Organisatie | Noordoostpolder |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van het college van burgemeester en wethouders van gemeente Noordoostpolder houdende regels omtrent de subsidiëring van peuteropvang (Subsidieregeling peuteropvang gemeente Noordoostpolder) |
Citeertitel | Subsidieregeling peuteropvang gemeente Noordoostpolder |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-01-2020 | 01-01-2020 | nieuwe regeling | 14-01-2020 |
gelet op de bepalingen in de Wet kinderopvang (Wko) en artikel 167 van de Wet op het primair onderwijs (Wpo), titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 2 tweede lid van de Algemene subsidieverordening;
dat de subsidieregeling betrekking heeft op het verlenen, verantwoorden en vaststellen van subsidie voor peuteropvang;
dat de mogelijkheid moet worden geboden aan alle aanbieders van kinderopvang in de gemeente Noordoostpolder een subsidie aan te vragen om peuteropvang voor peuters van ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslagen voor voorschoolse educatie voor doelgroeppeuters;
vast te stellen: de Subsidieregeling peuteropvang gemeente Noordoostpolder
De subsidie heeft als doel ouders zo laagdrempelig mogelijk, te stimuleren om hun kinderen een voorschoolse voorziening te laten bezoeken, om een doorgaande ontwikkelingslijn van voorschool naar basisonderwijs te bewerkstelligen en taalachterstanden tegen te gaan.
Subsidie wordt uitsluitend verleend per bezette kindplaats aan geregistreerde kindercentra die gevestigd zijn in de gemeente Noordoostpolder.
Artikel 4 Subsidiabele activiteiten
Artikel 6 Hoogte van tarieven en de ouderbijdrage
Het college stelt jaarlijks de hoogte vast van:
In afwijking van artikel 7 van de Algemene subsidieverordening Noordoostpolder beslissen burgemeester en wethouders uiterlijk voor 1 januari van het kalenderjaar waarvoor de aanvraag om verlening van subsidie is ingediend.
Artikel 12 Bevoorschotting en betaling
Per kwartaal of per maand wordt een voorschot verstrekt ter hoogte van een vierde of een twaalfde deel van de verleende subsidie. De verleningsbeschikking vermeldt de bevoorschottingseenheid.
Met de inwerkingtreding van de Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk (Stb. 2017, 309) is het voormalige peuterspeelzaalwerk onder de definitie van kinderopvang gebracht. Het gevolg hiervan is dat de kwaliteitseisen voor kinderopvang ook op het peuterspeelzaalwerk van toepassing worden en de financiering voor ouders die in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag via het Rijk gelijkgeschakeld worden. Het Rijk is per 1 januari 2018 belast met de financiering van kinderopvang voor kinderen van ouders die in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag in alle voorschoolse voorzieningen. Daardoor kunnen ouders voortaan ook aanspraak maken op kinderopvangtoeslag als zij gebruik maken van wat voor de harmonisatie behoorde tot het peuterspeelzaalwerk. Het aanbod voor kinderen van ouders die niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag via het Rijk wordt (evenals de voorschoolse educatie als bedoeld in artikel 166 van de Wet op het primair onderwijs) gefinancierd door gemeenten. Tegen deze achtergrond is deze subsidieregeling opgesteld. Deze heeft tot doel het aanbod van kinderopvang voor kinderen van ouders die niet in aanmerking komen voor financiering door het Rijk door middel van kinderopvangtoeslag adequaat en financieel toegankelijk te houden.
In dit artikel zijn een aantal in deze regeling voorkomende definities opgenomen. Voor de begrippen genoemd in het eerste lid is aangesloten bij de betekenis die daaraan wordt gegeven in de Wet kinderopvang (hierna: wet). In het tweede lid worden de begrippen 'kinderopvang', 'peuter', 'doelgroeppeuter', 'indicatie voorschoolse educatie' en 'ouderbijdrage' afzonderlijk gedefinieerd.
Waar in deze regeling gesproken wordt van 'kinderopvang', wordt slechts bedoeld de opvang van kinderen in de leeftijd van 2 jaar tot het moment waarop zij kunnen deelnemen aan het basisonderwijs. Omdat deze regeling alleen van toepassing is op peuters die gebruik maken van voorschools aanbod.
Artikel 4. Subsidiabele activiteiten
In het eerste lid van dit artikel wordt beschreven voor welke activiteiten subsidie verstrekt wordt. De subsidie wordt verstrekt voor de opvang van kinderen in de leeftijd van twee jaar tot het tijdstip waarop die kinderen kunnen deelnemen aan het basisonderwijs, waarvan de ouders geen recht hebben op financiering door het Rijk in de vorm van kinderopvangtoeslag. De opvang moet plaatsvinden in een in het register, bedoeld in artikel 1.47b, eerste lid, van de wet ingeschreven kindercentrum. Om te garanderen dat alleen die ouders subsidie ontvangen die structureel gebruik maken van kinderopvang, moet de opvang moet gedurende ten minste 40 weken per jaar, voor ten minste het aantal uur of aangegeven dagdelen zoals omschreven in het artikel.
In het tweede lid van dit artikel wordt geregistreerde kindcentra de mogelijkheid geboden om subsidie aan te vragen wanneer zij opvang aan doelgroeppeuters aanbieden in een kleine kern. Deze mogelijkheid wordt geboden om voorschoolse educatie in stand te houden in de kernen waar kinderopvang niet rendabel is. Vanwege het in stand houden van de leefbaarheid in de kleine kernen en de doorstroom naar het lokale basisonderwijs te bevorderen, is het mogelijk subsidie aan te vragen voor deze activiteit. In het derde lid wordt geregeld dat onder deze regeling geen subsidie verleend wordt voor de opvang van peuters en doelgroeppeuters die verblijven op het AZC. Reden voor deze uitsluiting is de snel wisselend samenstelling van de kinderen op de opvanglocatie.
De subsidie voor opvang op het AZC wordt onder de Algemene subsidieverordening Noordoostpolder behandeld en dient via een aparte aanvraag ingediend te worden.
Artikel 5. Omvang en looptijd subsidie
In dit artikel worden de kosten die voor subsidie in aanmerking komen en de subsidiehoogte geregeld. De subsidie ziet uitsluitend op de kosten van kinderopvang die resteren na aftrek van de inkomensafhankelijke ouderbijdrage. In de beschikking tot subsidieverlening wordt het bedrag aangepast naar rato van het aantal uren kinderopvang waarvoor subsidie wordt aangevraagd.
Burgemeester en wethouders moeten over alle relevante gegevens beschikken om een besluit tot subsidieverlening te kunnen nemen. In afwijking van de gegevens die op grond van artikel 5 van de Algemene subsidieverordening Noordoostpolder overlegd moeten worden, verstrekt de aanvrager daarom in ieder geval de gegevens genoemd onder het derde lid van artikel 8. Om te bevorderen dat alle benodigde gegevens bij de aanvraag overlegd worden, kan deze worden ingediend met behulp van het daartoe door de gemeente opgestelde formulier (vierde lid).
Artikel 10. Aanvullende verplichtingen
Gemeente Noordoostpolder kiest zelf voor een aantal aanvullende verplichtingen waar een geregistreerd kindcentrum aan moet voldoen. De verplichting dat een kindercentrum voldoet aan de kwaliteitseisen voor kindercentra, genoemd in de artikelen 2 tot en met 10 van het Besluit kwaliteit kinderopvang houdt verband met de aard van de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd en strekt ertoe adequaat en financieel toegankelijk aanbod van kinderopvang te bieden voor kinderen van ouders die niet in aanmerking komen voor financiering door het Rijk eerste lid).
Zoals in het tweede lid staat omschreven, vraagt de gemeente om het werken met het programma Startblokken. Er is voor eenzelfde programma voor alle aanbieders gekozen om de overdracht naar het basisonderwijs vanuit de verschillende aanbieders zo eenduidig mogelijk te maken.
Verder geldt als aanvullende verplichting dat er voor 1 augustus in het lopende subsidiejaar een tussentijdse rapportage ingediend dient te worden. Op basis van deze rapportage kan tussentijds een inzicht gegeven worden in toereikend zijn van het aangevraagde subsidiebedrag en de daadwerkelijk gemaakte kosten door het geregistreerde kindcentrum. Als er blijkt dat een aanbieder veel meer kosten moet maken dan van te voren ingeschat, kan hier tijdig op geanticipeerd worden (derde lid). Daarnaast legt de houder een dossier aan per peuter waarin de informatie wordt weergegeven zoals omschreven in het vierder lid van artikel 11. Deze gegevens dienen bijgehouden te worden vanwege de steekproefsgewijze controle die de accountant van de gemeente kan uitvoeren, ter controle van de rechtvaardigheid van de uitgaven aan subsidiabele activiteiten. De gemeente is verplicht deze controle te laten uitvoeren.
In het vijfde lid wordt het convenant Resultaatafspraken we aangehaald. De houder zal zich aasn deze afspraken moeten conformeren om aanspraak te kunnen doen op de subsidie.
Artikel 11. Verantwoording en vaststelling
Op grond van het derde lid bevat de aanvraag om de subsidie vast te kunnen stellen een inhoudelijk en financieel verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan. Burgemeester en wethouders stellen de subsidie, in afwijking van artikel 7 van de Algemene subsidieverordening
Noordoostpolder vast binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling (vierde lid).
Artikel 12. Bevoorschotting en betaling
Op grond van artikel 4:42 van de Awb wordt in de beschikking tot subsidievaststelling het bedrag van de subsidie vastgesteld, waarmee aanspraak bestaat op betaling van het vastgestelde bedrag. Op grond van artikel 4:29 Awb kan voorafgaand aan de vaststelling de subsidie worden verleend; dat is op grond van dit model het geval. Ingevolge artikel 5, tweede lid, wordt de subsidie verleend voor het tijdvak van een jaar. Omdat de subsidie op grond van artikel 12, eerste lid, achteraf wordt vastgesteld, worden er per maand of per kwartaal voorschotten verstrekt. Deze voorschotten hebben een beloop van een twaalfde of vierde deel van het subsidiebedrag dat is verleend. De verleningsbeschikking vermeldt of er per kwartaal of per maand wordt bevoorschot.
Met de inwerkingtreding van de Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk (Stb. 2017, 309) is het voormalige peuterspeelzaalwerk onder de definitie van kinderopvang gebracht. Het gevolg hiervan is dat de kwaliteitseisen voor kinderopvang ook op het peuterspeelzaalwerk van toepassing worden en de financiering voor ouders die in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag via het Rijk gelijkgeschakeld worden. Het Rijk is per 1 januari 2018 belast met de financiering van kinderopvang voor kinderen van ouders die in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag in alle voorschoolse voorzieningen. Daardoor kunnen ouders voortaan ook aanspraak maken op kinderopvangtoeslag als zij gebruik maken van wat voor de harmonisatie behoorde tot het peuterspeelzaalwerk. Het aanbod voor kinderen van ouders die niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag via het Rijk wordt (evenals de voorschoolse educatie als bedoeld in artikel 166 van de Wet op het primair onderwijs) gefinancierd door gemeenten. Tegen deze achtergrond is deze subsidieregeling opgesteld. Deze heeft tot doel het aanbod van kinderopvang voor kinderen van ouders die niet in aanmerking komen voor financiering door het Rijk door middel van kinderopvangtoeslag adequaat en financieel toegankelijk te houden.
In dit artikel zijn een aantal in deze regeling voorkomende definities opgenomen. Voor de begrippen genoemd in het eerste lid is aangesloten bij de betekenis die daaraan wordt gegeven in de Wet kinderopvang (hierna: wet). In het tweede lid worden de begrippen ‘kinderopvang’, ‘peuter’, ‘doelgroeppeuter’, ‘indicatie voorschoolse educatie’ en ‘ouderbijdrage’ afzonderlijk gedefinieerd.
Waar in deze regeling gesproken wordt van ‘kinderopvang’, wordt slechts bedoeld de opvang van kinderen in de leeftijd van 2 jaar tot het moment waarop zij kunnen deelnemen aan het basisonderwijs. Omdat deze regeling alleen van toepassing is op peuters die gebruik maken van voorschools aanbod.
Artikel 4. Subsidiabele activiteiten
In het eerste lid van dit artikel wordt beschreven voor welke activiteiten subsidie verstrekt wordt. De subsidie wordt verstrekt voor de opvang van kinderen in de leeftijd van twee jaar tot het tijdstip waarop die kinderen kunnen deelnemen aan het basisonderwijs, waarvan de ouders geen recht hebben op financiering door het Rijk in de vorm van kinderopvangtoeslag. De opvang moet plaatsvinden in een in het register, bedoeld in artikel 1.47b, eerste lid, van de wet ingeschreven kindercentrum. Om te garanderen dat alleen die ouders subsidie ontvangen die structureel gebruik maken van kinderopvang, moet de opvang moet gedurende ten minste 40 weken per jaar, voor ten minste het aantal uur of aangegeven dagdelen zoals omschreven in het artikel.
In het tweede lid van dit artikel wordt geregistreerde kindcentra de mogelijkheid geboden om subsidie aan te vragen wanneer zij opvang aan doelgroeppeuters aanbieden in een kleine kern. Deze mogelijkheid wordt geboden om voorschoolse educatie in stand te houden in de kernen waar kinderopvang niet rendabel is. Vanwege het in stand houden van de leefbaarheid in de kleine kernen en de doorstroom naar het lokale basisonderwijs te bevorderen, is het mogelijk subsidie aan te vragen voor deze activiteit.
In het derde lid wordt geregeld dat onder deze regeling geen subsidie verleend wordt voor de opvang van peuters en doelgroeppeuters die verblijven op het AZC. Reden voor deze uitsluiting is de snel wisselend samenstelling van de kinderen op de opvanglocatie.
De subsidie voor opvang op het AZC wordt onder de Algemene subsidieverordening Noordoostpolder behandeld en dient via een aparte aanvraag ingediend te worden.
Artikel 5. Omvang en looptijd subsidie
In dit artikel worden de kosten die voor subsidie in aanmerking komen en de subsidiehoogte geregeld. De subsidie ziet uitsluitend op de kosten van kinderopvang die resteren na aftrek van de inkomensafhankelijke ouderbijdrage. In de beschikking tot subsidieverlening wordt het bedrag aangepast naar rato van het aantal uren kinderopvang waarvoor subsidie wordt aangevraagd.
Burgemeester en wethouders moeten over alle relevante gegevens beschikken om een besluit tot subsidieverlening te kunnen nemen. In afwijking van de gegevens die op grond van artikel 5 van de Algemene subsidieverordening Noordoostpolder overlegd moeten worden, verstrekt de aanvrager daarom in ieder geval de gegevens genoemd onder het derde lid van artikel 8. Om te bevorderen dat alle benodigde gegevens bij de aanvraag overlegd worden, kan deze worden ingediend met behulp van het daartoe door de gemeente opgestelde formulier (vierde lid).
Artikel 10. Aanvullende verplichtingen
Gemeente Noordoostpolder kiest zelf voor een aantal aanvullende verplichtingen waar een geregistreerd kindcentrum aan moet voldoen. De verplichting dat een kindercentrum voldoet aan de kwaliteitseisen voor kindercentra, genoemd in de artikelen 2 tot en met 10 van het Besluit kwaliteit kinderopvang houdt verband met de aard van de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd en strekt ertoe adequaat en financieel toegankelijk aanbod van kinderopvang te bieden voor kinderen van ouders die niet in aanmerking komen voor financiering door het Rijk eerste lid).
Zoals in het tweede lid staat omschreven, vraagt de gemeente om het werken met het programma Startblokken. Er is voor eenzelfde programma voor alle aanbieders gekozen om de overdracht naar het basisonderwijs vanuit de verschillende aanbieders zo eenduidig mogelijk te maken.
Verder geldt als aanvullende verplichting dat er voor 1 augustus in het lopende subsidiejaar een tussentijdse rapportage ingediend dient te worden. Op basis van deze rapportage kan tussentijds een inzicht gegeven worden in toereikend zijn van het aangevraagde subsidiebedrag en de daadwerkelijk gemaakte kosten door het geregistreerde kindcentrum. Als er blijkt dat een aanbieder veel meer kosten moet maken dan van te voren ingeschat, kan hier tijdig op geanticipeerd worden (derde lid). Daarnaast legt de houder een dossier aan per peuter waarin de informatie wordt weergegeven zoals omschreven in het vierder lid van artikel 11. Deze gegevens dienen bijgehouden te worden vanwege de steekproefsgewijze controle die de accountant van de gemeente kan uitvoeren, ter controle van de rechtvaardigheid van de uitgaven aan subsidiabele activiteiten. De gemeente is verplicht deze controle te laten uitvoeren.
In het vijfde lid wordt het convenant Resultaatafspraken vve aangehaald. De houder zal zich aasn deze afspraken moeten conformeren om aanspraak te kunnen doen op de subsidie.
Artikel 11. Verantwoording en vaststelling
Op grond van het derde lid bevat de aanvraag om de subsidie vast te kunnen stellen een inhoudelijk en financieel verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan. Burgemeester en wethouders stellen de subsidie, in afwijking van artikel 7 van de Algemene subsidieverordening Noordoostpolder vast binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling (vierde lid).
Artikel 12. Bevoorschotting en betaling
Op grond van artikel 4:42 van de Awb wordt in de beschikking tot subsidievaststelling het bedrag van de subsidie vastgesteld, waarmee aanspraak bestaat op betaling van het vastgestelde bedrag. Op grond van artikel 4:29 Awb kan voorafgaand aan de vaststelling de subsidie worden verleend; dat is op grond van dit model het geval. Ingevolge artikel 5, tweede lid, wordt de subsidie verleend voor het tijdvak van een jaar. Omdat de subsidie op grond van artikel 12, eerste lid, achteraf wordt vastgesteld, worden er per maand of per kwartaal voorschotten verstrekt. Deze voorschotten hebben een beloop van een twaalfde of vierde deel van het subsidiebedrag dat is verleend. De verleningsbeschikking vermeldt of er per kwartaal of per maand wordt bevoorschot.