Organisatie | Woensdrecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene regels voor evenementen gemeente Woensdrecht |
Citeertitel | Algemene regels voor evenementen gemeente Woensdrecht |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
In deze regeling is de wijziging in de vorm van toevoeging artikel 2.8 (lachgas) verwerkt
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
04-02-2020 | Nadere regels | 19-04-2014 |
De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woensdrecht, ieder voor zover bevoegd;
gelet op het bepaalde in artikel 2:25, tweede lid onder a en artikel 2:25, vierde lid van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Woensdrecht;
gelet op de Kadernota evenementenbeleid gemeente Woensdrecht;
overwegende dat de diverse evenementen die in de gemeente Woensdrecht worden georganiseerd een verschillend risico met zich meebrengen;
overwegende dat het aanbeveling verdient om de regulering aan te passen op het risico dat een evenement met zich meebrengt;
categorieën van evenementen aan te wijzen waarvoor het verbod uit artikel 2:25, eerste lid van de Algemene plaatselijke verordening niet geldt en voor deze categorieën nadere regels te stellen:
Hoofdstuk 1 Begripsbepaling en reikwijdte
In deze nadere regels wordt de begripsbepaling gehanteerd uit de Algemene plaatselijke verordening gemeente Woensdrecht.
Artikel 1.2 Aanwijzing categorieën
De volgende categorieën van evenementen worden aangewezen als evenementen waarvoor het verbod uit artikel 2:25, eerste lid van de Algemene plaatselijke verordening niet geldt:
Artikel 1.3 Vrijgestelde evenementen
Onder vrijgestelde evenementen wordt verstaan, evenementen waarbij de volgende activiteiten plaatsvinden:
Artikel 2.2 Beschikbaarheid gegevens tijdens evenement
Tijdens het evenement moet de ontvangstbevestiging van de ingediende melding, of een kopie daarvan, direct beschikbaar zijn. Deze moet op verzoek van een controlerend ambtenaar ter inzage worden gegeven.
Artikel 2.3 Gebruik van evenementenglazen
mag er enkel gebruik gemaakt worden van evenementenglazen of eenmalig bruikbare plastic glazen.
Artikel 2.6 Voorkomen van schade
De organisator moet er zorg voor dragen dat schade aan bestrating, openbaar groen, verkeersborden, straatmeubilair en dergelijke voorkomen wordt. De organisator moet hiervoor de nodige voorzieningen treffen.
Hoofdstuk 3 Vervuiling en overlast
Artikel 3.1 Voldoende afvalbakken
Op het terrein waar het evenement plaatsvindt moeten voldoende afvalbakken aanwezig zijn. Volle afvalbakken moeten direct geleegd worden.
Het terrein waarop het evenement plaatsvindt, moet na het beëindigen van de activiteiten zo snel als mogelijk opgeruimd worden. Als er sprake is van een meerdaags evenement, moet het terrein in ieder geval opgeruimd zijn voordat het de volgende dag weer open wordt gesteld voor publiek.
Artikel 3.3 Terugbrengen in oude staat
Uiterlijk 24 uur na afloop van het evenement moeten alle gebruikte materialen zijn verwijderd en de omgeving in de oude staat zijn teruggebracht.
Artikel 3.4 Hinder en overlast
Hinder voor derden, veroorzaakt door deelnemers aan of bezoekers van het evenement, moet zoveel mogelijk worden voorkomen. De organisator moet hiervoor de nodige voorzieningen treffen.
Hoofdstuk 5 Brandveiligheid algemeen
Artikel 5.1 Vrijhouden brandkranen
Alle brandkranen en andere vormen van waterwinning ten behoeve van de brandweer moeten in een omtrek van 1 meter vrij worden gehouden.
Artikel 5.2 Voldoende blusmiddelen
Er moeten voldoende blusmiddelen aanwezig zijn (blusapparaten, aangesloten tuinslang e.d.). Deze moeten direct inzetbaar zijn.
Hoofdstuk 8 Tenten tot 50 personen
Hoofdstuk 9 Tenten vanaf 50 personen Artikel 9.1 Reikwijdte
Artikel 9.2 tot en 9.3 gelden voor tenten waarin meer dan 50 personen aanwezig zullen of kunnen zijn.
Hoofdstuk 10 Gebouwen en tenten vanaf 50 personen
Artikel 10.2 Maximaal aantal personen
Het maximaal toe te laten aantal personen in de inrichting mag niet meer bedragen dan:
Het kleinste getal van lid a of lid b bepaalt het maximaal aantal personen dat mag worden toegelaten.
Artikel 10.6 Verlichting en noodverlichting
Bij het ontbreken van voldoende daglicht en/of daling van de elektriciteitsvoorziening beneden 70 % van de nominale waarde dient in de tent een noodverlichting te worden ingeschakeld, die een sterkte heeft van 1 lux op vloerniveau. De noodverlichting moet, onafhankelijk van het elektriciteitsnet, tenminste 60 minuten kunnen blijven branden.
Voor verwarming van de inrichting mag alleen gebruik worden gemaakt van indirect gestookte hete luchtverwarming. De verwarmingsketel dient op minimaal 5 meter afstand van de tent te zijn opgesteld.
Artikel 10.8 Aankleding en versiering
Voor versiering en aankleding van de inrichting mogen geen gemakkelijk ontvlambare materialen en materialen die bij verbranding veel rook ontwikkelen, worden gebruikt.
Hoofdstuk 11 Gebruiksvoorschriften voor gasinstallaties
Artikel 11.3 LPG enkel voor tractiedoeleinden
Het gebruik van LPG is enkel toegestaan voor tractie doeleinden.
Hoofdstuk 12 Voorschriften voor bakken en braden
Artikel 12.1 Reikwijdte en begripsbepaling
Artikelen 12.2 tot en met 12.6 gelden indien etenswaren worden bereid.
Artikel 12.4 Draagvlak bak- en braadinstallaties
Het draagvlak onder de bak- en braadtoestellen moet tot tenminste 10 cm buiten de toestellen onbrandbaar zijn dan wel zijn bekleed met een onbrandbaar en de warmte slecht geleidend materiaal.
Hoofdstuk 13 Gezondheid en hygiëne
Artikel 13.2 Drinkwatervoorziening
Per 150 bezoekers dient een watertappunt beschikbaar te zijn, met een minimum van één watertappunt. Watertappunten moeten beschikken over schoon leidingwater dat gratis beschikbaar is.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 29 april 2014,
burgemeester en wethouders van Woensdrecht,
de secretaris de burgemeester
A.P.E. Baart MBA drs. J.J.C. Adriaansen
De meeste voorschriften zullen voor zichzelf spreken. Sommige voorschriften verdienen echter een toelichting om het een en ander te verduidelijken. Indien er bij het artikel een * is vermeld, wordt het artikel in dit hoofdstuk toegelicht.
Tijdens een evenement moeten er voldoende verkeersregelaars ingezet worden om een veilige verkeerssituatie te garanderen. Er moeten in ieder geval voldoende verkeersregelaars ingezet worden op cruciale verkeerspunten. Hierbij moet gedacht worden aan kruisingen, onoverzichtelijke wegen enzovoort.
Verkeersregelaars moeten voldoen aan de Regeling verkeersregelaars 2009. Deze regeling stelt eisen aan bijvoorbeeld de opleiding van verkeersregelaars. De gemeente Woensdrecht beschikt over een lijst met vrijwilligers die als verkeersregelaar zijn aangesteld.
U kunt verkeersregelaars ook regelen bij een andere instantie. In dat geval moet u er op letten dat ze voldoen aan de regeling.
Artikel 9.3Materiaal van de tent
Tentdoek moet bestaan uit materiaal waarvan de bijdrage tot brandvoortplanting conform de NTA 8020-40:2006 is. Deze norm regelt dat de brandvoortplantingsklasse van het tentzeil minimaal klasse 2 moet bedragen.
Het kan zijn dat uw tent van buitenlandse makelij is. Ook dan wordt de brandklasse vermeld op het certificaat. De brandklassen komen dan niet overeen met de brandklassen die in Nederland worden gehanteerd. De tabel op de volgende pagina vergelijkt de brandklassen van verschillende landen.
In het buitenland gebruikte brandklassen, in bijdrage aan brandvoortplanting:
Vloeren en trappen die worden gebruikt in de tent moeten bestaan uit materiaal in klasse T3 volgens NEN 1775.
De klasse indeling luidt als volgt:
T1 Hoogste klasse van brandveiligheid. De vloer (met of zonder vloerbedekking) is niet makkelijk ontvlambaar én het vuur zal zich niet snel uitbreiden in horizontale richting;
T2 Niet makkelijk ontvlambaar. Het geeft aan dat de vloerbedekking niet gemakkelijk vlam vat bij ontsteking door een kleine ontstekingsbron, zoals een brandende lucifer.
T3 Lichtste klasse van brandveiligheid. Niet makkelijk ontvlambaar, maar getest volgens een minder zware test dan T2 vloerbedekking.
In de meeste gevallen zal het vloeroppervlak in een tent bestaan uit houten vloerdelen of uit vloerbedekking. In dat geval zal het vloeroppervlak aan de norm kunnen voldoen. Stukjes gloeiend hout, kool of sigarettenpeuken maken meestal alleen een brandplek. De brandklasse T3 betekent dus dat het vloeroppervlak een vlam niet onderhoudt of verspreidt, en dus niet bijdraagt aan het ontstaan van brand.
Materialen die een vlam onderhouden of verspreiden, bijvoorbeeld stro, papier en tapijt, zijn niet toegestaan.
Artikel 10.5Aanduiding vluchtroutes
Boven elke vluchtuitgang moet een transparantverlichting zijn aangebracht met pictogrammen volgens NEN 6088. Het gaat om de volgende pictogrammen:
De transparantverlichting moet zijn voorzien van een noodvoeding die, onafhankelijk van het elektriciteitsnet, tenminste 60 minuten moet kunnen blijven branden. In de meeste gevallen zal in de transparantverlichting een accu zitten die onafhankelijk van het elektriciteitsnet 60 minuten kan blijven branden. (Zie verder toelichting op artikel 10.6.)
Artikel 10.6Verlichting en noodverlichting
Bij het ontbreken van voldoende daglicht en/of daling van de elektriciteitsvoorziening beneden 70 % van de nominale waarde dient in de tent een noodverlichting te worden ingeschakeld, die een sterkte heeft van 1 lux op vloerniveau. De noodverlichting moet, onafhankelijk van het elektriciteitsnet, tenminste 60 minuten kunnen blijven branden.
Als alternatief voor een accu in de noodverlichting zelf, kan de noodverlichting ook worden aangesloten op een continue draaiende aggregaat. Om te testen of de noodverlichting goed werkt onafhankelijk van het elektriciteitsnet, kunt u de stekker uit de noodverlichting trekken.
Lichtsterkte wordt gemeten in lux. De lichtsterkte van 1 lux is de minimale lichtsterkte die nodig is om uzelf redelijk te kunnen oriënteren. De lichtsterkte moet dus zodanig zijn dat, indien de stroom uitvalt, bezoekers voldoende zicht hebben om hun weg naar buiten te vinden via de nooduitgangen.
Artikel 11.2Maximale hoeveelheid opslag
Bij gebruik van gasflessen in een inrichting mag de nominale inhoud van de gevulde en lege flessen gezamenlijk niet meer bedragen dan 115 liter. Dit is niet van toepassing indien de opslag van gasflessen voldoet aan de eisen die worden gesteld in hoofdstuk 6 van deel 15 van de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS 15).
In principe zou het niet nodig moeten zijn om meer dan 115 liter aan gasflessen voorhanden te hebben bij een evenement. Indien u meer voorhanden wenst te hebben, moeten de gasflessen op professionele wijze worden opgeslagen. De PGS 15 stelt in dat geval de voorwaarden. U kunt de PGS vinden op internet, of u kunt hem opvragen bij de gemeente.
Artikel 11.5Verbinding naar gebruikstoestel
Tussen een gasfles en een verbruikstoestel moet de verbinding bestaan uit een metalen leiding of uit een goedgekeurde GIVEG-slang van maximaal 10 meter lengte. Een GIVEG-slang is te zien op de onderstaande afbeelding. Op de slang moet een keurmerk zijn aangebracht: