Organisatie | Berkelland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Berkelland houdende regels omtrent speelautomatenhal (Verordening speelautomatenhal Berkelland 2020) |
Citeertitel | Verordening speelautomatenhal Berkelland 2020 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening Seelautomatenhal Berkelland 2016.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-02-2020 | nieuwe regeling | 21-01-2020 |
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
speelautomaat: een toestel, ingericht voor de beoefening van een spel, dat bestaat uit een door de speler in werking gesteld mechanisch, elektrisch of elektronisch proces, waarbij het resultaat kan leiden tot de middellijke of onmiddellijke uitkering van prijzen of premies, daaronder begrepen het recht om gratis verder te spelen;
Hoofdstuk 2 Verbodsbepaling en vergunningplicht
De exploitant vraagt de vergunning aan onder overlegging van:
een nauwkeurige beschrijving van de inrichting waarbij is opgenomen de oppervlakte daarvan, de oppervlakte van het bruikbare vloeroppervlak voor speelautomaten, evenals een opstellingsplan (plattegrond) waarin is aangegeven op welke plaats in de speelautomatenhal en in welk aantal kansspel- en/of behendigheidsautomaten en/of vermaakspelen worden opgesteld, waar de leeftijdscontrole plaatsvindt en toegangsbewijzen verstrekt worden.
een ondernemingsplan, met inbegrip van stukken, waaruit blijkt welk bedrag met de totale investering is gemoeid, dat deze met voldoende zekerheden is afgedekt met een of meerdere financieringen en wie de financier(s) is (zijn), dan wel dat de totale investering uit eigen middelen kan worden gefinancierd;
De burgemeester beslist binnen twaalf weken na de datum waarop hij de aanvraag met bijbehorende bescheiden heeft ontvangen. De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste twaalf weken worden verdaagd.
Als een overeenkomstig artikel 5, tweede lid, in de vergunning vermelde beheerder de hoedanigheid van beheerder heeft verloren, vraagt de exploitant een gewijzigde vergunning aan. Hij levert de in artikel 3, onder c, genoemde bescheiden in binnen twee weken nadat de in artikel 3 bedoelde verklaring omtrent het gedrag aan hem is verzonden.
Naast de in artikel 30f van de Wet genoemde intrekkingsgronden kan de burgemeester de vergunning intrekken:
Hoofdstuk 3 Overige bepalingen
Overtreding van artikel 2 van deze verordening en de door dat artikel gegeven voorschriften wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste 3 maanden of geldboete van de tweede categorie.
Onderwerp : Verordening Speelautomatenverordening Berkelland 2020
1. Wet op de kansspelen; korte inleiding
Het doel van de Wet op de Kansspelen, hierna: de Wet, is het reguleren van het beoefenen van een kansspel door middel van kansspelautomaten. Daarbij mogen enerzijds de financieel zwakkere groepen in onze samenleving niet door speelautomaten zodanige verliezen leiden dat zij daardoor worden benadeeld, terwijl anderzijds een redelijke exploitatie van de speelautomaten mogelijk moet blijven om een vlucht in de illegaliteit te voorkomen.
Titel Va van de Wet regelt tot in de finesses het systeem van toelatings-, exploitatie- en aanwezigheidsvergunningen, waardoor het legaal exploiteren van kansspelautomaten mogelijk wordt gemaakt. Grote lokale verschillen in beleid laat de regeling niet toe. In een opzicht wordt de gemeentelijke overheid echter een aanmerkelijke beleidsruimte gelaten; de raad heeft als gevolg van de regeling de bevoegdheid bij verordening de exploitatie van speelautomatenhallen te regelen. De u voorliggende verordening berust daarmee op een driedelig, onderling verbonden vergunningensysteem, waarbij alleen toegelaten speelautomaten in de handel mogen worden gebracht, geëxploiteerd en in de daartoe aangewezen inrichtingen worden opgesteld.
2. Speelautomatenhalverordening
Op grond van artikel 30c, eerste lid onder c van de Wet bezit de gemeentelijke wetgever de vrijheid om bij verordening te bepalen of, en zo ja hoeveel, speelautomatenhallen met een vergunning van de burgemeester zijn toegestaan. Als van deze bevoegdheid geen gebruik wordt gemaakt, heeft dit tot gevolg dat de burgemeester voor de vestiging en exploitatie van een speelautomatenhal geen vergunning kan verlenen. In feite geldt er dan een totaal verbod om speelautomatenhallen te exploiteren.
2.2 De aanwezigheidsvergunning
De locaties waar speelautomaten met een aanwezigheidsvergunning van de burgemeester mogen worden opgesteld staan limitatief in artikel 30 c, eerste lid van de Wet op de kansspelen. Uitzonderingen hierop worden gegeven in artikel 3 (kermissen), artikel 6 onder b (showroomexemplaren) en artikel 8 (speelcasino’s) van het Speelautomatenbesluit.
2.3 Voorschriften en beleid met betrekking tot de aanwezigheidsvergunning
De Wet noemt in artikel 30d, eerste lid, met zoveel woorden de bevoegdheid voorschriften en beperkingen te verbinden aan de aanwezigheidsvergunning. Bij het tot stand komen van afdeling Va werd hierbij vooral gedacht aan het vaststellen van het maximum aantal speelautomaten dat in een inrichting mag worden opgesteld. Vervolgens is op grond van jurisprudentie een aantal belangrijke mogelijkheden en onmogelijkheden ontstaan voor het voeren van een speelautomatenbeleid.
Een beleid waarmee werd beoogd het horecakarakter van inrichtingen te bewaren en tegelijk de vestiging van verkapte speelautomatenhallen onmogelijk te maken, werd door de rechter niet als onredelijk of anderszins onrechtmatig beoordeeld. In dat beleid speelde ook mee dat, ter bescherming van de openbare orde, beteugeling van speelzucht bij vooral jongeren en bestrijding van gokverslaving, voorkomen moest worden dat een concentratie van relatief veel belangstellenden van speelautomaten in een ruimte zou ontstaan (CBB, juli 1988, no. 87/2965/68/203; Zoetermeer).
De bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn van toepassing op de Verordening speelautomatenhal Berkelland 2020.
De gegeven begripsomschrijvingen zijn, waar mogelijk, uit de Wet overgenomen.
Eerste lid Het motief dat aan het vergunningvereiste ten grondslag ligt is de openbare orde, meer in het bijzonder de leef- en woonsituatie, te beschermen. Op grond van artikel 30c, eerste lid, sub c van de Wet is, naast de speelautomatenhalvergunning, tevens een aanwezigheidsvergunning vereist voor het aanwezig hebben van één of meer speelautomaten in de speelautomatenhal. Bij de weigeringsgronden wordt hierop nader ingegaan.
Tweede lid: lex silencio positivo
Deze vergunning beoogt vooral de bescherming van de openbare orde. Daarnaast speelt het bestrijden van gokverslaving een rol. Het is hoogst onwenselijk zijn als deze vergunning van rechtswege wordt verleend voordat er een inhoudelijke toets van de aanvraag heeft plaatsgevonden en is voltooid. Een lex silencio positivo is hier dan ook niet wenselijk om dwingende redenen van algemeen belang, zoals de openbare orde en volksgezondheid. Paragraaf 4.1.3.3. Awb wordt niet van toepassing verklaard.
De aanwijzing van het centrum van Eibergen is beperkt tot het de J.W. Hagemanstraat (gedeeltelijk), Kluiversgang, Grotestraat (gedeeltelijk), Hagen (gedeeltelijk) en Kerkstraat (gedeeltelijk). Dit is op een tekening bij de verordening aangeduid. Uitgangspunt bij de keuze is een locatie in centrumgebied, in de nabijheid van de daar toegestane en aanwezige uitgaansgelegenheden. Bij hoeklocaties is het de bedoeling, dat de entree van een speelautomatenhal wordt gesitueerd aan de zijde van de straat waar vestiging mogelijk is.
De verklaring waaruit blijkt dat de exploitant gerechtvaardigd over de ruimte beschikt waarin de speelautomatenhal is gevestigd, is ongewijzigd gebleven in verband met de Wet BIBOB: gemeenten willen kunnen beoordelen of de hele organisatie, (dus ook de huisvesting) met betrekking tot het uitoefenen van een bedrijf als een speelautomatenhal, op legale wijze geschiedt. De vestigingsruimte speelt hierbij een wezenlijke rol, aangezien hieruit de financiering van de hal kan worden afgeleid.
Het aangeven van het aantal kansspel- en/of behendigheidsautomaten in de plattegrond, als bedoeld onder a, staat in verband met artikel 13 van het Speelautomatenbesluit.
Het staat los van het in artikel 5, derde lid, onder c, bepaalde op grond waarvan in de exploitatievergunning beperkingen kunnen worden gesteld aan het aantal speelautomaten.
Dit artikel is aangepast vanwege de Europese Dienstenrichtlijn en de Dienstenwet. Doorgaans schrijft de Dienstenrichtlijn voor dat een vergunning voor onbepaalde tijd wordt verstrekt. Bij deze vergunning doet zich wat dat betreft een uitzonderingssituatie voor. Omdat het aantal vergunningen doorgaans beperkt is, zou er volgens de Dienstenrichtlijn de vergunning in dit geval juist wel periodiek heroverwogen moeten worden, zodat de markt niet permanent afgesloten blijft voor andere partijen.
Met de persoonsgebonden vergunning wordt bedoeld dat de vergunning uitsluitend op naam van de exploitant kan worden gesteld en dat deze niet overdraagbaar is.
In lid drie wordt aangegeven dat aan de vergunning voorschriften en beperkingen kunnen worden verbonden.
Het bepaalde onder a levert een extra weigeringsgrond op, als in artikel 2 een maximumstelsel is opgenomen. Het vereiste onder b dient om een speelautomatenhal duidelijk van de openbare weg af voor een ieder herkenbaar te maken. Tevens om te voorkomen dat in een achteraf lokaal van een gebouw, waarin bij voorbeeld een horecabedrijf wordt uitgeoefend, een speelautomatenhal wordt geëxploiteerd en deze automatenhal mede of uitsluitend via het andere bedrijf bereikbaar zou zijn.
Het criterium openbare orde wordt niet opgenomen in de verordening voor de exploitatie van speelautomatenhallen. De wet noemt dit criterium al in verband met de weigeringsgronden voor een aanwezigheidsvergunning van speelautomaten.
De strekking van de verordening is het afwenden van een ontoelaatbare nadelige beïnvloeding van de leef- en woonsituatie in de naaste omgeving van de hal.
De jurisprudentie op artikel 30 van de Wet op de kansspelen geeft blijk dat bij de beoordeling van een vergunningaanvraag voor een speelautomatenhal acht mag worden geslagen op de mogelijke gevolgen voor het leefklimaat.
In het bepaalde onder f komt tot uiting dat de vergunning dient te worden geweigerd, wanneer gevreesd moet worden dat de woon- en leefsituatie door de vestiging van een hal op ontoelaatbare wijze zal worden aangetast. Daarbij wordt rekening gehouden met het karakter van de straat, het winkelniveau daar en van de wijk waarin de speelautomatenhal is gelegen of zal komen te liggen. In de beoordeling van de aanvrage wordt de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse al blootstaat of bloot zal komen te staan betrokken.
Het is ook mogelijk om een vergunning te weigeren, wanneer er sprake is van een op ontoelaatbare wijze aantasten van het karakter van een (deel van) winkelstraat/-buurt/-centrum. Dit kan bij voorbeeld het geval zijn in een winkelstraat met winkels van een 'exclusief' karakter. Door de vestiging van een automatenhal zal er sprake (kunnen) zijn van een ontoelaatbaar spanningsveld, waardoor een te grote inbreuk mag worden gevreesd op de bestaande functie van de winkelstraat.
Onder g is als weigeringsgrond opgenomen dat er geen sprake mag zijn van strijd met een geldend bestemmingsplan. Doel van dit lid is de koppeling van de vereiste vergunning met het planologisch regime.
Vereist is dus niet dat de locatie waar vergunning voor wordt gevraagd is aangewezen als speelautomatenhal in het bestemmingsplan, maar dat een bestemmingsplan de vestiging niet mag uitsluiten. Op deze wijze wordt voorkomen dat op basis van deze verordening een vergunning moet worden verleend, terwijl later op grond van strijd met het bestemmingsplan tegen de vestiging moet worden opgetreden.
Als een exploitant de beheerder verliest, door overlijden of vertrek, hoeft de ondernemer de bedrijfsuitoefening niet te staken, als binnen de aangegeven termijn een gewijzigde vergunning wordt aangevraagd.
Onderbreking van de exploitatie voor een periode langer dan in de bepaling genoemd, hoeft niet in alle gevallen aanleiding te geven om de vergunning in te trekken. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld verbouwingen die langere tijd blijken te vergen. Voor de toepassing van de in onderdeel b genoemde intrekkingsgrond (intrekking in verband met gewijzigde omstandigheden of inzichten) weegt de motivering zwaar. Het betreft immers omstandigheden waarop de betrokken ondernemer meestal geen invloed kan uitoefenen. Verder mag hij er op vertrouwen dat een zwaarwegend belang wordt toegekend aan het behoud van de vergunning, gelet op de daaraan verbonden financiële consequenties.
Artikel 9 Wijzigingen in exploitatie
Het eerste lid van het onderhavige artikel beoogt aan de erfgenamen bij overlijden van een ondernemer enig uitstel te geven. Ze kunnen zich dan beraden op het al dan niet voortzetten van het bedrijf. Door het bepaalde in artikel 5 is de vergunning niet overdraagbaar en dient een nieuwe vergunning te worden aangevraagd door degene die de exploitatie voortzet. In afwachting hiervan hoeft de bedrijfsuitoefening niet te worden gestaakt, mits de aard van de inrichting en overige omstandigheden ongewijzigd blijven.
Bij wisseling van exploitant geldt eveneens dat de bedrijfsuitoefening niet behoeft te worden gestaakt gedurende de beslissingsperiode op een nieuwe aanvraag. Ook hier geldt als voorwaarde, net als in het eerste lid, voor het voortzetten van de exploitatie dat de aard van de inrichting en de wijze van exploitatie ongewijzigd blijven.
Op de overtreding van een verbodsbepaling in de Verordening speelautomatenhal Berkelland 2020 is in de Wet op de kansspelen geen directe strafsanctie gesteld zodat de gemeenteraad op grond van artikel 154 Gemeentewet op overtreding van zijn verordening zelf een strafsanctie kan stellen.
Deze strafbaarstelling kan ook worden opgenomen als het een medebewindsverordening betreft. Art. 154 bepaalt dat de raad op grond van haar verordende bevoegdheid bij overtreding van wat bij verordening is geregeld, geen andere of zwaardere straffen kan stellen dan een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
In artikel 34, tweede lid van de wet wordt aan de burgemeester de bevoegdheid toegekend ambtenaren aan te wijzen die met het toezicht op de naleving van de speelautomatenvergunningen worden belast.
Artikel 12 Betreden van plaatsen
In het kader van het houden van toezicht door de in het voorgaande artikel aangewezen ambtenaren, wordt artikel 5:15 Awb, het betreden van plaatsen, van toepassing verklaard.
In de citeertitel wordt de naam van de gemeente en het jaar van vaststelling opgenomen, zodat de regeling kan worden onderscheiden van andere regelingen.
Artikel 14 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening
Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de nieuwe verordening en intrekking van de oude.