Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Koggenland

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Koggenland houdende regels omtrent verloren en gevonden voorwerpen (Beleid Verloren of voorwerpen gemeente Koggenland 2020)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieKoggenland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Koggenland houdende regels omtrent verloren en gevonden voorwerpen (Beleid Verloren of voorwerpen gemeente Koggenland 2020)
CiteertitelBeleid Verloren of voorwerpen gemeente Koggenland 2020
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  2. artikel 160, eerste lid, van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

20-02-2020nieuwe regeling

12-02-2020

gmb-2020-43669

D19.005526

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Koggenland houdende regels omtrent verloren en gevonden voorwerpen (Beleid Verloren of voorwerpen gemeente Koggenland 2020)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Koggenland,

 

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de artikelen 5:5 tot en met 5:12 van het Burgerlijk Wetboek, het Besluit gevonden voorwerpen en artikel 160 lid 1 sub e van de Gemeentewet,

 

besluit het volgende vast te stellen:

Artikel 1. Definities

In dit beleid wordt verstaan onder:

  • a.

    aangewezen ambtenaar: de medewerkers van de clusters Burgerzaken en Documentaire Informatievoorziening (DIV).

  • b.
  • c.

    bewaartermijn: de in de artikelen 4.2 en 4.3 van dit beleid genoemde bezwaartermijn.

  • d.

    claimhouder: degene die beweert de rechtmatige eigenaar te zijn .

  • e.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Koggenland.

  • f.

    gemeente: de gemeente Koggenland.

  • g.

    gevonden voorwerp: een onbeheerde zaak die door een vinder onder zich is genomen.

  • h.

    kostbare zaken: zaken die een waarde van meer dan € 450,- hebben.

  • i.

    niet-kostbare zaken: zaken die een waarde van niet meer dan € 450,- hebben.

  • j.

    rechthebbende: degene die rechtens aanspraak heeft op een gevonden of verloren voorwerp.

  • k.

    verloren voorwerp: een zaak die, buiten de wil van de rechthebbende, niet meer onder zijn/haar beheer is.

  • l.

    vinder: degene die een onbeheerde zaak vindt en onder zich neemt.

Artikel 2. Toepassingsbereik

Deze beleidsregels zijn van toepassing op alle door de daartoe aangewezen ambtenaar geregistreerde verloren en gevonden voorwerpen, ongeacht of deze bij de gemeente in bewaring zijn gegeven of door de vinder thuis worden bewaard. Het heeft dus geen betrekking op voorwerpen die bijvoorbeeld in het kader van een handhavingstraject als bedoeld in hoofdstuk 5 van de Awb worden meegevoerd en opgeslagen.

Artikel 3. Aangifte

  • 3.1

    De vinder kan aangifte van een gevonden of verloren voorwerp doen:

    • te allen tijde via www.verlorenofgevonden.nl; of

    • tijdens de openingstijden van het gemeentehuis bij de clusters Burgerzaken en DIV van de gemeente. Bij de aangifte in het gemeentehuis wordt ook gebruik gemaakt van de website www.verlorenofgevonden.nl.

  • 3.2

    Als aangifte wordt gedaan van een gevonden voorwerp dat vermoedelijk met een strafbaar feit te maken heeft, neemt de aangewezen ambtenaar direct contact op met de politie. Afhankelijk van het gevonden voorwerp en de uitkomst van het contact met de politie, registreert de aangewezen ambtenaar het gevonden voorwerp en neemt deze het voorwerp in bewaring.

Artikel 4. Bewaartermijn

  • 4.1

    De aangewezen ambtenaar kan vorderen dat een voorwerp aan de gemeente in bewaring wordt gegeven. De vinder krijgt alsdan een bewijs van inbewaringstelling.

  • 4.2

    Een gevonden voorwerp met een waarde tot en met € 450,- wordt drie maanden door de gemeente bewaard.

  • 4.3

    Een gevonden voorwerp met een waarde boven € 450,- wordt één jaar door de gemeente bewaard.

  • 4.4

    De in de leden 2 en 3 van dit artikel genoemde bewaartermijn begint te lopen vanaf de datum van registratie van het voorwerp door de aangewezen ambtenaar.

Artikel 5. Waardebepaling

  • 5.1

    De aangewezen ambtenaar bepaalt de waarde van de gevonden voorwerpen aan de hand van vergelijkbare voorwerpen die op het internet worden aangeboden.

  • 5.2

    Indien de aangewezen ambtenaar de waarde van een voorwerp niet overeenkomstig het vorige lid kan vaststellen, kan de gemeente de waarde van het voorwerp door een externe deskundige laten bepalen.

Artikel 6. Geen teruggave

Een gevonden voorwerp wordt niet aan de claimhouder, dan wel de rechthebbende teruggegeven als:

  • a.

    de aangewezen ambtenaar niet objectief kan vaststellen dat de claimhouder de rechthebbende op het voorwerp is, dan wel de aangewezen ambtenaar het sterke vermoeden heeft dat de claimhouder niet de rechthebbende op het voorwerp is;

  • b.

    de claimhouder dan wel rechthebbende weigert zich te legitimeren;

  • c.

    het gaat om een bij de gemeente in bewaring gegeven gevonden voorwerp waarvan de bewaartermijn is verstreken;

  • d.

    het gevonden voorwerp na de aangifte door de politie wordt gevorderd in verband met een vermoedelijk strafbaar feit.

Artikel 7. Gevonden voorwerpen waarvan de bewaartermijn is verstreken

Gevonden voorwerpen die na de bezwaartermijn op grond van de artikelen 5:5 tot en met 5:12 BW ter beschikking staan van de gemeente, worden:

  • bij niet-kostbare zaken: geschonken aan Noppes via het afvalstation in Obdam;

  • contant geld: geschonken aan een nader door het college te bepalen goed doel;

  • indien verkoop of schenking redelijkerwijs niet mogelijk is: vernietigd.

Artikel 8. Overige gevallen

In overige gevallen waarin dit beleid niet voorziet, beslist het college.

Artikel 9. Inwerkingtreding

Dit beleid treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

Artikel 10. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: “Beleid Verloren of voorwerpen gemeente Koggenland 2020”.

 

De Goorn, 12 februari 2020

Burgemeester en wethouders voornoemd,

A.M.T. Beuker

Gemeentesecretaris

J. Franx

Burgemeester

Bijlage 1. Aanwijzing en mandatering

 

Burgemeester en wethouders van Koggenland;

 

gelet op artikel 5:5 Burgerlijk Wetboek (BW) en het Beleid Verloren en gevonden voorwerpen gemeente Koggenland 2020 (hierna: het beleid);

 

besluit:

  • 1.

    de medewerkers van de clusters Burgerzaken en DIV aan te wijzen als ambtenaren die bevoegd zijn om een aangifte van verloren en gevonden voorwerpen in behandeling te nemen; en

  • 2.

    voornoemde medewerkers, voor zover het gaat om het voorbereiden van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 160 lid 1 onder e van de Gemeentewet, een mandaat te verlenen om ter uitvoering van het beleid:

    • a.

      gevonden voorwerpen in bewaring te nemen;

    • b.

      een gevonden voorwerp te vorderen als bedoeld in artikel 5:5, eerste lid, onder c, BW;

    • c.

      een bewijs van inbewaringstelling aan de vinder te verstrekken;

    • d.

      aangifte te doen bij de politie in verband met een gevonden voorwerp dat vermoedelijk met een strafbaar feit te maken heeft;

    • e.

      de waarde van een gevonden voorwerp te bepalen;

    • f.

      objectief vast te stellen dat de claimhouder de rechthebbende is;

    • g.

      een gevonden voorwerp terug te geven aan de claimhouder die objectief vastgesteld als rechthebbende kan worden aangemerkt;

    • h.

      een niet-kostbare zaak te doneren;

    • i.

      een zaak te laten vernietigen als bedoeld in artikel 7 van het beleid;

  • 3.

    de afdelingshoofden van de clusters Burgerzaken en DIV, voor zover het gaat om het voorbereiden van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 160 lid 1 onder e van de Gemeentewet, een mandaat te verlenen om ter uitvoering van het beleid:

    • a.

      een externe deskundige voor het vaststellen van de waarde van een gevonden voorwerp in te schakelen.

De Goorn, 12 februari 2020

 

Burgemeester en wethouders voornoemd,

 

A.M.T. Beuker

Gemeentesecretaris

 

Burgemeester

J. Franx

 

Bijlage 2. Volmacht

 

De burgemeester van Koggenland;

 

gelet op artikel 5:5 Burgerlijk Wetboek (BW) en het Beleid Verloren en gevonden voorwerpen gemeente Koggenland 2020 (hierna: het beleid);

 

verleent aan:

  • 1.

    de medewerkers van de clusters Burgerzaken en Documentaire Informatievoorziening (DIV) ter uitvoering van het beleid een volmacht, dan wel machtiging tot:

    • a.

      het in bewaring nemen van gevonden voorwerpen;

    • b.

      het vorderen van een gevonden voorwerp als bedoeld in artikel 5:5, eerste lid, onder c, BW;

    • c.

      het verstrekken van een bewijs van aangifte en/of inbewaringstelling aan de vinder;

    • d.

      het doen van aangifte bij de politie in verband met een gevonden voorwerp dat vermoedelijk met een strafbaar feit te maken heeft;

    • e.

      het bepalen van de waarde van een gevonden voorwerp;

    • f.

      het objectief vaststellen dat de claimhouder de rechthebbende is;

    • g.

      het teruggeven van een gevonden voorwerp aan de rechthebbende, dan wel de claimhouder die objectief vastgesteld als rechthebbende kan worden aangemerkt;

    • h.

      het doneren van een niet-kostbare zaak;

    • i.

      het laten vernietigen van een zaak als bedoeld in artikel 7 van het beleid;

  • 2.

    de afdelingshoofden van de clusters Burgerzaken en DIV ter uitvoering van het beleid een volmacht, dan wel machtiging tot:

    • a.

      het inschakelen van een externe deskundige voor het vaststellen van de waarde van een gevonden voorwerp.

De Goorn, 12 februari 2020

 

J. Franx

Burgemeester

 

Bijlage 3. Relevante wetsartikelen boek 5 BW (geldend per 1 januari 2020)

 

Artikel 5

  • 1.

    Hij die een onbeheerde zaak vindt en onder zich neemt, is verplicht:

    • a.

      met bekwame spoed overeenkomstig lid 2, eerste zin, van de vondst aangifte te doen, tenzij hij terstond na de vondst daarvan mededeling heeft gedaan aan degene die hij als eigenaar of als tot ontvangst bevoegd mocht beschouwen;

    • b.

      met bekwame spoed tevens overeenkomstig lid 2, tweede zin, mededeling van de vondst te doen, indien deze is gedaan in een woning, een gebouw of een vervoermiddel, tenzij hij krachtens het bepaalde onder a, slot ook niet tot aangifte verplicht was;

    • c.

      de zaak in bewaring te geven aan de gemeente die dit vordert.

  • 2.

    De in lid 1 onder a bedoelde aangifte kan in iedere gemeente worden gedaan bij de daartoe aangewezen ambtenaar. De in lid 1 onder b bedoelde mededeling geschiedt bij degene die de woning bewoont of het gebouw of vervoermiddel in gebruik of exploitatie heeft, dan wel bij degene die daar voor hem toezicht houdt.

  • 3.

    De vinder is te allen tijde bevoegd de zaak aan enige gemeente in bewaring te geven. Zolang hij dit niet doet, is hij verplicht zelf voor bewaring en onderhoud zorg te dragen.

  • 4.

    De vinder kan van de in lid 2, eerste zin, bedoelde ambtenaar een bewijs van aangifte of van inbewaringgeving verlangen.

Artikel 6

  • 1.

    De vinder die aan de hem in artikel 5 lid 1 gestelde eisen heeft voldaan, verkrijgt de eigendom van de zaak één jaar na de in artikel 5 lid 1 onder abedoelde aangifte of mededeling, mits de zaak zich op dat tijdstip nog bevindt in de macht van de vinder of van de gemeente.

  • 2.

    Is de zaak anders dan op haar vordering aan de gemeente in bewaring gegeven en valt zij onder de niet-kostbare zaken, aangewezen bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 12 onder b, dan is lid 1 niet van toepassing en is de burgemeester drie maanden na de inbewaringgeving bevoegd de zaak voor rekening van de gemeente te verkopen of haar om niet aan een derde over te dragen of te vernietigen.

  • 3.

    Is de zaak in bewaring gegeven aan de gemeente en is noch lid 1, noch lid 2 van toepassing, dan is de burgemeester één jaar na de inbewaringgeving bevoegd de zaak voor rekening van de gemeente te verkopen of haar om niet aan een derde over te dragen of te vernietigen.

  • 4.

    De vorige leden gelden niet, wanneer de eigenaar of een ander die tot ontvangst van de zaak bevoegd is, zich daartoe heeft aangemeld bij degene die de zaak in bewaring heeft vóórdat de toepasselijke termijn is verstreken of, in de gevallen van de leden 2 en 3, op een tijdstip na het verstrijken van de termijn, waarop de gemeente de zaak redelijkerwijs nog te zijner beschikking kan stellen.

 

Artikel 7

De vinder kan, door de zaak onverwijld af te geven aan de bewoner van de woning of de gebruiker of exploitant van de ruimte waar de vondst is gedaan, dan wel aan degene die daar voor hem toezicht houdt, zijn rechtspositie met alle daaraan verbonden verplichtingen doen overgaan op die bewoner, gebruiker of exploitant met dien verstande dat geen recht op beloning bestaat.

 

Artikel 8

  • 1.

    Indien een aan de gemeente in bewaring gegeven zaak aan snel tenietgaan of achteruitgang onderhevig is of wegens de onevenredig hoge kosten of ander nadeel de bewaring daarvan niet langer van de gemeente kan worden gevergd, is de burgemeester bevoegd haar te verkopen.

  • 2.

    Indien de zaak zich niet voor verkoop leent, is de burgemeester bevoegd haar om niet aan een derde in eigendom over te dragen of te vernietigen.

  • 3.

    Indien de gevonden zaak een dier is, is de burgemeester na verloop van twee weken, nadat het dier door de gemeente in bewaring is genomen, bevoegd het zo mogelijk tegen betaling van een koopprijs, en anders om niet, aan een derde in eigendom over te dragen. Mocht ook dit laatste zijn uitgesloten, dan is de burgemeester bevoegd het dier te doen afmaken. De termijn van twee weken behoeft niet te worden in acht genomen, indien het dier slechts met onevenredig hoge kosten gedurende dat tijdvak kan worden bewaard, of afmaking om geneeskundige redenen vereist is.

  • 4.

    De opbrengst treedt in de plaats van de zaak.

Artikel 9

Bestaat de aan de gemeente in bewaring gegeven zaak in geld, dan is de gemeente slechts verplicht aan degene die haar kan opeisen, een gelijk bedrag uit te keren, en vervalt deze verplichting zodra de burgemeester tot verkoop voor rekening van de gemeente bevoegd zou zijn geweest.

 

Artikel 10

  • 1.

    Hij die de zaak opeist van de gemeente of van de vinder die aan de hem in artikel 5 lid 1 gestelde eisen heeft voldaan, is verplicht de kosten van bewaring en onderhoud en tot opsporing van de eigenaar of een andere tot ontvangst bevoegde te vergoeden. De gemeente of de vinder is bevoegd de afgifte op te schorten totdat deze verplichting is nagekomen. Indien degene die de zaak opeist, de verschuldigde kosten niet binnen een maand nadat ze hem zijn opgegeven, heeft voldaan, wordt hij geacht zijn recht op de zaak te hebben prijsgegeven.

  • 2.

    De vinder die aan de op hem rustende verplichtingen heeft voldaan, heeft naar omstandigheden recht op een redelijke beloning.

Artikel 11

Indien een vinder die op grond van artikel 6 lid 1 eigenaar is geworden van een aan de gemeente in bewaring gegeven zaak, zich niet binnen één maand na zijn verkrijging bij de gemeente heeft aangemeld om de zaak in ontvangst te nemen, is de burgemeester bevoegd de zaak voor rekening van de gemeente te verkopen, om niet aan een derde over te dragen of te vernietigen.

 

Artikel 12

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen:

  • a.

    nadere regels worden gesteld omtrent de uitoefening van de uit de artikelen 5-11 voor de gemeenten voortvloeiende bevoegdheden;

  • b.

    groepen van niet-kostbare zaken worden aangewezen, waarvoor artikel 6 lid 2 geldt;

  • c.

    nadere regels worden gesteld omtrent de aanwijzing van bepaalde soorten personen en instellingen, waarbij deze, geheel of gedeeltelijk en al dan niet onder nadere voorwaarden, worden vrijgesteld van de aangifteplicht van artikel 5 lid 1 onder a of voor de afwikkeling van vondsten worden gelijkgesteld met een gemeente;

  • d.

    voor de afwikkeling van vondsten door personen of instellingen als bedoeld onder c groepen van niet afgehaalde zaken met gevonden zaken worden gelijkgesteld.