Organisatie | Medemblik |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Medemblik houdende regels omtrent voorschoolse voorzieningen (Nadere regels subsidie voorschoolse voorzieningen Medemblik) |
Citeertitel | Nadere regels subsidie voorschoolse voorzieningen Medemblik |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-02-2020 | nieuwe regeling | 07-01-2020 | Z-18-045967 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Medemblik;
gelet op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 2 van de Algemene
subsidieverordening gemeente Medemblik;
vast te stellen de navolgende nadere regels subsidie voorschoolse voorzieningen Medemblik met inbegrip van de daarbij behorende bijlagen.
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALING
Artikel 1. Begripsomschrijving
In deze nadere regels wordt verstaan onder:
Peuterplek regulier: plek van twee dagdelen per week, verspreid over minimaal twee weekdagen, gedurende 40 weken per jaar. De plek bevindt zich op een voorschoolse voorziening die in het LRK als kinderdagverblijf staat geregistreerd.
Bestemd voor peuter van ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag.
HOOFDSTUK 2. AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE
Een subsidie op grond van deze regeling wordt uitsluitend verleend aan houders die peuterplekken bieden aan de volgende doelgroepen:
Artikel 6. Hoogte van de subsidie
Het college subsidieert per daadwerkelijk bezette reguliere peuterplek met een maximum van maximaal 8 uur per week het verschil tussen het bij “Besluit Kinderopvangtoeslag” (jaarlijks geïndexeerd) vastgestelde maximaal uurtarief en de op basis van de “VNG Adviestabel ouderbijdrage peuterspeelzaalwerk” vastgestelde inkomensafhankelijke ouderbijdrage, daar waar de ouder aantoonbaar geen aanspraak kan maken op kinderopvangtoeslag.
Het college subsidieert voor de eerste 8 uur per week per daadwerkelijk bezette VE-plaats het verschil tussen het bij “Besluit Kinderopvangtoeslag” (jaarlijks geïndexeerd) vastgestelde maximaal uurtarief en de op basis van de “VNG Adviestabel ouderbijdrage peuterspeelzaalwerk” vastgestelde inkomensafhankelijke ouderbijdrage, daar waar de ouder aantoonbaar geen aanspraak kan maken op kinderopvangtoeslag.
De subsidieverlening voor peuterplekken geschiedt volgens een aantal verdeelcriteria. Deze zijn in volgende prioriteit;
Aanvragen van houders voor locaties waarvoor deze houder in het kalenderjaar 2017 en daarvoor gemeentelijke subsidie voor peuterspeelzaalwerk heeft ontvangen en in het LRKP geregistreerd stond als “peuterspeelzaal”. Voor deze aanvragen is per organisatie een subsidie beschikbaar voor het totaal aantal peuterplekken (regulier en VVE) dat op deze locaties (vallend binnen prioriteit I) werkelijk bezet was op 1 oktober van het kalenderjaar, voorafgaand aan het jaar waar subsidie voor aangevraagd wordt. Dit aantal wordt bepaald op basis van gegevens in een tussenrapportage van de houder van de peuteropvang. Het is toegestaan de werkelijke invulling van de plekken als regulier of VE-plaats in de periode oktober t/m december aan te passen aan de vraag van ouders. Dit zal worden meegenomen in de definitieve vaststelling van de subsidie.
Aanvragen voor het aantal peuterplekken op bestaande, niet eerder gesubsidieerde voorschoolse voorzieningen. Voor deze aanvragen is per organisatie een subsidie beschikbaar voor het totaal aantal peuterplekken (regulier en VVE) dat op deze locaties (vallend binnen prioriteit II) naar verwachting bezet zal zijn op 1 januari van het kalenderjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Dit aantal wordt bepaald op basis van gegevens in een begroting van de houder van de voorschoolse voorziening. Het is toegestaan de werkelijke invulling van de plekken als regulier of VE-plaats in het subsidiejaar aan te passen aan de vraag van ouders. Dit zal worden meegenomen in de vaststelling van de subsidie.
Aanvragen voor nieuwe peuterplekken op nieuw (na 1 januari 2020) opgerichte, niet eerder gesubsidieerde voorschoolse voorzieningen. Voor deze aanvragen is per organisatie een subsidie beschikbaar voor het totaal aantal peuterplekken (regulier en VVE) dat op deze locaties (vallend binnen prioriteit III) naar verwachting bezet zal zijn op 1 januari van het kalenderjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Dit aantal wordt bepaald op basis van gegevens in de begroting van de houder van de peuterspeelzaal. Het is toegestaan de werkelijke invulling van de plekken als regulier of VE-plaats in het subsidiejaar aan te passen aan de vraag van ouders. Dit zal worden meegenomen in de vaststelling van de subsidie.
Artikel 8. Voorwaarden om voor subsidie in aanmerking te komen
De houder van VE-plaatsen dient zich te conformeren aan het VVE Convenant gemeente Medemblik en de daarin opgenomen afspraken.
Artikel 9. Toetsing recht op een gesubsidieerde peuterplek
Voor het toetsen of een peuter in aanmerking komt voor een gesubsidieerde peuterplek dient de houder vast te stellen of ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag. Dit doet de houder aan de hand van de Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag (zie Bijlage 2). Voor ouders die een VE-plaats aanvragen geldt de maximale ouderbijdrage zoals opgenomen in de “VNG Adviestabel ouderbijdrage peuteropvang” (zie Bijlage 1).
Indien het te verwachte verzamelinkomen over het kalenderjaar waar subsidie voor ontvangen is wijzigt ten opzichte van het verzamelinkomen dat is aangegeven op de inkomensverklaring(en) over het voorafgaande kalenderjaar, dient deze verklaring aangevuld te worden met documenten waaruit de hoogte van het verwachte verzamelinkomen in het verstrekkingsjaar van de subsidie blijkt. Dit kunnen zijn: salarisstrook, uitkeringsspecificatie, werkgeversverklaring, enz. Uit de documenten dient te blijken dat de inkomenswijziging structureel is, en in ieder geval geldt voor de maand voorafgaand aan plaatsing op een peuterplek.
De hoogte van de ouderbijdrage wordt door de houder bepaald op basis van het verzamelinkomen van het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar. Dit verwachte inkomen wordt bepaald aan de hand van de door ouders te overleggen inkomensverklaring of aangifte inkomstenbelasting over het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar en eventueel aangevuld met documenten zoals vermeld in artikel 9 lid 2.
Artikel 11. Weigering, herziening en intrekking subsidie
Onverminderd de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 8 van de Algemene subsidieverordening gemeente Medemblik en de subsidievoorwaarden als opgenomen in deze Nadere regels, kan subsidie in ieder geval worden geweigerd indien bestuursrechtelijke handhaving van kracht is of wordt van de houder van een vestiging vanaf het moment van subsidieaanvraag tot het moment van subsidieverlening.
Indien gedurende de periode waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft voor betreffende voorschoolse voorziening bestuursrechtelijke handhaving van kracht wordt, kan dat het herzien of intrekken van het besluit tot subsidieverlening of aanpassing van de vaststelling tot gevolg hebben en kan de subsidie geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd.
HOOFDSTUK IV SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN
Het college beslist in alle voorkomende gevallen waarin nadere regels niet voorzien. Daarnaast is het college bevoegd om in bijzondere gevallen van hardheid gemotiveerd van deze nadere regels af te wijken.
Deze nadere regels worden aangehaald als “Nadere regels subsidie voorschoolse voorzieningen Medemblik”.
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders d.d. 7 januari 2020,
Burgemeester en wethouders van Medemblik,
De secretaris,
J. Zwaan
de burgemeester,
F. Streng
Bijlage 2 Verklaring Geen recht op kinderopvangtoeslag
De gegevens in deze aanvraag op naam van de ouder/verzorger die geen inkomen heeft.
Staatnaam, huisnummer + toevoeging:
U hoeft alleen de gegevens in te vullen van het kind dat gaat deelnemen aan peuteropvang
Hierbij verklaar ik geen recht te hebben op de kinderopvangtoeslag zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk (zie ook: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/kinderopvangtoeslag/vraag-en-antwoord/wanneer-heb-ik-recht-op-kinderopvangtoeslag). Dit verklaar ik door de bijgevoegde Inkomensverklaring (voorheen IB60-formulier).
Tevens verklaar in hierbij (maak uw keuze door het juiste vakje aan te kruizen):
Ondergetekende verklaart dat dit formulier naar waarheid is ingevuld zodat de gemeente kan vaststellen of ik/wij recht hebben op een gesubsidieerde peuterplek. Ik weet dat het onjuist invullen van het formulier strafbaar is. Ik verklaar ermee bekend te zijn dat mijn gegevens door de gemeente op juistheid worden gecontroleerd bij andere personen en instanties. Ik weet dat wijzigingen die het recht op een gesubsidieerde peuterplek kunnen beïnvloeden, onmiddellijk moeten worden doorgegeven aan de instelling die de gesubsidieerde peuterplek aanbiedt, over overleggen van bewijsstukken.
------------------------------
Een ouder die geen recht heeft op de kinderopvangtoeslag zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk, kan bij gebruik van peuteropvang in aanmerking komen voor ‘de gemeentelijke regeling’. De ouder dient door middel van de ‘verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag’ en een IB60-formulier aan de peuteropvangaanbieder en aan de gemeente te verklaren dat ze geen recht heeft op kinderopvangtoeslag.
Kinderopvangtoeslag is een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang via de Belastingdienst. U komt in aanmerking voor kinderopvangtoeslag wanneer er sprake is van:
Kinderopvangtoeslag vraagt u aan bij de belastingdienst via www.toeslagen.nl. Hier kunt u ook een proefberekening maken.
Tegemoetkoming voor ouder(s)/verzorger(s) met een eigen onderneming
Zelfstandig ondernemers komen ook in aanmerking voor kinderopvangtoeslag volgens de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk. Ook de ouder, die zonder enige vergoeding arbeid verricht in de onderneming van de partner in de zin van art. 3.78 van de Wet Inkomensbelasting 2001. Dit artikel gaat over de meewerkaftrek, die geldt als de partner meer dan 525 uur per jaar meewerkt. Als de man dus een onderneming heeft en de vrouw (of andersom) minimaal 525 uur per jaar meewerkt, voldoen ze beiden aan de criteria voor de Wet kinderopvang, hebben ze dus recht op een tegemoetkoming van de belastingdienst en kan er dus geen gebruik gemaakt worden van de ‘gemeentelijke regeling’.
Hoe kom ik in aanmerking voor ‘de gemeentelijke regeling’?
Een ouder/verzorger dient aan te tonen dat er geen recht is op de kinderopvangtoeslag. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als u geen of niet allebei een inkomen heeft. U kunt dit op een aantal manieren aantonen. Het meest eenvoudige is om een inkomensverklaring IB60 aan te vragen bij de Belastingdienst. Voorwaarde hiervoor is wel dat u een belastingaangifte ingediend heeft.
Wat is een inkomensverklaring IB60?
Een inkomensverklaring (voorheen IB60-formulier) is in feite bedoeld om (overheids)instanties, die geen inzage hebben in de inkomensgegevens van burgers, te informeren. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een woonstichting die graag wil weten hoeveel inkomen iemand heeft om vast te kunnen stellen of iemand voor een bepaalde huurwoning in aanmerking komt. Indien een belastingplichtige een beroep doet op een dergelijke inkomensafhankelijke regeling van een (overheids)instantie dan wenst zij een overzicht waarop de inkomensgegevens van de belastingdienst staat. Hij kan zich in dit geval wenden tot de Belastingdienst met het verzoek een inkomensverklaring te ontvangen. De verklaring moet aangevraagd worden voor de ouder die geen inkomen heeft, maar deze moet dus wel, eventueel via de partner, een aangifte ingediend hebben.