Organisatie | Weesp |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening maatregelen, handhaving en verrekenen bestuurlijke boete inkomensvoorzieningen Weesp 2020 |
Citeertitel | Maatregelverordening Participatiewet Weesp 2020 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
31-01-2020 | 01-01-2020 | Nieuwe regeling | 06-11-2019 |
Artikel 2 Het opleggen van een maatregel
Als de belanghebbende de verplichtingen van de Wet Structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en de verplichtingen uit de wetten, genoemd in artikel 1 van deze verordening, niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich tegenover het college zeer ernstig misdragen, dan wel tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan, legt het college op de uitkering een maatregel op in overeenstemming met deze verordening.
Artikel 3 Samenloop van gedragingen
Bij het tegelijkertijd begaan van meerdere maatregelwaardige gedragingen die vallen in verschillende maatregelcategorieën, wordt die maatregel opgelegd die behoort tot de hoogste categorie.
Artikel 5 Vaststellen van de maatregel
De maatregel wordt vastgesteld in de vorm van een percentage van de uitkering.
Op verzoek van belanghebbende herziet het college een opgelegde maatregel door de duur en/of de hoogte van de opgelegde maatregel te matigen per datum verzoek belanghebbende, indien uit de houding en gedraging van belanghebbende ondubbelzinnig is gebleken dat hij de verplichtingen als bedoeld in de artikelen 8 en 8a nakomt.
Hoofdstuk 2 Categorieën van op te leggen maatregelen en te onderscheiden maatregelwaardige gedragingen
Artikel 8 Het onvoldoende en het niet nakomen van arbeidsverplichtingen
Ten aanzien van de belanghebbende of diens partner die een uitkering ingevolge de IOAW of de IOAZ ontvangt, weigert het college de uitkering conform de systematiek van de maatregel van de derde categorie, bij het verwijtbaar zijn geëindigd van een dienstbetrekking of bij het verwijtbaar niet verkrijgen van een dienstbetrekking.
Artikel 8a Het onvoldoende nakomen en het niet nakomen van verplichtingen opgelegd op grond van de artikelen 55 en 57
Het college kan nadere verplichtingen opleggen zoals genoemd in de artikelen 55 en 57 Participatiewet.
Artikel 10 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan
In afwijking van het bepaalde in het derde lid wordt in alle gevallen een maatregel opgelegd van de derde categorie indien een voorliggende voorziening niet of niet volledig tot uitbetaling komt vanwege verrekening, waarbij op grond van een wettelijk voorschrift artikel 4:93, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing is gelaten.
Artikel 11 Voorkoming en opsporing fraude
Het college draagt zorg voor een rechtmatige en doelmatige uitvoering van de wet en treft maatregelen ten aanzien van:
Als het college bij de uitvoering van de wet het gerechtvaardigde vermoeden heeft dat een belanghebbende een strafbaar feit heeft begaan, doet het college daarvan aangifte bij het openbaar ministerie, in overeenstemming met de daarvoor geldende richtlijnen en de met het Openbaar Ministerie gemaakte afspraken.
Hoofdstuk 4 Verrekenen bestuurlijke boete
Artikel 14 Verrekenen bestuurlijke boete bij geen of onvoldoende bezit
Indien het bezit van degene die algemene bijstand ontvangt niet ten minste driemaal de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt, verrekent het college de recidiveboete gedurende één maand zonder toepassing van de beslagvrije voet. De verrekening geschiedt vanaf het moment van de dagtekening waarop de bestuurlijke boete is opgelegd.
Artikel 17 Intrekking oude verordeningen
De Verordening Handhavingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ Weesp 2017 en de Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ Weesp 2017 worden ingetrokken.
Toelichting op de Verordening maatregelen, handhaving en verrekenen bestuurlijke boete inkomensvoorzieningen
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In deze verordening worden twee nieuwe begripsbepalingen geïntroduceerd, te weten de begrippen "re-integratievoorziening" en de "flankerende voorziening". In de begripsomschrijving van "flankerende voorziening" is specifiek aangegeven dat geen limitatieve opsomming is bedoeld te geven, maar juist een indicatieve opsomming.
Hoofdstuk 2. Categorieën van op te leggen maatregelen en te onderscheiden maatregelwaardige gedragingen
De definitie van de drie categorieën van maatregelen is duidelijker en bondiger opgesteld; dit is mogelijk daar in de artikelen 8, 8a, 9 en 10 bij de maatregelwaardige gedragingen zelf genoemd staat welke categorie van maatregel wordt opgelegd. De schriftelijke waarschuwing is als categorie benoemd, als "eerste categorie", in plaats van als "waarschuwing". De eerste en tweede categorie zijn hierdoor vernoemd tot respectievelijk tweede en derde categorie.
Een maatregel van de eerste categorie kan alleen maar worden opgelegd bij het niet verschijnen op een oproep in verband met arbeidsinschakeling. Bij het niet-verschijnen op een oproep kan de uitkering worden opgeschort. Deze opschorting wordt ongedaan gemaakt, indien belanghebbende na een hersteltermijn alsnog gevolg geeft aan de oproep om te komen. In dat geval blijft het recht op uitkering ongewijzigd doorlopen. Om toch een consequentie te kunnen verbinden aan het feit dat betrokkene niet meteen bij de eerste oproep is verschenen, wordt voor dat gedrag achteraf alsnog een maatregel opgelegd als het gedrag verwijtbaar is. Indien het de eerste keer betreft dat iemand niet verschijnt op een gesprek, is een schriftelijke waarschuwing aan de orde. Heeft betrokkene bij eerdere gesprekken in het kader van zijn arbeidsinschakeling ook de eerste oproep genegeerd en is daarvoor een maatregel opgelegd, dan is er sprake van recidive en wordt een maatregel van 30% opgelegd. Bij 2de en volgende recidive zal de uitkering gedurende 1 maand volledig worden gekort.
De term recidive is ten opzichte van de voorgaande verordening aangepast; recidive is aan de orde als er wederom maatregelwaardig gedrag wordt vertoond door belanghebbende, ongeacht of dit gedrag wordt gesanctioneerd met een maatregel uit dezelfde, lagere of hogere categorie.
Door de aanpassing van het begrip recidive wordt de verordening beter uitvoerbaar.
Ten opzichte van de voorgaande verordening is de in artikel 8, sub 1a, genoemde gedraging aangepast aan de tekst van artikel 17, tweede lid, WWB. In plaats van niet verschijnen op een oproep in het kader van een onderzoek naar de arbeidsinschakeling wordt thans gesproken van niet verschijnen op een oproep in verband met zijn arbeidsinschakeling.
De gedragingen die opgenomen waren onder het oude artikel 8, sub 2a, eerste gedachtestreepje, te weten "het niet verschijnen op een oproep voor een medische keuring, een bezoek aan een re-integratiebedrijf of een oproep in het kader van de voortgang van een traject", zijn komen te vervallen door de wijziging van artikel 17, lid 2, WWB. Al deze gedragingen vallen onder artikel 17, lid 2, WWB. Bij het niet verschijnen op de eerste oproep, wordt in die gevallen een maatregel van de eerste categorie opgelegd.
De overige gedragingen onder artikel 8, sub 2a, "het onvoldoende nakomen van de arbeidsverplichtingen" zijn deels anders verwoord, zodat duidelijker te onderscheiden is welke gedragingen begrepen worden onder onvoldoende nakomen en welke gedragingen vallen onder niet nakomen van de arbeidsverplichtingen als bedoeld in lid 3 van artikel 8.
Daarnaast is een gedraging toegevoegd: "het zich anderszins onvoldoende inzetten voor arbeidsinschakeling"; dit ziet op situaties dat met de belanghebbende in het kader van zijn arbeidsinschakeling afspraken zijn gemaakt, bijvoorbeeld het aanpassen van het curriculum vitae en deze afspraken niet worden nagekomen.
Ook de tekst van artikel 8, lid 3, is enigszins aangepast. Doordat in artikel 1 het begrip "re-integratievoorziening" is gedefinieerd, kon het derde lid van artikel 8 bondiger worden geformuleerd.
Verder is in het derde lid na "het zich zodanig gedragen dat een baan niet wordt verkregen" een extra maatregelwaardige gedraging toegevoegd: "het niet meewerken aan een procedure die kan leiden tot het verkrijgen van een baan". De eerste omschrijving ziet op situaties waarin belanghebbende door eigen toedoen een concreet aangeboden baan niet verkrijgt. De toegevoegde gedraging is bedoeld voor de situatie dat een belanghebbende niet meedoet aan een assessment of een sollicitatieprocedure, terwijl er een aanbod van een concrete baan ligt. Deze aanvulling is noodzakelijk daar uit jurisprudentie is gebleken dat de rechter dit onderscheid maakt.
Dit is een nieuw artikel; hierin is het opleggen van een maatregel opgenomen in geval van het onvoldoende c.q. niet nakomen van verplichtingen opgelegd op grond van artikel 55 of 57 WWB.
In de redactie van artikel 9 is het woord "daarbij" toegevoegd. Er staat nu ' Wanneer de belanghebbende zijn verplichtingen niet nakomt en zich daarbij zeer ernstig misdraagt'. Hierdoor wordt benadrukt dat het zich zeer ernstig misdragen als bedoeld in dit artikel alleen maar kan leiden tot een maatregel, als die gedraging plaatsvindt op het moment dat de belanghebbende dient te voldoen aan een van de in de artikel 18, lid 2, van de WWB genoemde verplichtingen. Dit artikellid verwijst naar alle verplichtingen die uit de WWB voortvloeien. Als voorbeelden kunnen genoemd worden: op het moment dat de klant mee dient te werken aan een aangeboden voorziening, als de klant is opgeroepen voor een gesprek in verband met de arbeidsinschakeling of als de klant is opgeroepen voor het verstrekken van inlichtingen.
Als de klant, zonder dat daarbij sprake is van het voldoen aan een hiervoor genoemde verplichting, opbelt of langskomt en zich zeer ernstig misdraagt jegens een persoon als genoemd in dit artikel, dan kan dus geen maatregel worden opgelegd (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep LJN: BN0660). Wel is het dan mogelijk om hiervan aangifte te doen bij de politie.
In artikel 10, lid 2, is de definitie van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan aangevuld. Duidelijk moet zijn dat belanghebbende ook tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont als deze voorafgaande aan de aanvraag van een WWB-uitkering onvoldoende actief is geweest om te voorkomen, geheel of gedeeltelijk, afhankelijk te worden van de WWB. De uitspraak van de CRvB van 10 januari 2012 ECLI:BV1067 geeft hierin ook helderheid.
In het derde lid van artikel 10 is de indeling gewijzigd uit behoefte aan logica; eerst staat vermeld het benadelingsbedrag tot € 4.000,-, vervolgens van € 4.000,- of meer en als sub c staat vermeld de situatie dat het benadelingsbedrag niet is vast te stellen.
Het benadelingbedrag wordt, net zoals bij het berekenen van een vordering, netto dan wel bruto berekend. Er wordt gerekend met een netto benadelingbedrag indien de uitkering in het lopende jaar is verstrekt. Indien de uitkering in voorgaande jaren is verstrekt, wordt het benadelingbedrag verhoogd met de door de Dienst Werk en Inkomen (DWI) afgedragen premies en loonheffing.
Twee verordeningen komen te vervallen met het vaststellen van deze verordening, namelijk de Verordening Handhavingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ Weesp 2017 en de Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ Weesp 2017.