Organisatie | Harderwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Terugvordering en verhaal WWB IOAW IOAZ |
Citeertitel | Beleidsregels Terugvordering en verhaal WWB IOAW en IOAZ |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Beleidsregel Terugvordering en verhaal WWB IOAW IOAZ |
Wettelijke grondslag is Participatiewet
Onbekend
nvt
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2013 | 01-01-2013 | beleidsregel | 08-10-2013 Gemeentepagina Het Kontakt 27 november 2013 | B13.002842 |
Bij de invoering van de Wet werk en bijstand (WWB) in 2004 is de terugvordering van bijstand en het verhalen van een bijstandsuitkering niet langer een verplichting, maar een bevoegdheid van de gemeente geworden.
De huidige beleidsregels voor terugvordering en verhaal zijn in 2005 vastgesteld. Sindsdien zijn er onder andere de volgende wijzigingen van wet- en regelgeving geweest die van invloed zijn op terugvordering en verhaal:
Werkende burgers mogen er vanuit gaan dat alleen mensen die er recht op hebben een uitkering ontvangen. Bovendien wil de regering iedereen zoveel mogelijk laten participeren in de samenleving, om mensen perspectief te geven op fatsoenlijk werk en inkomen. Het draagvlak voor sociale voorzieningen blijft op deze manier behouden
De komende jaren wordt geïnvesteerd in betere informatie-uitwisseling om de pakkans te verhogen. Het gaat hierbij zowel om informatie-uitwisseling tussen uitvoeringsorganen onderling als informatie-uitwisseling met publieke en private nutsbedrijven. Bovendien wordt vanuit de Rijksoverheid geïnvesteerd in goede voorlichting. Het is belangrijk dat burgers de regels kennen en dat zij op de hoogte zijn van de gevolgen van het overtreden van die regels. De hogere straffen moeten mensen ervan weerhouden om de regels te overtreden.
Iemand die ten onrechte uitkering heeft ontvangen, moet dit volledig terugbetalen. Veel gemeenten hadden dit al als uitgangspunt, maar in de uitvoeringspraktijk werd toch vaak een kosten/baten analyse gemaakt. Om de uitvoering op dit punt voor alle gemeenten gelijk te trekken, zijn de volgende instrumenten opgenomen in deze wet:
Al met al is het noodzakelijk om de beleidsregels te actualiseren, wat in het onderliggende plan is gebeurd. Hierbij is tevens rekening gehouden met wijzigingen in wet- en regelgeving zoals de aanscherping in het kader van de WWB. Daarnaast is gekeken naar de efficiency en effectiviteit van de beleidsregels.
Dit plan heeft het karakter van beleidsregels. Hiervoor is gekozen omdat het eenvoudiger is de nadere uitwerking van beleid vast te leggen in regels dan in verordeningen. Beleidsregels worden vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders.
Het opstellen van deze beleidsregels is geen wettelijke verplichting. Wanneer het beleid echter niet in regels of nadere voorschriften is vastgelegd, dan stelt dit hoge eisen aan de motivering van elk individueel besluit. Bij elk besluit zal immers moeten worden aangegeven waarom van de in de wet gegeven bevoegdheid gebruik wordt gemaakt. Vooral in bezwaar- en beroepsprocedures kan dit tot problemen leiden. Dit kan grotendeels worden ondervangen door te verwijzen naar beleidsregels. Bovendien biedt het beschrijven van beleid en het publiceren hiervan de beste waarborg tegen een willekeurige toepassing van de wettelijke bepalingen. Uitzonderingen op bevoegheden gelden voor het schenden van de inlichtingenplicht. De wetgever heeft voor het schenden van de inlichtingenplicht verplichtende regels gegeven waar niet in beleidsregels vanaf geweken kan worden.
Het kenmerk van beleidsregels is dat deze - na vaststelling door het college van burgemeester en wethouders – gepubliceerd worden en daardoor openbaar zijn en externe werking hebben. Er dient wel bedacht te worden dat het altijd mogelijk is – mits gemotiveerd – om van een beleidsregel af te wijken als blijkt dat in een specifieke situatie het beleid als onredelijk en onbillijk uitwerkt (artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht (Awb).
In dit plan worden in hoofdstuk 1 de algemene uitgangspunten voor terugvordering en verhaal benoemd.
In hoofdstuk 2 wordt een aantal kwaliteitseisen benoemd. Deze kwaliteitseisen zijn zoveel mogelijk ook afgestemd op het in het verleden door het Ministerie geformuleerde kwaliteitscriterium. In hoofdstuk 3 worden op een aantal deelterreinen beleidsregels terugvordering vermeld. In hoofdstuk 4 zijn op het terrein van verhaal beleidsregels opgenomen. In hoofdstuk 5 wordt tenslotte aangegeven hoe wordt omgegaan met debiteurenheronderzoeken.
We merken op dat waar in dit stuk wordt gesproken over ‘gemeente’, u dit kunt lezen als ‘SDV’ en vice versa.
1.1 Beleidskeuzes WWB, IOAW en IOAZ
Met de inwerkingtreding van de Wet werk en bijstand (WWB) per 1 januari 2004 hebben we aanzienlijk meer beleidsvrijheid gekregen, zowel voor wat betreft de inhoud als de wijze van uitvoering. Dit geldt zeker ook voor het debiteurenbeleid.
Vanaf 1 januari 2013 moet echter ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekte bijstand volledig verplicht worden teruggevorderd als dit het gevolg is van een schending van de inlichtingenplicht (art. 58 lid 1 WWB en 25 lid 1 IOAW). Het gaat om terugvordering
van de kosten van bijstand. In alle andere gevallen blijft terugvordering een bevoegdheid. Als er sprake is van verplichte terugvordering of de
verplichting tot het betalen van een bestuurlijke boete, dan verrekent het college die kosten en de bestuurlijke boete met de algemene bijstand. Dit is geen bevoegdheid, maar een verplichting (art. 60 lid 4 WWB en 28 lid 2 IOAW). Dit geldt uitsluitend voor
vorderingen die zijn ontstaan op of na 1 januari 2013.
De gemeente heeft er voor gekozen om van de bevoegdheid tot terugvordering en verhaal gebruik te blijven maken, in die gevallen waarbij dat mogelijk is. Deze bevoegdheid is geregeld in de WWB artikel 58 en 62, en de IOAW en IOAZ artikel 25.
In de volgende hoofdstukken wordt een aantal aanvullende beleidskeuzes voorgedragen ten aanzien van terugvordering en verhaal. Het uitgangspunt daarbij is dat de werkzaamheden effectief en efficiënt dienen te gebeuren. Opgemerkt wordt verder dat de beleidskeuzes alleen van toepassing zijn voor die situaties waarbij er daadwerkelijk sprake is van terugvordering. Het in aanmerking nemen van in de voorgaande drie maanden ontvangen middelen, wordt niet als terugvordering gezien (zie o.a. artikel 58 lid 4 WWB) maar als verrekening.
De gemeente hanteert vier visie-elementen van hoogwaardige handhaving. Wij verwijzen daarvoor naar het opgestelde handhavingsbeleidsplan. Met het benoemen van de visie-elementen is de verwachting dat hierdoor een meer effectieve en efficiënte uitvoering van de WWB c.a. kan worden bereikt.
Voor het debiteurenbeleid is het relevante visie-element: het daadwerkelijk sanctioneren. Bij de visievorming op Hoogwaardige Handhaving werd een adequate incasso als essentieel onderdeel genoemd. Niet alleen omdat we vinden dat alles wat ten onrechte verstrekt is teruggevorderd moet worden, maar ook vanwege de preventieve werking die het heeft op (potentiële) gevallen waarin niet aan de inlichtingenverplichting wordt voldaan. Gestreefd wordt een systematiek van consequent, snel en rechtvaardig sanctioneren te ontwikkelen. Een snelle en adequate afhandeling en een geloofwaardige incasso zijn daarbij onontbeerlijk.
Een belangrijk beleidsuitgangspunt is het geven van goede, vroegtijdige voorlichting én het verstrekken van informatie op maat. Door aan de poort duidelijk te zijn, worden cliënten bewust gemaakt van het feit dat de pakkans groot is. Door een goede informatieverstrekking wordt bovendien voorkomen dat uit eigen aannames/onwetendheid wordt gehandeld.
Daar waar sprake is van minder effectief of efficiënt werken, willen wij proberen een verbeterslag te maken. Bij de beleidskeuzes zal het aspect effectiviteit en efficiënt werken dan ook nadrukkelijk aan bod komen.
Op grond van het voorgaande formuleren wij de volgende uitgangspunten van het debiteurenbeleid:
1.3 Algemene uitgangspunten voor terugvordering en verhaal
De gemeente maakt gebruik van de bevoegdheid tot:
Onverminderd het elders in de WWB, IOAW en IOAZ bepaalde over herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van bijstand en over weigering van bijstand, herziet de SDV een dergelijk besluit of trekken zij dat in:
Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17 eerste lid WWB, artikel 13 IOAW en IOAZ of de artikelen 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand;
De gemeente maakt in beginsel in alle gevallen waarin er aanleiding is het toekenningsbesluit met terugwerkende kracht te wijzigen, gebruik van deze bevoegdheid.
In dit hoofdstuk wordt een aantal belangrijke kwaliteitseisen benoemd. Deze kwaliteitseisen zijn deels gelieerd aan het in het verleden door het Ministerie geformuleerde kwaliteits- criterium.
Wij sluiten aan op deze ministeriële richtlijnen en benoemen daarom de volgende kwaliteitseisen:
Het uitgangspunt van het beleid is dat iedere vordering in beginsel ineens wordt ingevorderd. Binnen 6 weken dient de debiteur de hele vordering te voldoen. In artikel 4:87 lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is geregeld dat betaling dient te geschieden binnen 6 weken na bekendmaking van de beschikking. Een langere termijn is wel mogelijk maar daar kiezen wij niet voor. In principe is 6 weken een reële termijn.
Indien de debiteur de vordering niet binnen 6 weken kan voldoen, dient er een betalingsregeling met een maandelijkse aflossingsverplichting te worden getroffen. Overigens geldt dit voornamelijk voor vorderingen op ex-cliënten. Daar waar het cliënten betreft vindt aflossing van de vordering plaats via inhoudingen op de lopende uitkering.
Voor de groep zelfstandigen (Bbz) worden wisselende termijnen gehanteerd (maand, kwartaal of jaar). De aard van het bedrijf, het betalingsgedrag en de individuele omstandigheden van het geval zijn bepalend voor het aflossingsritme.
Bij de aanwezigheid van meerdere vorderingen worden de periodieke betalingen, bij voorrang geboekt op de oudste vordering. Indien er sprake is van een netto terugvordering vindt allereerst aflossing plaats op deze vordering om eventuele brutering van de vordering te voorkomen. Dit hoeft echter niet. Op basis van Awb 4:92 lid 2 kan de debiteur zelf bepalen aan welke schuld de betaling moet worden toegerekend. Het betreft hier keuzevrijheid van de debiteur. Wij zullen hier in de voorlichting aan de debiteur in voorkomende gevallen bij stil staan.
Sinds de Wet aanscherping per 1 januari 2013 in werking is getreden, dient bij het schenden van de inlichtingenplicht, naast terugvordeing ook een boete te worden opgelegd. Deze boete is gelijk aan het netto benadelingsbedrag. De aflossing zal dan eerst plaatsvinden op de boete en pas daarna op de vordering. Reden daarvoor is dat een boete concurrerend is en een vordering preferent.
Indien duidelijk is dat de debiteur over vermogen beschikt, meer dan de relevante vermogensgrens zoals gesteld in de WWB, dan zal hier met de debiteur over worden gecommuniceerd. We willen de mogelijkheid dan benutten om de vordering in eens te laten betalen vanuit het vermogen.
Beleid boeking periodieke betalingen:
2.3 De aflossingsduur en -hoogte
Bij het treffen van een betalingsregeling maken we onderscheid tussen debiteuren die nog steeds een uitkering van de SDV ontvangen en debiteuren van wie de uitkering is beëindigd.
Debiteur met uitkering van de SDV
In de meeste gevallen betreft het personen die aangewezen zijn op een uitkering ingevolge de WWB c.a. Gezien de preferentie van deze vorderingen en om te voorkomen dat externe schuldeisers de resterende incassoruimte opeisen, wordt bij het vaststellen van de hoogte van de aflossingscapaciteit, aangesloten bij de ‘beslagvrije voet’ van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, zijnde 90% van de bijstandsnorm. De norm is de landelijke bijstandsnorm eventueel verhoogd of verlaagd met een gemeentelijke toeslag op basis van de Toeslagenverordening. Dus 10% wordt afgelost. Het gaat hierbij om vorderingen die zijn ontstaan uit het schenden van de inlichtingenplicht (fraude).
Bij alle overige vorderingen wordt de aflossingshoogte gesteld op 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.
De vorderingen zullen maandelijks worden afgelost door middel van inhouding op de lopende uitkering
Beleid aflossingshoogte en –duur bij cliënten:
Debiteur ontvangt geen uitkering van de SDV
We hebben als standpunt dat het aflossingsbedrag in eerste instantie gesteld wordt op het bedrag dat werd of zou worden afgelost terwijl de debiteur nog in de uitkering zat of zit. Daarvoor zijn diverse redenen:
- de debiteur weet waar hij aan toe is;
- veelal zijn inkomsten ná de uitkering niet veel hoger dan de eerder ontvangen uitkering;
- hetzelfde aflossingsbedrag zorgt er voor dat de betalingen en/of het uitstroombeleid niet worden gefrustreerd.
- het scheelt administratieve rompslomp.
Beleid aflossingshoogte en –duur bij niet-cliënten:
De aflossing van de geldlening is gedurende de looptijd van de lening 5% van de bijstandsnorm. Na verstrijken van de maximale termijn van 36 maanden wordt de leenbijstand buiten invordering gesteld, mits is voldaan aan de de verplichtingen die aan de leenbijstand verbonden waren stipt zijn nagekomen.
Wij willen in de toekenningsbeschikking leenbijstand, de klant alvast informeren over deze mogelijkheid van buiten invorderingstelling. Hiermee zijn we transparant naar klanten over de inhoud van het beleid en we verwachten hiermee ook dat klanten de betalingsverplichtingen zullen nakomen
Indien niet aan de gestelde voorwaarden is voldaan vindt terugvordering plaats van de leenbijstand.
Beleid aflossing leenbijstand:
De aflossing op een geldlening onder verband van hypotheek was tot 1 januari 2004 geregeld in het "Besluit krediethypotheek bijstand". Het vermogen in de eigen woning is thans geregeld in de artikelen 34 lid 2 sub d en 50 WWB. Soortgelijke bepalingen die stonden vermeld in het Besluit krediethypotheek ontbreken. Dit is overgelaten aan de gemeentelijke beleidsvrijheid. De gemeente zal het eerder vastgestelde ‘De Regeling krediethypotheek en pandrecht bijstand 2004’ actualiseren en wel als volgt:
Bij een inkomen hoger dan de bijstandsnorm wordt de aflossing bepaald op 50% van het inkomen, voor zover dat de bijstandsnorm overschrijdt.
Bij krediethypotheken afgesloten voor de inwerkingtreding van de nieuwe Algemene bijstandswet (1 januari 1996) zullen de aflossingsbedragen worden vastgesteld overeenkomstig de oude regels. De debiteur dient dan als aflossing 4% van de hoofdsom per jaar gedurende een termijn van 25 jaar evenals de verschuldigde rente te betalen.
Bij gebrek aan draagkracht kan uitstel van betaling van rente en aflossing verleend worden. Indien bij gebrek aan draagkracht na 25 jaar een deel van de hoofdsom of rente blijft openstaan, wordt dit restant afgerekend bij verkoop of vererving van de woning.
In geval van gedeeltelijke betaling op de vordering wordt de betaling eerst afgeboekt op de kosten, daarna op de vervallen rente en ten slotte op de hoofdsom.
Beleid aflossing krediethypotheek:
Uitgangspunt is dat de opgelegde betalingsverplichtingen moeten worden nagekomen. Dit is een belangrijke pijler in het incassobeleid. Wij werken daarom met een gestructureerde incassoprocedure. De niet betalende debiteur dient de gevolgen van het niet betalen direct en duidelijk te ondervinden. Wij volgen daartoe de volgende procedure:
De debiteur, in casu de ex-cliënt want voor debiteuren in de uitkering geldt dat maandelijks wordt ingehouden op de uitkering, dient zelfstandig zorg te dragen voor een correcte betaling. De ontvangsten worden periodiek geboekt. Eenmaal per maand vindt de betalingscontrole plaats.Om de incasso vlot te laten verlopen zal er één aanmaning worden verzonden.
2.5 Verrekening en beslaglegging
Debiteur met uitkering van de SDV
Bij debiteuren met een lopende bijstandsuitkering maken wij gebruik van verrekening als inningsmethode daar dit een snelle en effectieve methode is. De bepalingen over verrekening en pseudo-verrekening komen in de WWB terug, artikel 60a.
Na het nemen van een terugvorderingsbesluit kan verrekening plaatsvinden op basis van artikel 6:127 BW, evenals de beslagmogelijkheden van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Deze vorm van verrekening moet aan de volgende vereisten voldoen:
N.B.: Als bijstand wordt verleend over een periode waarover ex artikel 52 lid 1 WWB een voorschot is verleend, dan kan deze bijstand zonder machtiging van de cliënt worden verrekend met dit voorschot.
Beleid verrekening voor debiteuren met uitkering van de SDV:
Debiteur ontvangt geen uitkering van de SDV
Indien betaling binnen 6 weken ook na een aanmaning uitblijft (aanmaning binnen 2 weken na het verzuim van 6 weken), vindt overdracht aan Incasso plaats.
Afhankelijk van de individuele situatie wordt, bij blijvend verzuim door de debiteur, gekozen uit de mogelijkheden:
De SDV maakt ten behoeve van het incasseren van vorderingen gebruik van de bevoegdheid tot invorderen bij dwangbevel zoals bedoeld in artikel 60, tweede lid WWB, 28 eerste lid IOAW en artikel 28, eerste lid, van de IOAZ. Dit nadat de betalings- en aanmaningsprocedure is doorlopen als bedoeld in artikel 4:117 Awb. Voor zover het college gebruik kan maken van de uitvaardiging van een dwangbevel gebeurt dat door middel van toezending per post. Indien betekening per post niet mogelijk of wenselijk is, bijvoorbeeld omdat beslag op goederen of beslag op een bankrekening de voorkeur verdient, wordt de betekening overgelaten aan de deurwaarder, zoals bedoeld in artikel 4:123 Awb.
Het dwangbevel levert een executoriale titel op (artikel 4:116 Awb). Na betekening aan de schuldenaar, zal de SDV het dwangbevel met toepassing van de voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering ten uitvoer leggen, indien niet binnen de gestelde termijn aan het bevel tot betaling van de hoofdsom en de kosten volledig is voldaan.
Beleid secundaire incassoprocedure:
2.6 De periodieke verstrekking van saldobevestigingen
Het verstrekken van saldobevestigingen is, met uitzondering van vorderingen in het kader van het oude Besluit krediethypotheek bijstand, geen wettelijke verplichting. Het verdient echter aanbeveling een periodieke saldobevestigingen te verzenden om ‘verjaring’ van vorderingen te voorkomen. Voorgesteld wordt iedere debiteur ieder jaar een saldobevestiging te zenden. De saldobevestigingen dienen uiterlijk begin maart van enig jaar te worden verzonden.
Saldobevestigingen dienen wel aan voorwaarden te voldoen om verjaring te voorkomen. Denk aan de stuitingsverklaring.
Kwalitatief goede saldobevestigingen bevatten in ieder geval:
De saldobevestigingen worden conform het voorgaande opgesteld.
Gelet op het niet verplichte karakter van de saldobevestigingen blijft het recht voorbehouden om in individuele gevallen af te zien van verzending.
3. Beleidskeuzes terugvordering
In de WWB, de IOAW en de IOAZ is terugvordering, en daarmee ook het afzien van (verdere) terugvordering, als geheel een bevoegdheid van de gemeente voor zover het niet verwijtbare vorderingen betreft. Er kunnen zich echter omstandigheden voordoen waardoor de gemeente niet kan of wil terugvorderen. In dit hoofdstuk worden de meest voorkomende omstandigheden benoemd.
Er kan, gelet op de omstandigheden van persoon of gezin, sprake zijn van dringende redenen om af te zien van (verdere) terugvordering.
Samengevat komt het er op neer dat slechts in zeer bijzondere omstandigheden een dringende reden aanwezig wordt geacht om af te zien van (verdere) terugvordering. Ons beleid willen we hier op aansluiten.
3.2 Schuldsanering en schuldregeling
In deze paragraaf wordt aangegeven hoe omgegaan wordt met verzoeken tot schuldsanering en schuldregeling. Dit sluit aan bij het oude artikel 78a van de Algemene bijstandswet (Abw). Het uitgangspunt is dat er in principe van verdere invordering wordt afgezien indien dit noodzakelijk is voor het totstandkomen van een schuldregeling. Dit geldt echter alleen voor vorderingen die niet het gevolg zijn van verwijtbaar gedrag
Burgemeester en wethouders kunnen besluiten tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de teruggevorderde bijstand indien:
redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen, behoudens de vorderingen als gevolg van verwijtbaar gedrag van de belanghebbende en/of als op de vordering een zekerheidsstelling ten behoeve van de gemeente c.q. SDV rust (pand of hypotheek) van de overige schuldeisers, zonder een besluit tot kwijtschelding niet tot stand zal komen, èn
Wanneer sanering wordt gevraagd van een vordering die door verwijtbaar gedrag is ontstaan, zal geen medewerking worden verleend. Dit is namelijk expliciet verboden in de Wet aanscherping.
In alle andere gevallen geldt dat er slechts akkoord wordt gegaan op voorwaarde dat er een volledige schuldregeling tot stand komt. Bijstandsvorderingen zijn op grond van artikel 60 lid 7 WWB preferent, zodat de SDV in principe een dubbel percentage dient te ontvangen.
Indien door de SDV niet met de schuldregeling akkoord wordt gegaan, kan de debiteur hiertegen in verweer komen door een verzoekschrift in het kader van de WSNP in te dienen.
Aan het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot het gedeeltelijk afzien van (verdere) terugvordering worden in een beschikking de volgende voorwaarden opgenomen:
Beleid afzien van (verdere) terugvordering wegens schuldsanering en schuldregeling:
op verzoek van erkende schuldsanerende instanties wordt van (verdere) invordering afgezien indien dit noodzakelijk is voor het tot stand komen van een schuldsanering, tenzij er sprake is van een vordering die het gevolg is van verwijtbaar gedrag. Voorwaarde is dat de vordering van de SDV zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van schuldeisers van gelijke rang.
3.3 Afzien na het voldoen van de betalingsverplichting
In principe dienen alle vorderingen volledig te worden terugbetaald. Dat is het uitgangspunt. Voorkomen dient echter te worden dat de schuldpositie van de debiteur bij de SDV de arbeidsinschakeling in overwegende mate belemmerd.
Er kan van terugvordering of van verdere terugvordering worden afgezien, indien de belanghebbende:
De hierboven genoemde termijn wordt gesteld op 3 jaar indien:
Dit sluit veelal aan bij het ‘oude’artikel 78c van de Algemene bijstandswet (Abw).
Let wel: dit is een kan-bepaling. We zullen elke situatie op maat beoordelen. Hieronder een verdere toelichting cq uiteenzetting:
Kwijtschelding van vorderingen nadat belanghebbende correct heeft voldaan aan de betalingsverplichting, vindt plaats op vorderingsniveau. Er moet dus op elke vordering afzonderlijk 3 jaar of 10 jaar worden terugbetaald.
Geen kwijtschelding na het voldoen van de betalingsverplichting wordt verleend ten aanzien van vorderingen waarop een zekerheidsstelling (pand of hypotheek) is gevestigd, behoudens voor zover zij niet op die goederen verhaald kunnen worden.
De 3 jaren worden gehanteerd bij leenbijstand. Het is praktijk dat leenbijstand een aflossingsverplichting heeft gedurende 3 jaren. Tevens is het bij zowel schuldhulpverlening als bij de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) gebruikelijk dat een schuldregeling een looptijd kent van 36 maanden.Mocht daarna nog een restant open staan dan zal worden afgezien van verdere invordering en kan de debiteur weer zonder schuld van de SDV verder.
Beleid kwijtschelding na voldoen van de betalingsverplichtingen dan wel beleid inzake verkorting periode betalingsverplichting:
De SDV is bevoegd om naast het netto uitbetaalde bedrag aan bijstand tevens de door SDV afgedragen loonbelasting en premies ingevolge de sociale zekerheidswetten terug te vorderen, voor zover deze niet binnen het kalenderjaar kunnen worden verrekend met de belastingdienst of het UWV (art. 58 lid 5 WWB en 25 lid 5 IOAW/IOAZ).
De SDV maakt gebruik van de mogelijkheid om over te gaan tot bruto terugvordering, tenzij:
Let wel: dit geldt niet voor vorderingen als gevolg van het schenden van de inlichtingenplicht. Bij schending inlichtingenplicht is bruteren verplicht als de vordering over het boekjaar heen gaat, ongeacht aan wie dat te wijten is. We zijn namelijk verplicht de kosten van bijstand terug te vorderen, en na afloop van het boekjaar is dat het brutobedrag.
Indien de debiteur de vordering niet tijdig betaalt (het betreft hier altijd ex-cliënten), is de SDV bevoegd wettelijke rente en kosten in rekening te brengen (zie artikel 58 lid 5 WWB en artikel 25 lid 5 IOAW/IOAZ). Dit betreft alleen terugvorderingen en geldt niet voor verhaalsvorderingen.
Indien een vordering is overgedragen aan een gerechtsdeurwaarder, dan worden hiervoor extra kosten gemaakt. Deze kosten kunnen betrekking hebben op incassokosten, betekeningskosten, dagvaardngskosten etc. Deze kosten dienen ook te worden terugbetaald door de debiteur.
In de terugvorderingsbeschikking zal worden aangeven dat de (rest)vordering volledig opeisbaar is als de betalingsverplichting niet wordt nagekomen en dat bij dwanginvordering eerdergenoemde kosten worden toegerekend.
Onder het regime van de Abw, IOAW en IOAZ had de SDV de bevoegdheid om op grond van de regeling ‘Terugvordering geringe bedragen’ van (verdere) terugvordering af te zien. Dit alleen indien de vordering lager was dan, of gelijk was aan € 113,00 op jaarbasis. Ten behoeve van een efficiënt en effectief debiteurenbeheer is het raadzaam van deze mogelijkheid gebruik te blijven maken. Gelet op de indexering in de afgelopen 15 jaren komen wij met het bedrag van € 113,00 uit op een bedrag van € 150,00. Concreet houdt dit dus in dat teveel betaalde bijstand onder de € 150,00 niet wordt teruggevorderd. Let wel: dit bedrag is op debiteurenniveau en niet op vorderingenniveau.
Wij willen gezien ons uitgangspunt van beleid echter niet zover gaan dat dit ook geldt voor vorderingen ontstaan door schending van de informatieverplichting.
4. Beleidskeuzes (afzien van) verhaal
De SDV maakt gebruik van de bevoegdheid in de WWB (artikel 61 tot en met 62i) om de kosten van bijstand te verhalen tot de grens van de onderhoudsplicht. Er kunnen echter omstandigheden zijn waaronder de SDV niet kan of wil verhalen. In dit hoofdstuk worden de meest voorkomende omstandigheden vermeld. Tevens gaan we in op een aantal praktische zaken zoals kruimelbedragen en invorderingskosten.
De SDV ziet geheel of gedeeltelijk van verhaal af indien daarvoor, gelet op de omstandigheden van degene op wie verhaal wordt gezocht of degene die de bijstand ontvangt of heeft ontvangen, dringende redenen aanwezig zijn.
Beleid verhaal dringende reden:
In principe zijn ouders onderhoudsplichtig totdat een kind de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt. Verhaal kan worden gezocht op ouders van wie de kinderen (tussen de 18 en 21 jaar) bijzondere bijstand ontvangen als aanvulling op hun bijstandsnorm. Wij maken van de bevoegdheid gebruik om verhaal op de ouders in te stellen.
4.3 Verhaal in relatie tot alimentatie
Indien door de gerechtelijke instantie de vastgestelde alimentatie/onderhoudsbijdrage is vastgesteld, wordt er door SDV geen verhaal ingesteld wanneer deze alimentatie/onderhoudsbijdrage recent door de rechtbank is vastgesteld met behulp van een draagkrachtberekening. In dit soort gevallen heeft een verhaalsonderzoek geen meerwaarde, de onderhoudsplichtige zal naar draagkracht betalen. We stellen ons op het standpunt daar waar er mogelijkheden zijn voor alimentatie, dat dit in een (toekennings)beschikking aan cliënten van de SDV wordt meegedeeld en als verplichting wordt opgenomen.
Beleid verhaal en alimentatie:
4.4 Ingangsdatum verhaalsbijdrage
De aard van het verhaal op onderhoudsplichtigen en de verplichting om het recht op bijstand per maand vast te stellen, brengt automatisch met zich mee dat de verhaalsbijdrage slechts in de vorm van een maandbedrag kan worden vastgesteld. Een veel voorkomend twistpunt is de ingangsdatum van de verhaalsbijdrage. Volgens constante jurisprudentie kan een verhaalsbijdrage pas ingaan vanaf het moment dat een onderhoudsplichtige op de hoogte is gesteld van het voornemen om te gaan verhalen. Het verdient de voorkeur om, uit overwegingen van efficiency, bij aanvang van de verhaalsbijdrage te werken met hele maandtermijnen. Op grond hiervan stellen wij de ingangsdatum van de verhaalsbijdrage vast op de 1e dag van de maand volgend op de verzending van de 1e aanschrijving. Dit zal als zodanig ook aan de onderhoudsplichtige worden meegedeeld in de eerste aanschrijving.
Beleid verhaal ingangsdatum verhaalsbijdrage:
Onder het regime van de Abw had de gemeente de bevoegdheid om, op grond van de regeling Terugvordering geringe bedragen, van verhaal af te zien indien de vordering lager of gelijk was aan € 45,38 op maandbasis. Ten behoeve van een efficiënt debiteurenbeheer is het raadzaam om deze lijn te blijven volgen. Gelet op de indexering in de afgelopen 15 jaar stellen we het bedrag vast op afgerond € 60,00.
Ook indien bij heronderzoeken de draagkrachtberekening een resultaat laat zien van minder dan € 60,00 ten opzichte van het eerdere verhaalsbesluit cq verhaalsbedrag, geldt dat dit eerdere besluit geen wijziging ondergaat.
Indien er sprake is van restantvordering bij een beëindigde verhaalsbijdrage ten bedrage van maximaal € 720,00, dan is het niet efficiënt om, indien betaling uitblijft, een dergelijke vordering nog ter beoordeling voor te leggen aan de rechtbank. Daarom wordt in deze gevallen van verdere invordering afgezien, indien er geen andere verhaalsvorderingen openstaan en indien blijkt dat er, ondanks betalingsverzoeken, niet wordt voldaan aan de betalingsverplichting. Het bedrag van € 720,00 is bepaald door 12x € 60,00.
Beleid verhaal kruimelbedragen:
4.6 Schuldsanering en schuldregeling
In deze paragraaf wordt bepaald hoe met verhaal dient te worden omgegaan bij verzoeken tot schuldsanering en schuldregeling. Het uitgangspunt is dat er in principe van verhaal dan wel invordering wordt afgezien indien dit noodzakelijk is voor het tot stand komen van een schuldregeling. Voorwaarde hiervoor is dat de vordering van de SDV zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van schuldeisers van gelijke rang.
Beleid verhaal schuldregeling:
op verzoek van erkende schuldsanerende instanties wordt van verdere invordering afgezien indien dit noodzakelijk is voor het tot stand komen van een schuldsanering, mits de vordering van de SDV zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van schuldeisers van gelijke rang. De onderhoudsplichtige dient zo nodig middels een verzoek bij de rechtbank herziening te vragen van de alimentatiebeschikking.
4.7 Landelijk bureau inning onderhoudsbijdrage (LBIO)
Indien de door de rechter vastgestelde alimentatie niet wordt voldaan dan wordt de onderhoudsgerechtigde voor de invordering verwezen naar het LBIO. Daarmee wordt recht gedaan aan de eigen verantwoordelijkheid van de onderhoudsgerechtigde (het betreft immers een privaatrechtelijke vaststelling). Indien zwaarwegende redenen ertoe leiden dat dit niet van de onderhoudsgerechtigde kan worden verlangd dan verhaalt de SDV op basis van 62b lid 4 WWB het verschuldigde bij dwangbevel.
Bij niet betalen van alimentatie door de onderhoudsplichtige, dient de onderhoudsgerechtigde zelf voor invordering via het LBIO te zorgen. Bij zwaarwegende redenen verhaalt SDV het verschuldigde bij dwangbevel. De klantmanager zorgt er in die laatste situatie voor dat de cliënt een machtiging ondertekent, zodat de alimentatie alsnog aan de SDV zal worden overgemaakt.
4.8 Niet voldoen aan door de rechter vastgestelde verhaalsbijdrage
Indien de belanghebbende niet bereid blijkt de door de rechter op verzoek van het college vastgestelde verhaalsbijdrage te voldoen dan wordt die uitspraak tenuitvoergelegd door middel van executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Indien moet worden overgegaan tot beslaglegging, dan wordt de vordering slechts verhoogd met de op de invordering betrekking hebbende kosten, indien de invordering is overgedragen aan een gerechtsdeurwaarder.
Een besluit tot verhaal wordt aan degene op wie verhaal wordt gezocht medegedeeld. Het besluit vermeldt de ingangsdatum van de onderhoudsbijdrage, het bedrag of de bedragen waarvan, evenals de termijn of termijnen waarbinnen, betaling wordt verlangd. Bij verhaal op de nalatenschap kan de mededeling worden gericht tot de langstlevende echtgenoot of een der erfgenamen die geacht kan worden bij de afwikkeling van de nalatenschap te zijn betrokken.
De SDV was in het verleden verplicht minimaal jaarlijks een debiteurenheronderzoek uit te voeren. Van deze regel mocht worden afgeweken op grond van een debiteurenplan. De uit te voeren debiteurenheronderzoeken dienen een bijdrage te leveren aan onze beleidsuitgangspunten en dat betekent dat we efficiënt en effectief willen werken. In deze paragraaf wordt onderscheid gemaakt tussen debiteuren met en debiteuren zonder een bijstandsuitkering.
Debiteuren met een bijstandsuitkering
Het debiteurenonderzoek bij debiteuren met een bijstandsuitkering is niet noodzakelijk. Verrekening van de vordering vindt plaats door middel van inhouding op de uitkering.
Debiteuren zonder een bijstandsuitkering
Bij debiteuren zonder bijstandsuitkering worden er geen heronderzoeken verricht voor zover de debiteur aan de betalingsverplichtingen voldoet.
In de volgende gevallen worden administratieve checks en/of heronderzoeken uitgevoerd:
Per geval kan gemotiveerd een andere heronderzoeksfrequentie worden bepaald. Daar kan bv. sprake van zijn als er op een bepaald moment een inkomensstijging is te verwachten, er vermogen zal worden ontvangen, de draagkracht toeneemt vanwege afgeloste schulden e.d.
Inhoud administratieve check en heronderzoek
Voorafgaand aan een debiteuren(her)onderzoek dient een SUWI, RDW, KvK, Gba en Kadaster uitdraai gemaakt te worden (administratieve check). Mocht uit die gegevens blijken dat de situatie van de debiteur of onderhoudsplichtige niet is gewijzigd t.o.v. de vorige situatie, dan wordt het heronderzoek afgesloten en worden bevindingen gerapporteerd en een nieuw heronderzoek geplaatst voor zover nodig.
Mocht uit de gegevens blijken dat de situatie van de debiteur of onderhoudsplichtige wél is gewijzigd t.o.v. de vorige situatie, dan wordt de debiteur of de onderhoudsplichtige aangeschreven en dient hij een heronderzoeksformulier in te vullen en te voorzien van bewijsstukken. Wijzigingen betreffen dan wijzigingen van werkgever, inkomen, KvK, woonadres, -plaats.
Het formulier en de bewijsstukken dienen binnen een termijn van 2 weken te worden ingeleverd bij de SDV. De SDV zal vervolgens een draagkrachtberekening maken en zo nodig de betalingsverplichting aanpassen. De debiteur en onderhoudsplichtige worden ingelicht over de uitkomsten van dit draagkrachtonderzoek.
De administratieve check wordt gekenmerkt door de volgende elementen:
Het heronderzoek wordt gekenmerkt door de volgende elementen:
Beleid debiteurenheronderzoeken:
De grens waarboven aangifte gedaan dient te worden bij de officier van justitie indien er sprake is van bijstandsfraude, en het bedrag van de fraude gelijk is aan of meer bedraagt dan € 50.000,00 (netto-bedrag). Dit criterium voor een strafrechtelijke afdoening is neergelegd in de frauderichtlijn van de procureurs-generaal.
Een vordering waarvan de aflossingsverplichting pas ingaat op het moment dat andere vorderingen zijn voldaan.
Een systeem van informatieverwerking, gericht op een effectieve uitvoering van het debiteuren(heronderzoeks)plan.
Het raadplegen van de beschikbare systemen (zoals Suwinet, RDW etc.) waardoor inkomens- en vermogensbestanddelen kunnen worden opgespoord.
Ten onrechte verstrekte bijstand als gevolg van een fout van de gemeente
Besluit bijstandsverlening zelfstandigen.
De norm bedoeld in artikel 5, onderdeel c, van de Wwb.
Personen die aan de SDV gelden verschuldigd zijn.
Periodiek uitgevoerd onderzoek naar de betalingsmogelijkheden en/of aflossingscapaciteit van de debiteur.
Periodiek uitgevoerd onderzoek naar de betalingsmogelijkheden en/of aflossingscapaciteit van de debiteur.
De bundeling van stukken die een volledige neerslag vormen van de uitvoeringspraktijk met betrekking tot de debiteur.
Vorderingen die zijn ontstaan als gevolg van het niet nakomen van de inlichtingenplicht.
Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers.
Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
Bijzondere bijstand verstrekt in de vorm van een lening.
Aan de schuldenaar gedane betalingen, zonder dat daarbij een rechtsgrond aanwezig was.
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
Door een debiteur aan de SDV verschuldigde gelden.
Een bijdrage opgelegd aan een derde strekkend tot verhaal van verstrekte bijstand. De reden van de opgelegde bijdrage kan gelegen zijn in onderhoudsplicht, schenking of nalatenschap.
Door de onderhoudsplichtige aan de SDV verschuldigde vordering ten gevolge van niet voldane verhaalsbijdrage(n).
Schending van inlichtingenplicht dan wel schending van andere aan de uitkering verbonden verplichtingen dan wel gedragingen waarvoor een boete dan wel een maatregel is opgelegd.