Organisatie | Asten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regel subsidiëring regulier peuterwerk en voor- en vroegschoolse educatie gemeente Asten 2020 |
Citeertitel | Nadere regel subsidiëring regulier peuterwerk en voor- en vroegschoolse educatie gemeente Asten 2020 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Sociale zekerheid / organisatie en beleid |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2020 | 01-01-2020 | nieuwe regeling | 04-02-2020 | 7.1.18 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Asten;
gelet op artikel 3 lid 4 van de Algemene subsidieverordening gemeente Asten 2017;
gelet op het ‘Beleidsplan sociaal domein 2018-2021’, maart 2018 en de ‘Notitie subsidiëring regulier peuterwerk en voorschoolse educatie gemeente Asten’, april 2019;
vast te stellen de Nadere regel subsidiëring regulier peuterwerk en voor- en vroegschoolse educatie gemeente Asten 2020
Kinderopvang1: Het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot 4 jaar;
Reguliere peuterplaats: Kortdurend aanbod in een kindercentrum voor peuters, zonder indicatie VVE-peuter, van 2 tot 4 jaar2 van 8 uur per week verdeeld over 2 dagdelen met een maximum van 4 uur per dagdeelgedurende 40 weken per jaar;
Subsidie: Subsidie als bedoeld in artikel 4.21 van de Algemene wet bestuursrecht, inhoudende de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;
educatie (VVE): Hier opgevat als een kortdurend aanbod in een kindercentrumvoor VVE-peuters waarin via een VVE-programma op gestructureerde wijze activiteiten worden aangeboden gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van VVE-peuters op het gebied van de 4 ontwikkelings-domeinen taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling. Het kindercentrum voldoet aan het landelijk kwaliteitskader voorschoolse educatie en staat als zodanig geregistreerd in het LRK;
VVE-peuterplaats: Kortdurend aanbod in een kindercentrum voor VVE-peuters van 2,5 tot 4 jaar3 van 16 uur per week verdeeld over 4 dagdelen met een maximum van 4 uur per dagdeelgedurende 40 weken per jaar;
Het doel van deze nadere regel is reguliere peuterplaatsen en VVE-peuterplaatsen toegankelijk te maken voor alle peuters, zowel voor peuters met als zonder VVE-indicatie.
Het bepaalde in deze nadere regel is enkel van toepassing op subsidies die door het college worden verstrekt voor reguliere peuterplaatsen en VVE-peuterplaatsen.
De houder voldoet aan alle geldende wet- en regelgeving en landelijke kwaliteitseisen4;
De houder werkt mee aan de uitvoering van het gemeentelijk beleid met betrekking tot de ontwikkeling van het jonge kind5;
1. De grondslag voor subsidie is het werkelijk aantal peuters x het aantal uren voor een
reguliere peuterplaats en een VVE-peuterplaats x de kostendekkende uurprijs –
de inkomensafhankelijke ouderbijdragen (van ouders die geen recht hebben op
2. Het college stelt jaarlijks voor 1 oktober de hoogte van de subsidie vast voor:
3. De gemeente subsidieert voor VVE-peuters het derde en vierde dagdeel VVE, is 8 uur per week verdeeld over 2 dagdelen met een maximum van 4 uur per dagdeel x 40 weken per jaar.
4. De subsidie wordt verleend voor het tijdvak van een kalenderjaar.
5. De houder biedt op alle groepen VVE aan, ongeacht of er VVE-peuters aanwezig zijn.
De groepen zijn gemengd om integratie te bevorderen.
6. De houder geeft bij plaatsing voorrang aan VVE-peuters.
7. Voor een reguliere peuterplaats geldt een verplichting van deelname van 2 dagdelen per week. Bij een VVE-peuterplaats geldt een verplichting van 4 dagdelen per week. De gemeentelijke subsidie vervalt voor peuters die minder dagdelen komen. Indien de peuter de reguliere peuterplaats of VVE-peuterplaats niet het gehele jaar bezet, wordt de subsidie naar rato verstrekt.
8. De subsidie eindigt met ingang van de datum waarop de peuter, om welke reden dan ook, de voorschoolse voorziening verlaat.
Artikel 7 VVE-peuters in de kinderdagopvang
1. Het college stelt jaarlijks voor 1 oktober de hoogte van de subsidie vast voor VVE-peuters in de kinderdagopvang.
2. De gemeente subsidieert voor VVE-peuters in de kinderdagopvang 8 uur per week verdeeld over 2 dagdelen met een maximum van 4 uur per dagdeel verdeeld over 40 weken of de gemeente subsidieert 1 dagdeel van 5,5 uur per week verdeeld over 52 weken.
3. De overige bepalingen uit de nadere regel zijn van toepassing met uitzondering van artikel 8 en 9.
Artikel 8 Inkomensafhankelijke ouderbijdrage eerste en tweede dagdeel
1. Alle ouders betalen over het eerste en tweede dagdeel, is 8 uur per week verdeeld over 2 dagdelen met een maximum van 4 uur per dagdeel x 40 weken per jaar, een inkomensafhankelijke ouderbijdrage conform de adviestabel VNG.
2. De hoogte van de ouderbijdrage wordt, voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag, bij de start van elk kind, door de houder vastgesteld op basis van het gezamenlijk toetsingsinkomen gezin. Hiertoe wordt door ouders een inkomensverklaring overgelegd.
3. De ouderbijdrage wordt betaald aan de houder.
4. De houder int zelf de ouderbijdrage en is verantwoordelijk voor het bijbehorende risico van niet-betalers.
Artikel 10 Kostendekkende uurprijs
1. De raad stelt jaarlijks bij de begrotingsbehandeling het subsidieplafond vast.
2. Indien het totaal van de aangevraagde subsidie het vastgestelde subsidieplafond overschrijdt, wordt voorrang gegeven aan VVE-peuters.
Artikel 12 Subsidieaanvraag en verlening
1. De houder dient jaarlijks schriftelijk vóór 30 novembereen aanvraag om subsidieverlening in bij het college. De aanvraag heeft betrekking op het nieuwe kalenderjaar.
2. Op de aanvraag om verlening van subsidie is de Algemene subsidieverordeningvan toepassing.
3. De aanvraag om subsidieverlening omvat:
Voor de aanvraag wordt gebruik gemaakt van een door de gemeente beschikbaar gesteld Format.
4. Het college beslist uiterlijk binnen 8 weken op de aanvraag.
5. Het college kan het besluit met ten hoogste 6 weken verdagen. Het college stelt de houder hiervan in kennis.
Artikel 13Subsidievaststelling
1. De houder dient jaarlijks schriftelijk vóór 1 junieen aanvraag tot subsidievaststelling in bij het college. De aanvraag heeft betrekking op het voorgaande kalenderjaar.
2. Op de aanvraag tot subsidievaststelling is de Algemene subsidieverordening van toepassing.
3. De aanvraag tot subsidievaststelling omvat:
Een inhoudelijk verslag dat een beschrijving bevat van de:
- wijze waarop de brede ontwikkeling van het kind gevolgd wordt;
- wijze van evaluatie van begeleiding, kwaliteit en resultaten;
- wijze waarop gericht ouderenbeleid wordt gevoerd;
- informatieoverdracht bij overgang van kindercentrum naar basisschool, en
Een overzicht van het werkelijke aantal bezette reguliere peuterplaatsen en VVE-peuterplaatsen, verdeeld in ouders die recht hebben op kinderopvangtoeslag en ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag en voorzien van uren regulier peuterwerk en VVE dat is afgenomen. Tevens wordt inzichtelijk gemaakt
het totaal aan inkomsten ontvangen ouderbijdrage van ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag.
Voor het overzicht wordt gebruik gemaakt van een door de gemeente beschikbaar gesteld format.
4. Indien uit de vaststelling blijkt dat er sprake is van minder bezette reguliere peuterplaatsen en VVE-peuterplaatsen dan waarop de subsidieverlening was gebaseerd kan het te veel aan subsidie worden teruggevorderd.
5. Het college beslist uiterlijk binnen 8 weken op de aanvraag.
6. Het college kan het besluit met ten hoogste 6 weken verdagen. Het college stelt de houder hiervan in kennis.
Artikel 14Aanvullende verplichtingen houder
1. De houder verstrekt 2 keer per jaar, per teldatum 1 oktober en 1 april, een overzicht van het aantal peuters die deelnemen aan het reguliere peuterwerk en VVE. Voor het overzicht wordt gebruik gemaakt van een door de gemeente beschikbaar gesteld format.
2. De houder dient een registratie bij te houden. Deze registratie omvat gegevens met betrekking tot de peuter en ouders:
De houder kan deze gegevens indien gewenst, binnen een redelijke termijn beschikbaar stellen aan de gemeente.
3. De houder verleent medewerking aan een (on)aangekondigde controle van het college, Inspectie van het Onderwijs en de GGD. De controle kan gericht zijn op het toetsen van de kwaliteit van de voorschoolse voorziening als ook op de inhoud en de juistheid van de gegevens conform lid 2.
Artikel 15Bevoorschotting en betaling
1. Indien de beschikking tot subsidieverlening meer dan € 25.000,= bedraagt gaat het college over tot bevoorschotting van de subsidie. Het college bepaalt de hoogte van het voorschot en het aantal termijnen waarin dit betaalbaar wordt gesteld. Voorschotten worden verrekend bij de vaststelling van de subsidie.
2. De subsidie wordt uitbetaald aan de houder.
Artikel 16 Aanvullende bevoegdheid
In die gevallen, waarin deze nadere regel niet voorziet, beslist het college.
Het college kan artikelen van deze nadere regel buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het doel van deze nadere regel leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Artikel 18 Intrekking nadere regel
Tegelijkertijd met de inwerkingtreding van deze nadere regel wordt de ‘Nadere regel subsidiëring regulier peuterwerk en voor- en vroegschoolse educatie gemeente Asten 2019’ ingetrokken.
Onder kinderopvang valt kinderdagopvang en het reguliere peuterwerk. Regulier peuterwerk is een kortdurend aanbod in een kindercentrum. Kortdurend houdt in dat peuters, in de leeftijd van 2 tot 4 jaar, niet de hele dag en/of week naar het peuterwerk gaan. Het is niet bedoeld als dagopvang. Het zijn korte dagdelen variërend van 2,5 tot 4 uur per dagdeel.
In de praktijk komt het voor dat een peuter bijv. in juni 4 jaar wordt en pas in augustus de overstap maakt naar de basisschool. Voor deze peuter zou dan strikt genomen geen subsidie meer beschikbaar worden gesteld en waarschijnlijk zullen de ouders dan stoppen met het regulier peuterwerk/VVE. Voor deze peuters wordt een uitzondering gemaakt, zij kunnen tot aan de zomervakantie gebruik blijven maken van het regulier peuterwerk/VVE. De gemeente subsidieert maximaal 2 maanden extra tot aan de start van de zomervakantie, voorbeeld: een kind wordt eind mei 4 jaar en gaat dan nog niet naar de basisschool, de gemeente subsidieert dan nog extra tot aan de zomervakantie.