Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Utrecht (Utr)

Reclameverordening Utrecht 2004

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Utrecht (Utr)
Officiële naam regelingReclameverordening Utrecht 2004
CiteertitelReclameverordening Utrecht 2004
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerpbestuur

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Geen

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-07-200401-10-2004nieuwe regeling

01-07-2004

Gemeenteblad van Utrecht 2004, nr. 15

Raadsvoorstel 2004, nr. 72

Tekst van de regeling

Artikel 0 Dit artikel moet nog worden gesplitst

ReclameverordeningUtrecht2004

(raadsbesluitvan1juli2004).

De raad van de gemeente Utrecht gelet op het voorstel van b. en w. d.d. 27 april 2004

Besluit

vast te stellen de volgende

RECLAMEVERORDENING Utrecht2004.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:

  • 1.

    aankondiging: elke zichtbare aanduiding, opschrift, mededeling, uitbeelding, afbeelding of projectie, al dan niet bewegend, al dan niet verlicht of aangelicht;

  • 2.

    bouwwerk: hetgeen wordt bedoeld in de Utrechtse Bouwverordening;

  • 3.

    buitenreclame:de reclame in de openbare ruimte, voor zover deze vanaf een openbare land-, water- of spoorweg of vanaf een andere voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar is;

  • 4.

    gebouw: elk bouwwerk dat een voor personen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

  • 5.

    pand: een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat door één of meer van voor naar achter doorlopende en van beneden tot boven opgaande bouwmuren is gescheiden van de rest van het gebouw en dat zelf niet meer is onderverdeeld door dergelijke bouwmuren;

  • 6.

    rechthebbende: eenieder die over enig goed enige zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht;

  • 7.

    reclame: elke naamsaanduiding, bewegwijzering of openbare aankondiging of aanprijzing, al dan niet (gedeeltelijk) bewegend, al dan niet verlicht, overgebracht door middel van een aanduiding, opschrift, mededeling, uitbeelding, afbeelding, monster of brochure, geluidsversterking of projectie. Uitgezonderd hiervan zijn functionele bouwdelen van gebouwen als boeiboorden, borstweringen of luifels die in bedrijfskleuren zijn uitgevoerd;

  • 8.

    reclamebord: een vrijstaande reclamedrager, waar door middel van bevestiging één of meer borden aan, in, op, of tegen zijn aangebracht of een vrij in de ruimte staand voorwerp uitsluitend of in hoofdzaak voor reclamedoeleinden ingericht of gebezigd;

  • 9.

    reclamedrager: een voorwerp dat kennelijk bestemd is om reclame op aan te brengen;

  • 10.

    voertuigen: alle rij- en voertuigen;

  • 11.

    weg: hetgeen wordt bedoeld met ‘weg’ in artikel 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening Utrecht 2001

Artikel 2 Werkingsgebied reclameverordening.

Deze verordening geldt niet waar de provinciale Verordening Bescherming

Landschap en Natuur Utrecht van toepassing is.

Artikel 3 Reclameverbod

  • 1.

    Het is verboden om zonder vergunning van burgemeester en wethouders reclame te (laten) maken of te (laten) wijzigen, voor zover deze vanaf een openbare land-, water-, of spoorweg of vanaf een andere voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar of hoorbaar is, voor zover deze geen betrekking heeft op de vrijheid van meningsuiting als bedoeld in artikel 7 van de Grondwet.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde geldt niet ten aanzien van:

    • a.

      opschriften en aankondigingen op zuilen, borden, muren of andere constructies, daartoe aangewezen door burgemeester en wethouders;

    • b.

      opschriften en aankondigingen aan gebouwen en inrichtingen van openbaar vervoer, indien deze zijn aangebracht ten dienste van dat vervoer;

Artikel 4 Aanvraag vergunning reclame.

  • 1.

    Bij het indienen van de aanvraag moet de aanvrager gebruik maken van een door burgemeester en wethouders vastgesteld formulier.

  • 2.

    Bij een niet volledig ingevuld formulier en/of het daarbij ontbreken van de voor een goede beoordeling van de aanvraag vereiste bijlagen wordt aanvrager in de gelegenheid gesteld om binnen een redelijke termijn

de aanvraag aan te vullen. Indien hieraan niet wordt voldaan wordt de aanvraag buiten verdere behandeling gelaten.

Artikel 5 Beslistermijn.

Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag voor een vergunning binnen acht weken na de dag waarop de ontvankelijke aanvraag ontvangen is.

Artikel 6 Voorschriften en beperkingen.

1.Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het

belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2.

    Diegene aan wie krachtens deze verordening een vergunning is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften na te komen.

  • 3.

    Een vergunning of ontheffing kan voor een bepaalde tijd worden verleend.

Artikel 7 Intrekking of wijziging van de vergunning of ontheffing.

De vergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    indien op grond van een verandering van omstandigheden of inzichten, opgetreden na vergunningverlening, moet worden aangenomen

dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door de belangen ter bescherming waarvan de vergunning is vereist;

  • c.

    indien de aan de vergunning verbonden voorschriften niet zijn of worden nagekomen;

  • d.

    indien van de vergunning geen gebruik wordt gemaakt binnen

26 weken na bekendmaking;

  • e.

    indien de houder of zijn rechtverkrijgende dit verzoekt;

  • f.

    indien is gebleken dat van de vergunning gedurende 1 jaar geen gebruik meer wordt gemaakt.

Artikel 8 Inzage vergunning

De vergunninghouder is verplicht om deze op eerste verzoek van een met de zorg voor de naleving van een of meer bepalingen van deze verordening belaste ambtenaar ter inzage af te geven.

Artikel 9 Zakelijk karakter van de vergunning

Een vergunning als bedoeld in artikel 3 is overdraagbaar.

Artikel 10 Algemene criteria

  • 1.

    Reclame mag geen hinder of gevaar veroorzaken;

  • 2.

    Reclame met bewegende delen of bewegende beelden, reclame bestaande uit of voorzien van veranderlijk of bewegend licht en lichtkranten zijn niet toegestaan.

Artikel 11 Welstandstoets

Alvorens op een aanvraag om reclamevergunning te beslissen, wordt deze getoetst aan eisen van welstand, tenzij deze toets al heeft plaatsgevonden in het kader van een bouwvergunningprocedure.

Artikel 12 Bijzondere bepaling

Burgemeester en wethouders kunnen -na advisering door de commissie voor Welstand en Monumenten en de betreffende raadscommissie- afwijken van deze verordening.

Hoofdstuk 2 Reclame op of aan bouwwerken

Artikel 13 Uitzonderingen

Naast het in artikel 3, tweede lid vermelde, geldt voor reclames op of aan bouwwerken het in het artikel 3, eerste lid bepaalde niet voor:

  • 1.

    reclame verder dan 0,5 meter achter de ramen van een bouwwerk;

  • 2.

    reclame op zuilen, borden, muren of andere constructies, aangewezen door burgemeester en wethouders;

  • 3.

    reclame voor openbare verkoping, verkoop, verhuur of verpachting van een pand, voor zolang zij feitelijk betekenis hebben maar maximaal

26 weken, en niet groter zijn dan 0,8 m2;

  • 4.

    naamsaanduidingen, mits deze gezamenlijk geen groter oppervlak hebben dan 0,5 m2, geen van alle een grotere afmeting in één richting hebben dan 1,00 meter en geen van alle verder dan 0,1 meter uit de gevel steken;

  • 5.

    reclame, welke ter voldoening aan een wettelijke verplichting dan wel op grond van een wettelijk toegekende bevoegdheid worden aangebracht en, indien daarin geen maten zijn vastgesteld, deze

gezamenlijk geen groter oppervlakte hebben dan 0,5 m2 en geen van alle een grotere afmeting in een richting hebben dan 1,00 meter

Hoofdstuk 3 Buitenreclame niet aan bouwwerken

Artikel 14 Eisen

Een reclame dient te voldoen aan de volgende eisen:

a.de reclame moet zodanig worden geplaatst dat deze geen belemmering vormt voor de doorstroming van voetgangers; hieraan wordt geacht

te zijn voldaan als de reclame wordt geplaatst op of boven het trottoir of in een voetgangersgebied en er een minimale doorgang voor voetgangers overblijft van 1,50 meter breed of in door burgemeester en wethouders aangewezen drukke voetgangers-gebieden of straten een minimale doorgang voor voetgangers van 2,00 meter;

b.de reclame moet worden geplaatst in een strook van maximaal 1,00

meter gemeten vanuit de voorgevel of bij hoekpanden de zijgevel;

  • c.

    de reclame mag niet bevestigd of geplaatst worden aan brugleuningen en/of keerhekken;

  • d.

    de reclame moet bestaan uit een stabiele, weerbestendige, solide constructie;

  • e.

    een reclame, uitgevoerd als menubord, mag uitsluitend geplaatst worden op een terras, waarbij per terras niet meer dan twee menuborden mogen worden geplaatst. De hoogte mag niet meer bedragen dan 1,20 meter gemeten vanaf straatpeil en breedte mag niet meer zijn dan 0,80 meter. Als het menubord wordt geplaatst op een paal mag de bovenkant van het menubord niet hoger zijn gelegen dan

1,80 meter gemeten vanaf straatpeil en mag de breedte niet groter zijn dan 0,50 meter.

Hoofdstuk 4 Reclame met voertuigen

Artikel 15 Reclame met voertuigen.

  • 1.

    Het is verboden om zonder vergunning van burgemeester en wethouders op of aan de weg met voertuigen reclame te maken.

  • 2.

    Dit verbod geldt niet voor het maken van reclame door middel van voertuigen die, naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet uitsluitend of in hoofdzaak voor reclamedoeleinden zijn ingericht of worden gebezigd.

  • 3.

    Hoofdstuk 1, met uitzondering van artikel 11, is van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 5 Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 16 Strafbepalingen

Overtreding van de in deze verordening opgenomen artikelen en de krachtens deze artikelen gegeven voorschriften en beperkingen worden gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of ten hoogste een geldboete van de tweede categorie als bedoeld in artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 17 Handhaving door toezichthouders en/of opsporingsambtenaren

  • 1.

    De opsporing van de in artikel 16 van deze verordening strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde personen, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders of de burgemeester met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

  • 2.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van burgemeester en wethouders of de burgemeester aangewezen personen.

Artikel 18 Het binnentreden in woningen, andere gebouwen en terreinen

Het in verband met de handhaving van het bepaalde in deze verordening noodzakelijk geachte binnentreden van al dan niet afgesloten terreinen, ruimten en gebouwen, alsmede woningen, geschiedt met inachtneming van de Algemene wet op het binnentreden (Wet van 22 juni 1994, Stb. 572).

Artikel 19 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 15 juli 2004.

  • 2.

    Op dat tijdstip worden de artikelen 14, 79, 98, 99, en 106 van de Algemene Plaatselijke Verordening Utrecht 2001 ingetrokken.

Artikel 20 Overgangsbepalingen

  • 1.

    Vergunningen en ontheffingen -hoe dan ook genaamd- verleend krachtens de Algemene Plaatselijke Verordening Utrecht 2001, voor zover het gebod of verbod, waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening, blijven tot 1 juli 2007 van kracht.

  • 2.

    Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening

een aanvraag om vergunning of ontheffing op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Utrecht 2001 is ingediend en voor zover het gebod of verbod, waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op de aanvraag is beslist, wordt de overeenkomstige bepaling van deze verordening toegepast.

  • 3.

    Op een aanhangig bezwaar- of beroepschrift, gericht tegen een besluit op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Utrecht 2001,

    • -

      dat voor de inwerkingtreding van deze verordening is ingekomen, dan wel

    • -

      dat na de inwerkingtreding van deze verordening is ingekomen, doch binnen de wettelijke termijn voor bezwaar of beroep, wordt beslist met toepassing van de Algemene Plaatselijke Verordening Utrecht 2001.

Artikel 21 Citeertitel.

Deze verordening kan worden aangehaald als: Reclameverordening Utrecht

2004.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad, gehouden op

1 juli 2004.

De griffier, De burgemeester,

Drs. A.A.H. Smits Mr. A.H. Brouwer-Korf

Bekendmakingheeftplaatsgevondenop14juli2004.

Dezeverordeningisinwerkinggetredenop15juli2004.

BIJLAGEBEHORENDBIJGEMEENTEBLADVANUTRECHT2004, nr. 15

Toelichting Reclameverordening Utrecht 2004.

Artikel 1

Bouwwerk: Het komt neer op elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

Gebouw: Deze definitie sluit aan bij de bouwregelgeving en wordt ook gehanteerd in de APV Utrecht 2001

Reclame: Reclame komt voor in allerlei vormen en er komen er nog regelmatig bij. De uitgebreid ogende definitie tracht alle vormen waarin reclame zich manifesteert te omvatten.

Voertuigen: Hieronder worden ook begrepen trams, bussen, treinen maar ook fietsen, kruiwagens, kinderwagens en dergelijke kleine voertuigen.

Weg: De APV 2001 omschrijft ‘Weg” aldus: Weg:

  • 1.

    alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende kunstwerken, bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;

  • 2.

    de -al dan niet met enige beperking- voor het publiek toegankelijke pleinen en open plaatsen, parken, plantsoenen, speelweiden, begraafplaatsen, bossen en andere natuurterreinen, ijsvlakten en aanlegplaatsen voor vaartuigen;

  • 3.

    de voor het publiek toegankelijke stoepen, trappen, portieken, gangen, passages en galerijen, welke uitsluitend tot voor bewoning in gebruik zijnde ruimte toegang geven en niet afsluitbaar zijn;

  • 4.

    andere voor het publiek toegankelijke, al dan niet afsluitbare stoepen, trappen, portieken, gangen, passages, galerijen, roltrappen, toiletgelegenheden, traversen en werven; de afsluitbare alleen gedurende de tijd dat zij niet door of vanwege degene die daartoe naar burgerlijk recht bevoegd is, zijn afgesloten.

Artikel 2

De Verordening van de provincie geeft aan wat er wel of niet mag in het buitengebied van de provincie. Onder meer is bepaald dat reclames - zonder vergunning - niet zijn toegestaan. Om te voorkomen dat overlap of witte vlekken ontstaan wordt een territoriale afbakening gehanteerd.

Artikel 3

  • a.

    In de gemeente zijn vrije plakplaatsen aanwezig bedoeld voor het uiten van een mening. Voor het gebruik daarvan is geen vergunning nodig. Ook verkeersaanduidingen met de naam van de eigenaar, zoals de ANWB, vallen hieronder.

  • b.

    Lijnvoering van busondernemingen aanduidingen van haltes en dergelijke zijn vergunningvrij.

Artikel 4, eerste lid

Voor het beoordelen aanvragen om vergunning is een minimaal aantal gegevens nodig, zoals plaats, omvang en duur van de reclame. Ook is belangrijk te weten of een bouwvergunning is aangevraagd of verleend. Volledig ingevulde formuleren met benodigde bijlagen dragen bij aan een snelle afhandeling van de aanvraag.

Artikel 5

Het merendeel van de aanvragen kan binnen acht weken worden afgewerkt. Het niet beslissen van het bestuursorgaan binnen de in lid 1 vastgestelde termijn, houdt in dat er sprake is van een ‘fictieve weigering’. Dit houdt in dat bij het verstrijken van de termijn de aanvrager bevoegd is bezwaar of beroep in te stellen. Het verstrijken van de termijn zonder beslissing op het verzoek betekent niet dat de vergunning van rechtswege is verleend.

Artikel 6, tweede lid

Niet-nakoming van voorschriften die aan een vergunning verbonden zijn, kan grond opleveren voor intrekking van de vergunning of voor toepassing van andere administratieve sancties.

In de in deze verordening opgenomen algemene strafbepaling wordt overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde met straf bedreigd. Daardoor is ook het overtreden van aan een vergunning/ontheffing verbonden voorschriften met straf bedreigd.

Artikel 7

Uit deze omschrijving blijkt een bevoegdheid, geen plicht. Afhankelijk van de concrete situatie kan het middel worden toegepast.

Artikel 8

Voor de controle en handhaving is het praktisch dat de controlerend ambtenaar direct weet wat er wel of niet is toegestaan.

Artikel 9

Het zakelijk karakter van een vergunning brengt mee dat deze aan een zaak gebonden is en overdraagbaar is op een derde. Het betekent niet dat de reclame op zich kan worden veranderd; hiervoor is een vergunning nodig op grond van artikel 3.

Artikel 10: Eerste lid

De vrij open beperking houdt allerlei in, afhankelijk van plaats, tijd en omstandigheden. Te denken valt aan verkeersveiligheid, lichthinder bij buren, te veel afleidend.

Tweede lid

Gedeeltelijk wordt hier al invulling gegeven in het eerste lid. Dergelijke reclame wordt in het algemeen als te hinderlijk en te afleidend ervaren. Onder ‘bewegend’ wordt niet begrepen het periodiek verwisselen van de reclame in de reclameobjecten.

Artikel 11

De toetsing vindt plaats aan de hand van de Welstandnota die -op basis van de Woningwet- door iedere gemeente wordt vastgesteld.

Wanneer sprake is van een bouwwerk waar reclame een onderdeel van is, wordt de reclame betrokken bij de beoordeling van welstand die is

voorgeschreven in de bouwvergunningprocedure. Dit voorkomt tweemaal toetsing aan welstand.

Artikel 12

Hierin ligt de ruimte om voor bepaalde soorten van reclame, afmetingen, gebieden de verordening niet, of deels van toepassing te laten zijn of om extra regels vast te stellen. Het college laat zich hierover tevoren adviseren.

Artikel 13: Eerste lid

Reclame direct achter glazen puien/ramen bepaalt mede het straatbeeld en uiterlijk aanzien van de omgeving. Wanneer reclame zich verder weg achter de pui bevindt wordt deze invloed minder.

Derde lid

Deze bepaling voorkomt dat iedere naamsaanduiding vergunningplichtig is.

Artikel 14

Naast de algemene eisen in dit artikel kunnen andere voorschriften en beperkingen aan een vergunning worden verbonden op grond van artikel 6.

Artikel 15

Eerste lid:

Hieronder vallen ook de voertuigen door middel waarvan geluidsreclame wordt gemaakt, zoals voor evenementen.

Tweede lid:

Deze bepaling is niet bedoeld voor bedrijfsauto’s die voorzien zijn van eigen handelsreclame maar om voertuigen ‘met het kennelijke doel om daarmee reclame te maken’.

Derde lid:

De welstandstoets is niet uitvoerbaar in die gevallen waarin de omgeving steeds wisselt.

Artikel 16

Naast de strafbepaling die mag worden gehanteerd op grond van de Gemeentewet, staat het college voor handhaving van de bepalingen uit deze verordening, het opleggen van een dwangsom of toepassen van bestuursdwang ten dienste.

Artikel 17: Eerste lid:

Dit artikel biedt aan burgemeester en wethouders de mogelijkheid bepaalde ambtenaren een bijzondere (beperkte) opsporingsbevoegdheid te geven. Als voorbeelden van ambtenaren met een bijzondere opsporingsbevoegdheid kunnen worden genoemd reinigingscontroleurs en parkwachters.

Tweede lid:

Onder toezichthouder wordt in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht verstaan een persoon, bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Artikel 126a APV maakt het mogelijk dat burgemeester en wethouders toezichthouders kunnen aanwijzen.