Organisatie | Molenlanden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleid Wet Basisregistratie personen en bestuurlijke boete gemeente Molenlanden 2019 |
Citeertitel | Beleid Wet Basisregistratie personen en bestuurlijke boete gemeente Molenlanden |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Organisatie en beleid |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-02-2020 | 01-11-2019 | nieuwe regeling | 15-10-2019 | 1035038 |
Het college van burgemeester en wethouders van gemeente Molenlanden,
gezien het voorstel d.d. 15 oktober 2019 inzake beleid Wet Basisregistratie personen en bestuurlijke boete,
gelet op het bepaalde in artikel 4.17 van de Wet Basisregistratie personen en titel 5.4 van de Algemene Wet bestuursrecht,
overwegende dat het wenselijk is om beleid vast te stellen met betrekking tot het opleggen van een bestuurlijke boete in het kader van naleving van de Wet Basisregistratie personen;
Vast te stellen: Beleid Wet Basisregistratie personen en bestuurlijke boete gemeente Molenlanden
De Basisregistratie Personen (BRP) heeft tot doel om overheidsorganen te voorzien van in de registratie opgenomen gegevens van burgers, voor zover deze gegevens noodzakelijk zijn voor de vervulling van hun taak. Het college van burgemeester en wethouders is verantwoordelijk voor een kwalitatief juiste en actuele registratie van de BRP. Hierbij is het college afhankelijk van de verstrekking van de juiste gegevens en wijziging daarvan door de inwoners van haar gemeente.
De Wet BRP geeft colleges van burgemeester en wethouders de bevoegdheid om een bestuurlijke boete van ten hoogste € 325,00 op te leggen. Een college kan deze boete opleggen aan burgers die een in de wet opgenomen verplichting niet nakomen, die van belang is voor de correcte bijhouding van de BRP. Het college van burgemeester en wethouders Molenlanden wil gebruik maken van dit instrument. Doelstelling van de bestuurlijke boete is dat het een prikkel is voor de burger om aan zijn verplichtingen te voldoen.
Het betreft verplichtingen zoals het doen van aangifte van verblijf en adres, aangifte van adreswijziging en het verstrekken van inlichtingen en overleggen van geschriften die noodzakelijk zijn voor de bijhouding van de BRP.
De bestuurlijke boete is een boete die een bestuursorgaan of toezichthouder kan opleggen voor een overtreding van een wettelijke regel. De regels van de bestuurlijke boete zijn vastgelegd in titel 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Een bestuurlijke boete is alleen op te leggen als die is gegrond op een wettelijke bepaling. In de Wet BRP is artikel 4.17 de wettelijke basis.
De Wet BRP stelt een maximum van € 325,00. Gemeente Molenlanden hanteert twee boetebedragen:
Bij de vaststelling van de hoogte van de boete wordt door het college van burgemeester en wethouders van gemeente Molenlanden rekening gehouden met het soort overtreding, de ernst van de overtreding, de soort overtreder en het belang van de BRP bij het nakomen van de verplichtingen. De hogere boete is vastgesteld voor gevallen die gezien één of meer van deze elementen als ernstiger wordt aangemerkt.
Bij het daadwerkelijk opleggen van de boete houdt het college van burgemeester en wethouders, voor zover bekend, rekening met de omstandigheden in het concrete geval. Hierbij wordt gelet op de ernst van de overtreding en de verwijtbaarheid van de overtreder, bovenstaande tabel is een richtlijn. De burger wordt op enig moment geïnformeerd dat we een bestuurlijke boete kunnen opleggen als hij zich niet houdt aan de verplichtingen volgens de Wet BRP.
Bij het opleggen van de boete zal de eenvoudige procedure worden gevolgd zoals in de Awb is neergelegd. We leggen de bestuurlijke boete op in een apart besluit dat minimaal de naam van de overtreder en het boetebedrag vermeldt. Ook de reden waarom de boete is opgelegd staat in dit besluit.
We kunnen de overtreding van de burger alleen sanctioneren als er sprake is van verwijtbaar gedrag. Vaste jurisprudentie bepaalt de mate van verwijtbaar volgens objectieve verwijtbaarheid en subjectieve verwijtbaarheid.
Het nalaten van het vervullen van verplichtingen, wel of niet bewust, kunnen we als verwijtbaar bestempelen. Aan de hand van feiten en omstandigheden van het betreffende geval kunnen we bepalen in welke mate het niet voldoen aan de verplichtingen verwijtbaar is. Zowel de subjectieve omstandigheden waardoor iemand niet aan zijn verplichting heeft kunnen voldoen, zoals spoedopname in een ziekenhuis, als ook objectief waarneembare omstandigheden, zoals het aantal keer dat betrokkene eerder niet heeft voldaan aan zijn verplichting om op tijd zijn verhuizing door te geven, bepalen of we een boete opleggen.
Afwijkingsbevoegdheid en bijzondere omstandigheden
Bestuurlijke boete voor ouders/verzorgers/vertegenwoordigers van een minderjarige
Juridische vertegenwoordigers van minderjarigen tot 16 jaar kunnen ook een bestuurlijke boete krijgen. Als het tijdelijk geplaatst is bij een pleegouder of verzorger, is die verantwoordelijk voor de aangifte. Die minderjarigen zelf mogen namelijk geen aangifte doen van verhuizing. Evenmin kunnen we aan hen de verplichting opleggen tot het overleggen van brondocumenten die van belang zijn voor de bijhouding van de BRP. De bestuurlijke boete gebruiken we in alle gevallen waar niet wordt voldaan aan de bepalingen van de Wet BRP namens de kinderen zoals:
Als een kind naar school gaat in het buitenland en daardoor 8 maanden of langer in het buitenland verblijft, dan is hij volgens de BRP vertrokken naar het buitenland. De ouders van het kind jonger dan 16 jaar zijn verplicht daarvan aangifte te doen. Hebben de ouders dat nagelaten en krijgt het college van burgemeester en wethouders daarvan melding van de leerplicht ambtenaar? Dan volgt onderzoek of er sprake is van een vertrek van 8 maanden of langer naar het buitenland. Concluderen we dat er een redelijke verwachting is dat het kind gedurende een jaar 8 maanden of langer in het buitenland verblijft? Dan stuurt het college de ouders een voornemen om het kind op te nemen als vertrokken naar het buitenland. De ouders krijgen de gelegenheid hiervan alsnog aangifte te doen. In het voornemen staat dat als ze geen aangifte van vertrek doen, ze een bestuurlijke boete kunnen krijgen. Volgt er geen aangifte en wordt een besluit tot ambtshalve uitschrijving genomen, dan kan het college de bestuurlijke boete opleggen.
Kinderen moeten net als volwassenen daar ingeschreven staan waar ze feitelijk verblijven. In het geval van ‘Jojo kinderen’, kinderen die het ene moment ingeschreven staan bij hun moeder en dan weer ingeschreven staan bij hun vader, moeten we bepalen waar ze feitelijk verblijven. Bij twijfel over de juistheid van een aangifte door een van de ouders, kunnen we de aangifte aanhouden en onderzoeken of de kinderen feitelijk op dat adres wonen. Het college van burgemeester en wethouders kan dan aan de ouder die aangifte doet vragen om bewijzen dat het kind daar woont. Als de ouder dat nalaat, kan het college een bestuurlijke boete opleggen voor het niet verstrekken van deze informatie.
Wanneer wordt geconstateerd dat een minderjarig kind steeds heen en weer wordt verhuisd van het adres van de ene ouder naar het adres van de andere ouder hanteren we de volgende werkwijze:
Meestal kunnen we de boete alleen opleggen op één persoon, namelijk degene die volgens de Wet BRP verplicht is tot het geven van informatie of het doen van aangifte en dit nalaat. In sommige gevallen zijn er meerdere personen verplicht tot het doen van aangifte voor een ander. Hebben meerdere personen deze verplichting, dan zijn deze personen allen hoofdelijk aansprakelijk. We moeten voor de aangifte bepalen op wie de verplichting redelijkerwijs het meeste rust. In het geval dat het college van burgemeester en wethouders meerdere personen aansprakelijk stelt voor de bestuurlijke boete, schrijven we deze personen ook afzonderlijk aan.
Innen van de bestuurlijke boete
Het college van burgemeester en wethouders kan zelf de inning doen. Als betrokkene niet betaalt, gelden de procedureregels die het college doorgaans hanteert bij haar debiteuren. De verjaringstermijn is vijf jaar na oplegging en exclusief een eventuele opschortingsperiode.
Het beleid Wet Basisregistratie personen en bestuurlijke boete gemeente Molenlanden treedt in werking met ingang van 1 november 2019.
Dit beleid kan worden aangehaald als “Beleid Wet Basisregistratie personen en bestuurlijke boete 2019”