Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Montferland

Beleidskader Onderwijsachterstanden en voorschoolse voorzieningen gemeente Montferland 2020-2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMontferland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidskader Onderwijsachterstanden en voorschoolse voorzieningen gemeente Montferland 2020-2022
CiteertitelBeleidskader Onderwijsachterstanden en voorschoolse voorzieningen gemeente Montferland 2020-2022
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-02-2020Nieuwe regeling

02-12-2019

gmb-2020-24913

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidskader Onderwijsachterstanden en voorschoolse voorzieningen gemeente Montferland 2020-2022

Inleiding

 

Over het onderwijsachterstandenbeleid (OAB)

Het onderwijsachterstandenbeleid (OAB) heeft als doel onderwijsachterstanden van kinderen, waaronder taalachterstanden, vroegtijdig te signaleren en te bestrijden. Gemeenten spelen een belangrijke rol bij het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden. Dit gebeurt door het realiseren van een aanbod van voorschoolse educatie en het inrichten van zomerscholen en schakelklassen ter voorkoming of bestrijding van onderwijsachterstanden.

 

Het doel van deze maatregelen is om kinderen te ondersteunen die op basis van hun omgevingskenmerken (dat wil zeggen: het gezin of de wijk waarin zij opgroeien) een vergroot risico lopen op een onderwijsachterstand.

 

Het gemeentelijke OAB (GOAB) bestaat uit twee delen:

  • 1.

    Beleid voor de voorschoolse periode (VE) (gemeente ontvangt de middelen vanuit het Rijk)

  • 2.

    Beleid voor de basisschoolperiode (schoolbestuur ontvangt de middelen vanuit het Rijk)

Gemeenten hebben de verplichting om van hun OAB-middelen in ieder geval Voorschoolse Educatie (VE) te bekostigen: een speciaal voorschools aanbod voor peuters tussen minimaal 2,5 en 4 jaar die in de doelgroep vallen. Dit aanbod kan gerealiseerd worden in zowel de peuteropvang als in de volledige kinderdagopvang. Tot op heden gaat het om een aanbod van minimaal 10 uur per week, vanaf 1 augustus 2020 wordt dat minimaal 16 uur per week.

 

Afgelopen jaar is het Rijksbudget voor OAB verhoogd, de budgetten voor de gemeenten zijn herverdeeld op basis van nieuwe criteria voor de doelgroep. Het gevolg hiervan is dat veel gemeenten er (veel) OAB-middelen bijkrijgen. Zij moeten daar echter, zoals hierboven aangegeven, wel meer uren VE voor realiseren. Als gemeenten na het realiseren van VE nog OAB-middelen overhouden, dan mogen ze deze ook inzetten voor OAB in het basisonderwijs.

 

Uitgangspunten voor OAB in Montferland

De gemeente Montferland bestaat uit twee grote kernen en een aantal kleine kernen daaromheen. De kernen verschillen wat betreft aantal scholen en kinderopvangorganisaties per kern maar ook de achterstandsproblematiek verschilt tussen (en binnen) de kernen. Aan deze verscheidenheid wil de gemeente recht doen door het inzetten van aanpak op maat, passend bij de behoeften van doelgroepkinderen op een school of kinderopvanglocatie, en waar mogelijk passend bij de missie en visie van de organisatie.

 

Recht doen aan de behoeften van de doelgroepkinderen gaat verder dan je eigen locatie en organisatie. Een goede samenwerking tussen de verschillende schakels waar kinderen mee te maken krijgen is van groot belang. Samenwerking tussen consultatiebureau en voorschoolse voorziening, tussen voorschoolse voorziening en basisonderwijs en tussen basisonderwijs en voortgezet onderwijs is vereist.

 

Bij het kiezen van een aanpak voor het bestrijden van (het risico op) onderwijsachterstanden is het van belang om in te spelen op de behoeften van de doelgroepkinderen op die specifieke locatie en om na te gaan met welke andere organisaties een verbinding moet worden gezocht. Daarbij blijft het steeds van belang om de vraag te stellen: draagt deze aanpak bij aan het bestrijden van onderwijsachterstanden? Wat is daarbij structureel nodig en wat incidenteel?

 

De nieuwe doelgroepcriteria die vanaf dit jaar leidend zijn voor de budgetten per gemeente, zijn niet meer terug te leiden naar individuele kinderen. Dat stelt de gemeente voor de uitdaging om zelf op basis van de eigen doelgroepdefinitie vast te stellen in welke wijken en buurten doelgroepkinderen zijn, en waar deze problematiek meer of minder zwaar is. De doelgroepscan die de gemeente heeft laten maken helpt daarbij. In dit kader is de doelgroepdefinitie met betrokken organisaties onder de loep genomen (zie hoofdstuk 3.2).

De andere grote uitdaging waar de gemeente voor staat als het gaat om OAB is de uitbreiding van voorschoolse educatie van 10 naar 16 uur per week. Samen met de kinderopvangorganisaties is onderzocht wat hier de mogelijkheden voor zijn. Hier wordt in een apart document verslag van gedaan.

 

Dit document is tot stand gekomen na overleggen met de houders van kinderdagverblijven, de schoolbesturen, samenwerkingsverbanden, het consultatiebureau (Yunio), het Sociaal Team (Jeugd) en adviesbureau Sardes.

1. Verantwoordelijkheden voor- en vroegschoolse educatie

 

1.1 Wettelijke kader

Het bestrijden van de onderwijsachterstanden is geregeld in de wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (wet OKE, 2010). De wet OKE heeft gezorgd voor aanpassingen aan drie wetten: de wet kinderopvang (WKO), de wet op het onderwijstoezicht en de wet op het primair onderwijs (WPO). De wet OKE heeft verder effecten op de harmonisatie van de peuterspeelzaalwerk. De wijzigingen in kwaliteitseisen in kinderopvang en peuterspeelzaalwerk is apart geregeld in de Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang (IKK). De nieuwe kwaliteitseisen zijn uitgewerkt in het Besluit kwaliteit kinderopvang en enkele ministeriele regelingen. Deze wetten vormen samen met de WPO en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie het wettelijke kader voor dit beleidskader.

 

 

1.2 Rolverdeling

Er zijn verschillende partijen die een rol spelen bij het terugdringen van onderwijsachterstanden. Centraal hierin staan de landelijke en lokale overheid, de jeugdgezondheidszorg, GGD, het onderwijs en de voorschoolse voorzieningen. De landelijke overheid geeft de wettelijke kaders aan en stelt middelen beschikbaar aan gemeenten en onderwijsorganisaties voor de uitvoering van het onderwijsachterstandenbeleid. Deze middelen zijn geoormerkt en dienen jaarlijks te worden verantwoord via de Single information, Single audit (SiSa).

 

1.2.1 Rol gemeente

De gemeente heeft op grond van de WPO (artikel 166, 167) en de wet OKE een verplichting tot het aanbieden van voldoende voorschools aanbod in volume, spreiding en kwaliteit voor de doelgroepkinderen binnen de gemeente. Doelgroepkinderen zijn peuters/kleuters met een mogelijke (taal)achterstand. Het Rijk stelt voor onderwijsachterstandenbeleid een specifieke uitkering beschikbaar aan gemeenten. Dit geld is bestemd voor het aanbod van voorschoolse educatie (VE), schakelklassen en andere taal bevorderende activiteiten. De hoogte van de Rijksbijdrage is gebaseerd op de nieuwe rekenmethode die vanaf 2019 wordt gebruikt. Deze regeling bepaalt hoeveel financiële middelen het rijk toekent aan de gemeente.

De gemeente en basisscholen zijn verplicht om samen afspraken te maken over het verbeteren van de leerprestaties van leerlingen met een achterstand. De gemeenten moeten afspraken maken op basis van gelijkwaardigheid met schoolbesturen en houders van kinderopvangorganisaties. Onder deze afspraken vallen tenminste het definiëren en de werving van de doelgroep, de toeleiding naar de voor- en vroegschoolse voorzieningen, het zorgdragen voor een doorlopende leerlijn van voorschoolse naar vroegschoolse educatie en het behalen van resultaten bij de vroegschoolse educatie. Deze afspraken worden gecontroleerd door de onderwijsinspectie.

 

Vanuit maatschappelijk betrokkenheid hecht de gemeente Montferland waarde aan goede basisvoorzieningen voor de jeugd. Met kinderopvang/peuteropvang versterken we diverse maatschappelijke ontwikkelingen die van belang zijn voor gezinnen en individuele personen. Het onderwijsachterstandenbeleid heeft raakvlakken met het jeugdbeleid in brede vorm. Daarom hebben we als gemeente aandacht voor de doorgaande lijnen tussen de voor- en vroegschoolse en de samenwerking hierin met passend onderwijs en de lokale partners die een rol spelen in het kader van jeugdhulp en veiligheid.

 

1.2.2 Rol schoolbesturen primair onderwijs

De schoolbesturen primair onderwijs zijn verantwoordelijk voor het bestrijden/verminderen van onderwijsachterstanden bij hun leerlingen. Het primair onderwijs is specifiek verantwoordelijk voor de vroegschoolse educatie. Daarnaast kunnen in de groepen 3 tot en met 8 programma’s ingezet worden om onderwijsachterstanden te verminderen. Het speciaal onderwijs valt buiten dit beleidskader. Afhankelijk van het aantal doelgroepkinderen krijgen scholen van de rijksoverheid extra geld voor de bestrijding van onderwijsachterstanden.

 

1.2.3 Rol jeugdgezondheidszorg

Yunio en GGD voeren de jeugdgezondheidszorg (JGZ) uit. Zij onderzoeken kinderen op het consultatiebureau en op school. De JGZ heeft een wettelijke taak als het gaat om systematisch volgen en signaleren van de ontwikkeling van jeugdigen. De JGZ ziet bijna alle kinderen. Ze zijn dan ook een belangrijke samenwerkingspartner op het gebied van signaleren en verwijzen naar voorschoolse voorzieningen. De JGZ verzorgt na het constateren van een taalachterstand de verwijzing/indicatie naar een VE-plek.

 

1.2.4 Rol Sociaal team Jeugd

Het Sociaal Team (jeugd) is betrokken in veel gezinnen met jonge kinderen in de gemeente. Omdat ze niet gehouden zijn aan vaste bezoekmomenten kunnen ze het dreigen van achterstanden eerder dan het consultatiebureau signaleren. Ook is er voor alle houders en de scholen de mogelijkheid om gebruik te maken van de expertise van het Sociaal Team jeugd. Het Sociaal Team jeugd verwijst ouders naar het consultatiebureau voor een indicatie VE. Ook ondersteunen ze de IB-ers in het primair onderwijs.

2. Visie en doelstellingen gemeente Montferland

 

2.1 Doel/visie

Een belangrijk speerpunt van de gemeente Montferland binnen het programma Jeugd en Onderwijs is “minder kinderen starten met een (taal)achterstand op de basisschool.

Het hoofddoel van het onderwijsachterstandenbeleid is om peuters met een (dreigende) leerachterstand ten gevolge van sociale, economische of culturele oorzaken beter voor te bereiden op de basisschool. Dat betekent dat kleuters zonder, dan wel met een zo klein mogelijke, achterstand naar groep 3 kunnen. Om dit doel concreet te maken heeft de gemeente Montferland in samenwerking met de betrokken partners een aantal doelen en subdoelen omschreven.

 

2.2 Subdoelen onderwijsachterstandenbeleid

 

Doel 1: Meer peuters gaan naar een voorschoolse voorziening

Concrete en meetbare doelstellingen, geformuleerd als eindambitie:

  • In 2022 nemen 95% van alle peuters zonder VVE-indicatie deel aan een reguliere voorschoolse voorziening. Gastouderopvang wordt gezien als een voorschoolse voorziening.

  • In 2022 nemen 85% van alle peuters met een VVE-indicatie deel aan voorschoolse voorziening mét een VVE-programma.

Doel 2: Meer doelgroepkinderen ontwikkelen zich binnen hun eigen mogelijkheden

Concrete en meetbare doelstellingen:

  • 1.

    Minimaal 80% van de kinderen die VVE gevolgd hebben, beschikken over een adequaat taal en rekenniveau om vervolgonderwijs te kunnen volgen en ontwikkelen zich binnen de bandbreedte van de normale ontwikkeling op het gebied van:

    • Sociaal-emotionele ontwikkeling: een veilige sociaal-emotionele omgeving is een belangrijke voorwaarde voor kinderen om zich te kunnen ontwikkelen. In die zin gaat het bij het onderwijsachterstandenbeleid daarom om ondersteuning van doelgroepkinderen én hun ouders.

    • Taalontwikkeling: De betrokkenen rondom het OAB-beleid in gemeente Montferland vinden een goede start van kinderen op de basisschool van groot belang voor hun verdere schoolloopbaan. Daarvoor is het vooral van belang dat kinderen zonder taalachterstanden aan de basisschool beginnen.

    • Ontwikkeling en het inzicht in cijfers en getallen (rekenen, talige rekensommen): Dit wordt met name bijgehouden op de scholen aan de hand van de leerlingvolgsystemen.

    • Bovendien moeten ook kinderen in de basisschoolleeftijd zich optimaal kunnen ontwikkelen, onafhankelijk van hun achtergrond. Blijvende aandacht voor de cognitieve ontwikkeling van kinderen in de basisschoolleeftijd en het voorkomen van achterstanden daarin vormt dan ook een tweede belangrijk speerpunt van het onderwijsachterstandenbeleid.

Doel 3: Meer ouders worden betrokken bij de taal- en de bredere ontwikkeling van hun kind

Concrete en meetbare doelstellingen:

  • 1.

    Alle voor- en vroegschoolse voorzieningen hebben een plan van aanpak om systematisch de ouderbetrokkenheid te stimuleren en te vergroten (gericht ouderbeleid).

  • 2.

    Ouders ervaren dat zij betrokken worden bij de ontwikkeling van hun kind doordat zij:

    • Voldoende geïnformeerd worden over de ontwikkeling van hun kind;

    • Voldoende materiaal en/of informatie krijgen om thuis stimulerende activiteiten te doen;

    • Regelmatig kunnen participeren aan ouderactiviteiten en hierin actief benaderd worden (vb. per mail, brief, bij het brengen van het kind e.d.);

    • Bij een monitor/enquête ouderbetrokkenheid scoren 80% van de ouders positief op de voornoemde punten.

3. Montferlands ambitie

 

3.1 Achtergrond

Uitgaande van de genoemde visie en daarbij behorende speerpunt zijn, in samenwerking met de partners, de volgende ambities uitwerkt:

  • 1.

    We werken met een aangescherpte doelgroepdefinitie. (vergroten van bereik)

  • 2.

    We blijven werken met de onlangs gemaakte resultaatafspraken VVE en werken de manier waarop wij deze afspraken monitoren verder uit. (verbeteren monitoring)

  • 3.

    Wij werken met onze OAB-partners aan het verder versterken van de doorgaande lijn tussen voor- en vroegschool en tussen basisonderwijs en voortgezet onderwijs. (borgen kwaliteit)

  • 4.

    Het volgen en evalueren van onze inspanningen op OAB vormt onderdeel van onze beleidscyclus. (verbetering monitoring; borgen kwaliteit)

  • 5.

    Wij willen ouders meer betrekken bij onze voorzieningen. (vergroten bereik)

  • 6.

    Wij vernieuwen de overleg- en besluitvormingsstructuur voor OAB. (borgen kwaliteit)

De uitwerking van deze ambities vormen de rode leidraad voor de Gemeentelijke Onderwijs Achterstandenbeleid (GOAB).

 

3.2 Aangescherpte doelgroepdefinitie

De doelgroep definitie is besproken met de voorschoolse en vroegschoolse partners. De huidige definitie is voor de gemeente Montferland aangescherpt en aangepast als volgt:

 

Er is sprake van een risico op een taal- en/of ontwikkelingsachterstand op 4-jarige leeftijd als één of meer van de volgende criteria van toepassing zijn:

  • 1.

    Er is sprake van een vastgestelde spraak- en of taalachterstand in de Nederlandse taal.

  • 2.

    Er is sprake van een vastgestelde achterstand in de sociale/motorische/sociaal-emotionele ontwikkeling.

  • 3.

    Er is sprake van vastgestelde onvoldoende ontwikkelingsstimulering in de thuissituatie, leidend tot een direct risico op achterstand in de spraak-taal, sociale, motorische of sociaal-emotionele ontwikkeling.

  • 4.

    Er is sprake van een risico op achterstanden vanwege een zorgelijke thuissituatie.

3.3 SMI en VVE

Het laatste criterium van de doelgroepdefinitie (4) kan betrekking hebben op kinderen met een Sociaal Medische Indicatie (SMI). Voor deze kinderen is het goed als ze een aantal dagdelen uit de thuissituatie worden gehaald, vanwege sociaal medische problematiek bij (een van) de ouders. Voorschoolse Educatie heeft echter niet als primair doel om kinderen uit een problematische thuissituatie te halen, maar om te werken aan taalachterstanden, zodat kinderen goed voorbereid op de basisschool komen. Voor kinderen met een SMI-indicatie zal daarom steeds moeten worden bezien of VE een geëigende oplossing is, bijvoorbeeld omdat het kind óók aan de criteria voor VVE voldoet, of dat er naar een andere oplossing gezocht moet worden, zoals opvang in de reguliere dagopvang of peuteropvang. Dit is mede belangrijk om te voorkomen dat de VE-groepen te ‘zwaar’ worden waardoor de doelen niet meer behaald kunnen worden.

 

Als SMI-kinderen ook een VVE-indicatie hebben, hebben ze recht op maximaal 16 uur VVE en recht op 8 uur peuteropvang. Als ze geen VVE-indicatie hebben, hebben ze enkel recht op maximaal 8 uur peuteropvang. Indien er meer uren /dagdelen kinderopvang als gevolg van SMI nodig zijn, worden deze meer uren bekostigd uit Jeugdzorg (na het gebruik van alle voorliggende voorzieningen, inclusief Kinderopvang Toeslag (KOT)).

 

3.4 Cijfers Montferland

In de gemeente Montferland hebben we een hoog bereik van aantal 2 en 3 jarigen die naar voorschoolse voorzieningen gaan. De gemeente Montferland heeft de eindambitie om een bereik van peuters die naar een voorschoolse voorziening gaan te bewerkstelligen van 95%.

 

De cijfers over 2018 over alle kinderopvangvoorzieningen zijn door Sardes geïnventariseerd.

  • Er zijn circa 420 peuters van 2,5 tot 4 jaar (525 peuters van 2 tot 4 jaar) in Montferland

  • 319 peuters, ofwel 76% van alle peuters, nemen deel aan een gesubsidieerd peuteraanbod (reguliere en doelgroep peuters, inclusief peuters van ouders met recht op KOT)

  • Aantal doelgroeppeuters is: 60

 

3.5 Behoud van voorschoolse voorzieningen in de kernen

De gemeente heeft een wettelijke taak in het aanbieden van een kwalitatief en dekkend aanbod van voorschoolse educatie voor kinderen met een risico op een achterstand in de Nederlandse taal. Met de huidige peuteropvanglocaties zijn er voldoende voorzieningen in aantal en spreiding waar kinderen deel kunnen nemen aan voorschoolse educatie. De gemeente Montferland vindt het van belang dat deze locaties blijven bestaan. De komende jaren is het een opgave voor de peuteropvanglocaties in kleine kernen om rendabel te blijven. De gemeente stimuleert initiatieven om deze locaties open te houden. Alternatieve initiatieven zoals PeuterFun in Braamt bevorderen de taalontwikkeling, vergroten de sociaal emotionele ontwikkeling van de peuters en zijn een goed instrument tegen segregatie. De komende jaren zal blijken in hoeverre de subsidiebedragen kunnen of moeten worden bijgesteld.

 

3.6 Achtergrond doelstelling: meer ontwikkeling van doelgroepkinderen

 

3.6.1 Peuteropvang

In de gemeente Montferland zijn 15 peuteropvang locaties waarvan 12 met een VVE-aanbod. Kinderen met een VVE-indicatie kunnen gebruik maken van 10 uur per week (gesubsidieerde) peuteropvang. Kinderen die geen VVE-indicatie hebben, kunnen gebruik maken van 6 uur per week (gesubsidieerde) peuteropvang. Alle ouders betalen een inkomensafhankelijke bijdrage.

Peuters met VVE-indicatie en zonder VVE-indicatie spelen en leren samen in dezelfde groep. Dit is belangrijk om segregatie tegen te gaan. Dit blijft een belangrijk aandachtspunt in de uitbreiding van het aantal uur voor VVE-kinderen naar 16 uur in 2020.

 

3.6.2 Regeling sociaal medische indicatie inzetten

De gemeente ontvangt middelen van het Rijk voor de uitvoering van de Sociaal Medische Indicatie (SMI). De SMI is een vangnetregeling die gemeenten de mogelijkheid geeft om gezinnen tijdelijk financieel te ondersteunen in de kosten van de kinderopvang als zij door bepaalde medische of sociale omstandigheden tijdelijk niet in aanmerking komen voor de kinderopvangtoeslag. De ouder of beide ouders kunnen niet werken door (psychische) ziekte of door een crisis in het gezin. Hierdoor kan de ontwikkeling van het kind bedreigd worden. Dit maakt dat de SMI-regeling inhoudelijk gezien aansluit bij meerdere wettelijke kaders, zoals de wet kinderopvang, de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Jeugdwet (zie hoofdstuk 3.2).

 

In de gemeente Montferland is de SMI-regeling geschaard onder bijzondere bijstand en worden er inkomenscriteria gehanteerd. Dit heeft tot gevolg dat de SMI-regeling alleen toegankelijk is voor burgers met een laag inkomen. Vanaf vorige jaar geeft Sociaal Team jeugd een indicatie af die rekening houdt met de landelijke bepalingen voor SMI. De aanvraag loopt nog steeds via de Bijzondere bijstand. Er wordt overeenstemming met Sociale Zaken gezocht om zo de SMI-regeling onder de Jeugdwet i.p.v. onder Sociale Zaken te plaatsen. We stellen duidelijke criteria en looptijden op en zorgen dat er afspraken komen over inzet van zorg bij een aanvraag SMI omdat er vaak meer aan de hand is dan alleen de vraag voor financiering van de kinderopvang. Door het College is in 2018 besloten om voor ouders die een inkomen boven de inkomensgrens hebben, zonder recht op KOT, de kosten van het kinderopvang van het jeugdbudget te bekostigen indien er sprake is van SMI. Doorzetten van dit besluit is noodzakelijk.

 

3.6.3 Vaardigheden pedagogisch medewerkers vergroten

Het vinden van voldoende geschoolde pedagogische medewerkers voor VE groepen is een opgave voor de houders van kinderdagverblijven. De schoolverlaters met een MBO 4 diploma kunnen niet ingezet worden op een VE groep. Ze zijn niet VE gediplomeerd. Deze pedagogische medewerkers dienen eerst een VE opleiding te volgen dat gemiddeld anderhalf jaar duurt. De gemeente heeft met de houders afgesproken dat een deel van het OAB budget 2019 ingezet wordt voor de VE scholing, programma Startblokken.

 

Vanaf 1 augustus 2019 moeten alle pedagogische medewerkers op een VE groep aan de 3F taaleis voldoen. In de gemeente Montferland zijn alle pedagogisch medewerkers op VE en reguliere groepen al in bezit van een 3F certificaat voor de vereiste vaardigheden. Met de houders van kinderdagverblijven is afgesproken dat ze vanaf 1 januari 2019 zelf verantwoordelijk zijn voor het behalen van deze certificaten voor nieuw personeel.

 

3.6.4 Meer samenwerking bij het realiseren van doelen

Tijdens de eerste bijeenkomst met kinderopvang en basisonderwijs over de ontwikkeling van het onderwijsachterstandenbeleid is de wens uitgesproken om meer samen te werken. Om de samenwerking te bevorderen wordt ingezet op het opzetten van gezamenlijke activiteiten en projecten. Het Lokaal Educatieve Agenda (LEA) overleg krijgt daarbij een prominente rol. De gezamenlijke activiteiten en projecten worden onderdeel van een jaarlijks uitvoeringsprogramma van het onderwijsachterstandenbeleid. Het LEA-overleg beoordeelt of de activiteiten en projecten passen binnen het uitvoeringsprogramma. Op deze manier wordt het nemen van gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het stimuleren van taal- en de bredere ontwikkeling van doelgroepkinderen om achterstanden te voorkomen dan wel te verminderen bevorderd.

 

3.6.5 Inzet van de bibliotheek

Het taalverwervingsproces komt tot stand tussen de leeftijd van nul en vijf jaar. Een vijfjarige beheerst de taal als volwaardig communicatiemiddel. Het eindpunt van de taalontwikkeling ligt rond de leeftijd van elf jaar. Het is dan ook belangrijk dat ouders al vroeg beginnen met hun kind voor te lezen. Een kind dat voorgelezen wordt, bouwt een grotere woordenschat op, waardoor leren lezen makkelijker wordt. De Bibliotheek Montferland kan hierbij een belangrijke rol spelen. Zo verzorgt de bibliotheek Montferland voor de doelgroep 0-4 jaar (o.a. VVE) het volgende:

  • BoekStart1

  • Een collectie boeken/materialen op zeven vestigingen

  • Gratis lidmaatschap voor kinderen tot 18 jaar

  • Voorleesmiddagen elke woensdagen in Didam en ‘s-Heerenberg

De bibliotheek biedt ook ondersteuning aan het onderwijs. Zo bezoeken ze maandelijks de basisscholen, organiseren ze Nationale Voorleeswedstijd en de zomerscholen.

 

3.6.6 Voorleesexpres

Welzijnsinstelling Welcom verzorgt de Voorleesexpres in de gemeente Montferland. Dit is een project om (voor)lezen te stimuleren. Dit project wordt nu niet door de gemeente gesubsidieerd. Op grond van een evaluatie na deze pilot, wordt het bij positieve ervaring, in 2020 opnieuw aangeboden. Ook zal gekeken worden naar mogelijkheden tot financiering en samenwerking met de bibliotheek.

 

3.6.7 Zomerschool

Het doel van de zomerschool is continueren van het leerproces. De doelgroep voor de zomerschool was in het begin met name gericht op kinderen van nieuwkomers in de leeftijd van 6-18 jaar en hun ouders. Vanaf 2019 is een pilot opgestart in samenwerking met de basisscholen met als doel autochtone kinderen met een vergroot risico op een achterstand mee te laten doen in de zomerschool. Het betreft kinderen in de groep 3 tot en met 5. Deze pilot wordt na de zomervakantie geëvalueerd. De zomerscholen worden door de gemeente georganiseerd in samenwerking met de bibliotheek en Welcom.

 

3.6.8 Spelregels voor samenwerking tussen kinderopvang en basisonderwijs (doorgaande lijn)

We streven naar een doorlopende ontwikkellijn voor alle kinderen in de leeftijd van 2 jaar tot het eind van de basisschool. Voor het jonge kind is het belangrijk dat voorschoolse voorzieningen en basisscholen samen een doorgaande ontwikkellijn neerzetten. De partijen handelen hierbij vanuit één gedachte en één gezamenlijk doel. Gegevens over de ontwikkeling van kinderen worden van voor- naar vroegschools overgedragen. Als er sprake is van een VVE-indicatie gebeurt dit met een zogenaamde warme overdracht. VVE-kinderen zijn hier het vertrekpunt maar het is wenselijk dat dit voor alle kinderen gebeurt. De onderbouwdocent kan zo een goede aansluiting realiseren. Het neerzetten van een doorgaande ontwikkellijn is de verantwoordelijkheid van de kinderopvangorganisaties en de basisscholen. De gemeente is de regiehouder. Dit punt wordt een vast agendapunt op de VVE bijeenkomsten.

 

3.6.9 Tegengaan van segregatie

Segregatie is een scheiding tussen verschillende groepen mensen met gemeenschappelijke kenmerken in een samenleving. Bij de implementatie van de Wet OKE is het tegengaan van segregatie van doelgroepkinderen ten opzichte van niet-doelgroepkinderen en segregatie binnen de groep doelgroepkinderen een belangrijk aandachtspunt. We willen als gemeente geen groepen waar alleen een specifieke groep kinderen geplaatst worden. We gaan voor gemengde groepen zodat kinderen zich aan elkaar kunnen optrekken. Bij de implementatie van de uitbreiding van 10 uur naar 16 uur voor doelgroepkinderen houden we rekening met het risico op segregatievorming en gaan we hierover met elkaar in gesprek.

 

3.7 Achtergrond doelstelling: meer ouders zijn betrokken

Ouders maken het verschil voor hun kind. De rol van ouders is belangrijk bij het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden. Hoewel dit de verantwoordelijkheid van kinderopvang en het onderwijs is, moeten de gemeenten hierin ook een actieve rol spelen.

Gemeente Montferland heeft afspraken gemaakt met de houders en schoolbesturen over hoe invulling te geven aan de ouderbetrokkenheid beleid. Alleen beleid omschrijven is niet voldoende. Er moet aandacht komen voor de daadwerkelijke werking van het beleid. Ouderbeleid wordt een vaste punt op de agenda van de werkgroep.

 

Ouderbetrokkenheid kan in vele vormen worden gestimuleerd. Een aantal voorbeelden: spelinloop, ouderbijeenkomsten gekoppeld aan thema’s, cursussen/informatieavonden voor ouders, oudercontactschrift, studentenprojecten met als doel het stimuleren van spelenderwijs leren/vergroten van woordenschat in de thuissituatie etc.

 

Het is belangrijk dat alle ouders bereikt worden, ook de ouders die de Nederlandse taal niet goed spreken. Vanuit de OAB scan van december 2018 blijkt dat 8,9% van de inwoners van de gemeente Montferland een migratieachtergrond hebben. Naast ouders met een migratieachtergrond die mogelijk de Nederlandse taal niet goed spreken, is de doelgroep laaggeletterden ook een belangrijk aandachtspunt. Waar taal een probleem is om ouders te informeren en te betrekken, organiseren we een integrale samenwerking tussen Sociale Zaken, Sociaal Domein en betrokken partners, om samen naar initiatieven te kijken om dit op te lossen. Een voorbeeld is het inzetten van netwerk/maatje (Welcom).

 

De inspectie van het onderwijs heeft in 2019 onderzoek gedaan naar een VE/PO locatie in ‘s-Heerenberg. De inspectie concludeert dat op het gebied van ouderbetrokkenheid nog beter kan. Ouderbeleid wordt samen met de ouders opgezet. Het komende jaar zal samen met de scholen, houders en ouders onderzocht worden HOE hier invulling aan te geven.

 

3.8 Raakvlakken met andere beleidsterreinen

Het onderwijsachterstandenbeleid heeft raakvlakken met andere beleidsterreinen. In de nieuwe beleidsperiode gaat de gemeente Montferland de samenwerking met andere organisaties verder opzoeken. In het Lokaal Educatie Agenda (LEA) overleg worden afhankelijk van de agenda ook jeugdzorginstellingen of bibliotheekinstellingen uitgenodigd om mee te denken. Zo blijven we op de hoogte van elkaars werkzaamheden en kunnen er in samenwerking met elkaar nieuwe initiatieven ontwikkeld worden.

 

3.8.1 Verlengde peutertijd in het kader van Passend Onderwijs

Vroegschoolse educatie op de basisschool gaat gepaard met extra ondersteuning. Hierdoor is er ook sprake van aangepast onderwijs dat aansluit op de ontwikkeling en de behoeften van het kind. Steeds vaker komen vragen vanuit peuteropvang locaties en scholen of een peuter na het bereiken van het vierde levensjaar, nog een half jaar mag blijven ‘peuteren’ op de peuteropvang. Dit gaat dan om een peuter die een achterstand heeft en die meer tijd nodig heeft om de achterstand optimaal in te halen of om beter voorbereid te worden op het basisonderwijs. Ondanks extra voorschoolse inzet zijn kinderen nog niet altijd klaar voor het basisonderwijs. Dit betreft zowel doelgroepkinderen, als ‘reguliere peuters’. Als kinderen op vierjarige leeftijd nog niet toe zijn aan de basisschool, valt dit in principe niet onder het OAB, maar moet er een oplossing gevonden worden binnen het kader van het Passend Onderwijs.

 

3.8.2 Regulier onderwijs

In de beleidsnotitie is ingegaan op de splitsing tussen voorschoolse en vroegschoolse educatie en de verantwoordelijkheid van de schoolbesturen bij de vroegschoolse educatie. De gemeente Montferland streeft naar een doorlopende ontwikkelingslijn voor de kinderen in de leeftijd van twee jaar tot het eind van de basisschool. In deze nieuwe beleidsperiode gaan we de samenwerking met scholen op dit gebied versterken en met elkaar in gesprek over de reeds gemaakte resultaatafspraken in het uitvoeringsprogramma. De gemeente onderzoekt graag initiatieven om de doorgaande lijnen te verbeteren.

 

3.8.3 Jeugdzorg

Tijdens de themabijeenkomsten is door de basisscholen en de voorschoolse voorzieningen aangegeven grote behoefte te zijn aan laagdrempelige ondersteuning voor ouders en kinderen met sociaal-maatschappelijke problemen, ter preventie van zwaardere problematiek. Deze problemen van kinderen moeten eerst opgelost zijn voordat zij aan leren toekomen. Idealiter kan dit worden ingezet voor zowel de school als de peuteropvang waarmee wordt samengewerkt. Wel moeten dan duidelijke afspraken gemaakt worden over:

  • Wie recht heeft op hoeveel uur (4 uur extra voor het basisonderwijs, 1 of 2 uur voor de peuteropvang)

  • Wie wat betaalt (gemeente betaalt inzet voor peuteropvang en deel basisonderwijs, basisonderwijs betaalt zelf ook een deel).

Ook is het belangrijk om er voor te zorgen dat deze sociaal-maatschappelijke ondersteuning niet wordt ingezet voor problemen die eigenlijk in de jeugdzorg thuishoren (oneigenlijk gebruik van OAB-middelen).

 

De gemeente investeert in een pilot waarbij op vaste dagen een gediplomeerde ondersteuner met een sociaal-maatschappelijke achtergrond het vast gezicht wordt, op school en peuteropvang, voor ouders met vragen. Pastoor Galamaschool is de school met de hoogste concentratie doelgroep leerlingen. Dat betekent dat de voorschoolse locatie op die school met dezelfde problematiek kampt. De keuze om de pilot hier te starten is daarom de juiste. De pilot start in schooljaar 2019-2020. Het schoolbestuur financiert mee 50% van de kosten. Na een jaar wordt deze pilot geëvalueerd en indien succesvol, verder in de gemeente uitgerold naar de overige VE scholen en peuteropvangen.

 

3.8.4 Laaggeletterdheid

In Montferland is de bibliotheek actief bezig met het bestrijden van laaggeletterdheid. Dit wordt bijvoorbeeld gedaan aan de hand van taalmaatjesprojecten en het Taalhuis. Vanuit het Taalhuis wordt door de bibliotheek in samenwerking met andere instellingen gewerkt aan het structureren van het taalaanbod om zo ook voor goede doorverwijzing te zorgen.

In het landelijk actieprogramma laaggeletterdheid ‘Tel mee met Taal’ wordt ook ingezet op taalstimulering bij jonge kinderen, wat een groot raakvlak heeft met het onderwijsachterstandenbeleid. De bibliotheek Montferland is hierin actief door o.a. het aanbieden van BoekStart (om voorlezen te stimuleren) voor hele jonge kinderen. Daarnaast heeft de betrokkenheid van ouders ook raakvlakken met laaggeletterdheid. Om optimale taalontwikkeling bij kinderen te stimuleren is het van belang dat de ouders ook de taal beheersen om bijvoorbeeld te kunnen voorlezen.  

4. Landelijke ontwikkelingen

 

4.1 Aanpassen van de gewichtenregeling

Zoals al aangegeven is vanaf 2019 voor een nieuw verdeelsystematiek gekozen voor de middelen van Onderwijsachterstanden vanuit het Rijk. De nieuwe verdeelsystematiek voor gemeenten is ingevoerd per 1 januari 2019 en voor basisscholen per 1 augustus 2019. In het hoofdstuk financiën is opgenomen welke financiële consequenties dit heeft voor de gemeente Montferland.

 

4.2 Regeerakkoord en uitbreiding naar 16 uur en inzet hbo opgeleid personeel

In het regeerakkoord 2017-2021 ‘Vertrouwen in de toekomst’, is afgesproken dat kinderen met het risico op een onderwijsachterstand vanaf 2020 geen 10 uur voorschoolse educatie per week krijgen, maar 16 uur. Daar is extra budget voor beschikbaar. Het Rijk heeft ook aangegeven meer hbo opgeleid personeel te willen in de VVE en de brede kinderopvang. Dit moet zorgen voor een hogere kwaliteit. De hbo-functies kunnen zijn: pedagogisch medewerker, coach en ondersteuner (logopedist, zorg coördinator, intern begeleider).

 

4.3 IKC ontwikkeling

De samenwerking tussen kinderopvang en primair onderwijs staat op de agenda van politieke partijen. De minister van SZW (sociale zaken en werkgelegenheid) en de staatssecretaris van OCW (onderwijs, cultuur en wetenschap) heeft ‘Taskforce samenwerking onderwijs en kinderopvang’ gevraagd om mee te denken. Taskforce adviseert o.a.: “Kijk naar de ontwikkeling van kinderen, ouders en professionals en niet alleen naar het belang van de instellingen. Juist samenwerking van professionals op de werkvloer versterkt een passend aanbod voor de ontwikkeling van de kinderen”. Om dit te bereiken, wordt door taskforce gepleit voor het opzetten van integrale kindcentra (IKC), met als doel een ononderbroken ontwikkelingslijn voor kinderen. De VNG staat achter deze visie. Het kindcentra concept betekent dat opvang, onderwijs, welzijn, zorg etc. om het kind heen worden georganiseerd. Het kind staat letterlijk centraal.

De IKC De Toorts en IKC de Expeditie zijn een feit. Ook bij St. Jozefschool te Loil is de vorming van een IKC in een ver gevorderde stadium. De komst van een brede school/ IKC in ’s-Heerenberg is in ontwikkeling. Naar verwachting zal de concentratie van alle kinderen in ’s-Heerenberg op één schoollocatie een goed middel zijn voor het voorkomen van (economische) segregatie doordat de kinderen uit zwak sociaal economische wijken gemengd worden met kinderen van wijken met een betere economische positie.

5. Monitoring en Evaluatie

 

5.1 Inrichten van de kwaliteitscyclus/vergaderstructuur

Het is van belang om het bereik en de uitvoering van voorschoolse educatie en de opbrengsten van voor- en vroegschoolse educatie systematisch in kaart te brengen, conclusies te trekken, de afspraken te evalueren en het beleid waar mogelijk te verbeteren. Zo wordt geëvalueerd of de goede dingen worden gedaan en of de dingen goed gedaan worden. Dit proces is de kwaliteitscyclus. De Inspectie van het onderwijs heeft dit ook als beoordelingspunt in haar toezichtskader. De kwaliteitscyclus heeft tot doel om de uitvoering en kwaliteit te monitoren en te evalueren en tegelijkertijd inzicht te bieden in de voortgang van de beleidsdoelstellingen.

 

De kwaliteitscyclus ziet er als volgt uit:

  • Jaarlijks een uitvoeringsprogramma opstellen, uitvoeren en evalueren.

  • De gemeente belegt twee keer per jaar een LEA-overleg waarbij alle partners uitgenodigd worden.

  • Per kwartaal een evaluatiebijeenkomst VE met alle aanbieders van voorschoolse educatie m.b.t. het bereik en de financiën binnen de gesubsidieerde voorschoolse voorzieningen.

  • Twee keer per jaar een werkgroep VVE met vertegenwoordigers van alle schoollocaties, houders van kinderopvangen en het consultatiebureau. Naar aanleiding hiervan een monitor opstellen waarmee zicht is op de kwaliteit en de resultaten en deze één keer per jaar uitzetten. Hierin worden dan ook de resultaten verwerkt van de doelstelling ‘meer ontwikkeling van doelgroepkinderen’ aan de hand van de geformuleerde resultaatafspraken.

5.2 Nieuw voorstel voor monitoring en evaluatie

We onderscheiden verschillende stappen in het komen tot een nieuwe systematiek van monitoring en evaluatie. De beschreven beleidsdoelen zijn het uitgangspunt van het monitorings- en evaluatieproces, die vervolgens in samenspraak met Yunio, voorschoolse aanbieders en scholen worden vertaald naar concrete afspraken op het gebied van bereik, kwaliteit en resultaten. De afspraken worden daarna vertaald naar meetbare indicatoren. In de stap daarna worden op basis van deze indicatoren gegevens opgehaald bij de partners en geanalyseerd. In de laatste stap vindt een gezamenlijk gesprek plaats over de bevindingen. Zijn de resultaten behaald? Waarom wel of niet? Hoe kunnen we de resultaten borgen? Ook wordt een terugkoppeling gemaakt naar de geformuleerde beleidsdoelen. De te doorlopen stappen zijn:

  • 1.

    Het formuleren van beleidsdoelen;

  • 2.

    Het maken van afspraken met Yunio en vve-aanbieders;

  • 3.

    Vertalen van afspraken naar concrete/meetbare indicatoren;

  • 4.

    Verzamelen van informatie;

  • 5.

    Gezamenlijk evalueren/kwaliteitsdialoog.

6. Financiën

Met de ontwikkelingen die uit de wet OKE voort vloeien, zijn er ook financiële gevolgen. De kinderopvang wordt duurder door de nieuwe kwaliteitseisen. De gemeente is verantwoordelijk voor de kwaliteitseisen binnen de VVE-locaties, zoals de 3F taaleis. De gemeente Montferland anticipeert hierop door tijdig met alle betrokken partijen te overleggen hoe de ontwikkelingen lokaal worden geïmplementeerd en wat hierin nodig is.

 

6.1 Middelen OAB 2019

Met de invoering van de nieuwe gewichtenregeling in 2019 ontstaat er een nieuwe verdeling van de middelen over de gemeenten in Nederland. De definitieve toekenningsbeschikking 2019 bestaat uit een bedrag van € 607.400. De prognose is dat dit budget groeit naar € 769.000 in 2022 middels een overgangsregeling. Met deze middelen kan het voorgenomen beleid worden uitgevoerd en kan de uitbreiding naar 16 uur VVE in 2020 worden vormgegeven. Het gaat hier om een doeluitkering die jaarlijks via SiSa verantwoord moet worden.

 

6.2 Decentralisatie uitkering

Naast de OAB-middelen krijgen we van het Rijk ook een decentralisatie uitkering om te zorgen voor voldoende aanbod van voorschoolse voorzieningen.

Door de verandering in financieringsstructuur vervalt per 2018 de decentralisatie-uitkering peuterspeelzaalwerk in het kader van de wet OKE van 35 miljoen euro. Deze middelen worden gebruikt als dekking voor de extra toeslaglasten van het Rijk voor de peuterspeelzalen. Voor de gemeente Montferland betekent dit dat er in 2018 € 148.000 weg valt. Hier staat tegenover dat er een nieuwe decentralisatie-uitkering is ingegaan om te zorgen voor de toegang van peuters tot voorschoolse voorzieningen waarbij het doel van het Rijk is om alle peuters te bereiken.

De gemeente heeft de plicht om voor alle peuters een toegankelijke aanbod te realiseren, ook voor de peuters van ouders zonder recht op KOT. Indien eigen middelen voor deze groep niet meer beschikbaar zijn, zullen gemiddeld per jaar 60 peuters niet bereikt worden. Vanuit de ministerie van OCW wordt aangedrongen om alle peuters voor te bereiden op de overgang naar de basisschool.

 

De decentralisatie-uitkering voorschoolse voorzieningen ziet er voor de Montferland als volgt uit:

Tabel 1.1 Gemeentelijke financiële middelen voor gesubsidieerd peuteraanbod VE

 

2019

2020

2021

2022

Gemeentefondsmiddelen voor OAB*

€ 17.764

€ 17.764

€ 17.764

€ 17.764

Specifieke uitkering GOAB** (geoormerkt)

€ 607.400***

€ 613.000***

€ 613.000***

€ 769.000***

Extra (structurele) peutermiddelen****

€ 57.678

€ 57.678

€ 57.678

€ 57.678

Totaal

€ 682.842

€ 688.442

€ 688.442

€ 844.442

* De gemeente stopt eigen middelen uit het Gemeentefonds in peuteraanbod.

** Hiervan wordt VE voor doelgroeppeuters bekostigd.

*** Dit zijn de indicatieve bedragen van het nieuwe GOAB, zoals per brief aangekondigd op 26 april 2018 en besluit 27 september 2018 inzake specifieke uitkeringen t.b.v. GOAB. Op 15 juli 2019 is het definitief bedrag voor 2019 bekend gemaakt en in Tabel 1.1 verwerkt (zie: www.goab.eu).

**** Dit zijn de zogeheten ‘Asscher-middelen’. Deze middelen worden ingezet voor haar doel: een peuteraanbod arrangeren voor reguliere peuters van niet-KOT-gerechtigde ouders.

 

6.3 Subsidieregeling voorschoolse voorzieningen

Het grootste deel van het ontvangen budget voor het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid, wordt ingezet voor de subsidiering van de voorschoolse voorzieningen met VVE-aanbod.

De gemeente zet daarnaast eigen middelen in voor de reguliere peuteropvang. In de door Sardes opgestelde notitie “Naar 16 uur voorschoolse educatie voor doelgroeppeuters in Montferland” zijn verschillende scenario’s met verschillende kwaliteitsniveaus doorrekend. Voor deze doorrekening zijn alle aanbieders van VVE gevraagd naar hun input/wensen. De gemeente heeft aangegeven dat de uitgangspunten van het gekantelde VVE/PO beleid 2016 “Geld volgt kind”2 mee genomen moet worden in de doorrekening. Bij het kantelen van het beleid is afgesproken dat instapleeftijd voor de VVE-doelgroepkinderen en reguliere peuters 2 jaar is. De afspraak is dat er echte uren moeten zijn, waarbij gerichte activiteiten worden gerealiseerd, dus geen “rommeltijd” door eerder ophalen van reguliere peuters. Dat betekent dat de aantal uren in een dagdeel voor één doelgroeppeuter of niet doelgroeppeuter dezelfde is: 3,5 uur of 4 uur afhankelijk van het gekozen scenario.

 

Er zijn zes scenario’s voorgelegd aan de houders. De keuze van de houders is anders dan de keuze van de gemeente. Door de houders is de wens uitgesproken om voor alle peuters in de gemeente 16 uur VVE te realiseren. Helaas constateren wij dat dit niet haalbaar is. De gemeente kan alleen voor de doelgroepkinderen de 16 uur bekostigen uit de OAB-middelen.

De gemeentelijke middelen gaan op aan de peuteropvang voor niet doelgroepkinderen. Ook heeft de gemeente geen verantwoordelijkheid voor reguliere peuters van ouders met recht op KOT.

De scenario’s 3 en 4 uit de notitie “Naar 16 uur voorschoolse educatie voor doelgroeppeuters in Montferland” houden rekening met de door gemeente benoemde keuzes. De houders zijn dan vrij om een van deze scenario’s in te zetten.

 

Het resterende budget onderwijsachterstandenbeleid is bestemd voor andere taal bevorderende activiteiten zoals de inzet van laagdrempelige ondersteuning op scholen en VVE-locaties met zware problematiek (de top 5 scholen in de OAB-scan). Ook andere initiatieven zoals Peuterfun in Braamt komen in aanmerking voor een subsidie. Ook zal gekeken worden of andere initiatieven zoals de Voorleesexpres gesubsidieerd kan worden.

7. Slotwoord

Met realisatie van de doelen in dit beleidskader verwachten wij dat alle jonge kinderen in de gemeente Montferland voldoende ontwikkelingskansen krijgen, onafhankelijk van het gezin of de wijk waarin ze opgroeien. Ook verwachten wij dat door samen te werken met alle betrokkenen aan dit beleidskader er een gedragen uitvoeringsprogramma is ontstaan, waardoor de samenwerking op inhoud meer vorm krijgt. Verder verwachten wij dat ouders zich meer betrokken voelen bij het ontwikkelingsproces van hun kind.

Vastgesteld door burgemeester en wethouders van Montferland op 2 december 2019

De burgemeester

De heer P. deBaat

De secretaris

de heer T.Evers


1

BoekStart: Kinderen die als baby al zijn voorgelezen, zijn later beter in taal. Je kan dus niet vroeg genoeg beginnen met voorlezen. Vanuit deze gedachte is BoekStart ontstaan: een programma dat kinderen van 0 tot 4 jaar en hun ouders van boeken laat genieten.

2

Uitgangspunten in het gekantelde VVE/PO beleid zijn:

- ouders betalen een eigen inkomensafhankelijke bijdrage;

- geen gratis dagdelen;

- er dient gebruik gemaakt te worden van de KOT.