Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Harderwijk

Beleidsregel versnelde inwerkingtreding omgevingsvergunning

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHarderwijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel versnelde inwerkingtreding omgevingsvergunning
CiteertitelBeleidsregel versnelde inwerkingtreding omgevingsvergunning
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Wettelijke grondslag is artikel 6.2 Wabo

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 6.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

nvt

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-03-2013nieuwe beleidsregel

05-03-2013

Gemeentepagina 'Het Kontakt' 13 maart 2013

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel versnelde inwerkingtreding omgevingsvergunning

 

1. Inleiding

Voor verschillende ruimtelijke activiteiten is een omgevingsvergunning nodig. Denk bijvoorbeeld aan het bouwen van een woning, kappen van een boom of het aanbrengen van reclame. De hoofdregel is dat een omgevingsvergunning in werking treedt op de dag nadat deze is verzonden aan de aanvrager. Op deze hoofdregel bestaat een aantal uitzonderingen, waarin de omgevingsvergunning pas in werking treedt zes weken nadat deze aan de aanvrager is verzonden.

Die uitzondering geldt voor twee soorten situaties. De eerste soort is de omgevingsvergunning die verleend is voor een onomkeerbare activiteit (bijvoorbeeld het kappen van een boom). De tweede soort is de omgevingsvergunning die volgens de wet moest worden voorbereid met een inspraakprocedure van zes weken (bijvoorbeeld het oprichten van een milieu inrichting).

Dit type omgevingsvergunning treedt pas in werking zes weken na toezending aan de aanvrager. De wet geeft de mogelijkheid om deze vergunningen ook meteen na toezending aan de aanvrager in werking te laten treden. Burgemeester en wethouders mogen dit besluiten. Dit staat in artikel 6.2 Wabo. Volgens de toelichting op de Wabo dient van deze bevoegdheid 'zeer spaarzaam en prudent' gebruik gemaakt te worden. Dat betekent dat burgemeester en wethouders niet zomaar gebruik mogen maken van de gegeven bevoegdheid.

In de praktijk toetst de rechter terughoudend of het gemeentebestuur terecht besloten heeft de omgevingsvergunning eerder in werking te laten treden (rechtbank Haarlem van 29 maart 2012, LJN BW0347). Er is sprake van een ruime beleidsvrijheid. In deze beleidsregels is een stappenplan opgenomen hoe burgemeester en wethouders van Harderwijk van deze bevoegdheid gebruik maken. Hierin staan ook een aantal criteria beschreven wanneer deze bevoegdheid kan worden toegepast. Dit geeft inwoners en ondernemers van Harderwijk duidelijkheid.

2. Vorig beleid

Er is geen sprake van vorig beleid, omdat artikel 6.2 Wabo pas sinds 1 oktober 2010 bestaat. Er is nog geen beleid gemaakt voor de toepassing van de bevoegdheid die dit wetsartikel geeft om een omgevingsvergunning versneld in werking te laten treden.

3. Nieuw beleid

3.1 Stappenplan toepassing versnelde inwerkingtreding omgevingsvergunning

De toepassing van deze bevoegdheid is volgens het 'nee, tenzij principe'. Het uitgangspunt is dat we een omgevingsvergunning niet eerder in werking laten treden. De wet heeft immers niet voor niets bepaald dat bepaalde omgevingsvergunningen pas zes weken na toezending aan aanvrager in werking treden. Artikel 6.2 Wabo beoogt te beschermen dat een derde-belanghebbende beoep kan aantekenen tegen de omgevingsvergunning zonder dat deze al geëffectueerd wordt.

Het kan zijn dat de vergunninghouder er een groot belang bij heeft om toch meteen gebruik te mogen maken van de omgevingsvergunning. Eerdere inwerkingtreding is dan alleen mogelijk als na een zorgvuldige belangenafweging blijkt dat het belang van vergunninghouder in alle redelijkheid zwaarder weegt dan het belang dat artikel 6.2 Wabo beoogt te beschermen.

Hierbij kan gedacht worden aan de volgende situaties:

  • -.

    als er sprake is van een calamiteit, bijvoorbeeld een brand, waarbij er een noodzaak bestaat om het project / de zaak waarvoor de omgevingsvergunning is aangevraagd zo spoedig mogelijkl uit te voeren;

  • -.

    als er sprake is van zwaarwegende economische en financiële belangen en het in alle redelijkheid niet mogelijk bleek de aanvraag eerder in te dienen. Denk bijvoorbeeld aan projecten waarbij tijdige realisatie noodzakelijk is om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie;

  • -.

    zwaarwegende maatschappelijke belangen. Bijvoorbeeld tijdelijke units bij een schoolgebouw, die met ingang van het nieuwe schooljaar gebruikt moeten worden.

     

De volgende stappen worden doorlopen om tot een beslissing te komen.

Activiteit heeft onomkeerbare gevolgen

Eerst bekijken we voor welke activiteit de omgevingsvergunning is verleend. Als dit activiteiten zijn die onomkeerbare gevolgen hebben, zoals het kappen van een boom of het wijzigen van een monument, is uitgangspunt dat we geen versnelde inwerkingtreding toepassen tenzij er sprake is van een calamiteit of ramp. Denk aan het gevaar dat een boom mogelijk op een huis valt. Of een monument dat na brand op instorten staat.

 

Activiteit heeft geen onomkeerbare gevolgen

Het kan ok zijn dat de activiteit geen onomkeerbare gevolgen heeft, zoals bijvoorbeeld het bouwen van een bouwwerk of het brandveilig gebruiken van een gebouw. Ook in die situaties is het uitgangspunt dat versnelde inwerkingtreding niet aan de orde is. Maar als het college in die situaties toch een verzoek ontvangt om de vergunning direct in werking te laten treden, dan doorlopen we de volgende stappen om tot een beslissing te komen.

  • -.

    de vergunningaanvrager geeft schriftelijk gemotiveerd aan waarom voor zijn persoonlijke situatie of bedrijfsvoering versnelde inwerkingtreding nodig is, en welke negatieve effecten optreden als de termijn van zes weken afgewacht moet worden. De gemeente kan indien nodig nadere gegevens hierover opvragen bij de aanvrager. Ook kan de gemeente het oordeel van een deskundige opvragen en betrekken in de oordeelsvorming waarom een versnelde inwerkingtreding volgens anvrager noodzakelijk is;

  • -.

    vervolgens wordt gekeken of er zienswijzen tegen het ontwerp besluit (voornemen om de omgevingsvergunning te verlenen) ingediend zijn. Dit betreft alleen situaties waarbij de uitgebreide procedure van toepassing is. Als er geen zienswijzen ingediend zijn, is de kans dat een derde-belanghebbende nog beroep kan aantekenen uiterst klein;

  • -.

    ook als er geen zienswijzen ingediend zijn, kan iemand nog wel belangen hebben die gewogen kunnen worden bij de besluitvorming over de versnelde inwerkingtreding. Er vindt nog een check plaats of die belangen mogelijk aanwezig zijn. Overigens is dit meer een 'administratieve' check richting omliggende percelen en gebouwen, het is geen diepgaand onderzoek. Betrokkenen hebben immers de kans gekregen hun zienswijzen in te dienen. De check vindt plaats in het kader van een zorgvuldige voorbereiding van het besluit voer de versnelde inwerkingtreding;

  • -.

    de laatste stap in het proces is het maken van een belangenafweging. Als er geen zienswijzen ingediend zijn en ook niet gebleken is dat er belangen van derden-belanghebbenden in het geding zijn, zal het verzoek om versnelde inwerkingtreding, mits goed schriftelijk gemotiveerd, in beginsel worden toegewezen.

    Als er zienswijzen ingediend zijn dan worden die belangen afgewogen tegen het belang van de aanvrager van de vergunning. Aan de hand van de inhoud van de verschillende belangen die ingebracht zijn, neemt de gemeente een beslissing welk belang het zwaarste weegt. Daarbij kan een gesprek tussen vergunninghouder en derde-belanghebbende, samen met de gemeente, van waarde zijn om oplossingsmogelijkheden te onderzoeken. Uitgangspunt is dat we medewerking willen verlenen aan een verzoek, mits dat schriftelijk en goed gemotiveerd is ingediend, tenzij er zwaarwegender belangen van derden in het geding zijn.

 

3.2 Risico

Het feit dat de omgevingsvergunning eerder in werking treedt laat onverlet dat de vergunninghouder voor eigen rekening en risico handelt als de beroepstermijn nog niet is verstreken. Dit betekent bijvoorbeeld dat wanneer vergunninghouder een gebouw bouwt en later blijkt de omgevingsvergunning geen stand te kunnen houden, het gebouw alsnog moet worden afgebroken. De kosten en schade die hiermee gemoeid zijn komen voor rekening van de vergunninghouder.

3.3 Mandaat

De bevoegdheid om te beslissen op een aanvraag omgevingsvergunning is gemandateerd aan het hoofd van de afdeling Ruimte. Hiermee is nog niet automatisch de bevoegdheid gemandateerd om op basis van artikel 6.2 Wabo te besluiten over versnelde inwerkingtreding van de omgevingsvergunning.

Om de snelheid in het besluitvormingsproces te waarborgen is ook de bevoegdheid om op basis van artikel 6.2 Wabo te besluiten tot versnelde inwerkingtreding, gemandateerd aan het hoofd van de afdeling Ruimte. Bij de gemandateerde besluitvorming dienen deze beleidsregels in acht te worden genomen.

4. Leges

Voor het verzoek om een aanvraag omgevingsvergunning in behandeling te nemen zijn legeskosten verschuldigd. Voor de hoogte hiervan verwijzen wij naar de gemeentelijke legesverordening.

5. Procedure

Deze beleidsregel heeft in ontwerp ter inzage gelegen van 6 december 2012 tot 17 januari 2013. In deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.

5.1 Overgangsrecht

Indien vóór het inwerkingtreden van deze beleidsregels een aanvraag omgevingsvergunning is ingediend waarop nog niet is beslist, wordt deze beleidsregel daarop toegepast.

5.2 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking daags na publicatie op de gemeentepagina in 'Het Kontakt'.

5.3 Zienswijze

Deze beleidsregels hebben in ontwerp ter inzage gelegen van 6 december 2012 tot 17 januari 2013 na publicatie op de gemeentepagina van 5 december 2012. In deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.

Aldus besloten in de vergadering van het college, gehouden op 5 maart 2013

De secretaris,

De heer R.H. Tink

De burgemester,

De heer H.J. van Schaik