Overheidsorganisatie | Provincie Zeeland |
---|---|
Officiële naam regeling | Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden |
Citeertitel | Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Personeel |
Art. 37 lid 2 treedt in werking m.i.v. 01-01-2005
Provinciewet
Geen
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-05-2005 | 01-02-2007 | Nieuwe regeling | 12-01-2007 Provinciaal Blad, 2005, 10 | POI-146 |
Provinciale Staten van Zeeland hebben bij besluit van 8 oktober 2004 vastgesteld de hierna volgende Verordening rechtspositieregeling gedeputeerden, staten- en commissieleden;
gelezen het besluit van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 6 april 2005, waarbij de minister goedkeuring aan artikel 8 van voornoemde verordening heeft verleend.
In deze verordening wordt verstaan onder:
commissie: een commissie als bedoeld in hoofdstuk V van de Provinciewet;
Rechtspositiebesluit gedeputeerden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 241;
Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 242;
Reisbesluit binnenland: het Koninklijk Besluit van 1 maart 1993, Stb. 144;
Reisregeling binnenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 16 maart 1993, nr. AB93/U280, Stcrt. 56;
Statenlid: lid van provinciale staten, niet zijnde gedeputeerde;
Verplaatsingskostenbesluit 1989: het Koninklijk Besluit van 6 oktober 1989, Stb. 424.
Aan het statenlid wordt een vergoeding voor de werkzaamheden toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.
Aan het statenlid wordt een onkostenvergoeding voor aan de uitoefening van het statenlidmaatschap verbonden kosten toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, derde lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.
Ten aanzien van een statenlid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, wordt in afwijking van het eerste lid een onkostenvergoeding toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, vierde lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, zoals dat bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.
Hij die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar lid is geweest van provinciale staten ontvangt de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar statenlid is geweest.
De betaling van de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, geschiedt in maandelijkse termijnen.
Aan het statenlid worden vergoed de reiskosten voor het bijwonen van vergaderingen van provinciale staten en van een commissie, alsmede de reiskosten ter zake van andere ten behoeve van de provincie gemaakte reizen.
De in het eerste lid bedoelde vergoeding betreft:
bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een ( trein)taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;
bij gebruik van een eigen motorvoertuig of bromfiets: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig de bedragen in artikel 2 van de Reisregeling binnenland.
Het statenlid worden vergoed de gemaakte noodzakelijke verblijfkosten voor het bijwonen van vergaderingen van provinciale staten en van een commissie, alsmede ter zake van andere ten behoeve van de provincie gemaakte reizen, tot ten hoogste de bedragen, vastgesteld bij of krachtens het Reisbesluit binnenland.
De kosten van deelname van een statenlid aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het provinciaal belang door of namens de provincie worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de provincie.
Het statenlid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de provincie wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de provincie als deelname van belang is in verband met de vervulling van het statenlidmaatschap.
Op aanvraag wordt het statenlid voor de uitoefening van het statenlidmaatschap een computer of laptop met bijbehorende randapparatuur en software in bruikleen ter beschikking gesteld.
Op aanvraag kan het statenlid voor de uitoefening van het statenlidmaatschap een faxapparaat met bijbehoren in bruikleen ter beschikking worden gesteld.
Het statenlid ondertekent voor de bruikleen een bruikleenovereenkomst met de provincie.
Gedeputeerde staten stellen het model van de bruikleenovereenkomst vast.
De aanleg- en abonnementskosten van ISDN ten behoeve van het gebruik van een computer die benodigd is voor de uitoefening van het statenlidmaatschap komen voor rekening van de provincie, wat betreft de abonnementskosten voor zover die meer bedragen dan de kosten van een gewoon telefoonabonnement.
De abonnementskosten van ADSL ten behoeve van het gebruik van een computer die benodigd is voor de uitoefening van het statenlidmaatschap komen wat betreft het providergedeelte volledig en wat betreft het gesprekskostengedeelte voor de helft voor rekening van de provincie. De eventuele aanlegkosten van ADSL komen in dat geval geheel voor rekening van de provincie.
De kosten van het internetabonnement via de kabel ten behoeve van het gebruik van een computer die benodigd is voor de uitoefening van het statenlidmaatschap komen voor de helft voor rekening van de provincie. De eventuele aanlegkosten van de internetaansluiting via de kabel komen in dat geval geheel voor rekening van de provincie.
Aan het statenlid, dat voor de voorziening in zijn levensonderhoud geheel of gedeeltelijk afhankelijk was van de vergoeding voor de werkzaamheden, kunnen de onkosten voor het verwerven van vervangende inkomsten worden vergoed.
-
-
-
Aan het statenlid worden de kosten van kinderopvang vergoed overeenkomstig de regelingen voor de ambtenaren in dienst van de provincie.
-
Het statenlid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt kan op aanvraag deelnemen aan de voor het provinciaal personeel geldende spaarloonregeling.
Aan de gedeputeerde wordt een onkostenvergoeding toegekend voor overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 21, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.
Ten aanzien van een gedeputeerde van wie de arbeidsverhouding in¬gevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aan¬gemerkt, wordt in afwijking van het eerste lid een onkostenvergoeding toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 21, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden, zoals dat bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt ¬herzien.
In afwijking van het eerste en tweede lid is de onkostenvergoeding voor overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten 7% van het voor hem ingevolge het eerste of tweede lid geldende bedrag indien de gedeputeerde op grond van artikel 26 een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking is gesteld.
De gedeputeerde wordt voor het reizen tussen zijn woning en zijn plaats van tewerkstelling, indien de afstand daartussen meer dan tien kilometer bedraagt, een tegemoetkoming in de kosten van het reizen verleend overeenkomstig de bedragen die bij of krachtens artikel 12 van het Verplaatsingskosten- besluit 1989 zijn vastgesteld.
Aan de gedeputeerde wordt naast de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 18, vergoeding verleend voor reiskosten ter zake van andere dan de in artikel 18 bedoelde reizen ten behoeve van de provincie gemaakt. De vergoeding betreft:
bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een (trein)taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;
bij gebruik van een eigen motorvoertuig of bromfiets: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig de bedragen in artikel 2 van de Reisregeling binnenland.
De gedeputeerde kan voor reizen ten behoeve van de provincie gebruik maken van een dienstauto met of zonder chauffeur. Onder dienstauto wordt voor de toepassing van dit artikel mede verstaan een door de provincie ingehuurde auto.
De dienstauto met of zonder chauffeur kan door de gedeputeerde ook worden gebruikt voor het reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling en voor reizen ten behoeve van nevenfuncties die de gedeputeerde vervult uit hoofde van zijn ambt.
Indien de gedeputeerde op grond van artikel 18 een tegemoetkoming ontvangt in de reiskosten tussen de woning en de plaats van tewerkstelling wordt een korting op die tegemoetkoming toegepast ter grootte van:
1/20 deel van de tegemoetkoming in de betreffende maand voor elke dag waarop zowel van de woning naar de plaats van tewerkstelling als omgekeerd van de plaats van tewerkstelling naar de woning gebruik is gemaakt van de dienstauto;
1/40 deel van de tegemoetkoming in de betreffende maand voor elke dag waarop alleen hetzij van de woning naar de plaats van tewerkstelling hetzij omgekeerd van de plaats van tewerkstelling naar de woning gebruik is gemaakt van de dienstauto.
Indien de gedeputeerde voor reizen ten behoeve van in het tweede lid bedoelde nevenfuncties gebruik maakt van de provinciale dienstauto en daarvoor van een derde ook een vergoeding van reiskosten ontvangt wordt die vergoeding in de provinciale kas gestort.
Indien aan de gedeputeerde een dienstauto ter beschikking is gesteld ontvangt hij een vergoeding ter compensatie van de belastingheffing voor het gebruik van de dienstauto voor woon-werkverkeer op grond van de artikelen 3.20 en 3.145 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
De vergoeding, bedoeld in het zesde lid, wordt berekend aan de hand van de formule:
C x V x T x 100/(100 - T) = vergoeding
In deze formule is:
C = de catalogusprijs van de dienstauto, met inbegrip van omzetbelasting en belasting van personenauto's en motorrijwielen;
V = het percentage van de cataloguswaarde van de dienstauto dat, op grond van artikel 3.20 van de Wet inkomstenbelasting 2001, bij het belastbaar inkomen geteld moet worden wegens als privé aangemerkte kilometers woon-werkverkeer;
T = het voor de gedeputeerde geldende inkomstenbelastingpercentage volgens artikel 2.10 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
Voor de vaststelling van de vergoeding worden de met de dienstauto gemaakte reizen en de daarbij afgelegde kilometers geregistreerd.
Op 1 januari van elk jaar wordt aan de hand van de kilometerregistratie de vergoeding voor het voorgaande jaar vastgesteld.
Indien de gedeputeerde voor het woon-werkverkeer gebruik maakt van meer dan één dienstauto wordt bij de berekening van de vergoeding uitgegaan van een gewogen gemiddelde van de catalogusprijzen van de gebruikte dienstauto's
De gedeputeerde worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke verblijfkosten ter zake van reizen, bedoeld in artikel 19 volledig vergoed.
Indien de gedeputeerde in het provinciaal belang een reis buiten Nederland maakt worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed.
Voor een reis in het provinciaal belang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europese instelling, is vooraf toestemming van gedeputeerde staten vereist. Provinciale staten kunnen aan deze toestemming voorwaarden verbinden.
De kosten van deelname van een gedeputeerde aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het provinciaal belang door of namens de provincie worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de provincie.
De gedeputeerde die wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de provincie wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de provincie als deelname van belang is in verband met de uitoefening van het ambt van gedeputeerde.
Op aanvraag wordt de gedeputeerde voor de uitoefening van zijn ambt een computer of laptop met bijbehorende randapparatuur en software in bruikleen ter beschikking gesteld.
Op aanvraag kan de gedeputeerde voor de uitoefening van zijn ambt een faxapparatuur met bijbehoren in bruikleen ter beschikking worden gesteld.
De gedeputeerde ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met de provincie.
Gedeputeerde staten stellen het model van de bruikleenovereenkomst vast.
De aanleg- en abonnementskosten van ISDN ten behoeve van het gebruik van een computer die benodigd is voor de uitoefening van het ambt van gedeputeerde komen voor rekening van de provincie, wat betreft de abonnementskosten voor zover die meer bedragen dan de kosten van een gewoon telefoonabonnement.
De abonnementskosten van ADSL ten behoeve van het gebruik van een computer die benodigd is voor de uitoefening van het ambt van gedeputeerde komen wat betreft het providergedeelte volledig en wat betreft het gesprekskostengedeelte voor de helft voor rekening van de provincie. De eventuele aanlegkosten van ADSL komen in dat geval geheel voor rekening van de provincie.
De kosten van het internetabonnement via de kabel ten behoeve van het gebruik van een computer die benodigd is voor de uitoefening van het ambt van gedeputeerde komen voor de helft voor rekening van de provincie. De eventuele aanlegkosten van de internetaansluiting via de kabel komen in dat geval geheel voor rekening van de provincie.
Op aanvraag wordt de gedeputeerde voor de uitoefening van zijn ambt een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking gesteld.
De gedeputeerde ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met de provincie.
Gedeputeerde staten stellen het model van de bruikleenovereenkomst vast.
Op de bezoldiging van de gedeputeerde die de mobiele telefoon voor meer dan 10% mede gebruikt voor privé-doeleinden wordt een bedrag ingehouden dat gelijk is aan het bedrag dat voor de loonbelasting tot het loon wordt of zou worden gerekend ingeval alle kosten van de mobiele telefoon voor rekening van de provincie komen.
Aan de gedeputeerde worden de kosten van kinderopvang vergoed overeenkomstig de regelingen voor de ambtenaren in dienst van de provincie.
De gedeputeerde van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, kan op aanvraag deelnemen aan de voor het provinciaal personeel geldende spaarloonregeling.
Het lid van een commissie ontvangt voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie en haar subcommissies een vergoeding die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 13 van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degene die als lid van een commissie een vaste vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 94 van de Provinciewet ontvangt.
Geen vergoeding ontvangt degene die zitting heeft in een commissie:
als statenlid of gedeputeerde;
uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een ambtelijke of bestuurlijke hoedanigheid dan wel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd;
als vertegenwoordiger van een belanghebbende instelling, organisatie of groepering, tenzij zijn lidmaatschap van de commissie tevens in belangrijke mate het provinciaal belang dient.
Gedeputeerde staten kunnen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een hogere vergoeding vaststellen, zulks tot ten hoogste 100% van het in het eerste lid bedoelde bedrag van de vergoeding, ten aanzien van:
een lid van een commissie die op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie voor deelname aan haar werkzaamheden is aangetrokken, en
een lid van een commissie ten aanzien waarvan de vergoeding niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en de omvang van de door hem te verrichten arbeid.
Aan het lid van een commissie dat geen statenlid of gedeputeerde is en niet in zijn hoedanigheid van ambtenaar tot lid van de commissie is benoemd worden de reiskosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie vergoed. De vergoeding betreft:
bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een (trein)taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;
bij gebruik van een eigen motorvoertuig of bromfiets: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig de bedragen in artikel 2 van de Reisregeling binnenland.
Het in het eerste lid bedoelde lid van de commissie worden vergoed de gemaakte noodzakelijke verblijfkosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie tot ten hoogste de bedragen, vastgesteld bij of krachtens het Reisbesluit binnenland.
Provinciale staten kunnen een commissie uit provinciale staten toestemming verlenen voor een excursie of reis naar het buitenland. Provinciale staten kunnen aan de toestemming voorwaarden verbinden.
De in het eerste lid bedoelde excursie of reis wordt door of vanwege de provincie georganiseerd.
De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de provincie.
Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door
betaling uit eigen middelen; of
rechtstreekse toezending van de factuur aan de provincie.
Voor de vergoeding van de kosten, bedoeld in de artikelen 5, 6, 19, 21, 22 en 29 wordt gebruik gemaakt van een declaratieformulier, waarvan het model door gedeputeerde staten is vastgesteld, indien deze kosten uit eigen middelen vooruit zijn betaald.
Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld en ondertekend en binnen 6 maanden bij de griffier of een door hem aangewezen ambtenaar ingediend, onder bijvoeging van de originele bewijsstukken.
De vergoeding van kosten, bedoeld in de artikelen 7, 19, 21, 22 en 23 kan plaatsvinden door rechtstreekse toezending van de door het statenlid, onderscheidenlijk de gedeputeerde voor akkoord ondertekende factuur aan de provincie.
Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het begeleidingsformulier, waarvan het model door gedeputeerde staten is vastgesteld, volledig in te vullen en te ondertekenen.
Het begeleidingsformulier en de factuur worden binnen 6 maanden ingediend bij de griffier of de door hem aangewezen ambtenaar.
-
Deze verordening wordt aangehaald als Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden.
Deze verordening treedt in werking
wat betreft artikel 8: op een met het oog op de vereiste goedkeuring van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op grond van artikel 96, tweede lid van de Provinciewet nader door gedeputeerde staten bekend te maken datum;
voor het overige: op de eerste dag van de maand volgend op de uitgifte van het provinciaal blad waarin de verordening is geplaatst.
De artikelen 3 en 17 werken terug tot en met 1 januari 2001.
Gegeven te Middelburg, 19 april 2005.
Gedeputeerde Staten voornoemd,
drs. W.T. VAN GELDER, voorzitter.
mr. drs. L.J.M. VERDULT, secretaris.
Uitgegeven, 26 april 2005.
De provinciesecretaris,
Mr. drs L.J.M. VERDULT