Organisatie | Nissewaard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels inclusief afwegingskader gemeentelijke taken uitvoering Wet kinderopvang (Wko) Nissewaard 2020 |
Citeertitel | Beleidsregels inclusief Afwegingskader gemeentelijke taken uitvoering Wet kinderopvang (Wko) Nissewaard 2020 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt het Handhavingsbeleid kinderopvang & peuterspeelzaalwerk Nissewaard.
artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-02-2020 | nieuwe regeling | 04-02-2020 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nissewaard;
Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
Gelet op de artikelen 1:61 lid 1, 1:65 lid 1 en 4, 1:66 en 1:72 lid 1 van de Wet kinderopvang
besluit de volgende beleidsregels inclusief afwegingskaders vast te stellen:
Beleidsregels inclusief afwegingskader gemeentelijke taken uitvoering Wet kinderopvang (Wko) Nissewaard 2020
Deze beleidsregels zijn van toepassing op de gemeentelijke inzet om:
De gemeente hanteert het Afwegingsmodel Handhaving Kinderopvang bij het uitvoeren van de handhavingsacties die nodig zijn als een houder van een kindercentrum, een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en de Beleidsregels Innovatie & Kwaliteit Kinderopvang van de staatssecretaris van OCW. In het model, overeenkomstig het VNG model, zijn de algemene stappen opgenomen die de gemeente kan hanteren bij het overtreden van de kwaliteitseisen
Het gemeentelijke handhavingstraject begint direct na ontvangst van het inspectierapport van de GGD. Binnen de rapportage biedt de GGD de houder de mogelijkheid een zienswijze in te dienen. De GGD geeft in het rapport een handhavingsadvies aan de gemeente. In het rapport is het ‘Overzicht getoetste inspectie-items’ de basis voor het afwegen van de te ondernemen handhavingsactie. In dit overzicht beschrijft de toezichthouder per domein de context van de voorwaarden waar de houder niet aan voldoet. Ook de resultaten van eventueel door de inspecteur toegepast overleg en overreding worden hierin genoemd.
De gemeente kan de aangegeven verzwarende of verzachtende omstandigheden, de inspanning van de houder etc. mee laten wegen bij het beoordelen van de te nemen handhavingsactie. De gemeente kan in bijzondere gevallen, voordat de eerste juridische stap van aanwijzing wordt gezet, overwegen eerst een schriftelijke waarschuwing te geven. Ook kan overwogen worden eerst op basis van mondelingen overreding de houder te bewegen de overtreding te herstellen. Zowel de waarschuwing als de overreding hebben geen juridische status en betekenen daarom een uitstel van het handhavingstraject.
Per 1 januari 2016 geldt een publicatieverplichting van de handhavingsbesluiten. Besluiten die onherroepelijk zijn worden in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) zichtbaar. Op een besluit bestaat in eerste instantie het recht bezwaar aan te tekenen.
Deze beleidsregels zijn van toepassing op alle gastouderbureaus, voorzieningen voor kinderopvang en gastouderopvang binnen de gemeente Nissewaard.
Hieronder staan de definities van in dit beleid voorkomende termen. Voor alle (overige) definities wordt aangesloten bij de definities zoals deze zijn gegeven in de Wet Kinderopvang en onderliggende regelgeving.
In het afwegingsmodel worden per domein de kwaliteitseisen geclusterd weergegeven en voorzien van een hersteltermijn, de hoogte van de bestuurlijke boete en de last onder dwangsom. Het afwegingsmodel is aan deze beleidsregels toegevoegd | |
| |
Degene die beschikt over een arbeidsovereenkomst met de houder van een kindercentrum of van een gastouderbureau en ten behoeve van het praktijkdeel van de opleiding belast is met de verzorging, de opvoeding en het bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen bij een kindercentrum of met het tot stand brengen en begeleiden van gastouderopvang bij een gastouderbureau | |
Degene die als beroepskracht werkzaam is en belast is met meertalige buitenschoolse opvang en die voldoet aan de opleidingseisen en scholingseisen, bedoeld in artikel 1.50, tweede lid, onderdeel i van de Wko | |
Degene die als beroepskracht werkzaam is en belast is met voorschoolse educatie en die voldoet aan de opleidingseisen en scholingseisen, bedoeld in artikel 1.50b, onderdeel a van de Wko | |
Kinderopvang verzorgd door een kindercentrum voor kinderen in de leeftijd dat ze naar het basisonderwijs kunnen gaan, waarbij opvang wordt geboden voor of na de dagelijkse schooltijd evenals gedurende vrije dagen of middagen en in schoolvakanties | |
College van burgemeester en wethouders van de gemeente Nissewaard waar een kindercentrum, gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang is gevestigd of zal worden gevestigd | |
De voortdurende uitwisseling van gegevens over ingeschrevenen in het personenregister kinderopvang door Onze Minister en Onze Minister van Veiligheid en Justitie voor de controle op nieuwe gegevens in de justitiële documentatie van de ingeschrevene op basis waarvan wordt beoordeeld of de ingeschrevene nog steeds voldoet aan de eisen zoals deze gelden bij de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag | |
Degene van 18 jaar of ouder die gastouderopvang biedt, met uitzondering van degene:
| |
Een organisatie die gastouderopvang tot stand brengt en begeleidt en door tussenkomst van wie de betaling van ouders aan gastouders geschiedt | |
| |
Een in het landelijk register kinderopvang ingeschreven gastouderbureau als bedoeld in artikel 1.46, tweede lid van de Wko | |
Een in het landelijk register kinderopvang ingeschreven kindercentrum als bedoeld in artikel 1.46, tweede lid van de Wko | |
Een in het landelijk register kinderopvang ingeschreven voorziening voor gastouderopvang als bedoeld in artikel 1.46, tweede lid van de Wko | |
De commissie, bedoeld in artikel 1.57c, eerste lid van de Wko | |
Een gemeentelijke gezondheidsdienst, als bedoeld in artikel 14 van de Wet publieke gezondheid (Wpg), in dit geval de GGD Rotterdam Rijnmond | |
Het aanbod van de toezichthouder kinderopvang aan de houder om binnen de door de toezichthouder gestelde tijd een geconstateerde overtreding te herstellen. Dit gebeurt vóórdat het conceptrapport wordt opgesteld | |
| |
Een persoon als bedoeld in artikel 1.48d, tweede lid van de Wko, die in het personenregister kinderopvang is ingeschreven | |
De documentatie, bedoeld in artikel 1, aanhef en onder e, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens | |
Een voorziening waar kinderopvang plaatsvindt, anders dan gastouderopvang | |
Het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint | |
Een tegemoetkoming van het Rijk als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder h, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in de kosten van kinderopvang | |
Buitenschoolse opvang op een specifiek adres, dagopvang op een specifiek adres, een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang | |
De kwaliteitseisen vastgelegd in voorschriften, welke door de houder nageleefd moeten worden, staan genoemd in de Wet kinderopvang en alle onderliggende regelgeving | |
Het register, bedoeld in artikel 1.47b, eerste lid van de Wko | |
Buitenschoolse opvang die voor ten hoogste vijftig procent van de openingstijd van een kindercentrum per jaar in de Engelse, Duitse, of Franse taal wordt verzorgd | |
De bloed- of aanverwant in opgaande lijn of de pleegouder van een kind op wie de kinderopvang betrekking heeft, met dien verstande dat bij de beoordeling of sprake is van pleegouderschap een vergoeding op grond van de Jeugdwet buiten beschouwing blijft | |
De werkgever, bedoeld in artikel 1, onderdeel r, van de Wet financiering sociale verzekeringen | |
De persoon van 18 jaar of ouder die werkzaam is bij een kindercentrum, bezoldigd is en belast is met de totstandkoming en implementatie van pedagogische beleidsvoornemens of het coachen van beroepskrachten bij de uitvoering van hun werkzaamheden | |
De verzameling van gegevens die verwerkt worden ten behoeve van het doel, beschreven in artikel 1.48d, eerste lid | |
Het register, bedoeld in artikel 1.48b, eerste lid van de Wko | |
Degene die een opleiding volgt, waarvan het praktijkdeel een beperkt deel van de totale studieduur is, belast is met werkzaamheden bij de houder ten behoeve van het praktijkdeel van de opleiding en geen beroepskracht in opleiding is | |
De aangewezen toezichthouder van de GGD. De toezichthouder kinderopvang onderzoekt de naleving van de kwaliteitseisen en legt de bevindingen vast in een inspectierapport | |
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen | |
De kosten die door een gastouderbureau in rekening worden gebracht bij de ouder of de gastouder, niet zijnde de kosten van gastouderopvang | |
Degene van 18 jaar of ouder die werkzaam is voor een uitzendbureau en is uitgezonden voor werkzaamheden bij een kindercentrum of een gastouderbureau | |
Een verklaring omtrent het gedrag natuurlijke personen of een verklaring omtrent het gedrag rechtspersonen | |
Een verklaring omtrent het gedrag, afgegeven volgens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, ten behoeve van een natuurlijk persoon | |
Een verklaring omtrent het gedrag, afgegeven volgens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, ten behoeve van een rechtspersoon | |
Uitvoering van een door het college gesubsidieerd programma dat gericht is op het verbeteren van de voorwaarden voor het met succes instromen in het basisonderwijs voor kinderen die nog niet tot een school kunnen worden toegelaten | |
Gastouderopvang door een specifieke gastouder op een specifiek woonadres | |
2 Handhaving: visie, ambitie en speerpunten
Aan kinderopvang zijn kwaliteitseisen verbonden. Deze kwaliteitseisen zijn te vinden in de Wet kinderopvang (Wko) en in de daarop gebaseerde algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen en aanverwante regelingen
De regelgeving stelt eisen aan de volgende domeinen:
De Wko bepaalt dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor toezicht op en handhaving
van deze eisen. De directeur publieke gezondheid van de GGD is door de gemeente Nissewaard de aangewezen toezichthouder voor kinderopvang, en heeft de mandatering om deze taak uit te zetten binnen zijn organisatie.
De inspectie van het Onderwijs is de tweedelijns toezichthouder en controleert jaarlijks of de gemeente haar wettelijke taken met betrekking tot de registervoering en de uitvoering van het toezicht, goed uitvoert.
2.2 Visie en Ambitie op handhaving kinderopvang
De gemeente Nissewaard vindt een kwalitatief goede kinderopvang zeer belangrijk. Toezicht en handhaving worden passend ingezet. De gemeente streeft een goede relatie met de houder na en werkt vanuit vertrouwen.
Wanneer geconstateerd wordt dat een kwaliteitseis niet nageleefd wordt past de gemeente indien nodig actief handhavingsmaatregelen toe. De gemeente Nissewaard streeft bij het toepassen van deze handhavingsmaatregelen altijd naar herstel. Feiten en omstandigheden waaronder de overtreding is begaan worden daarbij meegewogen
De toezichthouder van de GGD komt jaarlijks op alle kindercentra en gastouderbureaus en ziet wat daar in de dagelijkse praktijk gebeurt. Daarnaast onderzoekt de toezichthouder, middels een steekproef van de in het LRK geregistreerde voorzieningen voor gastouderopvang, een deel van deze voorzieningen. De toezichthouder fungeert daarmee als de ogen en oren van de gemeente. Hij onderzoekt de naleving van de kwaliteitseisen en adviseert de gemeente over deze naleving.
De toezichthouder geeft geen advies aan de houder, maar kan wel toelichten wat er wordt getoetst en waarom.
De toezichthouder van de GGD voert de volgende onderzoeken voor de gemeente Nissewaard uit:
De bevindingen tijdens een onderzoek en het oordeel van de toezichthouder worden in een inspectierapport vastgelegd. Deze inspectierapporten geven een beeld van de kwaliteit van de voorziening. De rapporten worden openbaar gemaakt in het LRK.
3.2 Risicogestuurd en onaangekondigd toezicht
Om een goed beeld te krijgen van een kindercentrum, gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang, vinden de onderzoeken (met uitzondering van het onderzoek voor registratie) in principe onaangekondigd plaats.
Daarnaast wordt het toezicht op kindercentra en gastouderbureaus die daarvoor in aanmerking komen, risicogestuurd uitgevoerd. Dit betekent, naast het verplichte jaarlijkse toezicht, meer toezicht waar het nodig is, minder waar het kan. Om hier invulling aan te geven wordt door de toezichthouder een risicoprofiel opgesteld of aangepast na ieder (daarvoor relevant) onderzoek. Aan de hand hiervan wordt de intensiviteit van het daarna volgende toezicht bepaald.
De gemeente Nissewaard en de GGD werken met de werkwijze herstelaanbod. Deze gaat in per 1 januari 2020. Door te werken met herstelaanbod streeft de gemeente naar laagdrempelig, passend herstel op een korte termijn. Voor een duiding van het fenomeen ‘herstelaanbod’, zie ‘Definities’ onder artikel 1.4 van de Verordening Beleidsregels gemeentelijke taken uitvoering Wet kinderopvang (Wko) Nissewaard 2020.
Het herstelaanbod kan aangeboden worden bij alle type voorzieningen, bij een onderzoek na registratie, een jaarlijks onderzoek en een incidenteel onderzoek. Het wordt niet aangeboden bij een onderzoek voor registratie of bij een nader onderzoek.
Elke overtreding kan in aanmerking komen voor herstelaanbod, dit geldt ook voor alle risicoprofielen. De toezichthouder beoordeelt of de aard en omstandigheid zich leent voor herstelaanbod. De expertise van de toezichthouder is leidend. De periode tot herstel is maximaal vier weken. De toezichthouder schrijft in het inspectierapport het verloop van het aanbod. De houder is niet verplicht om van het aanbod gebruik te maken, maar dient wel van te voren geïnformeerd te worden over de mogelijkheid van herstelaanbod.
Als er herstelaanbod heeft plaatsgevonden en de overtreding is hersteld, dan blijft de overtreding zichtbaar in GIR, met de mogelijkheid voor gemeenten om niet te handhaven, omdat de overtreding na het herstelaanbod daadwerkelijk hersteld is.
In opdracht van de gemeente Nissewaard geeft de GGD geen herstelaanbod bij:
De gemeente weegt de oorspronkelijke overtreding en de resultaten van herstelaanbod mee bij haar beslissing om wel of niet te handhaven. Meer informatie hierover staat in paragraaf 6.5 Handhaving na herstelaanbod
Een bevel is, naar artikel 1.65 lid 3 van de Wko, een handhavingsmiddel dat in spoedeisende gevallen door de GGD-inspecteur direct tijdens een inspectie ingezet kan worden. Omdat het middel door de GGD-inspecteur wordt ingezet en niet door het college wordt dit bevel in onderhavig Afwegingsmodel niet nader genoemd. Inzet van dit middel wordt door de GGD-inspecteur bepaald. De toezichthouder geeft alleen een bevel indien de mening is dat de kwaliteit bij een kindercentrum of peuterspeelzaal zodanig tekortschiet dat het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden. Ingeval van overtredingen met een lage of gemiddelde prioritering zal hier niet snel sprake van zijn. Het bevel heeft een geldigheidsduur van zeven dagen, maar kan door het college worden verlengd.
De houder neemt de maatregelen binnen de bij de aanwijzing onderscheidenlijk het bevel gestelde termijn. In het bevel geeft de toezichthouder aan wat de overtreding(en) is/zijn, welke actie de houder moet ondernemen en binnen welke termijn dit dient te gebeuren. Tevens informeert de toezichthouder de gemeente over het opgelegde schriftelijk bevel, zodat de gemeente tijdig op de hoogte is om eventuele vervolgstappen (zoals verlenging van het schriftelijk bevel) te nemen. De gemeente kan de GGD niet opdragen om een bevel te geven.
In de volgende gevallen spreken we wettelijk gezien van een aanvraag tot exploitatie, volgens artikel 1.45 en artikel 1.47 van de Wko:
In tegenstelling tot een aanvraag voor een nieuwe voorziening en een verhuizing, dient voor een houderwijziging een wijzigingsverzoek ingediend te worden.
Een nieuwe kinderopvangvoorziening mag pas in exploitatie genomen worden na schriftelijke toestemming daartoe verleend door het college, op een in dat besluit vastgestelde specifieke datum. Als er toestemming is gegeven wordt de voorziening vervolgens in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) geregistreerd. Om deze toestemming te verkrijgen dient de houder een aanvraag tot exploitatie in bij de gemeente waar de beoogd te exploiteren kinderopvangvoorziening zich bevindt. De beslistermijn is tien weken. Deze termijn kan in bepaalde situaties nog verlengd worden. Het is dus van belang dat de houder een aanvraag tijdig voor de gewenste startdatum indient. Een aanvraag wordt ingediend middels een door de rijksoverheid vastgesteld aanvraagformulier, te vinden op www.rijksoverheid.nl , www.landelijkregisterkinderopvang.nl en https://www.nissewaard.nl/onderwijs-en-kinderopvang/onderwijs-en-kinderopvang_to/kinderopvang.htm.
Bij het indienen van een aanvraag voor een nieuwe kinderopvangvoorziening, worden leges in rekening gebracht
Zonder, of voorafgaand aan de schriftelijke toestemming tot exploitatie mag een kinderopvangvoorziening niet geëxploiteerd worden. Indien dit toch gebeurt, wordt dit ook wel aangeduid met illegale kinderopvang. De gemeente Nissewaard treedt streng op tegen illegale opvang. Illegale opvang is op grond van artikel 1 lid 2 van de Wet Economische Delicten reden voor aangifte bij het Openbaar Ministerie. Daarbij kan de gemeente een bestuurlijke boete opleggen.
Ook bij een kinderopvangvoorziening waarvan de toestemming tot exploitatie is ingetrokken en die desondanks in exploitatie blijft, is sprake van illegale opvang met dezelfde gevolgen als hiervoor beschreven.
De gemeente wil dat er direct vanaf de start van de exploitatie van een kindercentrum of voorziening voor gastouderopvang dat er verantwoorde en kwalitatief goede opvang geboden wordt. Voor een gastouderbureau geldt dat deze direct vanaf de start de werkzaamheden zo moet kunnen uitvoeren dat zowel het gastouderbureau als de door het gastouderbureau te begeleiden gastouders, aan de kwaliteitseisen voldoen. De gemeente laat daarom alle nieuwe aanvragen tot exploitatie uitgebreid toetsen door de GGD.
De toezichthouder zal bij het onderzoek voor registratie toetsen of er voldoende vertrouwen is dat er vanaf datum van exploitatie een kwalitatief goede opvang of begeleiding geboden wordt. Uitgangspunt hierbij is dat al bij de aanvraag tot exploitatie (voor zover mogelijk) alle eisen beoordeeld worden. Aanvullend kan een gesprek met de houder duidelijkheid geven of hij ‘redelijkerwijs aan de kwaliteitseisen’ zal gaan voldoen. Op basis van dit totaal onderzoek vormt de toezichthouder een oordeel over de aanvraag tot exploitatie.
De gemeente neemt in de beoordeling van de aanvraag de kwaliteit van andere kinderopvangvoorzieningen van de houder en de daarbij behorende handhavingshistorie mee. Voortdurende, ernstige en/of vele overtredingen op deze voorzieningen vormen een indicatie voor de naleving van de kwaliteitseisen op een nieuwe voorziening. Signalen buiten het advies van de toezichthouder kunnen eveneens meewegen in de beoordeling van de aanvraag.
De gemeente kijkt naast de beoordeling op de eisen vanuit de Wet kinderopvang, bij een nieuwe aanvraag ook naar andere vergunningen die van belang zijn voor de veiligheid en gezondheid van de op te vangen kinderen. De gemeente Nissewaard vindt het van groot belang dat wanneer een kinderopvangvoorziening start met exploiteren, ook aan de andere benodigde eisen gesteld aan bijvoorbeeld het brandveilig gebruik, de bouw (het gebouw) en de bestemming is voldaan.
Op basis van het onderzoek voor registratie neemt de gemeente een beslissing op de aanvraag. In de beslissing op de aanvraag wordt aangegeven vanaf welke datum de exploitatie mag starten op grond van de Wet kinderopvang.
4.1.4 Onderzoek na registratie
Binnen drie maanden na de beschikking tot exploitatie beoordeelt de toezichthouder of de kinderopvangvoorziening (niet zijnde een voorziening voor gastouderopvang) in de praktijk aan de kwaliteitseisen voldoet. Hierbij wordt met name gekeken naar de uitvoeringspraktijk van het veiligheids-, gezondheids- en pedagogisch beleid, de inzet van het personeel en de wijze waarop de kinderen worden opgevangen.
4.1.5 Mogelijkheden na afwijzing aanvraag tot exploitatie
Wanneer een aanvraag tot exploitatie is afgewezen, kan de houder een nieuwe aanvraag indienen. Om een nieuwe aanvraag te kunnen indienen, moet er sprake zijn van nieuwe feiten en omstandigheden. Deze moeten door de houder bij de nieuwe aanvraag worden vermeld. Alleen als dat het geval is, wordt een nieuwe aanvraag in behandeling genomen. Bij een nieuwe aanvraag worden ook nieuwe leges in rekening gebracht.
Een kindercentrum of gastouderbureau dat wordt overgenomen, is veelal al in exploitatie en er worden kinderen opgevangen/bemiddeld. Het is voor de continuïteit daarom van groot belang dat de oude en nieuwe eigenaar samen een overname goed regelen. Een houderwijziging wordt ingediend middels een door de rijksoverheid vastgesteld wijzigingsformulier. Deze formuleren zijn te vinden op www.rijksoverheid.nl en www.landelijkregisterkinderopvang.nl
De gemeente Nissewaard hanteert de volgende uitgangspunten bij een overname:
4.3.1 Verhuizing van een kindercentrum of voorziening voor gastouderopvang
Wanneer een kindercentrum of voorziening voor gastouderopvang verhuist moet dit in behandeling worden genomen als zijnde een nieuwe aanvraag. Zodoende worden er bij deze nieuwe aanvraag ook hernieuwde leges in rekening gebracht.
Bij de gemeente wordt ingediend:
4.3.2 Verhuizing van een gastouderbureau
Wanneer een gastouderbureau (GOB) verhuist, geldt een andere procedure. Wettelijk is vastgelegd dat een GOB geen nieuwe aanvraag tot exploitatie hoeft in te dienen wanneer het adres van een GOB wijzigt.
Bij de gemeente wordt ingediend:
Indien de verhuizing naar een andere gemeente is, moet het wijzigingsverzoek gestuurd worden naar de huidige gemeente van vestiging. Deze stuurt het verzoek door (na verwerking in het LRK), waarna de beoogde gemeente van vestiging een besluit zal nemen over het verzoek. Die gemeente kan de GGD vragen advies uit te brengen over het verzoek alvorens dat besluit te nemen.
Het college is verantwoordelijk voor toezicht en handhaving en neemt op basis van het afwegingsmodel een handhavingsbesluit indien is geconstateerd dat de kwaliteitseisen niet nageleefd zijn. De gemeente zal in de basis een zo licht mogelijk handhavingsmiddel inzetten om het doel (herstel) te bereiken (subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel). Dit zal doorgaans blijken uit de inspectierapporten van de GGD. Het niet naleven van de kwaliteitseisen kan ook door de gemeente zelf worden geconstateerd. In beide gevallen zal de gemeente in principe altijd handhaven.
De Wet kinderopvang verplicht gemeenten om na het onherroepelijk worden van een handhavingsbesluit, deze te publiceren in het LRK. Een handhavingsbesluit is pas onherroepelijk wanneer de procedures met betrekking tot bezwaar en beroep ten aanzien van dat besluit zijn afgerond. Hoe in bezwaar en/of beroep gegaan kan worden, wordt bij ieder besluit bekend gemaakt aan de ontvanger.
De gemeente Nissewaard vindt het van belang om het niet naleven van kwaliteitseisen zoveel mogelijk te voorkomen. In dit kader informeren wij houders over ons toezicht en handhavingsbeleid. De gemeente Nissewaard zet de volgende preventieve middelen in:
De gemeente heeft een beginselplicht tot handhaven. De wet en regelgeving is hiervoor de basis en in dit gemeentelijk beleid wordt hier invulling aan gegeven. Goed handhaven betekent echter ook dat het college oog heeft voor de specifieke situatie van het geval. Individuele omstandigheden –verzwarend of verzachtend- kunnen van invloed zijn op het wel of juist niet geven van een maatregel nadat geconstateerd is dat een kwaliteitseis niet is nageleefd. Dat doet recht aan het feit dat niet alle situaties ‘standaard’ zijn. Handhaven is maatwerk, waarbij proportionaliteit van belang is. Indien de beleidsregels niet voorzien in een overtreding, zoeken burgemeester en wethouders aansluiting bij overtredingen waarin de beleidsregels wel voorzien.
5.2.1 Herstellend en/of bestraffend handhaven
De gemeente Nissewaard heeft de mogelijkheid om zowel herstellend als bestraffend te handhaven:
Een bestuurlijke boete kan apart, maar ook gelijktijdig met een herstellend handhavingstraject, worden opgelegd.
Na constatering van een overtreding zijn er verschillende mogelijkheden vanuit de gemeente om, middels overleg en overreding, tot een oplossing en zodoende tot herstel te komen. Als
Een overtreding niet hiertoe in aanmerking komt, volgt er een herstellend handhavingstraject met een aanwijzing met hersteltermijn. Na de hersteltermijn vindt een nader onderzoek plaats om te bepalen of er daadwerkelijk sprake van herstel is.
Als uit het nader onderzoek blijkt dat de kwaliteitseis(en) nog niet of niet volledig worden nageleefd en/of er is vrees voor herhaling van de overtreding(en), dan zal er een afweging plaatsvinden over een vervolgstap in de handhaving. Dit is doorgaans het opleggen van een last onder dwangsom, maar is afhankelijk van het afwegingskader
Leidt ook deze stap niet tot (volledige) naleving, dan zal wederom een afweging over een vervolgstap plaatsvinden. In dat geval ligt aanvankelijk een verhoogde last onder dwangsom voor de hand. Het uiterste middel binnen een herstellend traject is het intrekken van de toestemming tot exploitatie.
Naast een herstellend traject kan er, zoals in 6.2.1 beschreven is, ook een bestraffend traject worden ingezet. Dit is een bestuurlijke boete. De boete kan opgelegd worden voor het overtreden van een bepaalde kwaliteitseis. Ook kan de boete opgelegd worden voor het niet opvolgen van een aanwijzing, een bevel of exploitatieverbod, het niet meewerken aan een vordering van de toezichthouder, illegale opvang of het niet tijdig doorgeven van een wijziging.
Om te komen tot de uiteindelijke beoordeling van de situatie en de in te zetten handhaving worden meerdere afwegingen gemaakt om te bepalen of, en zo ja, welke actie nodig is. Deze beoordeling van deze afwegingen kan leiden tot gemotiveerd afwijken van de reguliere escalatieladder.
Voor de herstellende handhaving zijn dit onder andere de volgende afwegingen:
5.2.4 Hersteltermijn / begunstigingstermijn
Bij een op herstel gerichte handhavingsmaatregel wordt de houder een hersteltermijn gegeven. In deze herstel- of begunstigingstermijn krijgt de houder de kans om de overtreden kwaliteitseis alsnog na te leven. De hersteltermijn wordt bepaald door de zwaarte van de prioritering. De hersteltermijn in het Afwegingsmodel wordt aangegeven in een bandbreedte. De handhaver geeft per concreet geval de exacte hersteltermijn aan. Na het verstrijken van een hersteltermijn dient de overtreding beëindigd te zijn. Ter controle hiervan kan de handhaver schriftelijke bewijsstukken opvragen dan wel de GGD de opdracht geven voor een herinspectie. Is de overtreding niet beëindigd, dan zal een volgende stap worden ingezet.
Als uitgangspunt worden door de gemeente Nissewaard de volgende termijnen gehanteerd:
De hersteltermijn zal met deze uitgangspunten bij elk handhavingsbesluit aan de hand van de specifieke situatie worden bepaald.
De gemeente kan de volgende herstellende en bestraffende handhavingsmiddelen inzetten, volgens de escalatieladder (zie artikel 6:2:2):
Niet ieder middel is in iedere situatie geschikt om in te zetten. De gemeente kiest altijd het meest passende middel.
Hierna volgt een toelichting op de diverse middelen die de gemeente Nissewaard zal inzetten.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin zich een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang, of een gastouderbureau bevindt dat de bij of krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3, gegeven voorschriften (de ‘kwaliteitseisen”) niet of in onvoldoende mate naleeft, kan de houder een schriftelijke aanwijzing geven.
In een aanwijzing wordt met redenen omkleed aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder genomen dienen te worden, en binnen welke termijn dit dient te gebeuren.
Na afloop van de hersteltermijn kan de gemeente de GGD opdracht geven om een ander onderzoek uit te voeren om te beoordelen of de overtreding van de kwaliteitseis is beëindigd.
5.3.2 De last onder dwangsom (LOD)
De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom is een van de bestuursdwangbevoegdheid afgeleide bevoegdheid, zoals te vinden in artikel 5:32 van de Awb. Een last onder dwangsom betreft een herstelactie die wordt opgelegd met als doel herstel van de overtreding en/of voorkoming van herhaling van de overtreding. Deze kan bestaan uit:
De last onder dwangsom kan meerdere keren worden genomen voor een geconstateerde overtreding. Indien een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist wel een nieuw besluit. Ook kan worden besloten een volgende stap in het herstellend traject te zetten.
De last onder dwangsom kan ook preventief worden opgelegd. Van preventieve last is sprake als de last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden. Hiervoor geldt dat het gevaar van de overtreding klaarblijkelijk dreigt, dat wil zeggen dat de overtreding zich met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen.
De houder waaraan een last onder dwangsom is opgelegd, kan, indien een jaar nadat de last van kracht is geworden geen overtreding van de desbetreffende kwaliteitseis is geconstateerd, verzoeken om de last op te heffen.
De gemeente stelt de hoogte van de dwangsom als volgt vast conform het bijgevoegde afwegingsmodel.
Een dwangsom kan worden opgelegd:
Per periode dat de last wordt overtreden
Hierbij wordt na de hersteltermijn per in het besluit aangegeven periode beoordeelt of wel of niet aan de last is voldaan en of deze derhalve is verbeurt of niet. Ook deze vorm is aan een maximum bedrag verbonden. Deze wordt ook in het besluit genoemd. Deze vorm van de last onder dwangsom wordt bij zogenaamde voortdurende overtredingen opgelegd. Dat zijn overtredingen die onafgebroken gedurende een langere periode aanhouden.
Het college kan een houder verbieden een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang, een gastouderbureau of in exploitatie te nemen dan wel de exploitatie voort te zetten. Dit kan zolang de houder een bevel of aanwijzing niet opvolgt en het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is
Ook kan het college van burgemeester en wethouders de houder verbieden dat kindercentrum, die voorziening voor gastouderopvang, dat gastouderbureau of die peuterspeelzaal in exploitatie te nemen, zolang niet of niet langer aan de kwaliteitseisen uit hoofdstuk 1, afdeling 3, paragraaf 2 of van de Wko is voldaan.
Bij het exploitatieverbod stelt de gemeente een maximale termijn. Dit is geen hersteltermijn zoals eerder in paragraaf 6.2.4. beschreven.
Zodra de houder de maatregelen uit het exploitatieverbod of het eventueel daaraan voorafgaande bevel of de aanwijzing heeft opgevolgd, dient hij de gemeente daarover schriftelijk te berichten. De houder geeft in dat bericht een opsomming van de genomen maatregelen waaruit moet blijken dat hij aan de kwaliteitseisen zal gaan voldoen. De gemeente kan de GGD opdracht geven om naar aanleiding van deze melding op korte termijn te onderzoeken of de kinderopvangvoorziening voldoet aan de kwaliteitseisen van de Wko en onderliggende regelgeving. Hierna informeert de gemeente de houder of het verbod nog blijft gelden.
Indien bij het verstrijken van de gestelde termijn de kwaliteitseisen niet voldoende worden nageleefd, volgt het besluit tot intrekken van de toestemming tot exploitatie. De houder kan ook zelf verzoeken de gemeente de gegeven toestemming tot exploitatie in te trekken.
5.3.4 Intrekken toestemming tot exploitatie in vervolg op handhaving
Er zijn verschillende gronden waarop het college, in het kader van handhaving, een voorziening uit het register kinderopvang of het register peuterspeelzaalwerk kan verwijderen:
Vanaf het moment dat een voorziening is verwijderd uit het register, is er geen sprake meer van kinderopvang in de zin van de wet. De voorziening wordt dan ook uit het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) verwijderd. Voortzetten van exploitatie leidt tot illegale kinderopvang en tot een boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.
Doordat een kindercentrum (dagopvang of BSO), een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau uit het register is verwijderd, wordt ook grond voor het recht op kinderopvangtoeslag voor vraagouders beëindigd.
Het intrekken van de toestemming tot exploitatie is een uiterste handhavingsmiddel. De gemeente zal in de basis een zo licht mogelijk handhavingsmiddel inzetten om het doel (herstel) te bereiken (subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel). Het intrekken van de toestemming tot exploitatie vanwege het niet of niet langer voldoen aan de wettelijke voorschriften wordt ingezet wanneer eerder ingezette handhavingsmiddelen zoals een aanwijzing, last onder dwangsom of een exploitatieverbod niet het beoogde (blijvende) herstellende effect hebben.
Op grond van artikel 1.72 Wko is het college bevoegd ter zake een aantal overtredingen een bestuurlijke boete op te leggen. Een bestuurlijke boete mag ten hoogste € 45.000 bedragen.
Het opleggen van een bestuurlijke boete acht het college in ieder geval aangewezen in de volgende situaties:
In geval van overtreding van een of meer van de bepalingen bij of krachtens de artikelen 1.45 tot en met 1.60 (hoofdstuk 1 afdeling 3 Kwaliteit kindercentra, voorzieningen voor gastouderopvang en gastouderbureaus) waaronder ook het niet melden van wijzigingen als bedoeld in de artikelen 1.47 van de Wko
5.3.5.1 Opleggen bestuurlijke boete
Bij een overtreding kan het college besluiten een boete ter hoogte van het in het Afwegingsmodel genoemde bedrag op te leggen. Het college legt geen boete op indien:
5.3.5.2 Hoogte bestuurlijke boete
De in dit Afwegingsmodel genoemde boetebedragen zijn richtlijnen. Indien het college besluit een bestuurlijke boete op te leggen, zal per geconstateerde overtreding bepaald moeten worden of het genoemde boetebedrag proportioneel is. Voor overtreding van de kwaliteitseisen geldt dat het college de hoogte van de boetebedragen heeft afgestemd op de prioritering van de overtreding. Een hoge prioritering betekent dat er ook in algemene zin sprake is van een ernstige overtreding, terwijl aan minder ernstige overtredingen een lag(ere) prioritering (gemiddeld of laag) is toegekend. Daarbij stemt het college de boete af op de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Het college houdt daarbij zo nodig rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.
Indien met één feitelijke gedraging twee of meer kwaliteitseisen worden overtreden, leggen burgemeester en wethouders voor de overtreding van elke afzonderlijke kwaliteitseis een bestuurlijke boete op. De overtreding waarvoor het hoogste boetenormbedrag is vastgesteld wordt ten volle opgelegd, de andere overtreding(-en) wordt of worden gematigd tot één derde van het boetenormbedrag.
Gelet op het in artikel 1.72 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen neergelegde boetemaximum heeft dit geleid tot de volgende verdeling.
In geval van overtreding van de artikelen 1.66 en 1.45 is sprake van economische delicten, gesanctioneerd in de Wet op de Economische Delicten. In artikel 1 en 6 van deze wet is bepaald dat deze overtredingen beboet worden met een boete van de vierde categorie ten bedrage €20.250,00. De boetebedragen in de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Nissewaard komen hiermee overeen.
Overtreding van artikel 5:20 Algemene wet bestuursrecht is een strafbaar feit; strafbaar gesteld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht: “Hij die opzettelijk niet voldoet aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, alsmede hij die opzettelijk enige handeling, door een van die ambtenaren ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belet, belemmert of verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.” Het boetebedrag voor deze overtreding, komt overeen met het in het Wetboek van Strafrecht genoemde bedrag voor overtredingen van de tweede categorie ten bedrag €4.050,00.
5.4 Handhaving na herstelaanbod
Wanneer er herstelaanbod heeft plaatsgevonden, kan dit van invloed zijn op de handhaving die de gemeente inzet op de overtredingen die primair door de toezichthouder geconstateerd zijn. Wanneer het herstelaanbod niet gedaan is, of wanneer de houder het niet aangenomen heeft, wordt dit niet gezien als verzwarende omstandigheid voor de handhaving.
Indien een aanwijzing wordt gegeven of een sanctie wordt opgelegd wegens een overtreding die plaatsvond vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze beleidsregels, blijft het beleid zoals dat gold voor dat tijdstip van toepassing.
Het ‘Handhavingsbeleid kinderopvang & peuterspeelzaalwerk Nissewaard’, zoals vastgesteld door het college op 11-10-2016, wordt ingetrokken.
Onder bijzondere omstandigheden kan het college gemotiveerd afwijken van de beleidsregels. Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Verordening Beleidsregels gemeentelijke taken uitvoering Wet kinderopvang (Wko) Nissewaard, 2020’ en treden in werking op de dag van bekendmaking in de gemeente Nissewaard.
Aldus vastgesteld in vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nissewaard van 4 februari 2020.
De secretaris,
M.L.M. Weerts
De burgemeester,
F. van Oosten
Bijlage 1 : Afwegingsoverzicht
De maatstaf voor het vaststellen van de omvang van een voorziening voor kinderopvang is als volgt:
een kinderdagverblijf of buitenschoolse opvang
De vermenigvuldigingsfactor is als volgt:
De hoogte van het normbedrag is gerelateerd aan de ernst van het geschonden belang (de prioriteit).
Kinderopvangvoorziening - definitie
In dit Afwegingsoverzicht omvat de term kinderopvangvoorziening alle vormen van kinderopvang: kinderdagverblijf (dagopvang), buitenschoolse opvang, gastouderbureau en voorziening voor gastouderopvang (gastouder). Dit voor zover het dezelfde of gelijkwaardige voorschriften betreft.
Indien het voorschrift een bepaalde vorm van opvang betreft wordt dit vermeld.
Voor zover het Afwegingsoverzicht niet voorziet in een overtreding wordt aansluiting gezocht bij overtredingen waarin het overzicht wel voorziet.
De houder van een buitenschoolse opvang, kinderdagverblijf of gastouderbureau doet direct mededeling van een wijziging in de gegevens aan het college met het verzoek de gegevens te wijzigen. |
|
|
| ||
Inzichtelijke betalingen van vraagouders aan gastouderbureau en van gastouderbureau aan gastouders. |
|
Elke buitenschoolse opvang en kinderdagverblijf beschikt over een pedagogisch beleidsplan. |
| ||
Houder stelt een pedagogisch beleidsplan vast, waarin de voor dat gastouderbureau kenmerkende visie op de omgang met kinderen is beschreven. |
|
Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een beschrijving van de wettelijk voorgeschreven onderwerpen. |
|
Kinderdagverblijf / Voorschoolse educatie 3 | |||
Voorschoolse educatie omvat per week ten minste vier dagdelen van ten minste 2,5 uur of per week ten minste 10 uur aan activiteiten gericht op het stimuleren van ontwikkelingsdomeinen. |
| ||
Per acht feitelijk aanwezige kinderen in de groep is ten minste één beroepskracht voorschoolse educatie aanwezig. | |||
De groep bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen. | |||
|
| ||
| |||
Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling |
|
Het gastouderbureau draagt er zorg voor dat er per aangesloten gastouder op jaarbasis ten minste 16 uur wordt besteed aan begeleiding en bemiddeling. |
|
De opvang vindt plaats in stamgroepen (dagopvang) of basisgroepen (buitenschoolse opvang). |
| ||
| |||
Met vooraf gegeven schriftelijke toestemming van de ouders kan een kind gedurende een vooraf schriftelijk met de ouders overeengekomen periode worden opgevangen in een andere stamgroep (dagopvang) of basisgroep (buitenschoolse opvang). |
| ||
| |||
Houder deelt ouders en kind mee tot welke stamgroep het kind behoort en welke beroepskracht(en) op welke dag aan de desbetreffende stamgroep zijn toegewezen. |
| ||
|
| ||
Een kind maakt gedurende de week gebruik van ten hoogste twee verschillende stamgroepruimtes. |
| ||
De samenstelling van de groep is conform de voorschriften. De eigen kinderen in de leeftijd tot 10 jaar worden meegerekend. |
|
|
| ||
|
| ||
Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat ten minste de wettelijk voorgeschreven onderwerpen. |
|
De houder heeft een meldcode kindermishandeling vastgesteld die ten minste de wettelijk voorgeschreven elementen bevat. |
| ||
|
|
|
| ||
Binnen 6 maanden na de registratie in het LRK heeft de houder het reglement oudercommissie vastgesteld, tenzij er op grond van artikel 1.58 lid 2 geen oudercommissie is ingesteld. |
| ||
| |||
|