De raad van de gemeente Ouder-Amstel,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 25 september
2010, nummer 2010/59,
gelet op artikel 221 van de Gemeentewet;
s t e l t v a s t:
de “Verordening op de heffing en de invordering van belastingen op
roerende woon- en bedrijfsruimten 2011”
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
ruimte: een roerende woon- of bedrijfsruimte, welke duurzaam aan
een plaats gebonden is en dient tot permanente bewoning of
permanent gebruik;
- b.
woonruimte: een ruimte waarvan de vastgestelde waarde in
hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van de ruimte die
dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan
woondoeleinden;
- c.
bedrijfsruimte: een ruimte die niet kan worden aangemerkt als
woonruimte.
Artikel 2 Belastingplicht
- 1.
Onder de naam “roerende-ruimtenbelastingen” worden ter zake van
binnen de gemeente gelegen ruimten twee directe belastingen
geheven:
- a.
een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van
het kalenderjaar een bedrijfsruimte al dan niet
krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk
recht gebruikt;
- b.
een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van
het kalenderjaar van een ruimte het genot heeft
krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.
- 2.
Met betrekking tot de gebruikersbelasting wordt:
- a.
gebruik door degene aan wie een deel van een ruimte in
gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene
die dat deel in gebruik heeft gegeven;
- b.
het ter beschikking stellen van een ruimte voor
volgtijdig gebruik aangemerkt als degene door degene die
de ruimte ter beschikking heeft gesteld.
- 3.
Degene die een in het vorige lid, onder b. bedoelde deel of een
onder c. bedoelde ruimte ter beschikking heeft gesteld is
bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie
die ruimte of deel daarvan ter beschikking is gesteld.
Artikel 3 Belastingobject
Als één ruimte wordt aangemerkt:
- a.
een binnen de gemeente gelegen ruimte;
- b.
een gedeelte van een onder a. bedoelde ruimte dat blijkens zijn
indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden
gebruikt;
- c.
een samenstel van twee of meer onder a. bedoelde ruimten of
onder b. bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde
belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de
omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;
- d.
het binnen de gemeente gelegen deel van een onder a. bedoelde
ruimte, van een onder b. bedoeld gedeelte daarvan of van een
onder c. bedoeld samenstel.
Artikel 4 Maatstaf van heffing
- 1.
De heffingsmaatstaf is de waarde die aan de ruimte dient
te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde
eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de
verkrijger de ruimte in de staat waarin deze zich
bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou
kunnen nemen.
- 2.
In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt de
waarde van een bedrijfsruimte, met uitzondering van
ruimten die zijn ingeschreven in een van de ingevolge de
Monumentenwet 1988 vastgestelde registers van beschermde
monumenten, bepaald op de vervangingswaarde indien dit
leidt tot een hogere waarde dan die ingevolge het eerste
lid. Bij de berekening van de vervangingswaarde wordt
rekening gehouden met:
- a.
de aard en de bestemming van de ruimte;
- b.
de sedert de stichting van de ruimte opgetreden
technische en functionele veroudering waarbij de invloed
van latere wijzigingen in aanmerking wordt genomen.
- 3.
In afwijking van het eerste lid wordt de waarde van een
woonruimte dat deel uitmaakt van een op de voet van de
Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan
de in artikel 1, derde lid, onderdeel b, van die wet
bedoelde voorwaarden bepaald met inachtneming van een
vooronderstelde verplichting om het landgoed gedurende
een tijdvak van 25 jaren als zodanig in stand te houden
en geen opgaand hout te vellen anders dan volgens de
regels van normaal bosbeheer noodzakelijk of
gebruikelijk is. Ruimten die dienstbaar zijn aan de
woonruimte worden geacht deel uit te maken van die
woonruimte.
- 4.
Met betrekking tot een ruimte als bedoeld in artikel 3,
aanhef en onderdeel d., wordt de waarde gesteld op een
evenredig deel van de waarde die dient te worden
toegekend aan de gehele ruimte.
Artikel 5 Vrijstellingen
- 1.
In afwijking van artikel 4 wordt bij de bepaling van de
heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, de waarde
van:
- a.
glasopstanden, voor zover de ondergrond daarvan bestaat
uit cultuurgrond die bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd
ten behoeve van de land- of bosbouw. Onder cultuurgrond
wordt mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond
van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt
voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de
ondergrond als voedingsbodem te gebruiken;
- b.
ruimten die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare
eredienst of voor het houden van openbare
bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard,
een en ander met uitzondering van delen van zodanige
ruimten die dienen als woning;
- c.
ruimten ten behoeve van waterverdedigings- of
waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen,
instellingen of diensten van publiekrechtelijke
rechtspersonen, een en ander met uitzondering van delen
van zodanige ruimten die dienen als woning;
- d.
ruimten die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en
ander afvalwater en die worden beheerd door organen,
instellingen of diensten van publiekrechtelijke
rechtspersonen, een en ander met uitzondering van delen
van zodanige ruimten die dienen als woning;
- e.
werktuigen die van een ruimte kunnen worden afgescheiden
zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen
wordt toegebracht en die niet op zichzelf als ruimten
zijn aan te merken;
- f.
bedrijfsruimten voor zover die bestemd zijn te worden
gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente, met
uitzondering van delen van zodanige bedrijfsruimten die
bestemd zijn te worden gebruikt voor het geven van
onderwijs;
- g.
ruimten voor zover die bestemd zijn te worden gebruikt
ten behoeve van begraafplaatsen, urnentuinen en
crematoria, een en ander met uitzondering van delen van
zodanige ruimten die dienen als woning;
- h.
ruimten, die feitelijk worden gebruikt als pastorie of
kosterswoning, indien het genot krachtens eigendom,
bezit of beperkt recht daarvan toekomt aan een
kerkgenootschap of ander genootschap als in onderdeel b.
bedoeld.
- 2.
De vrijstelling met betrekking tot de in het eerste lid,
onderdeel f., bedoelde ruimten geldt niet voor de
eigenarenbelasting voor zover de gemeente van die
ruimten niet het genot heeft krachtens eigendom, bezit
of beperkt recht.
- 3.
De vrijstelling met betrekking tot de in het eerste lid,
onderdeel h., bedoelde ruimten geldt niet voor de
gebruikersbelasting.
Artikel 6 Waardepeildatum
- 1.
De heffingsmaatstaf wordt bepaald naar de waarde die de
ruimte op 1 januari 2010 heeft.
- 2.
De heffingsmaatstaf vindt toepassing voor het
kalenderjaar 2011.
- 3.
De waarde van de ruimte wordt bepaald naar de staat
waarin de ruimte op de waardepeildatum verkeert.
- 4.
Indien een ruimte tussen de waardepeildatum en het begin
van het kalenderjaar:
- a.
opgaat in een andere ruimte dan wel in meer ruimten,
of
- b.
wijzigt als gevolg van hetzij bouw, verbouwing,
verbetering, afbraak of vernietiging, hetzij verandering
van bestemming, of
- c.
een verandering in waarde ondergaat als gevolg van een
andere, specifiek voor de ruimte geldende, bijzondere
omstandigheid, wordt, in afwijking van het derde lid, de waarde bepaald naar de
staat van die ruimte bij het begin van het kalenderjaar.
Artikel 7 Belastingtarieven
Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de
heffingsmaatstaf. Het percentage bedraagt bij de:
- a.
gebruikersbelasting: 0,1456%
- b.
eigenarenbelasting:
- -
voor ruimten die in hoofdzaak tot woning dienen
0,0717%
- -
voor ruimten die niet in hoofdzaak tot woning dienen
0,1820%
Artikel 8 Wijze van heffing
De belastingen worden bij wege van aanslag geheven.
Artikel 9 Termijnen van betaling
- 1.
De belastingen moeten worden betaald in drie gelijke
termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de
laatste dag van de maand volgend op de maand die in de
dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elke
volgende termijn steeds één maand later.
- 2.
In afwijking van het eerste lid worden, indien het
totaalbedrag van de op één aanslagbiljet voorkomende
aanslag dan wel de op één aanslagbiljet verenigde
aanslagen niet meer dan € 2.500,00 bedragen, de
belastingen betaald in acht gelijke termijnen als de
verschuldigde bedragen door middel van automatische
incasso kunnen worden afgeschreven. De eerste termijn
vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de
maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is
vermeld en elke volgende termijn steeds één maand
later.
- 3.
De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in
het eerste en tweede lid gestelde termijnen.
Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en
wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels
geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de
roerende-ruimtenbelastingen.
Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
De “Verordening belastingen op roerende woon- en
bedrijfsruimten 2010” van 5 november 2009 wordt
ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde
datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat
zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die
zich voor die datum hebben voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1
januari 2011, of zo dit later is, met ingang van de
eerste na die van de bekendmaking.
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari
2011.
- 4.
Deze verordening kan worden aangehaald als de
“Verordening roerende-ruimtenbelastingen 2011”.