Organisatie | Sociale Dienst Oost Achterhoek |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Beleidsregels individuele inkomenstoeslag 2019 |
Citeertitel | Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Sociale Dienst Oost Achterhoek 2019 |
Vastgesteld door | dagelijks bestuur |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Sociale Dienst Oost Achterhoek 2019 |
Geen
artikel 36 van de Participatiewet
Artikel 4 Gemeenschappelijke Regeling van de Sociale Dienst Oost Achterhoek
Delegatiebesluit Gemeenschappelijke Regeling Sociale Dienst Oost Achterhoek
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-08-2019 | 01-01-2021 | Wijziging | 30-01-2020 |
Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
Artikel 2 Recht op individuele inkomenstoeslag
Het Dagelijks Bestuur verleent een persoon op verzoek individuele inkomenstoeslag indien hij voldoet aan de voorwaarden als opgenomen in de verordening, deze beleidsregels en artikel 36 van de wet.
Voor de individuele inkomsten komt derhalve de belanghebbende in aanmerking die 21 jaar of ouder is, doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd.
Voor studerenden, zie artikel 4 van deze beleidsregels.
Artikel 3 Zicht op inkomensverbetering
Het Dagelijks Bestuur beoordeelt aan de hand van de individuele omstandigheden van het geval of de aanvrager geen uitzicht op inkomensverbetering heeft. Hierbij neemt het Dagelijks Bestuur in ieder geval in aanmerking:
De inspanningen die de aanvrager heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen.
De belanghebbende die inkomsten uit arbeid ontvangt onder de inkomensgrens voor de individuele inkomenstoeslag en bewust kiest voor een deeltijdbaan, maar wel potentieel heeft om zijn inkomen te verbeteren, wordt geacht zicht op inkomensverbetering te hebben en heeft derhalve geen recht op individuele inkomenstoeslag.
Artikel 4 Vaststelling hoogte inkomen
Wanneer de belanghebbende 36 maanden of langer voorafgaande aan de peildatum heeft geleefd van een uitkering op grond van de wet, hoeft hij geen bewijsstukken aan te leveren. Het inkomen kan worden vastgesteld op grond van de gegevens van de belanghebbende die aanwezig zijn bij de gemeente.
In andere gevallen moet het inkomen van de belanghebbende gedurende de gehele referteperiode worden vastgesteld op de wijze die geldt voor algemene bijstand. De bepalingen daarvoor zijn vastgesteld in de wet en de beleidsregels bijzondere bijstand zijn voor het recht op de individuele inkomenstoeslag van overeenkomstige toepassing.
Hierop is de volgende uitzondering mogelijk:
Wanneer aan de belanghebbende in de voorgaande jaren een individuele inkomenstoeslag is toegekend, hoeft de belanghebbende alleen bewijsstukken van inkomsten en vermogen aan te leveren van het jaar voorafgaande aan de peildatum.
Artikel 5 Peildatum vermogenstoets
Met het oog op de vermogenstoets wordt het vermogen in aanmerking genomen waarover de belanghebbende op de peildatum beschikt of redelijkerwijs kan beschikken.
Artikel 6 Individuele vaststelling van de peildatum
Bij elke afzonderlijke aanvraag wordt vastgesteld op welke datum het recht op individuele inkomenstoeslag is ontstaan. Dit kan elke dag van het jaar zijn.
Artikel 7 Gehuwden/gezamenlijke huishouding
Uitgangspunt is, dat het recht op individuele inkomenstoeslag gehuwden of samenwonenden gezamenlijk toekomt. Indien belanghebbenden op de peildatum, de datum waarop de periode van 36 maanden afloopt, voor de wet als gehuwd/gezamenlijke huishouding worden aangemerkt, moeten beide belanghebbenden voldoen aan de voorwaarden van artikel 36 van de wet.
Indien één van beide gehuwden niet voldoet aan deze voorwaarden, hebben beiden geen recht op individuele inkomenstoeslag. De situatie waarin één van de gehuwden is uitgesloten op de peildatum is uitgesloten ingevolge artikel 11 (gelijkstelling aan een Nederlander, rechtmatig verblijf in Nederland) of artikel 13, eerste lid, Participatiewet (militaire of vervangende dienstplicht, wegens werkstaking of uitsluiting niet deelnemen aan de arbeid, langer dan vakantieduur in het buitenland verblijven, jonger zijn dan 18 jaar, rechthebbende echtgenoot komt in aanmerking naar de hoogte, die voor hem/haar als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden).
Het kan voorkomen dat een belanghebbende in de referteperiode van 36 maanden één of meerdere partners heeft gehad. Beoordeeld dient dan te worden wat de totale inkomsten over genoemde periode zijn geweest, dus inclusief eventuele inkomsten van ex-partner(s).
Indien op de peildatum bij gehuwden/partners met een gezamenlijke huishouding één partner is uitgesloten op grond van artikel 11 of 13 Participatiewet, dan kan de andere partner wel recht hebben op de individuele inkomenstoeslag van een alleenstaande (ouder). Omdat belanghebbende wel beschouwd dient te worden als gehuwde, dient wel het gezinsinkomen te worden getoetst aan de norm van artikel 21 onderdeel b Participatiewet. Ook het inkomen en vermogen van de niet rechthebbende echtgenoot zal aan de eis van artikel 36 Participatiewet moeten voldoen
Artikel 8 Verblijf in het buitenland
Indien de periode van 36 maanden door een kort verblijf in het buitenland wordt onderbroken, staat dat toekenning van individuele inkomenstoeslag niet in de weg. Wanneer het verblijf in het buitenland het gestelde in artikel 13, eerste lid, onder d, Participatiewet (de gebruikelijke vakantieduur) overschrijdt is dit geen reden om de aanvraag voor individuele inkomenstoeslag af te wijzen.
Het Dagelijks Bestuur kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, als toepassing van deze beleidsregels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.