Organisatie | Leiden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Leiden houdende regels omtrent de verklaring van geen bedenkingen (VVGB) (Lijst van categorieën waarvoor geen VVGB is vereist en delegatie exploitatieplan bij toepassing art. 2.12, lid 1, sub a onder 3º Wabo) |
Citeertitel | Lijst van categorieën waarvoor geen VVGB is vereist en delegatie exploitatieplan bij toepassing art. 2.12, lid 1, sub a onder 3º Wabo |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Bijlage 1 Aanpassing ruimtelijke procedure |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-02-2020 | nieuwe regeling | 13-02-2020 |
Artikel 1 Lijst van VVGB-categorieën
Een VVGB van de gemeenteraad van de gemeente Leiden, als bedoeld in artikel 6.5 Besluit omgevingsrecht, is niet vereist in de volgende categorieën van gevallen:
Indien het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan op grond van planologische motieven wenselijker is dan het afwijken van een vigerend bestemmingsplan of indien reeds een voorbereidingsbesluit voor het opstellen van een nieuw bestemmingsplan is genomen op grond van artikel 1.3.1 Bro, en het college van burgemeester en wethouders in dat kader geen medewerking wenst te verlenen aan een afwijking van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.12, lid 1, sub a onder 3o Wabo.
Indien geen zienswijzen zijn ingediend tijdens de terinzagelegging van de ontwerp-VVGBen het ontwerpbesluit op de aanvraag omgevingsvergunning, die betrekking hebben op de activiteit ‘het gebruiken van gronden in strijd met het bestemmingsplan’.
Van deze categorie zijn aanvragen om omgevingsvergunning, die geheel of deels betrekking hebben op het Weidevogelgebied en de naastgelegen gronden bij de Vlietweg+ uitgezonderd;
+ Het Weidevogelgebied en naastgelegen gronden bij de Vlietweg zijn geel omlijnd op de kaart in bijlage 1, getiteld ‘Weidevogelgebied en stedelijk gebied, d.d. 25 april 2015’.
Indien de aangevraagde activiteiten passen in een kaderbesluit of een uitvoeringsbesluit, dat niet langer dan vijf jaar voor de indieningsdatum van de aanvraag om omgevingsvergunning door de gemeenteraad is vastgesteld, mits dit ruimtelijk kader tot stand is gekomen na een inspraakprocedure zoals bedoeld in de Participatie- en Inspraakverordening en over het soort overschrijding door de raad is besloten in het ruimtelijk kader, en zolang geen sprake is van:
het realiseren* van minder dan 200m2 bruto vloeroppervlak aan dienstverlening, horeca, detailhandel of maatschappelijke en recreatieve voorzieningen, of een combinatie daarvan, in bestaand stedelijk gebied** en geen ruimtelijk kader zoals bedoeld onder categorie 4 door de gemeenteraad is vastgesteld.
Indien de aangevraagde activiteit geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden binnen een beschermd stadsgezicht is voor bovengenoemde categorieën 4 tot en met 7 wél een VVGB vereist, tenzij de uiterlijke kenmerken van het pand ongewijzigd blijven aan de zijde(n) gericht naar de openbare ruimte of wanneer er al een NvU voor het project is vastgesteld.
Indien tot uiterlijk vier weken na de publicatie van de aanvraag om omgevingsvergunning door of namens vijf of meer belanghebbenden (in de zin van de Awb) negatieve reacties worden ingediend tegen het plan is wél een VVGB vereist, tenzij sprake is van een geval zoals bedoeld in categorie 3 of categorie 9.
De naar aanleiding van het besluit RV19.0008 aangepaste VVGB-lijst treedt in werking vanaf de dag dat het besluit wordt gepubliceerd. Op aanvragen om omgevingsvergunning die zijn ingediend vóór deze publicatiedatum is de VVGB-lijst zoals vastgesteld middels de besluiten RV10.0122 (Afwijkingen bestemmingsplan ogv art. 2.12, eerste lid, onder 3o Wabo) en RV13.0108 (Evaluatie VVGB-procedure) van toepassing. Bij lopende aanvragen om omgevingsvergunning, die zijn ingediend voorafgaand aan de bovenbedoelde publicatiedatum, past het college waar mogelijk reeds de onder besluitpunt B bedoelde werkafspraken toe.
Deze regeling wordt aangehaald als: “Lijst van categorieën waarvoor geen VVGB is vereist en delegatie exploitatieplan bij toepassing art. 2.12, lid 1, sub a onder 3º Wabo.”
de volgende werkafspraken over de VVGB-procedure te maken met het college van burgemeester en wethouders:
Het college informeert de raadscommissie Stedelijke Ontwikkeling per brief over de ontvangst van ontvankelijke aanvragen om omgevingsvergunning waarvoor een VVGB noodzakelijk kan zijn, en geeft in die brief een korte omschrijving van het project. Wanneer vooroverleg heeft plaatsgevonden met betrekking tot het project geeft het college daarnaast informatie over het verloop van het participatieproces tijdens de vooroverlegfase.
Raadsfracties kunnen tot vier weken na ontvangst van de bovenbedoelde brief een “overzicht van aandachtspunten” naar het college sturen, waarin aandachtspunten aan het college en aan het ambtelijk apparaat worden meegegeven, die als input voor de beoordeling van het initiatief kunnen worden gebruikt.
Het college informeert de raadscommissie Stedelijke Ontwikkeling per brief over de aanvang van de zienswijzentermijn voor VVGB-plichtige omgevingsvergunningen, en geeft in die brief 1) een overzicht van de beleidskaders waaraan het project is getoetst, 2) een beschrijving van het verloop van het planvormingsproces tot aan de terinzagelegging van het ontwerpbesluit, inclusief stappen die zijn ondernomen om omwonenden en andere belanghebbenden te betrekken, en 3) een korte indicatie van de eventuele reacties van omwonenden en andere belanghebbenden tijdens het voortraject, en een omschrijving van hoe de aanvrager en het college met die reacties zijn omgegaan, en 4) een overzicht op welk(e) punt(en) strijdigheid met het bestemmingsplan bestaat.
Het college van burgemeester en wethouders organiseert een informatieavond tijdens de zienswijzentermijn behorend bij de uitgebreide Wabo-procedure bij toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder 3° Wabo, wanneer in de vooroverlegfase geen vrijwillige inspraak heeft plaatsgevonden op grond van de Participatie- en inspraakverordening en de aanvraag niet valt onder de lijst van categorieën zoals bedoeld onder A;
Wanneer na de weigering van een VVGB door de raad kaders worden gesteld, waarbinnen het bouwplan voor de raad wel acceptabel is, en een nieuwe aanvraag om omgevingsvergunning past binnen die kaders, dan informeert het college de indieners van zienswijzen op de aanvankelijke ontwerpvergunning actief en tijdig over de ontvangst van de nieuwe aanvraag.
Wanneer een omgevingsvergunning voldoet aan categorie 9 informeert het college de raadscommissie Stedelijke Ontwikkeling, alvorens de ontwerp-omgevingsvergunning ter visie gelegd wordt, per wethoudersbrief met een onderbouwing waarom de voorliggende omgevingsvergunning voldoet aan de eerder door de gemeenteraad vastgestelde kaders van de NvU bijbehorend bij diezelfde omgevingsvergunning.
de bevoegdheid inzake het nemen van een besluit over een exploitatieplan (art. 6.12, eerste en tweede lid Wro) behorend bij ruimtelijke activiteiten die alleen middels een afwijking van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 2º en 3º Wabo kunnen worden vergund, te delegeren aan het college van burgemeester en wethouders.”
de volgende aanvullende werkafspraken met het college toe te voegen aan de bestaande VVGB-lijst;
De raadscommissie Stedelijke Ontwikkeling heeft zes weken de tijd tussen kennisname van de NvU en de inhoudelijke behandeling van de NvU door de commissie zelf. Dit wordt geborgd door behandeling van een NvU in de raadscommissie Stedelijke Ontwikkeling altijd in twee vergaderingen te laten plaatsvinden (eerste vergadering; horen insprekers, tweede vergadering; inhoudelijke behandeling).