tot een minimum wordt beperkt door bijvoorbeeld de aanschaf van een wasdroger of kleding die niet gestreken hoeft te worden. Van betrokkene wordt tevens verwacht dat hij/zij redelijkerwijs al het mogelijke heeft gedaan om het ontstaan van extra zware was te beperken. Bijvoorbeeld door het gebruik van incontinentiemateriaal of anti-allergieproducten.

De cliënt dient ten behoeve van dit resultaat zoveel mogelijk gebruik te maken van de door de aanbieders hiertoe ingerichte diensten.

Tijdens het gesprek met de cliënt worden alle mogelijkheden doorgenomen en besproken. Er wordt binnen dit resultaatgebied gekeken naar wat de persoon zelf nog kan en in welke mate het sociaal netwerk ondersteuning kan bieden. Daarbij kan gedacht worden aan de vraag of de persoon met behulp van de mensen om hem heen kan zorgen voor schone en draagbare kleding. Is er bijvoorbeeld een familielid of zijn buren bereid de was wekelijks te doen? Zijn er algemene of voorliggende voorzieningen aanwezig die tot het gewenste resultaat kunnen leiden? Als er bijvoorbeeld een was- en strijkdienst beschikbaar is waarmee de persoon het gewenste resultaat kan behalen hoeft de gemeente hierin niet te ondersteunen. Als sprake is van een gezonde huisgenoot valt dit resultaat vrijwel altijd onder de reikwijdte van gebruikelijke zorg en biedt het college geen ondersteuning. Als het noodzakelijke resultaat desondanks niet wordt behaald kan het nodig zijn op maat aanvullende uren te verstrekken.

Omvang, vorm en normering aanvullende uren Huishoudelijke hulp Basis:

De vaststelling van het noodzakelijk aantal uren vindt plaats in een individuele weging en wordt afgestemd op de individuele situatie. De uren worden op maat toegekend en zijn altijd aanvullend op de basisuren voor Schoon huis. De cliënt krijgt de indicatie verstrekt in uren per week, of bij een tijdelijke toekenning het aantal uren naar rato. Voor het individueel vaststellen van de benodigde uren wordt gebruik gemaakt van de tabel Richtlijn individuele weging. Deze is gebaseerd op het Protocol voor huishoudelijke hulp van het CIZ uit 2006. Deze tabel geldt als richtlijn. De aard van de ondersteuning, frequentie en intensiteit wordt afgestemd op het minimaal te behalen noodzakelijke resultaat. Hierbij is het uitgangspunt dat de ondersteuning via de goedkoopste en meest efficiënte wijze vorm krijgt. De cliënt dient met de aanbieder van zijn keuze alle mogelijkheden te bespreken en de uren op de meest effectieve manier in te zetten. De aanbieder en de cliënt bepalen samen hoe binnen de bovengenoemde kaders de concrete ondersteuning vorm krijgt. Een hoger gekwalificeerde hulp is met inzet van deze module niet noodzakelijk.

De volgende resultaten vallen onder Huishoudelijke hulp Plus:

D. Thuis zorgen voor kinderen onder de 6 jaar

Het zorgen voor kinderen is een taak van ouder en/of verzorgers. Dat geldt ook voor ouders die door beperkingen niet in staat zijn hun kinderen te verzorgen. Elke ouder is zelf verantwoordelijk voor de opvang en (het organiseren van de noodzakelijke) verzorging van zijn of haar kinderen. Uitgangspunt is hierbij dat bij uitval van een van de ouders de andere ouder deze zorg of zijn aandeel in de zorg daar waar mogelijk overneemt. Op grond van gebruikelijke zorg hoeft het college niet te compenseren. Het college ondersteunt alleen als ouders door acuut ontstane problemen een oplossing nodig hebben voor kinderen tot en met de leeftijd van 5 jaar. De ondersteuning is dus per definitie tijdelijk, in afwachting van een definitieve oplossing. Een indicatie wordt afgegeven met een maximale duur van 3 maanden om ouder(s) of verzorger(s) de mogelijkheid te bieden in een oplossing te voorzien. Van ouders mag worden verwacht dat zij zich tot het uiterste zullen inspannen om die oplossing zo snel mogelijk te vinden. Daarbij dient ook betrokken te worden of de persoon aanspraak kan maken op ondersteuning via zijn/haar zorgverzekering. Individuele ondersteuning voor structurele opvang van kinderen is niet mogelijk binnen de Wmo. De zorg voor kinderen omvat het wassen, douchen, aankleden, verschonen van luiers en het voeden van baby's. Het passen op kinderen valt niet onder dit resultaat.

Tijdens het gesprek met de cliënt worden alle mogelijkheden doorgenomen en besproken. Zijn er algemene, collectieve of voorliggende voorzieningen aanwezig die tot het gewenste resultaat kunnen leiden? Of kan de cliënt op eigen kracht, of met behulp van de mensen om hem heen zorgen voor de kinderen?

E. Organiseren van huishoudelijke taken

Ondersteuning bij het organiseren van huishoudelijke taken wordt ingezet wanneer betrokkene niet tot zelfregie en planning van de werkzaamheden in staat is. Behalve dat er huishoudelijke taken moeten worden overgenomen, heeft de hulp, aansturende en regietaken. Daarbij geldt voor de hulp een extra verantwoordelijkheid bij het signaleren van ongewenste situaties of toenemende kwetsbaarheid bij betrokkene. Ook kan ondersteuning bestaan uit het helpen handhaven, verkrijgen of herkrijgen van structuur in het huishouden. Het doel van het voeren van de regie over het huishouden is het schoonhouden van het huis, maar ook het ondersteunen bij het organiseren van het huishouden. Het overnemen van de regie over het huishouden kan noodzakelijk zijn als in redelijkheid niet meer van de cliënt verwacht kan worden dat hij zelfstandig beslissingen neemt (bijv. een terminale situatie) of als disfunctioneren dreigt. Dat kan zich uiten in vervuiling (van de woning of van kleding), verwaarlozing (eten en drinken) of ontreddering van zichzelf of van afhankelijke huisgenoten waardoor het functioneren in huis maar ook buitenshuis belemmerd wordt. De hulp dient bij het uitoefenen van de ondersteuning zoveel mogelijk de cliënt te betrekken bij het maken van keuzes. Daarbij dient aangesloten te worden bij de capaciteiten, intellectuele vaardigheden en leervermogen van de cliënt. Bij een deel van deze groep zal geen sprake zijn van ontwikkelvermogen, eerder van afnemende zelfredzaamheid. Bewaken of het nog verantwoord is dat de cliënt zelfstandig woont, is daarom onderdeel van het resultaatgebied (signaleren en doorgeven aan de gemeente).

Omvang, vorm en normering Huishoudelijke hulp Plus:

De resultaten van deze aanvullende uren krijgen vorm door een gespecialiseerde hulp in te zetten (voor alle toegekende uren ondersteuning bij het huishouden). Indien nodig in combinatie met een extra aantal uur ondersteuning voor het organiseren van het huishouden.

De vaststelling van het noodzakelijke aantal uren vindt plaats in een individuele weging en wordt afgestemd op de individuele situatie. De uren worden op maat toegekend en zijn altijd aanvullend op de basisuren voor Schoon huis.

De cliënt krijgt de indicatie verstrekt in uren per week, of bij een tijdelijke toekenning het aantal uren naar rato. Voor het individueel vaststellen van de benodigde uren wordt gebruik gemaakt van de tabel Richtlijn individuele weging. Deze is gebaseerd op het Protocol voor huishoudelijke hulp van het CIZ uit 2006. Deze tabel geldt als richtlijn. De aard van de ondersteuning, frequentie en intensiteit wordt afgestemd op het minimaal te behalen noodzakelijke resultaat. Hierbij is het uitgangspunt dat via de goedkoopste en meest efficiënte wijze de ondersteuning vorm krijgt.

Definitie schoon huis en richtlijn normering aanvullende uren

Definitie schoon huis:

Een schoon huis betekent dat iedereen gebruik moet kunnen maken van een schone woonkamer, als slaapvertrek in gebruik zijnde ruimtes, de keuken, sanitaire ruimtes en trap/gang. Het huis dient zodanig schoon te zijn dat het niet vervuilt en zo een algemeen aanvaard basisniveau van schoon houden wordt gerealiseerd.

De taken die leiden tot een schoon en leefbaar huis, conform bovenstaande definitie is door experts vastgesteld en beschreven in het onafhankelijke en objectieve onderzoek, uitgevoerd door KPMG Plexus en Bureau HHM, juli 2016.

Ten behoeve van het realiseren van een schoon huis worden 125 minuten week beschikbaar gesteld in de vorm van basisuren. Via het onafhankelijke en objectieve onderzoek is vastgesteld dat met dit aantal uren het resultaat schoon huis behaald kan worden.

Richtlijn individuele weging extra uren aanvullende uren Huishoudelijke hulp Basis:

Resultaat

Taken

Norm per jaar

 

Het gaat niet om een limitatieve lijst

De aanwezigheid van meerdere aandoeningen leidt niet (automatisch) tot een cumulatie aan uren

 

 

Deze norm is een richtlijn, de afweging wordt individueel gemaakt

Een hoger niveau van hygiëne of schoonhouden realiseren

Extra lichte taken en zware taken noodzakelijk a.g.v.:

Op basis van 30 minuten per week is de richttijd 26 uur per jaar

 

- medisch geobjectiveerde allergieën voor huisstofmijt/ ernstige klachten t.g.v. COPD problematiek;

 

 

- hogere vervuilingsgraad door gebruik noodzakelijke hulpmiddelen;

 

 

- extra schoonmaak i.v.m. incontinentie, speekselverlies, spugen;

 

 

- extra schoonmaak i.v.m. ernstige beperkingen in gebruik van armen en handen.

 

Beschikken over schone kleding, linnengoed en beddengoed

-Wassen en centrifugeren in wasmachine. Deze drogen in droogmachine of ophangen;

Op basis van 30 minuten per week bij een eenpersoonshuishouding, is de richttijd 26 uur per jaar

 

-Vouwen en opbergen;

Op basis van 45 minuten per week bij een meerpersoonshuishouden is de richttijd 39 uur per jaar

 

-Er kan sprake zijn van extra bewassing als gevolg van bijvoorbeeld incontinentie of bedlegerigheid

 

(Samen met cliënt) organiseren van huishoudelijke taken

Opslaan en beheer levensmiddelen;

Organisatie huishoudelijke activiteiten;

Helpen handhaven, verkrijgen of herkrijgen van structuur in het huishouden;

Signalerende, aansturende en regie taken.

Op basis van 30 minuten per week is de richttijd 26 uur per jaar

 

 

Richtlijn individuele weging extra uren aanvullende uren Huishoudelijke hulp Plus

Resultaat

Taken Het gaat niet om een limitatieve lijst

Norm De aanwezigheid van meerdere aandoeningen leidt niet (automatisch) tot een cumulatie aan uren. Deze norm is een richtlijn, de afweging wordt individueel gemaakt

Thuis zorgen voor kinderen onder de 6 jaar

Helpen/ondersteunen bij de persoonlijke verzorging van de kinderen (bijv. tandenpoetsen, aan/uit kleden, wassen, luier verschonen)

Hulp bij eten en/of drinken bij baby’s en kinderen;

Broodmaaltijd bereiden/warme maaltijd opwarmen/flesje melk bereiden voor baby.

Richttijd tot maximaal 40 uur per week

(Indicatie kan maximaal afgegeven worden voor 3 maanden)

 

Het klaarzetten van primaire levensbehoeften

-Broodmaaltijd bereiden en klaarzetten;

Uitgaande van 30 minuten per dag, 5 dagen in de week is de richttijd 130 uur per jaar

 

-Koffie/thee zetten;

 

 

-Warme maaltijd opwarmen

 

Begeleiding & dagbesteding

Artikel 5 Begeleiding individueel of in groepsverband (dagbesteding)

Begeleiding stelt de gemeente vast in uren, zolang er geen mogelijkheid is te werken met een brandbreedte. Zodra dit wel mogelijk is, hanteert de gemeente de verdeling die aansluit bij de voormalige indeling in klassen zoals deze door het Ciz werden gehanteerd. De gemeente bereikt hiermee dat de aanbieder zelf in uren kan schuiven (in de gemeente Gooise Meren is dat binnen 4 weken mogelijk) en kan aansluiten waar de belanghebbende op dat moment nodig heeft. De omvang van de begeleiding individueel is minimaal 1 uur en maximaal 8 uur per week. Meer uren per week zijn indien nodig en gemotiveerd, mogelijk. Is er meer ondersteuning nodig, dan onderzoekt de gemeente of andere oplossingen meer passend zijn zoals de Wlz.

Tijdens het onderzoek worden de levensdomeinen van de Zelfredzaamheidsmatrix (ZRM) uitgevraagd. Voor het vaststellen van het aantal uren BG vormt de FAQT-2018, opgesteld door Factum, het uitgangspunt. Op grond hiervan komt de gemeente tot een toekenning van een gemiddeld aantal uren per week en wordt dit ingepast in de Normtijden zoals ze zijn opgesteld door het CIZ. Zie schema in tabel onder:

Tabel: gemiddelde tijd en frequentie van activiteiten

Overzicht van de te adviseren activiteiten als onderdeel van de functie begeleiding

Frequentie

Gemiddelde duur

per keer

(maximale) omvang per week

in uren

(4) Oefenen

 

 

1-3 uur 1

1. Het ondersteunen bij het aanbrengen van structuur c.q. het voeren van regie en/of

2. Het ondersteunen bij praktische vaardigheden/handelingen ten behoeve van zelfredzaamheid

1x per week

60-180 min.

1-3 uur

 

2x per week

60-180 min.

2-6 uur

 

3x per week

30-90 min.

1,5- 4,5 uur

 

4x per week

30-90 min.

2-6 uur

 

5x per week

15-90 min.

1,25- 7,5 uur

 

6x per week

15-90 min.

1,5- 9 uur

 

1x per dag

15-90 min.

1,75- 9,9 uur

 

2x per dag

15-45 min.

3,5- 9,9 uur

 

3x per dag

15-30 min.

5,25- 9,9 uur

 

4x per dag

15-20 min.

7- 9,33 uur

1. en/of 2. + oefen

 

 

12,9 uur

3. het bieden van toezicht

 

 

3,9 uur

Noot: Oefenen gaat samen met activiteiten 1 en 2. De van toepassing zijnde tijd, wordt bij deze activiteiten opgeteld. De combinatie van deze tijden leidt tot de te indiceren klasse.

2, 3 Door samenvallende activiteiten wordt de maximale omvang naar beneden afgerond.

3 kan ook in vorm van respijtzorg (Kortdurend verblijf)

Betrekken inwoners

 

Dit hoofdstuk en bijhorend artikel in de verordening is in ontwikkeling. Het college werkt mogelijk nog nader uit op welke wijze zij inwoners betrekt bij de wijziging van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, zodat inwoners hun advies uit kunnen brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning.

Momenteel verloopt de advisering aan het college conform het Convenant Adviestraject Adviesorganen (ondertekend op 12 september 2018).

Slotbepalingen

Artikel 6.1 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze Nadere regels treden in werking gelijktijdig met de inwerkintreding van de Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning Gooise Meren 2020.

  • 2.

    Het Besluit behorende bij de Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning 2018 en het Besluit bij de Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning 2019 en de bijhorende Nadere regels bij voornoemde beide Besluiten worden ingetrokken gelijktijdig met de inwerkintreding van de Verordening wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Gooise Meren 2020.

Artikel 6.2 Citeertitel

Deze Nadere regels kunnen worden aangehaald als: “Nadere regels behorende bij de Verordening Wmo Gooise Meren 2020”.


1