Organisatie | Schagen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning (Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Schagen 2020) |
Citeertitel | Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Schagen 2020 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Schagen 2017.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-03-2020 | 10-04-2021 | nieuwe regeling | 05-11-2019 | 20.00073 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen;
overwegende dat het ten behoeve van een praktische uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, de geldende Verordening maatschappelijke ondersteuning Schagen en het geldende Besluit maatschappelijke ondersteuning Schagen wenselijk is beleidsregels vast te stellen;
vast te stellen de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Schagen 2020, inclusief bijlagen, onder gelijktijdige intrekking van de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Schagen 2017, inclusief bijlagen.
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
aan- en uitbouw: bij aanbouw wordt een bouwwerk aan de gevel van een bestaand pand gebouwd. Bij aanbouw gaat het om een compleet nieuwe constructie. Bij uitbouw wordt een bestaande ruimte in een woning, bijvoorbeeld de keuken of woonkamer, vergroot, waardoor er meer ruimte beschikbaar komt. Bij uitbouw gaat het niet om een nieuwe constructie.
begeleiding basis: individuele ondersteuning gericht op bevordering, behoud of compensatie van de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie voor kwetsbare inwoners. Het bewerkstelligen van verandering in gedrag en vaardigheden en het begeleiden bij achteruitgang hoort hier ook bij. Het signaleren van en acteren op veranderingen in de gezondheidssituatie, de leefomstandigheden en de sociale omgeving van de cliënt maakt onderdeel uit van dit product. Wanneer mogelijk en passend bij de cliënt kan gebruik worden gemaakt van beeldzorg. Waar mogelijk is de begeleiding erop gericht toe te werken naar een situatie waarin deze niet meer nodig is en de cliënt gebruik kan maken van reguliere maatschappelijke voorzieningen t.b.v. participatie en zelfstandigheid met minder of zonder ondersteuning. De focus ligt hierbij op trainen en coachen. De begeleiding vindt plaats in de dagelijkse leefomgeving. Daar valt een werk(ervarings)plek ook onder.
begeleiding extra: de individuele ondersteuning is net als bij Begeleiding Basis gericht op bevordering, behoud of compensatie van de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Begeleiding Extra wordt slechts ingezet in de meest complexe situaties. Te denken valt hierbij aan ernstige gedragsstoornissen en multi-probleemsituaties. Er is veelal sprake van langdurig tekortschietende zelfregie over het dagelijks leven. Nodig is over het algemeen methodische begeleiding gericht op verbetering / ontwikkeling. Doel is waar mogelijk activering en waar nodig stabilisatie en handhaving;
dagbesteding: het geven van een zinvolle daginvulling aan inwoners, die wordt aangeboden in een groep. Zingeving en zinbeleving staan hierbij centraal. De activiteiten dragen bij aan de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van de cliënt. Dagbesteding sluit aan op wat iemand (nog) kan leren/ontwikkelen en/of bijdragen in de samenleving. Wanneer mogelijk is de dagbesteding gericht op overdracht richting arbeidsparticipatie. Stabiliseren van de situatie en begeleiding bij achteruitgang hoort ook bij dagbesteding. Het signaleren van en acteren op veranderingen in de gezondheidssituatie, de leefomstandigheden en de sociale omgeving van de cliënt maakt onderdeel uit van dit product;
De duur van het verblijf is 1,2 of 3 etmalen per week, met dien verstande dat in specifieke situaties een langere aaneengesloten periode mogelijk moet zijn. Dit laatste kan voor zover de maximale periode op jaarbasis ( 52 weken x 3 etmalen) niet wordt overschreden. De cliënt is zelf verantwoordelijk voor vervoer van en naar de locatie van het verblijf;
schoonmaakondersteuning en signalering: schoonmaakondersteuning is gericht op het schoon en leefbaar maken van het huis en signalering is gericht op relevante veranderingen in de gezondheidssituatie, de leefomstandigheden en de sociale omgeving en de vereenzaming van de cliënt. Relevante veranderingen zijn in dit verband veranderingen die kunnen leiden tot wijzigingen in de omvang van de verleende ondersteuning;
schoon en leefbaar huis: onder een schoon huis wordt verstaan een schone huiskamer, een schone als slaapvertrek in gebruik zijnde ruimte, een schone keuken, een schone douche en toilet en een schone gang. De woning moet op een aanvaardbaar niveau schoon zijn, dat wil zeggen dusdanig schoon is dat zij niet vervuilt. Dit kan betekenen dat de aanpak niet helemaal voldoet aan de persoonlijke verwachtingen van de klant of zijn eigen manier van schoonmaken. De ondersteuning wordt nooit ingezet voor de buitenkant van de woning, waaronder de tuin, de schuur, de stoep en de ramen aan de buitenzijde. Het begrip leefbaar staat voor opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen;
toegelaten instelling: Zorginstellingen hebben een erkenning van de overheid nodig om zorg te geven die vergoed wordt vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz) of het basispakket van de zorgverzekering. Deze instellingen heten 'toegelaten instellingen'. Ze werden voorheen in de praktijk vaak 'AWBZ-instelling' genoemd
een woonwagen als bedoeld in de Woningwet;
een woonschip op een ligplaats, zijnde een woonschip en een ligplaats als bedoeld in de Huisvestingswet;
woningaanpassing: het begrip woningaanpassing wordt gebruikt ter aanduiding van zowel een bouwkundige ingreep (d.w.z. een verbouwing) als een woontechnische ingreep in of aan een woonruimte (d.w.z. het aanbrengen van speciale voorzieningen, bijv. een traplift in de woning zonder aantasting van het gebouw). Losse voorzieningen, zoals een tillift of een douchestoel vallen hier niet onder. Alleen als het gaat om een voorziening die echt wordt aangebracht aan de woning is het dus een woontechnische ingreep aan een woonruimte en dan is het dus een woningaanpassing.
Hoofdstuk 2 Toegangsprocedure van melding tot aanvraag en ingangsdatum maatwerkvoorziening
De positie van de cliënt is in de Wmo 2015 versterkt. In de Wmo 2015 is een uitvoerige beschrijving van een zorgvuldige toegangsprocedure opgenomen. Inwoners moeten zich eerst ‘melden’ bij de gemeente met de hulpvraag. Een formele schriftelijke aanvraag mag niet direct worden ingediend. Eerst onderzoekt de gemeente wat de inwoner precies vraagt en nodig heeft. De vorm waarin dit wordt geregeld is vrij. Dit onderzoek moet echter uiterst zorgvuldig gebeuren. Het komt er op neer dat het verzoek van de aanvrager zichtbaar wordt zonder dat er een formele aanvraag aan ten grondslag ligt. Tijdens het gesprek worden alle aspecten van het Sociaal Domein meegenomen.
Artikel 6 Ingangsdatum van de maatwerkvoorziening
De maatwerkvoorziening gaat in op de datum waarop het ondergetekende gesprekverslag bij de gemeente is binnengekomen. Het vorenstaande is niet van toepassing met betrekking tot het vervoersbudget en de (rolstoel)taxikostenvergoeding. Deze maatwerkvoorzieningen gaan in op de eerste dag van de maand waarin het ondergetekende gespreksverslag bij de gemeente is binnengekomen.
Als er sprake is van een spoedeisend geval als bedoeld in artikel 2.3.2 van de Wmo, dan wordt de ingangsdatum van de (tijdelijke) maatwerkvoorziening gesteld op de datum van de melding, met dien verstande dat gedurende de periode, gelegen tussen de datum van de melding en de datum van het toekenningsbesluit, de maatwerkvoorziening uitsluitend in natura kan worden verstrekt.
Hoofdstuk 3 Algemene criteria bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening
Een persoon heeft slechts recht op een maatwerkvoorziening voor zover hij als ingezetene staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) van de gemeente Schagen en feitelijk in deze gemeente verblijft. De vraag waar een persoon feitelijk verblijf houdt, moet worden beantwoord aan de hand van concrete feiten en omstandigheden. Bij de vraag waar de aanvrager feitelijk verblijft, is ook van belang waar iemands centrale leven zich afspeelt. Hierbij zijn factoren van belang, zoals bijvoorbeeld de omvang van het sociale leven ter plaatse (waar iemand zijn vrienden ontvangt) en het gebruik van diverse (maatschappelijke) voorzieningen ter plaatse.
Hoofdstuk 4 Specifieke criteria voor hulp bij het huishouden
Artikel 10 Schoonmaakondersteuning en signalering
In het geval van overlijden van de cliënt wordt schoonmaakondersteuning en signalering, ongeacht of deze maatwerkvoorziening in natura of in de vorm van een pgb is verstrekt, gecontinueerd tot zes weken na het overlijden. Het vorenstaande is niet van toepassing in het geval er sprake is van een eenpersoonshuishouden.
Artikel 11 Praktische thuisondersteuning
Praktische thuisondersteuning omvat in ieder geval de volgende activiteiten:
het ondersteunen (coachen) van de cliënt bij het oefenen met het aanbrengen (dag)structuur en/of het voeren van regie over eigen huishouden en/of de dagelijkse organisatie van het huishouden. Hieronder wordt verstaan de ondersteuning bij het organiseren, het plannen van huishoudelijke taken, het regelen van lichte administratieve ondersteuning;
In het geval van overlijden van de cliënt wordt de praktische thuisondersteuning, ongeacht of deze maatwerkvoorziening in natura of in de vorm van een pgb is verstrekt, gecontinueerd tot zes weken na het overlijden. Het vorenstaande is niet van toepassing in het geval er sprake is van een eenpersoonshuishouden.
Hoofdstuk 5 Specifieke criteria voor woonvoorzieningen
Artikel 12 Uitsluitingsbepaling
De beleidsregels in dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op voorzieningen aan:
Onder normaal gebruik wordt verstaan dat de elementaire woonfuncties mogelijk moeten zijn: slapen, lichaamsreiniging, toiletgang, het bereiden en consumeren van voedsel en het zich verplaatsen in de woning. Voor kinderen komt daarbij het veilig kunnen spelen in de woning. Er worden geen hobby- of studeerruimtes aangepast of bereikbaar gemaakt, omdat het hier geen elementaire woonfuncties betreft. Ook worden geen aanpassingen vergoed voor voorzieningen met een therapeutisch doel zoals dialyseruimte en therapeutisch baden. Hulpmiddelen ten behoeve van professionele verzorging zijn uitgesloten.
Als een aanvraag om een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening wordt ingediend, dan onderzoekt het college eerst of de cliënt kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning. Dit onderzoek wordt uitgevoerd aan de hand van het beslissingsmodel primaat verhuizing (zie bijlage 3).
Een cliënt met een beperking kan voor een woonvoorziening, als bedoeld in het eerste lid, onder b en c, in aanmerking komen indien een verhuizing naar een adequate of makkelijker aan te passen woning niet te realiseren of niet de goedkoopst adequate oplossing is en ook een algemene voorziening geen oplossing kan bieden.
Artikel 14 Sanering vloerbedekking en gordijnen
De cliënt kan wanneer er sprake is van een aantoonbare allergie voor huisstofmijt en dit aantoonbare beperkingen met zich meebrengt in aanmerking komen voor sanering van de vloerbedekking en gordijnen in de slaapkamer. Bij uitzondering kan ook de vloerbedekking en gordijnen in de woonkamer worden gesaneerd, indien betrokkene bijvoorbeeld aantoonbaar een groot deel van de dag in de woonkamer doorbrengt (moet doorbrengen). Sanering van gestoffeerde meubels e.d. komen niet voor vergoeding in aanmerking. Deze hoeven niet acuut te worden vervangen en kunnen op termijn, passend binnen het budget van de cliënt, worden vervangen.
Artikel 15 Bezoekbaar maken woning
Indien de cliënt zijn hoofdverblijf heeft in een in de gemeente gelegen toegelaten instelling kan één woning waar hij regelmatig op bezoek komt bezoekbaar gemaakt worden. Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan het bereikbaar maken van de woning, de woonkamer en het toilet.
Hoofdstuk 6 Specifieke criteria voor vervoers- en rolstoelvoorzieningen
Verplaatsen is noodzakelijk om in redelijke mate mensen te ontmoeten, contacten te onderhouden, boodschappen te doen en deel te nemen aan activiteiten. Voor iedere Nederlander is het normaal om kosten te maken voor zijn vervoer. Voor personen die een inkomen hebben op of rondom het sociaal minimum is dit niet anders. Een bijstandsuitkering is namelijk opgebouwd uit een aantal componenten, waaronder een voor het vervoer. Mensen met een beperking kunnen zich niet altijd zo gemakkelijk verplaatsen als mensen zonder beperkingen. Waar een persoon zonder beperking op de fiets stapt, moet de persoon met een beperking hiervoor bijvoorbeeld gebruik maken van de 60+ bus. Dit is bovengebruikelijk vervoer De gemeente biedt voor dit bovengebruikelijke vervoer een vervoersvoorziening (bijvoorbeeld een scootmobiel).
Een vervoersvoorziening is een voorziening ter compensatie van beperkingen die worden ondervonden bij het zich lokaal verplaatsten. Er wordt gesproken over lokaal verplaatsen bij verplaatsingen in een straal van maximaal 25 kilometer rond de woning. Buiten dit gebied kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden van het bovenregionale vervoer dat Valys in opdracht van het ministerie van VWS uitvoert.
Er bestaat een relatie tussen de leeftijd van de belanghebbende en diens verplaatsingsgedrag. Bij de beoordeling van een vervoersvoorziening wordt daarmee rekening gehouden. Zo bestaat er een groot verschil in verplaatsingsgedrag van dat van een kind, dat van een volwassene en dat van een oudere. Naar mate de leeftijd toeneemt, neemt de vervoersbehoefte eerst toe, en op latere leeftijd weer af.
Bij kinderen onder de 5 jaar wordt geacht dat zij geen zelfstandige vervoersbehoefte hebben omdat de ouders hen meenemen.
Kinderen van 5 tot en met 11 jaar kunnen een zelfstandige vervoersbehoefte hebben over de middellange afstand. Zij hebben geen zelfstandige vervoersbehoefte over de lange afstand. Zij worden geacht bij het vervoer begeleid te worden.
Kinderen van 12 jaar en ouder en volwassenen hebben een zelfstandige vervoersbehoefte;
Voor motieven voor vervoer komen in aanmerking de dingen die men normaliter van dag tot dag pleegt te doen, zoals boodschappen doen, winkelen, sport, hobby, bezoeken van bijeenkomsten, meedoen met maatschappelijke, culturele en religieuze activiteiten, bezoek huisarts, specialist of ziekenhuis, bezoek familie en vrienden. Hiermee wordt de vervoersbehoefte in kaart gebracht. Gekeken wordt naar de levensstijl van de persoon met beperkingen, waarbij de levensstijl van personen zonder beperkingen als referentiekader wordt gebruikt, of het dagelijkse leven zoals dat vóór de beperkingen werd geleid. Van de persoon met beperkingen wordt wel verlangd dat deze zijn verplaatsingspatroon enigermate aan de beperkingen aanpast.
Een cliënt komt in aanmerking voor een vervoersbudget, indien deze problemen ervaart op het gebied van vervoer die hij niet op eigen kracht kan oplossen en hierdoor voor zijn verplaatsingen in de rond de woonplaats gelegen regio een bovengebruikelijk beroep moet doen op personen uit zijn sociale netwerk of een algemene voorziening.
Artikel 18 (Rolstoel)taxikostenvergoeding
Indien de cliënt voor zijn verplaatsingen in de rond de woonplaats gelegen regio geen netwerk van personen, diensten en voorzieningen om zich heen heeft waarop hij een beroep kan doen en hierdoor voor deze verplaatsingen is aangewezen op de diensten van een commerciële vervoerder, kan hij in plaats van het vervoersbudget in aanmerking worden gebracht voor een (rolstoel)taxikostenvergoeding. Deze vergoeding kan ook worden toegekend in het geval belanghebbende wel een netwerk van personen diensten en voorzieningen om zich heen heeft, maar vanwege in de persoon gelegen beperkingen door hem hierop geen beroep kan worden gedaan.
Met de vervoersvoorziening, bedoeld in het eerste lid, dient de cliënt in de gelegenheid te worden gesteld maximaal tien keer per jaar een bezoek te brengen aan diens ouders of familieleden. Deze vervoersvoorziening ziet uitsluitend op het vervoer van de cliënt van de Wlz-instellling naar de woning van diens ouders of familieleden en vice versa.
Artikel 20 Vervoersvoorzieningen over de korte afstand
Indien de cliënt ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking heeft van langdurige aard, waardoor hij - met de gebruikelijke loophulpmiddelen - in redelijkheid niet in staat is zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen, kan het college hem in aanmerking brengen voor een vervoersvoorziening over de korte afstand (scootmobiel of driewielfiets)
Artikel 21 Stalling van een elektrisch c.q. via een hulpmotor aangedreven verplaatsingshulpmiddel
Er bestaan verschillende mogelijkheden voor het realiseren van een stalling, namelijk:
Allereerst zal gekeken worden of een stallingsmogelijkheid in de woning aanwezig of realiseerbaar is. Is deze niet aanwezig of realiseerbaar, dan zal gekeken worden naar mogelijkheid b (een algemene voorziening per complex), vervolgens naar mogelijkheid c (een algemene voorziening per verdieping of unit) en als laatste naar mogelijkheid d (een individuele maatwerkvoorziening bij de woning).
In afwijking van het derde lid worden de kosten voor aanleg van stallings- en oplaadmogelijkheid niet vergoed door het college, indien de cliënt woonachtig is in een wooncomplex dat specifiek gericht is op mensen met beperkingen dan wel ouderen of waar uitgaande van het verhuurbeleid inmiddels veelal ouderen wonen. Er mag vanuit worden gegaan dat in dergelijke wooncomplexen al een stallings- en oplaadmogelijkheid in de gemeenschappelijke ruimten is aangelegd of dat deze voorzieningen bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten kunnen worden meegenomen.
Sporten is belangrijk om te blijven participeren. Wanneer het voor de cliënt zonder sporthulpmiddel niet mogelijk is om een sport te beoefenen en de kosten hiervoor aanzienlijk hoger zijn dan de gebruikelijke kosten die een persoon zonder beperkingen heeft voor dezelfde (of een vergelijkbare) sport, kan een sportvoorziening worden verstrekt. Dat kan een sportrolstoel zijn maar ook een ander hulpmiddel.
Hoofdstuk 7 Specifieke criteria voor begeleiding, gebruikelijke hulp en dagbesteding
Begeleiding is gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie van de inwoner opdat hij zolang mogelijk in zijn eigen leefomgeving kan blijven. Het doel van begeleiding is gericht op wat de cliënt nodig heeft voor het herstel van c.q. het stabiliseren van het evenwicht bij het functioneren bij een of meer van de volgende onderdelen:
Alle begeleiding van de cliënt door de ouder, door partners onderling, door inwonende kinderen en/of andere huisgenoten is gebruikelijke hulp als er sprake is van een kortdurende situatie met uitzicht op een dusdanig herstel van het probleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de cliënt, dat de maatwerkvoorziening begeleiding daarna niet langer is aangewezen. Daarbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden.
Er gelden de volgende uitzonderingen op gebruikelijke hulp:
voor zover een partner, ouder, volwassen kind en/of andere volwassen huisgenoot overbelast is of dreigt te raken wordt van hem of haar geen gebruikelijke hulp verwacht, totdat deze dreigende overbelasting is opgeheven. Daarbij geldt wanneer voor de partner, ouder, volwassen kind en/of andere volwassen huisgenoot eigen mogelijkheden en/of voorzieningen zijn om de (dreigende) overbelasting op te heffen, deze eigen mogelijkheden en/of voorzieningen hiertoe dienen te worden aangewend.
Artikel 27 Vervoer dagbesteding
Het bieden van vervoer is verbonden aan dagbesteding voor zover de cliënt niet in staat is om zelf, met behulp van zijn netwerk of met vrijwillige inzet van en naar de dagbesteding te komen. In die gevallen neemt de aanbieder van de dagbesteding de organisatie van het vervoer op zich. Hierbij wordt aangesloten op de afspraken die gemaakt zijn met de cliënt wanneer de dagbesteding wordt ingezet.
Hoofdstuk 8 Specifieke criteria voor beschermd wonen
Het mogelijke gevaar voor de cliënt of voor anderen, genoemd in het eerste lid, sub c, van dit artikel, ontstaat doordat de cliënt in het dagelijkse bestaan niet in staat is zich een adequaat oordeel te vormen. Deze cliënt heeft vaak regieproblemen, mist vaardigheden of remmingen om zich staande te houden in een zelfstandige woonomgeving, overziet de consequenties van het eigen handelen niet en/of is niet in staat om op relevante momenten hulp in te roepen.
Hoofdstuk 9 Specifieke criteria voor kortdurend verblijf
Artikel 29 Kortdurend verblijf
Onder kortdurend verblijf wordt verstaan een tijdelijk verblijf van een cliënt in een instelling of in een gezin bedoeld om de mantelzorger(s) te ontlasten. Het kortdurend verblijf is planbaar. Uitgangspunt is dat de inwoner na verblijf elders weer naar huis gaat. Het kortdurend verblijf omvat bed, bad, brood en toezicht.
Hoofdstuk 10 Het persoonsgebonden budget
Indien de cliënt een andere maatwerkvoorziening dan die als bedoeld in het eerste lid (bijvoorbeeld woningaanpassing, scootmobiel, rolstoel etc.) als persoonsgebonden budget geleverd wenst te krijgen, is de verplichting tot het indienen van het budgetplan, als bedoeld in het eerste lid, niet van toepassing. De cliënt kan in die gevallen volstaan met de indiening van een offerte.
Het college kan een pgb weigeren:
voor zover de kosten van het betrekken van de ondersteuning hoger zijn dan de kosten van de maatwerkvoorziening in natura. Als de kosten hoger zijn dan de kosten van een maatwerkvoorziening in natura, zal het pgb nooit hoger zijn dan 100% van de kostprijs van de goedkoopst adequate maatwerkvoorziening in natura.
als er sprake is van ondersteuning in een spoedeisende situatie, zolang het onderzoek voor een maatwerkvoorziening nog niet is afgerond en er op basis hiervan nog geen besluit is genomen over de noodzaak, aard en omvang van de maatwerkvoorziening. De maatwerkvoorziening in natura kan nadien, als er voldoende rust is om een budgetplan te maken, worden omgezet in een pgb.
Artikel 35 Maatwerk mantelzorgers
De mantelzorger wil gezien, gewaardeerd en ontlast worden. Dit is een glijdende schaal: door de mantelzorger in beeld te brengen, is het mogelijk deze vervolgens te waarderen. Ook het ontlasten van de mantelzorger kan gezien worden als een indirecte vorm van waardering. De behoefte van iedere mantelzorger is verschillend. Om de mantelzorger daadwerkelijk te ontlasten is maatwerk noodzakelijk. De consulenten van het wijkteam zijn in staat om een afweging te maken welke ondersteuning daadwerkelijk noodzakelijk is, zodat de inwoners met de benodigde ondersteuning thuis kunnen blijven wonen.
De consulenten van het wijkteam krijgen het mandaat om maatwerk te leveren en de benodigde ondersteuning in te zetten. Hierbij wordt, zoals gebruikelijk is, eerst gekeken naar het eigen netwerk van de inwoner, de inzet van algemene voorzieningen (waaronder met name ook zorgvrijwilligers) en daarna pas de professionele ondersteuning. Maatwerk betekent in dit verband dat de consulent in beeld heeft welke behoefte er ligt en een professionele afweging maakt wat in iedere situatie passende ondersteuning is. Daar ligt hun kracht.
Hoofdstuk 12 Afbakening met de Wet langdurige zorg
Artikel 36 Aanspraak op verblijf op grond van de Wet langdurige zorg
Het college weigert een maatwerkvoorziening, indien de cliënt aanspraak heeft op verblijf en daarmee samenhangende zorg in een instelling op grond van de Wet langdurige zorg dan wel redenen zijn om aan te nemen dat cliënt daarop aanspraak kan doen gelden en weigert mee te werken aan het verkrijgen van een besluit dienaangaande.
Het college kan in afwijking van het eerste lid een maatwerkvoorziening verstrekken, indien, gelet op alle omstandigheden in het individuele geval, dringende redenen hiertoe noodzaken. Het gaat hier om zeer bijzondere omstandigheden, waarbij weigering van een maatwerkvoorziening leidt tot onaanvaardbare consequenties voor de cliënt.
Een cliënt die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is op grond van artikel 3.8 lid 4 sub e van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 geen bijdrage in de kosten van maatwerkvoorziening verschuldigd. Het vorenstaande lijdt uitzondering ingeval een maatwerkvoorziening of pgb is verstrekt ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige. Op grond van artikel 13 lid 8 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Schagen 2018 is de bijdrage in de kosten van voornoemde maatwerkvoorziening of pgb verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.
De periode waarover een bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening is verschuldigd hangt bij een vervoersvoorzieningen over de korte afstand die in de vorm van een pgb is verstrekt, een bouwkundige en woontechnische voorziening en niet-bouwkundige en niet- woontechnische voorziening af van de economische levensduur en de kostprijs van de maatwerkvoorziening. In een tabel die als bijlage 4 aan deze beleidsregels is gehecht kan worden afgelezen voor welke maximale duur een bijdrage in de kosten van de daarin genoemde maatwerkvoorziening kan worden opgelegd.
Hoofdstuk 14 Voorkomen en bestrijding ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen en pgb’s en misbruik en oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015
Artikel 38 Gebruikmaken van diverse bevoegdheden
Het college maakt gebruik van de navolgende bevoegdheden:
Artikel 42 Medewerking schuldregeling / Kwijtschelding schulden
Artikel 43 Vaststellen aflossingscapaciteit.
Als de vordering niet in 36 maandelijkse termijnen kan zijn afgelost, wordt een onderzoek ingesteld naar de aflossingscapaciteit van de cliënt, met dien verstande dat dit onderzoek zich toespitst op de vraag of deze in staat is maandelijks een bedrag af te lossen dat gelijk is aan 5% van de voor hem geldende bijstandsnorm. Daarbij worden de financiële- en persoonlijke omstandigheden van belanghebbende in acht genomen. Alleen ingeval de belanghebbende maandelijks minder dan 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm aflost of niets aflost wordt éénmaal per 3 jaar respectievelijk éénmaal per jaar een onderzoek ingesteld naar eventuele wijzigingen in de financiële en persoonlijke situatie van de belanghebbende.
Artikel 44 Uitstel betalingsplicht
Als de cliënt gedurende een bepaalde periode niet in staat is om aan zijn aflossingsverplichting te voldoen, kan de aflossingsverplichting gedurende deze periode opgeschort worden.
Bij verzuim van betaling of het niet naleven van de aflossingsregeling, wordt de client ten minste éénmaal telefonisch en éénmaal schriftelijk aangemaand. Als belanghebbende dan nog niet aan de betalingsverplichting voldoet, wordt een dwangbevel afgegeven (artikel 4:116 Awb).
Er wordt geen wettelijke rente bij de cliënt in rekening gebracht, als deze niet binnen de voorgeschreven termijn heeft betaald.
Schagen, 5 november 2019
Burgemeester en wethouders voornoemd,
de secretaris,
N. Swellengrebel
de burgemeester,
M.J.P. van Kampen-Nouwen
Bijlage 1 Normeringoverzicht voeren van het huishouden
Voor hulp bij het huishouden zijn standaardindicaties ontwikkeld. Deze worden bij elke toekenning toegepast door de indicatiesteller. Let op: tijdnormering is steeds indicatief. Daarom altijd gemotiveerd een individuele afweging maken. Als er reden is om af te wijken van deze normeringen, kan dat, mits onderbouwd, altijd.
De volgende uitgangspunten gelden bij normtijden:
Alleen de kamers die dagelijks of in ieder geval meerdere keren per week in gebruik zijn, worden schoongehouden; met kamers wordt de hoeveelheid ruimtes in een woning bedoeld exclusief de keuken, badkamer en toilet.
Bijvoorbeeld: 2 kamerwoning = woonkamer en 1 slaapkamer, 4 kamerwoning = woonkamer en 3 slaapkamers.
Schoon en leefbaar huis (schoonmaakondersteuning en signalering)
Eenpersoonshuishouden (maximaal drie kamerwoning)
Twee – of meerpersoonshuishouden (type woning niet van belang)
Het structureren en op orde houden van het huishouden bij een- of meerpersoonshuishouden (praktische thuisondersteuning)
Bijlage 2 Protocol gebruikelijke hulp
Bron: hoofdstuk 5 uit het document: ’Richtlijn Indicatieadvisering Hulp bij het Huishouden’( MO-zaak, 2011).
Alle begrippen die in dit hoofdstuk van het protocol gebruikelijke zorg worden gebruikt hebben dezelfde betekenis als in de Wmo, de Verordening wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Schagen 2015 en de Algemene wet bestuursrecht.
2. Gebruikelijke zorg door (jonge) huisgenoten
Gebruikelijke zorg heeft een verplichtend karakter. Dit houdt in dat er zowel van volwassen als jonge huisgenoten een bijdrage wordt verlangd in het huishouden. Hierbij moet echter wel rekening worden gehouden met de ontwikkelingsfase van kinderen. Voor gezonde jonge huisgenoten geldt:
Dit wil zeggen; schoonhouden van sanitaire ruimte, keuken en één kamer, de was doen, boodschappen doen, maaltijd verzorgen, afwassen en opruimen. Indien nodig kan ook de opvang en/of verzorging van jongere gezinsleden tot hun taken behoren.
In het protocol ’Gebruikelijke Zorg’ (CIZ, 2005) wordt dit benoemd als: 2 uur uitstelbare taken en 3 uur niet uitstelbare taken per week1. In een uitspraak van de rechtbank Rotterdam wordt echter niet gesproken over uren maar over het kunnen voeren van een eenpersoonshuishouden. (voetnoot: AWB 08/3111 Wmo - T2, 13-02-2009, Rechtbank Rotterdam).
Niet gewend zijn of de vaardigheid missen
Redenen als 'niet gewend zijn om' of 'geen huishoudelijke werk willen en/of kunnen verrichten' leiden niet tot een aanspraak. In die situaties kan een tijdelijke indicatie afgegeven worden voor het aanleren hiervan. De taak wordt dan niet overgenomen maar via instructies gestuurd.
Onder uitstelbare taken wordt verstaan: boodschappen doen, zwaar huishoudelijk werk en was verzorging. Onder niet-uitstelbare taken wordt verstaan; maaltijden verzorgen, licht huishoudelijk werk, gezonde kinderen opvangen/verzorgen en dagelijkse organisatie van het huishouden voeren.
Ouders hebben een zorgplicht voor hun kinderen. Zij moeten zorgen voor de opvoeding van hun kinderen, hun geestelijke en lichamelijke welzijn en het bevorderen van de ontwikkeling van hun persoonlijkheid. Ook moeten zij zorg bieden bij kortdurende ziekte.
De hoeveelheid zorg is afhankelijk van de leeftijd en ontwikkeling van het kind (zie onderstaande opsomming). Bij uitval van een van de ouders moet de andere ouder de zorg voor de kinderen overnemen. Waarbij van hen wordt verwacht dat zij maximaal zoeken naar eigen oplossingen: zorgverlof, mantelzorg en andere voorliggende voorzieningen.
De zorgplicht vervalt niet bij echtscheiding of beëindigen van de relatie. Maar er moet wel rekening gehouden worden met de eventueel door de rechtbank vastgelegde afspraken.
Zorgplicht voor gezonde kinderen:
Kinderen van 0 tot en met 4 jaar:
Kinderen van 5 tot en met 11 jaar:
Kinderen van 12 tot en met 17 jaar:
4. Uitzonderingen bij bijzondere typen leefsituaties
Bij een aantal typen leefsituaties wordt anders omgegaan met het begrip ’duurzaam huishouden’ waardoor er mogelijk geen/beperkt sprake is van ’gebruikelijke zorg’.
Als een cliënt een kamer verhuurt aan een derde wordt de huurder niet tot de leefeenheid gerekend. De huurder wordt in staat geacht de gehuurde ruimte(n) schoon te houden en een evenredige bijdrage te leveren aan de schoonmaak van gezamenlijke ruimten. In de berekening van de omvang van de ondersteuning wordt het schoonmaken van gehuurde ruimte(n) dus niet meegerekend.
Een cliënt woont zelfstandig, met meerdere mensen in één huis zonder met hen een leefeenheid te vormen. Met andere woorden; de cliënt vormt geen duurzaam huishouden met de huisgenoten. In dergelijke situaties heeft men in ieder geval wel een eigen woon/slaapkamer en de overige ruimten worden in meer of mindere mate gemeenschappelijk gebruikt. In de berekening van de omvang van hulp wordt het schoonmaken van de eigen woonruimte(n) en slecht een evenredig deel van de gemeenschappelijke ruimten meegerekend.
Een cliënt woont zelfstandig met meerdere mensen in één gebouw én vormt hiermee wel een leefeenheid. Met andere woorden; cliënt vormt een duurzaam huishouden met de huisgenoten. Vrijwel alle leefgemeenschappen kennen een of meer gezamenlijke bindende factoren, meestal met een religieuze of spirituele inhoud. Een voorbeeld hiervan zijn kloostergemeenschappen waarbij er sprake is van een leefeenheid, maar de taakverdeling zich niet leent voor overname. In die situaties kan de ondersteuning bestaan uit het schoonmaken van de eigen kamer en een evenredig deel van het schoonmaken van de gemeenschappelijke ruimten die vallen binnen het niveau van de sociale woningbouw.
Bibliotheken, gebedsruimten etc. vallen buiten het niveau van de sociale woningbouw en behoren daardoor tot de eigen verantwoordelijkheid van de gemeenschap.
5 Uitzonderingen voor gebruikelijke zorg
In een aantal situaties waarbij er sprake is van een ’duurzaam huishouden’ kan er worden afgeweken van het principe van ’gebruikelijke zorg’:
Medisch geobjectiveerde aandoening
Als uit objectief onderzoek blijkt dat een huisgenoot aantoonbare beperkingen heeft op grond van een aandoening, beperking, handicap of probleem, waardoor redelijkerwijs de taken niet overgenomen kunnen worden, is ’gebruikelijke zorg’ niet van toepassing.
Symptomen die zouden kunnen wijzen op overbelasting
Overbelasting kan worden veroorzaakt door een combinatie van symptomen van lichamelijke en/of psychische aard en wordt bepaald door in- en uitwendige factoren. Met andere woorden; in exact dezelfde situatie kan de ene huisgenoot wel overbelast raken, terwijl een andere huisgenoot hier geen of minder last van heeft. Het is daarom van belang zorgvuldig onderzoek te plegen naar de verhouding tussen draagkracht (belastbaarheid) en draaglast (belasting) en symptomen die kunnen wijzen op overbelasting. In veel gevallen wordt een medisch adviseur daarbij ingeschakeld ter beoordeling. In principe is overname van huishoudelijke taken voor een korte duur, te denken valt aan 3-6 maanden. In deze periode wordt de leefeenheid de gelegenheid gegeven de onderlinge taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen3.
Factoren die van invloed zijn op de draagkracht zijn onder meer:
Factoren die van invloed zijn op de draaglast zijn onder meer:
Mogelijke symptomen van overbelasting zijn:
(Dreigende) overbelasting bij korte levensverwachting cliënt
In terminale situaties is overleg met de huisgenoten over wat draagbaar is zeer belangrijk. In deze situaties mag er soepeler worden omgegaan met het principe ’gebruikelijke zorg’.
(Dreigende) overbelasting na overlijden ouder
Als een cliënt aangeeft overbelast te zijn door de combinatie van werk en de verzorging van de inwonende kinderen, vanwege het plotseling overlijden van de andere (inwonende) ouder, kan kortdurend huishoudelijke taken worden overgenomen. Te denken valt aan een periode van 3-6 maanden zodat de leefeenheid de gelegenheid gegeven de taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen.
Voorkomen van crisis en ontwrichting bij verzorging en opvang van gezonde kinderen
Als opvang van gezonde kinderen noodzakelijk is, heeft de inzet van voorliggende voorzieningen en/of mantelzorg een verplichtend karakter. Gebruik van voorliggende voorzieningen zoals kinderopvang en crèche is gangbaar tot en met 5 dagen per week.
Als deze niet aanwezig, niet toepasbaar of uitgeput zijn, is inzet van hulp voor oppas en opvang van kinderen voor een korte periode mogelijk. Te denken valt aan een periode van 3-6 maanden zodat de ouder(s) de gelegenheid krijgt een eigen oplossing te vinden.
Fysieke afwezigheid in verband met werk
Er wordt geen rekening gehouden met drukke werkzaamheden, lange werkweken of veel reistijd. Over het algemeen kan alleen rekening worden gehouden met personen die vanwege hun werkzaamheden langdurig van huis zijn. Dit is bijvoorbeeld het geval bij internationaal vrachtwagenchauffeurs, medewerkers in de offshore of mariniers. Het gaat namelijk te ver deze mensen te dwingen een andere baan of functie te zoeken. De afwezigheid moet echter wel voldoen aan de volgende kenmerken:
Jurisprudentie is genuanceerder en gaat niet per definitie uit van de zeven etmalen. De CRvB (CRvB 06-01-2009, nr. 08/901 AWBZ en CRvB 06-01-2009, nr. 06/6763 AWBZ) noemt dat hierdoor ten onrechte wordt voorbij gegaan aan de vraag of de huisgenoot feitelijk kan voorzien in het verlenen van deze zorg. Hierbij moet altijd de individuele situatie nauwkeurig onderzocht worden. In de periode van afwezigheid is de huisgenoot niet in staat ’gebruikelijke zorg’ te leveren. In de berekening van de omvang van de hulp moet deze huisgenoot niet worden meegerekend.
Bijlage 3. Beslissingsmodel primaat verhuizing
De gemeente hanteert het primaat van de verhuizing. Dat wil zeggen dat als vaststaat dat een aanpassing noodzakelijk is, eerst beoordeeld wordt of verhuizing naar een reeds geheel aangepaste woning, of naar een goedkoper en gemakkelijker aan te passen woning een oplossing is die in aanmerking komt. In feite gaat het bij het hanteren van het primaat van de verhuizing om een uitwerking van het principe dat wordt gekozen voor de goedkoopst-adequate oplossing.
Er zijn echter wel grenzen aan het hanteren van het primaat van de verhuizing, met name op het gebied van de woonlasten, het tijdsbestek waarbinnen een oplossing kan/moet worden gevonden en de verhouding tussen de besparing van de gemeente bij toepassing van het primaat en de negatieve gevolgen voor de aanvrager. In alle gevallen zal een goed gemotiveerd besluit moeten worden genomen, waarin alle relevante factoren, in onderling verband, worden afgewogen. Daarbij gaat het dus om factoren die spelen aan de kant van de gemeente en aan de kant van de belanghebbende. Als op verantwoorde wijze inhoud gegeven is aan toepassing van het primaat van de verhuizing, is daarmee een adequate oplossing geboden en heeft de gemeente aan haar compensatieverplichting voldaan.
Het is niet mogelijk een uitputtend overzicht te geven van alle mogelijke afwegingsfactoren die een rol kunnen spelen, omdat elke situatie weer anders is. Wel wordt hieronder in grote lijnen een overzicht gegeven van een aantal vaak voorkomende factoren, die afhankelijk van de situatie, een rol kunnen spelen bij de besluitvorming.
De snelheid waarmee het woonprobleem kan worden opgelost speelt een rol in het afwegingsproces. In een aantal gevallen kan verhuizen het woonprobleem sneller oplossen, als er snel een geschikte aangepaste of eenvoudig aan te passen woning beschikbaar is. Het hele traject van het maken van een plan, het vragen van offertes, de uitvoering en keuring vervalt dan of speelt een minder belangrijke rol. Omgekeerd kan het ook zo zijn dat het aanpassen van een woning een snellere oplossing biedt als er niet binnen een bepaalde tijd een geschikte woning vrij komt. Uit de Wvg-jurisprudentie blijkt dat het essentieel is dat uit het indicatieadvies blijkt binnen welke medisch aanvaardbare termijn een oplossing gevonden moet zijn voor het woonprobleem.
Sociale omstandigheden waarmee het college rekening houdt zijn bijvoorbeeld de voorkeur van de gehandicapte, de binding van de gehandicapte met de huidige woonomgeving, de nabijheid van voor de gehandicapte belangrijke voorzieningen. Ook de waardering van de aanwezigheid van vrienden, kennissen en familie in de nabijheid van de woning van de gehandicapte kan een rol spelen in het afwegingsproces, met name in situaties waarin sprake is van mantelzorg. De sociale omstandigheden moeten in het indicatie-onderzoek zoveel mogelijk geobjectiveerd worden. De sociale factor zal minder zwaar wegen in het voordeel van aanpassen, als dicht in de buurt van de huidige woning een geschikte of goedkoper aan te passen woning kan worden gevonden. Als de beoogde nieuwe woning dicht bij belangrijke voorzieningen, zoals winkels en werkplek is gelegen, kan dat de beslissing in het voordeel van verhuizen beïnvloeden, bijvoorbeeld omdat dan ook minder vervoersvoorzieningen nodig zijn. Als de aanvrager zijn werk "aan huis" heeft (eigen bedrijf), dienen de consequenties van verhuizing ook vanuit de bedrijfsmatige kant meegewogen te worden. Het is immers mogelijk dat de vestiging van het bedrijf op een andere, in commercieel opzicht minder aantrekkelijke, locatie negatieve gevolgen voor het inkomen uit eigen bedrijf kan hebben.
Rekening houdend met eventuele mogelijkheden op het gebied, maakt het college een vergelijking tussen de woonlasten van de huidige en de mogelijke nieuwe woning. Alle relevante woonlasten moeten daarbij in aanmerking worden genomen.
Als de aanvrager eigenaar van de woonruimte is, zal een verhuizing of woningaanpassing andere gevolgen met zich meebrengen dan wanneer deze de woning huurt. Het verhuizen vanuit een koopwoning heeft meer emotionele en financiële consequenties dan verhuizing vanuit een huurwoning.
Bij het verkopen van een huis komen meer aspecten aan de orde dan bij het verlaten van een huurwoning. Een aantal aspecten zal pleiten voor het verkopen van de woning en verhuizen naar een huurwoning. Andere aspecten daarentegen zullen de balans naar het aanpassen van de eigen woning doen doorslaan. Een punt betreft de vraag in hoeverre vermogenswinsten of vermogensverliezen optreden. Een eigenaar heeft doorgaans geld geleend en/of een hypotheek op het huis. Ook indien de aanvrager, al dan niet geheel op eigen kosten, veel aan de woning heeft verbeterd of aanpassingen heeft getroffen, ligt verhuizing soms minder voor de hand. Als de financiële situatie van een eigenaar van een woning, die gehandicapt raakt, door zijn handicap drastisch verandert (doorgaans brengt een handicap negatieve inkomensgevolgen met zich mee), kunnen moeilijkheden optreden met het opbrengen van de woonlasten van de eigen woning, en zal de aanvrager ook problemen hebben met verhuizen.
Het college maakt een kostenafweging tussen het aanpassen van de huidige woonruimte enerzijds en verhuizen (inclusief eventuele aanpassingskosten in de nieuwe woonruimte) anderzijds. Daarbij worden de volgende kosten in elk geval meegenomen in de overwegingen:
De kosten zijn het uitgangspunt bij deze afweging, maar ook andere factoren kunnen een rol spelen.
Er dient ook rekening te worden gehouden met het feit dat een aan te passen koopwoning naar alle waarschijnlijkheid minder kans heeft om voor hergebruik in aanmerking te komen, omdat
Aanpassingen aan sociale huurwoningen zijn vaker opnieuw in te zetten dan aanpassingen aan koopwoningen, omdat deze huurwoningen opnieuw kunnen worden verhuurd aan personen met een beperking, waardoor de gebruiksduur van de aanpassing wordt verlengd. Dit speelt in de afweging dan ook een rol van belang.
Ook de medische prognose speelt in dit verband een rol. Indien vaststaat dat iemands toestand naar verwachting zodanig zal verslechteren, en dat als gevolg daarvan de aanpassing slechts voor beperkte tijd zal volstaan, kan dat gegeven een rol spelen in de afweging tussen verhuizing en aanpassing.
Vaak zal een aangeboden mogelijkheid te verhuizen naar een andere woning door de aanvrager als negatief worden beoordeeld: vaak zal men graag willen blijven wonen in de vertrouwde woning. Als de bovenomschreven afweging in het voordeel van verhuizing uitvalt, is die wens niet meer doorslaggevend. Dat heeft gevolgen voor het weigeren van aangeboden geschikte woningen. Na weigering beoordeelt het college of er van uit kan worden gegaan dat voldoende is gedaan om een compenserende oplossing te bieden. Dit wordt afgemeten aan de oorzaak voor het weigeren.
Na het afwegen van deze factoren kan een beslissing worden genomen over het al dan niet hanteren van het primaat van de verhuizing.
De periode waarover een bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening is verschuldigd, hangt bij de in onderstaande tabel genoemde maatwerkvoorzieningen af van de economische levensduur en de kostprijs van de maatwerkvoorziening in kwestie. In onderstaande tabel kan worden afgelezen voor welke maximale duur een bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening kan worden opgelegd.