Organisatie | Haarlem |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Standplaatsenbeleid 2019 |
Citeertitel | Standplaatsenbeleid 2019 gemeente Haarlem |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-03-2024 | paragraaf 3.6, bijlage 6 | 20-03-2024 | |||
24-01-2020 | 01-01-2020 | 29-03-2024 | Nieuwe regeling | 15-10-2019 |
Op 16 februari 2010 heeft het college het standplaatsenbeleid vastgesteld, waarin onder andere is bepaald dat:
Standplaatsvergunningen die voor vaststelling van het beleid voor onbepaalde tijd zijn verleend van kracht blijven zolang de standplaatshouder van de vergunning gebruik wenst te maken. De standplaats kan worden overgedragen aan een bloed- of aanverwant in de 1e graad of echtgenoot/echtgenote of levenspartner waarmee meer dan 3 jaar een gezamenlijke huishouding is gevoerd.
De omschreven overgangstermijn van 10 jaar ten aanzien van de mobiliteit loopt begin 2020 af. Daarnaast gelden de Europese Dienstenrichtlijn, de Dienstenwet, nationale rechtsregels, beleid en jurisprudentie die aangeven dat schaarse vergunningen uitsluitend voor bepaalde tijd mogen worden verleend. Standplaatsvergunningen zijn aan te merken als schaarse vergunningen. Dit betekent dat standplaatsvergunningen die voor onbepaalde tijd zijn verleend, niet meer zijn toegestaan en dat het kunnen meedingen naar een standplaats door andere geïnteresseerde ondernemers na het aflopen van de vergunning een hard gegeven is. Verder blijkt dat er buiten het centrum niet alle standplaatsen bezet zijn. Daarbij is, met name in het centrum, de claim op de openbare ruimte in de loop van de jaren steeds groter geworden. De vraag is dan ook of en in hoeverre die 'vrije ruimte' moet worden aangewend voor standplaatsen. Al deze ontwikkelingen vragen om een heroverweging van het bestaande beleid.
1.2 Definitie standplaats en standplaatshouder
Dit beleid beperkt zich tot de standplaatsen, zoals bedoeld in hoofdstuk 5, afdeling 4 van de Algemene Plaatselijke Verordening. Onder een standplaats wordt verstaan: Het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld vis-, bloemen- en oliebollenkramen. Het begrip standplaats heeft betrekking op de locatie.
Een standplaatshouder is de ondernemer die op de in de vergunning vastgestelde dagen ambulant detailhandel of promotie bedrijft vanaf de standplaats.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat - evenals in het huidige beleid - standplaatsen bij evenementen, particuliere markten en (jaar-)markten buiten dit beleid vallen.
De locaties van standplaatshouders die nu een standplaatsvergunning voor onbepaalde tijd èn een omgevingsvergunning hebben, zijn geen standplaatsen en vallen ook niet onder het standplaatsenbeleid. Dit betreft de kiosken. Uit de omgevingsvergunning vloeit namelijk voort dat er geen sprake is van een mobiele maar juist van een permanente situatie. Om die reden kan er niet gesproken worden over standplaatsen en wordt deze categorie bestempeld als kiosken en valt daarmee per 1 januari 2020 niet meer onder het standplaatsenbeleid.
Per 1 januari 2020 zullen de standplaatsvergunningen voor deze kiosken worden ingetrokken; de reeds verkregen omgevingsvergunning volstaat.
In dit standplaatsenbeleid wordt een onderscheid gemaakt in diverse typen standplaatsen:
Incidentele standplaats: dit is een standplaats die niet jaarlijks terugkeert of er voor een korte periode staat van minder dan een maand. De incidentele standplaatsen bestaan uit de volgende drie categorieën:
Ideële standplaats: dit zijn standplaatsen met een ideëel karakter op gebied van sociaal- cultureel en/of maatschappelijke activiteiten of activiteiten op gebied van volksgezondheid allen met een niet commercieel karakter, hieronder inbegrepen de standplaatsen waar een bus wordt geplaatst ten behoeve van bevolkingsonderzoek, het verspreiden van het politieke gedachtegoed en straatpastoraat.
In paragraaf 3.6 wordt nader ingegaan op de incidentele standplaatsen.
Versterken lokale economie en voorzieningenniveau
Doelstelling van deze nieuwe beleidsnota voor standplaatsen is in eerste plaats een bijdrage leveren aan het versterken van de lokale economie en van het voorzieningenniveau voor de Haarlemse consument. Standplaatsen zorgen voor werkgelegenheid en trekken bezoekers. Deze vorm van ambulante handel vormt op veel plekken in de stad een aanvulling op het winkelbestand (denk aan een vis- of bloemenkraam bij een winkelcentrum) of het voorziet in een behoefte in een bepaald seizoen (denk aan oliebollen- of ijskramen). Om winkelleegstand tegen te gaan is een goede afstemming met overige aanwezige voorzieningen zoals winkels hierbij van belang. De behoefte aan de beoogde ontwikkeling dient, met het oog op het voorkomen van structurele winkelleegstand, te worden afgewogen tegen het bestaande aanbod. Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening moet dit niet tot een zodanige winkelleegstand tot gevolg hebben wat tot een onaanvaardbare situatie leidt.
Bijdrage aan woon- en leefklimaat
Een tweede doelstelling is om te zorgen voor een aantrekkelijk en levendig straatbeeld. Een standplaats heeft een belangrijke sociale functie: het zorgt voor levendigheid en gezelligheid op straat en is een ontmoetingsplek voor bewoners.
Veel kramen staan er al tientallen jaren en beschikken over een grote en vaste klantenkring. De gemeente realiseert zich dat standplaatsen ook kunnen zorgen voor overlast voor omwonenden (zoals geur, geluid en ruimtebeslag). Bij het verlenen van vergunningen besteden we daarom veel aandacht aan de bescherming van het uiterlijk aanzien en een goede ruimtelijke en (verkeers-) veilige inpassing in de omgeving.
Eenduidige en transparante regels
Laatste doelstelling van dit nieuwe standplaatsenbeleid is dat we willen voldoen aan de huidige wet- en regelgeving zoals de Europese Dienstenrichtlijn, de Dienstenwet, nationale rechtsregels, beleid en jurisprudentie. Daarnaast bestaat er weinig eenduidigheid in de verleende vergunningen. Standplaatsen zijn namelijk al tientallen jaren door allerlei incidenten voorzien van maatwerkoplossingen. Ook is er maar beperkt gehandhaafd. Daardoor zijn er in de praktijk veel verschillende situaties ontstaan. Dit nieuwe beleid moet zorgen voor meer algemene en duidelijke regels zodat (potentiële) standplaatshouders, vergunningverleners en handhavers beter weten wat de kaders zijn.
Op het moment van vaststelling van dit beleid zijn er 51 jaarrond en seizoensstandplaatsen (zie bijlage 5). Daarvan zijn 12 plaatsen eind 2019 niet meer in gebruik en 39 standplaatsen zijn wel bezet. Daarvan zijn er 10 plaatsen waar een omgevingsvergunning voor is/wordt uitgegeven en die buiten dit nieuwe standplaatsenbeleid vallen. Daarmee zitten we in Haarlem op 29 standplaatsen waarvan 20 jaarrond en 9 in het seizoen geëxploiteerd worden. Van deze 29 standplaatsen zijn er 21 binnen enkele uren verplaatsbaar en 8 standplaatsen niet. Van de 29 standplaatsen zijn er 17 waarvoor een vergunning voor onbepaalde tijd is afgegeven en 12 met een bepaalde tijd vergunning. Naast de standplaatsen op gemeentegrond zijn er, voor zover bekend, nog 2 standplaatsen op particulier terrein van IKEA en AH. Deze zijn niet meegenomen in onderstaande cirkeldiagrammen.
Een groot deel van de standplaatsen en kiosken (14) bevindt zich in het centrum van Haarlem. In de wijken daarbuiten bevinden zich diverse standplaatsen die solitair of bij één of meerdere winkelvoorzieningen gelegen zijn. Qua branche zijn bloemen en planten met 10 standplaatsen/kiosken het beste vertegenwoordigd. Maar ook oliebollen en vis worden op veel plekken (beide 8) verkocht.
Het standplaatsenbeleid moet aansluiten op de Programmabegroting1: "Haarlem heeft de ambitie om een duurzame stad te worden. Dat is een stad waarin het voor huidige en toekomstige burgers goed leven en werken is en waarin duurzame ontwikkeling een structureel uitgangspunt is voor keuzen en beleid voor het stadsbestuur, inwoners, bedrijven en maatschappelijke organisaties."2
Algemene Plaatselijke Verordening
In beginsel zijn standplaatsen in Haarlem gewenst, maar het college kan een standplaatsvergunning weigeren op grond van strijdigheid met openbare orde, (verkeer-)veiligheid, het ontbreken van mogelijkheden voor een goede ruimtelijke inpassing en aantasting van het bestaande voorzieningenniveau. Dit zijn de weigeringsgronden uit de Algemene Plaatselijke Verordening Haarlem (hierna: 'APV Haarlem'). De gemeente mag beleid ontwikkelen om in delen van de stad waar dat van belang is, plaatsen aan te wijzen voor standplaatsen en om het aantal te maximeren. Omdat een standplaats op vele manieren impact kan hebben op de leef- en woonomgeving, is een dergelijke sturing op het aantal en de keuze voor de locaties nodig.
Detailhandelsvisie Haarlem Winkelstad
De gemeente Haarlem maakt een duidelijk keuze betreffende de voorzieningenstructuur voor de consument. Om te voorzien in een duurzame en toekomstbestendige voorzieningenstructuur voor consumenten en het tegengaan van leegstand in winkelgebieden, is het belang een goede balans te houden tussen het aantal winkels en het aantal standplaatsen. Het behoud van deze balans vormt één van de speerpunten in de vastgestelde Detailhandelsvisie Haarlem Winkelstad.3
Handboek Inrichting Openbare Ruimte
Tegelijk met het opstellen van dit beleid is ook een Handboek Inrichting Openbare Ruimte (HIOR) in voorbereiding. Het veranderen van standplaatsen dient te worden voorgelegd aan de kwaliteitsbeheerder openbare ruimte en er moet onder andere getoetst worden aan de verkeersveiligheid en doorloopruimte, de passendheid in het straatbeeld en de architectonische kwaliteitswaarde van de kraam.
In 2016 is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) het bestaan erkend van een nationale rechtsnorm die gevolgen heeft voor de besluitvorming over schaarse vergunningen (ABRvS 2 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2927, Speelautomatenhal Vlaardingen). Het gelijkheidsbeginsel betekent volgens deze uitspraak voor de verdeling van schaarse vergunningen dat het gemeentebestuur aan (potentiële) gegadigden gelijke kansen moet bieden om in aanmerking te komen voor deze vergunningen. Het bieden van gelijke kansen houdt in ieder geval voor de gemeente drie concrete verplichtingen in tegenover standplaatshouders die voor een standplaats in aanmerking willen komen:
Maak vooraf kenbaar door een passende mate van openbaarheid dat één of meer schaarse vergunningen beschikbaar zijn, in welk tijdvak aanvragen ingediend kunnen worden, hoe deze worden verdeeld over de gegadigden en welke criteria daarbij gehanteerd worden, zodat de gegadigde zijn aanvraag daarop kan afstemmen; en
Laat de duur van een vergunning niet onbepaald en maak deze niet buitensporig lang, zodat de vergunninghouder niet onevenredig wordt bevoordeeld ten opzichte van andere gegadigden. De termijn mag niet onnodig langer zijn dan de afschrijving van de investeringen. De mededinging mag niet in grotere mate worden belemmerd dan nodig.4 Een termijn van 5 jaar wordt doorgaans als redelijk gezien.
Op 30 januari 2018 heeft het Hof van Justitie van Luxemburg (het Hof) antwoord gegeven op prejudiciële vragen die door de ABRvS waren gesteld. Het Hof heeft geoordeeld dat detailhandel in goederen, voor de toepassing van de Dienstenrichtlijn, een dienst vormt. De bepalingen van de Dienstenrichtlijn over de vrijheid van vestiging van dienstverrichters zijn ook van toepassing op een situatie waarvan alle relevante aspecten zich binnen één lidstaat afspelen, zonder een grensoverschrijdend element. De Dienstenrichtlijn kan ook van toepassing zijn op voorschriften van een bestemmingsplan. De Dienstenrichtlijn verzet zich niet tegen een brancheringsregeling in een bestemmingsplan "die de activiteit bestaande in niet-volumineuze detailhandel in geografische gebieden buiten het stadscentrum van die gemeente verbieden, mits alle in artikel 15, lid 3, Dienstenrichtlijn genoemde voorwaarden vervuld zijn."
Deze voorwaarden zijn: het discriminatieverbod, de noodzakelijkheid en de evenredigheid. Het is naar het oordeel van het Hof van Justitie aan de verwijzende rechterlijke instantie om te verifiëren of aan die voorwaarden is voldaan.
Bij dit beleid is een groot aantal uiteenlopende belangen betrokken. Om die belangen goed te kunnen wegen is een visie op standplaatsen nodig. Die visie luidt als volgt: het college zet zich in op het behoud en waar mogelijk duurzaam versterken van kwalitatief goede standplaatsen en houdt zoveel mogelijk rekening met de sociale functie van standplaatsen in de buurten en de bijdrage die standplaatsen leveren aan de levendigheid van de stad. Dit, aansluitend bij een goed ondernemersklimaat en binnen de wettelijke kaders.
Een standplaats is kwalitatief als:
Door de groei van de stad is de ruimte in Haarlem schaars. De toenemende parkeerdruk, verkeersdrukte en de intensivering van voetgangersstromen staan een goede ruimtelijke inpassing van standplaatsen in de openbare ruimte steeds meer in de weg. Om de veiligheid, openheid en kwaliteit van de stad te bevorderen, is het gewenst het huidige aantal standplaatsen dat in gebruik is te maximeren.
Toegevoegde waarde op winkelaanbod
Standplaatsen worden in het beleid van de gemeente Haarlem beschouwd als een (ambulante) aanvulling op het winkel- en marktaanbod en zijn gewenst als ze met het oog op het voorkomen van structurele winkelleegstand, een toegevoegde waarde hebben voor de consument. Bij overlap van aanbod met een in hetzelfde centrum/gebied gevestigd winkelaanbod, is de toegevoegde waarde van standplaatsen gering en wordt dit zoveel mogelijk voorkomen om winkelleegstand niet verder in de hand te werken.
Bijdrage aan ruimtelijke kwaliteit
Goed gesitueerde standplaatsen kunnen daadwerkelijk een bijdrage leveren aan een aantrekkelijke omgeving. Omdat standplaatsen deel uitmaken van de openbare ruimte moeten de kramen zoveel mogelijk de belevingswaarde versterken. Bij voorkeur heeft een standplaats een open uitstraling. Daarnaast moet het ontwerp passen in de omgeving en duurzaam zijn.
We willen standplaatshouders de kans bieden om te investeren in een kwalitatieve duurzame kraam/verkoopinrichting. Daarvoor is het wenselijk dat ze voldoende perspectief hebben. Nieuwe standplaatshouders dienen de kans te krijgen om te ondernemen in Haarlem en daarvoor is het belangrijk dat de markt niet op slot zit.
Wijzigingen in het bestaande beleid kunnen gevolgen hebben voor de standplaatshouders. Om een goed beeld te krijgen van de mogelijke gevolgen bij het doorvoeren van de noodzakelijke aanpassingen in het beleid, zijn die ondernemers bij de voorbereidingen van het beleid betrokken. Dit heeft geleid tot een inloopavond voor de standplaatshouders op 16 januari jl. en nader overleg met enkele standplaatshouders en de Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel (CVAH).
Nadat het college een voorlopig besluit heeft genomen op 16 april 2019, is het ontwerpbeleid besproken met de commissie Ontwikkeling op 9 mei 2019.
Vervolgens is het ontwerpbeleid zes weken ter inzage gelegd. De zienswijzen en de reacties daarop zijn als aparte bijlage bij dit beleid opgenomen. Tenslotte heeft het college het beleid op 15 oktober 2019 vastgesteld en is het definitieve beleid besproken met de commissie Ontwikkeling op 31 oktober 2019.
3.1 Vergunningen voor bepaalde tijd
Vergunningen voor onbepaalde tijd worden omgezet naar bepaalde tijd voor 10 jaar
Wanneer het aantal beschikbare vergunningen wordt beperkt in aantal is er sprake van schaarse vergunningen. Standplaatsvergunningen zijn aan te merken als schaarse vergunningen. De Europese Dienstenrichtlijn, de Dienstenwet, nationale rechtsregels, beleid en jurisprudentie geven aan dat schaarse vergunningen een beperkte geldigheidsduur moeten hebben. Dit betekent dat standplaatsvergunningen voor onbepaalde tijd niet meer zijn toegestaan. Om die reden krijgen de huidige jaarrond- en seizoensstandplaatshouders met een vergunning voor onbepaalde tijd per 1 januari 2020 een nieuwe vergunning met een looptijd van 10 jaar.
Standplaatshouders die op dit moment al een vergunning voor bepaalde tijd (2x 5 jaar) hebben, behouden deze vergunning. Zodra de vergunningstermijn is verstreken of wanneer de standplaatshouder de vergunning tussentijds opzegt, wordt de locatie getoetst (zie paragraaf 3.2) en bij het opnieuw vrijgeven vindt mededinging plaats. Als de standplaatshouder in de eerste termijn van 5 jaar zit, dan krijgt hij de tweede termijn van 5 jaar. Na het aflopen van deze tweede termijn wordt mededinging toegepast. Wanneer de standplaatshouder in de tweede termijn van 5 jaar zit, dan wordt mededinging toegepast na verstrijken van deze termijn.
De gemeente informeert de standplaatshouder bij aanvang van de tweede termijn van 5 jaar over het uitvoeren van de locatietoets en het proces van mededinging dat plaats vindt nadat deze tweede termijn is verstreken.
Incidentele standplaatsen krijgen vergunning voor aangevraagde periode
Voor de incidentele standplaatsen geldt dat ze een vergunning voor bepaalde tijd kunnen krijgen voor de aangevraagde periode. Dit kan variëren van 1 dag tot minder dan één maand. Deze vergunningen moeten jaarlijks opnieuw worden aangevraagd.
Na afloop van de vergunningsperiode of bij het tussentijds opgeven van de standplaats moet de locatie leeg en schoon worden opgeleverd en de vergunning mag niet worden doorverkocht. Een standplaats moet op eenvoudige wijze te verplaatsen zijn.
Indien de houder van een vaste standplaatsvergunning niet langer zelf gebruik wenst te maken van de vergunning of is hij overleden of onder curatele gesteld, kunnen burgemeester en wethouders op aanvraag van de vergunninghouder, zijn erven of zijn curator de vergunning overschrijven op naam van zijn echtgenoot, geregistreerde partner of andere persoon met wie hij duurzaam samenwoonde, of zijn kind. De vergunning kan alleen gedurende de looptijd van de vergunning worden overgeschreven. De overschrijving heeft geen invloed op de lopende vergunningsduur.
Indien deze weg niet kan worden gevolgd, kan de vergunning op aanvraag van de vergunninghouder, zijn erven of zijn curator worden overgeschreven op een medewerker van de vergunninghouder die ten minste 2 jaren in dienst heeft gewerkt bij de vergunninghouder en/of de mede-eigenaar van diens bedrijf.
Tot slot is het overschrijven van de vergunning op een derde mogelijk gedurende de eerste 5 jaar van de overgangsperiode, anders dan hiervoor beschreven. Dit heeft geen invloed op de duur van de overgangsperiode en ook niet op de vergunningduur; die blijven hetzelfde. Na de eerste 5 jaar van de overgangsperiode is overschrijven op een derde, anders dan hiervoor beschreven, niet mogelijk.
Indien de wens bestaat om gebruik te maken van de mogelijkheid om over te schrijven, dan dient er een aanvraag ingediend te worden. Er moet blijvend worden voldaan aan de voorschriften van de vergunning en regelgeving. De vergunning wordt dan verleend op de nieuwe naam voor de resterende duur van de vergunning die overgeschreven wordt. Bijvoorbeeld als de vergunning na 6 jaar wordt overgeschreven, wordt de vergunning aan de nieuwe vergunninghouder (de personen zoals hierboven vermeld) verleend voor de resterende 4 jaar.
3.2 Locatietoets bij vrijkomen standplaats
Haarlem is voortdurend in ontwikkeling waardoor standplaatsen die in het verleden ooit zijn aangewezen, mogelijk in de toekomst niet meer goed gesitueerd zijn. Daarom moet bij het vrijkomen van een standplaats op gemeentegrond (dus niet op particuliere grond), wanneer de vergunningstermijn afloopt of omdat de standplaatshouder de vergunning tussentijds opzegt, en bij het bepalen van nieuwe of gewijzigde plekken eerst een toets van de locatie worden gedaan. Bij lopende vergunningen zal de gemeente een jaar voor het aflopen van de vergunning starten met de locatietoets en de eventuele selectieprocedure. Dit proces duurt in totaal zo'n half jaar. Door tijdig te starten hebben zowel de huidige standplaatshouder als de eventuele nieuwe standplaatshouder al in een vroeg stadium duidelijkheid voor de toekomst. De landschapsarchitecten van team Ontwerp van de afdeling Omgevingsbeleid voeren de locatietoets uit en halen, waar nodig, informatie op bij andere afdelingen.
De openbare ruimte in Haarlem is zeer beperkt en er is vaak sprake van ruimteconcurrentie als het gaat om de verschillende beleidswensen. In de Structuurvisie Openbare Ruimte 2040 staan de algemene beleidskaders over hoe moet worden omgegaan met gewenste en noodzakelijke ruimteclaims op de openbare ruimte. De afwegingsmethodiek openbare ruimte geeft handvatten om de verschillende ruimteclaims (zoals groen, water, klimaatadaptatie, mobiliteit, parkeren, etc.) tegen elkaar af te wegen.
Concreet betekent een goede situering dat5:
Als de plek na de locatietoets geschikt blijkt als standplaats, dan komen de specifieke kwaliteitseisen (criteria) aan bod. Deze zijn opgenomen in paragraaf 4.2 Selectieprocedure.
Het toetsingskader sluit aan op de Structuurvisie Openbare Ruimte 2040, het concept-Handboek Inrichting Openbare Ruimte en de Nota Ruimtelijke Kwaliteit. Elke standplaatslocatie die vrijkomt zal aan bovenstaande criteria worden getoetst. De weigeringsgronden voor een standplaatsvergunning in de APV Haarlem vormen de juridische basis voor deze toets.
De uitkomsten van de locatietoets kunnen leiden tot het aanwijzen, opheffen of verplaatsen van de standplaats. Bij het behouden van een standplaats wordt bepaald of het een jaarrond of seizoenslocatie betreft. Daarnaast wordt gekeken naar de mogelijke vergunningsduur. Deze is standaard 10 jaar, maar kan korter zijn indien er een gebiedsontwikkeling gaande is. Als een standplaats niet meer voldoet, is het uitgangspunt dat de gemeente kijkt naar een nieuwe passende locatie waar mogelijk in de nabijheid van de standplaats. Als er geen nieuwe passende locatie is, wordt de standplaats opgeheven. Indien de standplaats wordt opgeheven, geeft team Ontwerp dit door aan team Economie. Team Economie dient het maximumstelsel in het beleid bij te stellen en dit te laten vaststellen door het College van Burgemeester en Wethouders. Als de locatie positief is getoetst, geeft team Ontwerp opdracht aan team Advies & Ondersteuning van de afdeling VTH om de standplaats te publiceren.
Tussentijds gewijzigde omstandigheden locatie
Ook kan het voorkomen dat tussentijds een locatie waarvoor een standplaatsvergunning is verleend, door (ruimtelijke) ontwikkelingen niet langer voldoet aan de criteria zoals hierboven genoemd. Indien mogelijk, wacht de gemeente tot het einde van de vergunningsduur en komt de standplaats daarna te vervallen. Als dit geen optie is, wordt in overleg met de standplaatshouder gezocht naar een andere bestaande of nieuwe standplaatslocatie. Indien er geen overeenstemming met de standplaatshouder kan worden bereikt over verplaatsing, wordt binnen de bestaande mogelijkheden van dit beleid naar een andere oplossing gezocht.
Bij een positieve toets van de standplaatslocatie wordt de standplaats vrijgegeven voor mededinging en vindt selectie plaats. De Europese Dienstenrichtlijn, de Dienstenwet, nationale rechtsregels, beleid en jurisprudentie schrijven voor dat het meedingen naar een standplaats door andere geïnteresseerde ondernemers verplicht is. Dit betekent dat elke ondernemer de kans heeft om een aanvraag voor een vergunning in te dienen. Het is niet mogelijk om een bestaande standplaatshouder voorrang te geven bij het opnieuw toewijzen van een standplaats en het verlenen van een vergunning. Per 1 januari 2020 wordt de mededinging georganiseerd in de vorm van selectie (zie hoofdstuk 4) en niet meer volgens een loting. Hierdoor maken ondernemers met een kwalitatief en passend aanbod een grotere kans om de vergunning te krijgen. Voor standplaatsen op particulier terrein is geen mededinging van toepassing omdat deze niet vallen onder het maximumstelsel.
Huidige jaarrond- en seizoensstandplaatshouders met een vergunning voor onbepaalde tijd krijgen per 1 januari 2020 een nieuwe vergunning voor bepaalde tijd. Bij het omzetten van deze vergunning zal vanwege de algemene beginselen van behoorlijk bestuur geen mededinging plaatsvinden. Dit is een overgangsregeling van 10 jaar.
Na afloop van deze overgangsregeling en bij tussentijdse intrekking/opheffing van de vergunning vindt er mededinging plaats. Er dient, indien de standplaatshouders willen, dan een nieuwe vergunning aangevraagd te worden.
De toets voor het beantwoorden van de vraag of de betreffende locatie opnieuw als standplaatslocatie wordt uitgegeven (zie paragraaf 3.2), zal dan worden toegepast. Als de standplaats wordt gehandhaafd, zal de standplaats volgens het mededingingssysteem van hoofdstuk 4 worden toegewezen aan een gegadigde.
Voor de standplaatshouders die beschikken over een vergunning voor bepaalde tijd met een duur van 2 x 5 jaar en de overige vergunningen voor bepaalde tijd, is na afloop van de vergunningstermijn, ook het mededingingssysteem zoals nader omschreven in hoofdstuk 4 van toepassing. Ook de toets voor het beantwoorden van de vraag of de betreffende locatie opnieuw als standplaatslocatie wordt uitgegeven (zie paragraaf 3.2), zal dan voorafgaande aan de mededinging worden toegepast.
Het uitgangspunt van een standplaats is dat de aanwezige inrichting, zoals een tafel, kraam of verkoopwagen (o.a. foodtruck), een mobiel karakter moet hebben en dat de standplaats dagelijks na sluiting leeggemaakt wordt. Dit is de zogenaamde mobiliteitseis, wat betekent dat alle kramen in principe:
Een standplaats valt onder de ambulante handel, wat impliceert dat deze mobiel zou moeten zijn.
Feit is echter dat het dagelijks verplaatsen tot extra verkeersbewegingen leidt en ook belastend is voor het milieu. Duurzaamheidsmaatregelen, zoals de aanwezigheid van zonnepanelen, worden slechter of nauwelijks uitvoerbaar bij een mobiliteitseis. Ook kan het dagelijks verlaten van de standplaats leiden tot parkeerproblemen en onveilige (verkeers-)situaties. Het kost de ondernemers veel tijd qua op- en afbouw en het steeds opnieuw op- en afbouwen kan de uitstraling van de kraam niet ten goede komen. Op sommige plekken is het zelfs door fysieke obstakels onmogelijk om dagelijks te verplaatsen.
Gegeven deze bezwaren verdient de mobiliteitseis zoals omschreven enige nuancering. De mobiliteitseis voor jaarrond standplaatsen en seizoensstandplaatsen wordt als volgt gehanteerd:
In de gehele gemeente wordt gestreefd naar een goed voorzieningenniveau met een voor de consument compleet en divers aanbod. Winkels die zijn gevestigd in een winkelpand staan voorop en standplaatsen dienen hierop zo veel mogelijk aanvullend te zijn. Momenteel kent Haarlem een toename in winkelleegstand, waardoor we terughoudend moeten zijn in het toewijzen van nieuwe standplaatsen. Daarnaast neemt de druk op de ruimte steeds verder toe. In het beleid uit 2010 is een maximum vastgesteld van 75 standplaatsen. Destijds was ongeveer de helft van de plaatsen nog niet uitgegeven. Dat is nog steeds het geval. Verder worden in de praktijk nieuwe initiatieven voor standplaatsen vrijwel altijd afgewezen op grond van de APV Haarlem. Dit leidt tot frustratie bij standplaatsondernemers.
Daarom hanteren wij de volgende uitgangspunten voor ons maximumstelsel:
Het nieuwe maximumaantal jaarrond en seizoensstandplaatsen wordt vastgesteld op 29. Dit komt overeen met het aantal standplaatsen dat eind 2019 bezet is (zie bijlage 5). De standplaatsen op eigen grond vallen niet onder het maximumstelsel. Ook de kiosken vallen niet onder dit standplaatsenbeleid en het maximumstelsel. De maximale aantallen jaarrond en seizoensstandplaatsen per wijk zijn vastgesteld op de huidige bezette aantallen (zie tabel hieronder).
Het maximum heeft betrekking op het aantal locaties maar ook op het aantal standplaatsvergunningen. Een standplaats kan altijd maar benut worden door één ondernemer met één vergunning. Het is dus op dezelfde plek niet mogelijk om bijvoorbeeld in de winter een oliebollenkraam te hebben en in de zomer een ijskar of doordeweeks een viskraam en in het weekend een bloemenstal. Hierop gelden momenteel 2 uitzonderingen, namelijk de Nice Passage 12 en de Grote Houtstraat 140C. De uitzonderingen worden opgeheven zodra de huidige vergunning afloopt.
3.6 Overige toegestane locaties
Standplaatsen op particulier terrein
Een standplaats kan worden aangevraagd op gemeentegrond of op particuliere grond met openbare bestemming. Als een standplaats op particuliere grond wordt ingenomen moet de standplaatshouder zelf afspraken maken met de grondeigenaar over huur en gebruik van de grond. Afspraken over de hoogte van de vergoeding die in dat geval verschuldigd is, gaan buiten de gemeente om. Bij aanvragen op particuliere grond zal gekeken worden naar het aantal plekken dat kan worden ingenomen op particuliere grond. Het maximumaantal standplaatsen wat op een particulier terrein per perceel mag worden ingenomen is 3. De reden voor dit plafond is dat er voorkomen moet worden dat er markten ontstaan waardoor de openbare orde en veiligheid en de verkeersveiligheid in het geding komen. Dit maximumaantal wordt niet meegenomen in het maximumstelsel voor standplaatsen op gemeentegrond zoals besproken in paragraaf 3.5.
De aanvraag voor een standplaats op particuliere grond wordt gedaan door diegene die een standplaats wil innemen. Bij het indienen van de aanvraag moet een schriftelijke toestemming c.q. een privaatrechtelijke overeenkomst tussen de eigenaar en de aanvrager van de standplaatsvergunning worden overlegd.
Er zijn geen vaste plaatsen aangewezen voor de verkoop van kerstbomen. In de loop van de tijd zijn er enkele locaties waarvoor jaarlijks een standplaatsvergunning wordt aangevraagd. Die locaties bevinden zich vaak bij een bloemenkraam, maar er zijn ook andere verkooppunten in de stad. Ondernemers moeten hiervoor jaarlijks een vergunning aanvragen bij de gemeente en deze toetst dan of de vergunning voor die locatie kan worden verleend. Omdat er geen maximum aantal plaatsen is vastgesteld, vindt er ook geen mededinging plaats.
Promotie- en of verkoopstandplaatsen voor marketingdoeleinden
Voor promotie- en of verkoopstandplaatsen voor marketingdoeleinden met een commercieel oogmerk moet een vergunning worden aangevraagd. Binnen het centrum is dit type standplaats alleen toegestaan bij het Stationsplein. In de overige wijken vindt de locatiekeuze in overleg met de gemeente plaats. De kraam of verkoopinrichting mag gedurende maximaal 2 aaneengesloten dagen de standplaats innemen. Sampling en verkoop van producten direct bij de standplaats is toegestaan, mits eventueel afval wordt opgeruimd.
Voor alle ideële standplaatsen tot 10m2 zijn drie vaste locaties vastgelegd, namelijk bij het Marsmanplein, Stationsplein en winkelcentrum Schalkwijk zoals aangegeven in de bij dit beleid behorende en daarvan deel uitmakende kaart (bijlage 6)
Hierbij geldt dat van de twee locaties nabij winkelcentrum Schalkwijk er steeds maar één tegelijk ingenomen mag zijn. Het is aan de aanvrager om een voorkeursplek in te nemen.
Voor instanties die maximaal twee aaneengesloten dagen willen staan, geldt een meldingsplicht (via formulier gemeentelijke website). Voor ideële standplaatshouders die:
geldt dat er geen vast aangewezen locaties zijn en dat een vergunning voor een incidentele standplaats aangevraagd dient te worden. De dan in te nemen standplaatsen vallen niet onder het maximumstelsel.
Ook voor politieke partijen volstaat een meldingsplicht (via formulier gemeentelijke website) als ze gedurende verkiezingstijd voor maximaal twee aaneengesloten dagen, in afstemming met de gemeente, op de Grote Markt willen staan.
Voor ideële standplaatsen kan tot uiterlijk 2 weken van te voren een kennisgeving worden gedaan.
De afdeling Veiligheid en Handhaving is belast met het toezicht en de handhaving van dit beleid. Toezicht en handhaving op standplaatsen wordt onder andere uitgevoerd volgens het principe van informatie gestuurd handhaven. Dit betekent dat wordt gereageerd op signalen en meldingen. De handhaving richt zich dan op aanwezigheid van een vergunning en op de in de vergunning opgenomen voorschriften en op de in de APV Haarlem opgenomen regelgeving over standplaatsen. Bij constatering van overtredingen wordt eerst gewaarschuwd en vervolgens wordt bestuursrechtelijk opgetreden om de overtreder ertoe te bewegen de overtreding te beëindigen.
4. Proces mededinging en vergunningverlening
Het proces voor het mededingen naar een jaarrond of seizoensstandplaats valt uiteen in 3 fasen:
4.1 Vergunningaanvraag jaarrond of seizoensstandplaats
Vrijkomende standplaatsen en besluiten worden door team Advies & Ondersteuning van de afdeling VTH gepubliceerd via de gemeentelijke kanalen (zoals gemeentelijke website, Haarlems Dagblad, social media van de gemeente) en op de website www.overheid.nl via het gemeenteblad van Haarlem. Potentiële standplaatshouders kunnen zo op de hoogte worden gesteld als er standplaatsen vrijkomen en kunnen zich aanmelden. Op sommige momenten zullen meerdere standplaatsen tegelijkertijd vrijkomen. Een ondernemer kan een aanvraag indienen voor één standplaatsvergunning en kan optioneel een tweede voorkeur doorgeven voor een andere standplaats. Ook hiervoor geldt de standaard selectieprocedure.
Op het aanvraagformulier dient de aanvrager tenminste aan te geven:
Een situatieschets waaruit blijkt welke afmetingen de verkoopvoorziening (wagen/kraam) heeft en de benodigde ruimte voor eventuele uitstalling, statafels, luifel/windscherm en/of reclame-uiting. Hieruit moet duidelijk worden welke ruimte wordt gebruikt als de kraam open en gesloten is. Ook voor een eventuele tweede voorkeurslocatie moet dit worden ingediend.
Welke assortimenten de aanvrager gaat voeren en tot welke branche(s) deze behoort uit onderstaande lijst.
Toetsing van aanvragen en selectieprocedure
Bij de beoordeling van de aanvraag wordt getoetst aan de weigeringsgronden in artikel 5:18, derde lid, van de APV Haarlem (zie bijlage 4). Team Vergunningverlening van de afdeling VTH is verantwoordelijk voor deze toets.
Om te toetsen of de aanvrager op de aangevraagde standplaatslocatie een voldoende toegevoegde waarde heeft, wordt de aanvraag beoordeeld. Daarbij worden aan de hand van de onderstaande 3 kwalitatieve criteria ‘architectonische kwaliteitswaarde’, ‘aanvullende branche’ en ‘innovatie en duurzaamheid’ in totaal 0 tot 30 punten toegekend. De aanvrager dient:
Bij minder dan 20 punten wordt de aanvraag geacht onvoldoende toegevoegde waarde te hebben in relatie tot het nagestreefde beleid voor standplaatsen en komt de aanvrager niet voor toewijzing van de standplaats in aanmerking.
Architectonische kwaliteitswaarde6 | • De kraam steekt af in de omgeving en er is matig en standaard materiaal gebruikt (0 punten). • Uitstraling van de kraam voegt zich goed in de omgeving en er is verzorgd en duurzaam materiaal gebruikt (maximaal 10 punten). | ||
• Volledig al aanwezige branche (0 punten). • Branche (zie branchelijst) is nog niet aanwezig in de wijk of in het geval van het centrum is deze nog niet aanwezig binnen een straal van 200 meter (maximaal 10 punten). | |||
• De ondernemer is niet vernieuwend, heeft geen oog voor het milieu en voor de buurt/omgeving (0 punten). • De ondernemer heeft een innovatieve en duurzame visie (maximaal 10 punten). |
De selectiecriteria en de richtlijnen voor het beoordelen en toekennen van de punten, worden nader uitgewerkt in een selectieleidraad. Deze is opgenomen in bijlage 2.
Voor de selectie gaan in totaal 3 personen, afkomstig uit:
de punten toekennen. De medewerker van team Ontwerp is voorzitter van de selectiecommissie en integreert de input tot één geheel. De voorzitter stuurt het eindoordeel naar Team Vergunningverlening zodat zij weten aan welke aanvrager de vergunning moet worden verleend.
Aanvragers voor een standplaats komen in aanmerking in volgorde van het aantal toegekende punten. Op deze wijze wordt de standplaats toegekend aan de aanvrager die de grootste meerwaarde heeft. Indien twee of meer meldingen een gelijke score hebben, dan wordt eerst een weging toegepast waarbij het selectiecriterium architectonische kwaliteitswaarde dubbel telt. Als de scores dan nog steeds hetzelfde zijn, wordt geloot.
De vergunning wordt verleend aan de geselecteerde aanvrager en wordt gepubliceerd door het Team Advies & Ondersteuning van de afdeling VTH. De voorschriften uit bijlage 3 vormen de leidraad voor de vergunning.
4.2 Standplaatsen waarop geen mededinging van toepassing is
Aanvragen voor vergunningen voor incidentele standplaatsen kunnen vanaf maximaal drie maanden voorafgaand aan de datum waarop iemand de standplaats wil innemen, worden ingediend. De aanvragen worden in volgorde van ontvangst afgehandeld. Degene die in het verleden een vergunning heeft gekregen voor een bepaalde locatie en/of product heeft geen voorrang op andere aanvragers. Er wordt geen wachtlijst bijgehouden. Bij de beoordeling van de aanvraag wordt gekeken of deze voldoet aan de APV Haarlem en of deze past binnen dit vastgestelde beleid. Kennisgevingen vallen door hun karakter: "het is toegestaan, tenzij...." niet onder de mededingingsregels.
Voor ideële standplaatsen kan tot uiterlijk twee weken van te voren een kennisgeving worden gedaan.
Bijlage 1 Mandaatverlening voor de wijziging van dit beleid
Voor een doelmatige uitvoering van dit beleid is soms ook een beperkte aanpassing van het beleid nodig. Onder een beperkte aanpassing wordt verstaan:
De manager van de afdeling Economie, Cultuur, Duurzaamheid en Wonen is gemandateerd te besluiten over de omschreven aanpassing. De portefeuillehouder Economie dient in te stemmen met de betreffende aanpassing. Deze mandatering wordt toegevoegd aan het Mandateringsregister college- en burgemeestersbesluiten. Dit register vormt een onderdeel van het Mandateringsbesluit gemeente Haarlem.
In paragraaf 4.1 is het vergunningproces rondom jaarrondstandplaatsen en seizoensstandplaatsen beschreven. Het gaat hier om aanvragen voor standplaatsen op openbare plaatsen. In de selectieleidraad zijn de selectiecriteria en de richtlijnen voor het beoordelen en het toekennen van de punten nader uitgewerkt.
De gemeente hanteert een maximumstelsel met 29 standplaatsen. Deze 29 standplaatsen zijn op dit moment in gebruik. Op deze locaties is de mededinging van toepassing.
Om in aanmerking te komen voor een standplaatsvergunning, moet een vergunning worden aangevraagd en vindt mededinging plaats. Een aanvraag van een vergunning voor een standplaatslocatie is mogelijk na publicatie van de gemeente.
Bij lopende vergunningen zal de gemeente een jaar voor het aflopen van de vergunning starten met de locatietoets en de eventuele selectieprocedure. Dit proces duurt in totaal zo'n half jaar. De bekendmaking van vrijkomende standplaatsen vindt in elk geval plaats in het elektronisch gemeenteblad van Haarlem dat bekend wordt gemaakt op www.overheid.nl, op de gemeentelijke website en via de gemeentelijke (sociale media) kanalen. Team Advies & Ondersteuning van de afdeling VTH is verantwoordelijk voor de bekendmaking en publicatie.
Een aanvraag voor een standplaatsvergunning wordt ingediend bij de gemeente. Dit kan door het formulier op www.haarlem.nl/vaste-standplaatsvergunning/ in te vullen.
Op sommige momenten zullen meerdere standplaatsen tegelijkertijd vrijkomen. Een ondernemer kan een aanvraag indienen voor één standplaatsvergunning en kan optioneel een tweede voorkeur doorgeven voor een andere standplaats. Ook hiervoor geldt de standaard selectieprocedure.
Bij de beoordeling van de aanvraag wordt getoetst aan de weigeringsgronden in artikel 5:18, derde lid, van de APV Haarlem (zie bijlage 4). Team Vergunningverlening van de afdeling VTH is verantwoordelijk voor deze toets.
Aanvullend aan de standaard vergunningprocedure toetst een selectiecommissie of de aanvrager op de aangevraagde standplaatslocatie voldoende toegevoegde waarde heeft. De aanvrager moet zijn toegevoegde waarde voor de locatie aantonen door uitvoering te geven aan de selectiecriteria architectonische kwaliteitswaarde, aanvullende branche en innovatie en duurzaamheid. De toegevoegde waarde voor de locatie wordt groter, naarmate de aanvraag overeenkomt met de gestelde richtlijnen die onder de selectiecriteria hangen. Dit wordt vertaald in het toekennen van punten. Per selectiecriterium zijn maximaal 10 punten te verdienen.
De selectiecommissie bestaat uit een vertegenwoordiger van de volgende afdelingen van de gemeente:
De medewerker van Team Ontwerp is voorzitter van de selectiecommissie. De voorzitter draagt zorg voor een zorgvuldige en objectieve beoordeling. De voorzitter ontvangt van Team Vergunningverlening de aanvraag van de vergunning. Ook draagt de voorzitter zorg voor het eindoordeel en stuurt dit door naar Team Vergunningen. Dit eindoordeel vormt onderdeel van het proces van de vergunningaanvraag. Het Team Vergunningverlening is verantwoordelijk voor het verlenen of afwijzen van de vergunningaanvraag.
De vergunning wordt verleend aan de geselecteerde aanvrager en wordt gepubliceerd door het Team Advies & Ondersteuning van de afdeling VTH. De voorschriften uit bijlage 3 vormen de leidraad voor de vergunning.
In schema ziet het proces dat de selectiecommissie doorloopt er als volgt uit:
Overzicht selectiecriteria en toekenning punten
Architectonische kwaliteitswaarde7 | • De kraam steekt af in de omgeving en er is matig en standaard materiaal gebruikt (0 punten). • Uitstraling van de kraam voegt zich goed in de omgeving en er is verzorgd en duurzaam materiaal gebruikt (maximaal 10 punten). | - 1 totaalconcept voor inpassing en verschijningsvorm van de tijdelijke verkoopinrichting (ontwerp) in z’n omgeving met onderbouwing8 • 1 helder volume (1 laag) (max. 3 punten) - Installaties zijn weggewerkt • Transparantie en alzijdigheid, samenhang in de gevelindeling naar alle zijden (max. 2 punten) • Terughoudende uitstraling (max. 2 punten) - Samenhang in materiaal en kleur - Duurzame materialen (hout) boven kunststof | |
• Valt in branche dat al volledig aanwezig is (verkoopwagen of winkel) in de wijk of in het geval van het centrum is deze aanwezig binnen een straal van 200 meter (0 punten) • Branche is nog niet aanwezig (verkoopwagen of winkel) in de wijk of in het geval van het centrum is deze nog niet aanwezig binnen een straal van 200 meter (10 punten) | |||
• De ondernemer is niet vernieuwend, heeft geen oog voor het milieu en voor de buurt/omgeving (0 punten). • De ondernemer heeft een innovatieve en duurzame visie (maximaal 10 punten). | • Het toepassen van energiebesparende maatregelen (max. 3 punten) - Bij gebruik van een warmtebron: gasloos • Verkoopwagen (max. 3 punten) - Gebruik van herbruikbare materialen - Assortiment en facilitaire benodigdheden bestaan uit meer dan de helft uit duurzame producten |
Aanvragers voor een standplaats komen in aanmerking in volgorde van het aantal toegekende punten. Op deze wijze wordt de standplaats toegekend aan de aanvrager die de grootste meerwaarde heeft. Indien twee of meer meldingen een gelijke score hebben, dan wordt eerst een weging toegepast waarbij het selectiecriterium architectonische kwaliteitswaarde dubbel telt. Als de scores dan nog steeds hetzelfde zijn, vindt loting plaats. De loting wordt uitgevoerd door de voorzitter van de selectiecommissie. Van de loting wordt een verslag gemaakt. De aanvragers van de standplaatsvergunning kunnen bij deze loting aanwezig zijn.
Bij minder dan 20 punten heeft de aanvraag onvoldoende toegevoegde waarde in relatie tot het nagestreefde beleid voor standplaatsen en komt de aanvrager niet voor toewijzing van de standplaatsvergunning in aanmerking.
Als er voorafgaand aan de vergunningverlening gegronde klachten of niet nagekomen verplichtingen bekend zijn bij de gemeente, dan vindt er puntenaftrek plaats van het totaal aantal behaalde punten.
Bijlage 3 Voorschriften en regels
Hieronder zijn de voorschriften voor standplaatsen opgenomen. Het kan echter voorkomen dat in een standplaatsvergunning, vanwege een specifieke situatie of omstandigheid, moet worden afgeweken van deze voorschriften. Dit zal gemeld worden in de betreffende vergunning.
Een standplaats mag geen belemmering vormen voor de doorstroming van het verkeer. De doorgang voor het verkeer – waaronder voetgangers, minder validen, personen met kinderwagens – moet minimaal 1,50 meter bedragen. Indien er een trottoir of stoeprand aanwezig is, wordt deze afstand gemeten vanaf de trottoirband of stoeprand.
Bij het einde van het gebruik van een standplaats moet het terrein schoon opgeleverd worden in de staat waarin deze in gebruik werd genomen. Als hieraan niet wordt voldaan, zullen de noodzakelijke herstel- en/of opruimwerkzaamheden voor uw rekening door of vanwege de gemeente Haarlem worden uitgevoerd.
Persoonlijk karakter van de standplaatsvergunning
De vergunning is strikt persoonlijk. Hieruit volgt dat een vergunning ook uitsluitend kan worden verleend aan natuurlijke personen. De reden hiervoor is, dat aan de vergunninghouder een aantal specifieke eisen worden gesteld. Dit omdat aan het gebruik van de vergunning aspecten zitten als openbare orde en mogelijke overlast voorkomen, enz. Per ondernemer kan slechts één vergunning worden verleend (voor hetzelfde tijdstip), ongeacht het aantal dagen waarvoor de vergunning wordt gebruikt. De vergunninghouder dient ten tijde van de bedrijfsuitoefening zoveel als mogelijk persoonlijk aanwezig te zijn.
Indien niet aan de aanwezigheidseis kan worden voldaan, bijvoorbeeld bij langdurige ziekte, is het ter beoordeling aan het college of de vergunninghouder tijdelijk vervangen kan worden. Bij hoge mate van uitzondering kan het college de vergunninghouder (schriftelijk) toestemming geven gedurende een bepaalde periode de bedrijfsuitoefening te laten uitoefenen door een “vervanger”. Bij controle dient de tijdelijke vervanger dit schriftelijke bewijs te kunnen overleggen. Wil de vergunninghouder gebruik maken van deze mogelijkheid dan moeten de vergunninghouder en de desbetreffende medewerker hiertoe een schriftelijke gemotiveerde aanvraag bij het college indienen.
Opgemerkt dient te worden dat de vergunninghouder te allen tijde verantwoordelijk en aansprakelijk blijft voor de bedrijfsvoering en de naleving van de vergunningsvoorschriften en beperkingen.
Relatie weekmarkten en evenementen
Tijdens reguliere marktdagen is het niet toegestaan om een jaarrond of seizoensstandplaats in te nemen in het gebied waarop volgens de marktverordening de reguliere markt plaatsvindt.
Indien een standplaats op een plek ligt waar evenementen plaatsvinden, dan kan de vergunning alleen worden verstrekt voor een mobiele verkoopinrichting. De bevoegdheid voor het verlenen van standplaatsvergunningen op een dergelijke locatie, ligt bij de gemeente. Het uitgangspunt is dat een standplaatshouder zijn plek tijdens een evenement niet kan innemen of open kan gaan als de standplaats vanuit het oogpunt van openbare orde en (verkeers-)veiligheid niet in het evenement kan worden ingepast. Indien blijkt dat de standplaats niet inpasbaar is, zal in samenwerking tussen gemeente, organisatie en standplaatshouder naar een alternatieve locatie gezocht worden. Als dit niet mogelijk blijkt te zijn, kan de standplaats gedurende het evenement niet worden ingenomen. Voorwaarde is wel dat de standplaatshouder minimaal 2 weken voor het evenement schriftelijk wordt geïnformeerd door de organisator van het evenement.
De gemeente heeft op een aantal standplaatslocaties nutsvoorzieningen aangebracht. U kunt hiervan gebruik maken. Voor het gebruik hiervan moet u een bedrag betalen naar rato van het gebruik. Als er geen nutsvoorzieningen zijn aangelegd kunt u ook gebruik maken van de nutsvoorzieningen van een naastgelegen winkel of bedrijf of gebruik maken van een aggregaat. Voor het gebruik van aggregaten moet worden voldaan aan de Wet milieubeheer.
De bedrijfsactiviteit valt onder de werkingssfeer van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit). U dient zich daarom te houden aan de voorschriften uit artikel 4.107 van de Ministeriële Regeling activiteitenbesluit die voor uw bedrijfsactiviteit van toepassing zijn.
Deze vergunning doet geen afbreuk aan de wettelijke aansprakelijkheid met betrekking tot ongevallen, dan wel in het algemeen, aan aansprakelijkheid ten aanzien van enig wettelijk voorschrift. Schade aan openbare voorzieningen en eigendommen van derden voortkomend uit het gebruik van deze vergunning komt voor rekening van de houder van de vergunning.
De standplaatshouder ontvangt een vergunning voor bepaalde tijd. Ondanks dat kunnen er na verlening van deze vergunning verandering van omstandigheden of inzichten optreden die het noodzakelijk maken dat de vergunning ingetrokken of gewijzigd wordt. Deze bevoegdheid wordt ontleend aan artikel 1:6, onder b van de APV Haarlem. Haarlem is een stad die sterk in ontwikkeling is en aan veranderingen onderhevig. U dient er vanuit uw ondernemersrisico dan ook rekening mee te houden, dat de door u ingenomen standplaatslocatie in de toekomst wellicht wordt gewijzigd of kan komen te vervallen. Indien er zich op dit gebied ontwikkelingen voordoen, die u direct in uw belang kunnen treffen, zullen wij u hierover vroegtijdig informeren. Binnen de vergunningstermijn zal de gemeente in overleg met de vergunninghouder zoeken naar een passende oplossing in de vorm van een alternatieve locatie. De gemeente Haarlem aanvaardt géén aansprakelijkheid voor economische schade door u geleden als gevolg van deze ontwikkelingen.
Bijlage 4 Regelgeving en Wettelijk kader
Precariobelasting wordt geheven voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde (gemeente)grond. De standplaatshouder ontvangt hiervoor jaarlijks een aanslag.
Algemene Plaatselijke Verordening Haarlem 2018
Artikel 1:8 Weigeringsgronden op basis van de APV Haarlem
Een vergunning of ontheffing kan in ieder geval door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:
Artikel 5:17 Begripsbepaling standplaatsen
De begripsbepaling van een standplaats is:
standplaatsen met een ideëel karakter op gebied van sociaal-cultureel en/of maatschappelijke activiteiten of activiteiten op gebied van volksgezondheid allen met een niet commercieel karakter, hieronder inbegrepen de standplaatsen waar een bus wordt geplaatst ten behoeve van bevolkingsonderzoek, het verspreiden van het politieke gedachtegoed en dergelijke;
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
In de Afvalstoffenverordening Haarlem wordt aandacht besteed aan zwerfafval. Onder andere wordt aangegeven dat het een houder of beheerder van een inrichting waar eet- en drinkwaren worden verkocht voor gebruik ter plaatse, verplicht is om een afvalbak te plaatsen en om achtergebleven afval dat kennelijk van de inrichting afkomstig is dagelijks op te ruimen.
Verder staat in artikel 15 van deze verordening aangegeven dat degene die in de openbare ruimte reclamebiljetten of dergelijke of ander promotiemateriaal onder het publiek verspreidt, verplicht is deze of verpakking daarvan direct op te ruimen of te laten opruimen, indien deze in de omgeving van de plaats van uitreiking op de weg of een andere voor publiek toegankelijke plaats door het publiek wordt weggeworpen.
Landelijke (en Europese) regelgeving
Naast de bepalingen in de APV Haarlem kunnen ook een of meerdere van de volgende regelingen of wetten van toepassing zijn op standplaatsvergunningen.
Artikel 7 van de grondwet (vrijheid van meningsuiting) brengt met zich mee, dat voor het aanbieden van gedrukte stukken geen vergunning kan worden geëist. Als dit echter gebeurt vanaf een standplaats, is voor het innemen van de standplaats wel een vergunning vereist.
De Winkeltijdenwet regelt een aantal zaken met betrekking tot de openingstijden van winkels en het leveren van goederen aan particulieren. De bepalingen uit de Winkeltijdenwet en de daaraan afgeleide Verordening winkeltijden Haarlem 2019 gelden ook voor de verkoop van goederen vanaf een standplaats.
In artikel 18 van de Drank- en Horecawet is gesteld dat geen alcoholhoudende drank vanaf een standplaats mag worden verkocht.
Op grond van het Besluit houdende regels ter uitvoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Besluit omgevingsrecht) vallen standplaatsen (over het algemeen) onder de werking van het Activiteitenbesluit Wet milieubeheer. Hierin zijn voorschriften opgenomen ter bescherming van het milieu, waaraan de vergunninghouder dient te voldoen, onder andere ten aanzien van afval(water), geluid en lucht. Het college kan aan deze bepalingen maatwerkvoorschriften verbinden. Op grond van artikel 8.40 van de Wet milieubeheer dient soms een melding te worden ingediend. Een vergunninghouder kan pas van de standplaatsvergunning gebruik maken, nadat aan bovengenoemde meldingsplicht is voldaan.
Op basis van de Handelsregisterwet 2007 dient een ondernemer ingeschreven te zijn bij de Kamer van Koophandel. Zonder benodigde inschrijving is het niet toegestaan om goederen dan wel diensten aan te bieden.
Wet samenhangende besluiten Awb
Gelet op de Wet samenhangende besluiten Awb heeft het bevoegde bestuursorgaan een inspanningsverplichting om burgers en bedrijven die voor een bepaalde activiteit vergunningen, subsidies e.d. aanvragen, zo goed mogelijk in te lichten over andere besluiten die aangevraagd moeten worden om de beoogde activiteit uiteindelijk te mogen verrichten. Zo worden onnodige vertragingen en mogelijke tegenstrijdige eisen voorkomen. In artikel 3:20 van de Algemene wet bestuursrecht is het volgende bepaald.
Wet op de ruimtelijke ordening
Op grond van de toetsingscriteria van de APV Haarlem is strijd met het geldende bestemmingsplan een grond om de vergunning te weigeren. Dit betekent dat de bestemmingsplanbepalingen van toepassing zijn.
De Warenwet stelt regels met betrekking tot de goede hoedanigheid en aanduiding van waren. Daarnaast stelt de wet eisen aan de hygiëne van producten. De Warenwet geldt ook voor handel vanuit een standplaats. Per 1 september 2004 is er een Hygiënecode Ambulante Handel Eet en Drinkwaren uitgebracht. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) controleert of de regels van de Warenwet worden nageleefd. Bij overtreding van de Warenwet kan de NVWA maatregelen nemen. De NVWA kan bijvoorbeeld een waarschuwing geven of een bestuurlijke boete opleggen.
Een standplaats niet valt onder de werking van de Colportagewet.
De Europese dienstenrichtlijn is van toepassing op het aanbieden van diensten. Met behulp van een standplaats kunnen ook diensten aangeboden worden, waardoor er conform de dienstenrichtlijn een vergunning afgegeven moet worden.
Op het gebied van straathandel zijn in de loop der jaren verschillende rechterlijke uitspraken gedaan. Zo is in het verleden het beschermen van een redelijk voorzieningenniveau in de gemeente ten behoeve van de consument als een openbare orde- belang aangemerkt. De gedachte was dat gevestigde winkeliers geconfronteerd worden met de hoge exploitatiekosten die niet in verhouding staan tot de vrij lage exploitatiekosten van de straathandelaren. Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State blijkt dat het reguleren van concurrentieverhoudingen niet als huishoudelijk belang van de gemeente wordt aangemerkt. Hierop wordt door de Afdeling slechts één uitzondering toegestaan, namelijk wanneer het voorzieningenniveau voor de consument in een deel van de gemeente in gevaar komt. Indien de gemeente op basis hiervan een vergunning wil weigeren dan moet worden aangetoond, mede aan de hand van de boekhouding van de plaatselijke winkelier, dat het voortbestaan van de winkel in gevaar komt als vanaf een standplaats dezelfde goederen aangeboden worden. De dienstenrichtlijn staat deze weigeringsgrond voor standplaatsen die (mede) diensten verlenen niet toe, omdat dit wordt beschouwd als een economische, niet toegestane belemmering voor het vrij verkeer van diensten. Het blijft echter nog wel mogelijk om deze weigeringsgrond te hanteren voor het verkopen van goederen. De Dienstenrichtlijn is daarop immers niet van toepassing.
Bijlage 5 Overzicht standplaatsen Haarlem
In deze bijlage zijn de standplaatsen en kiosken opgenomen zoals bekend in maart 2019. Het aantal standplaatsen en de kenmerken van de standplaatsen kunnen in de loop van de tijd veranderen.
12 van de 51 standplaatsen op gemeentegrond zijn niet bezet
NB. De vergunning van de poffertjeskraam op de Grote Markt 20A verloopt eind 2019 en deze standplaats komt dan pas te vervallen.
10 plaatsen zijn feitelijk kiosk
NB. Willy’s Vis aan het Wilsonsplein 25 en 't Pleintje aan het Brouwersplein 46 zijn al in deze lijst opgenomen maar zitten nog in het (voor)traject van een omgevingsvergunning.
29 standplaatsen per gebied (in gebruik) op gemeentegrond
2 standplaatsen staan op eigen/particuliere grond
NB. de standplaats op de Laan van Decima 1 (bij IKEA) is op dit moment niet bezet. Het is niet bekend of IKEA deze plek opnieuw wil uitgeven aan een standplaatshouder.
17 standplaatsen met een vergunning voor onbepaalde tijd, waarvan 6 niet mobiel zijn
Conclusie: er zijn 17 standplaatsen met een vergunning voor onbepaalde tijd, waarvan er 6 niet mobiel zijn terwijl ze dat volgens de definitie van een standplaats wel zouden moeten zijn.
14 standplaatsen met een vergunning voor bepaalde tijd, waarvan 2 niet mobiel zijn
Conclusie: er zijn 14 standplaatsen met een vergunning voor bepaalde tijd, waarvan er 2 niet mobiel zijn terwijl ze dat volgens de definitie van een standplaats wel zouden moeten zijn. De standplaats op de Grote Markt 20A komt eind 2019 te vervallen en is niet meer meegenomen in dit overzicht. De 2 standplaatsen op particuliere grond zijn wel opgenomen.
5 standplaatsen die drie of meer aaneengesloten dagen dicht zijn, waarvan 2 niet verplaatsen
Conclusie: er zijn 5 standplaatsen die drie of meer aaneengesloten dagen niet open gaan en daarom volgens het standplaatsenbeleid hun plek moeten verlaten. Twee standplaatshouders voldoen hier niet aan. De kraam aan het Plesmanplein 6A is zelfs niet mobiel en dus niet verplaatsbaar. De ondernemer aan de Belgiëlaan 47 gaat waarschijnlijk bij invoering van dit beleid een extra dag open waardoor hij niet meer dan twee aaneengesloten dagen dicht is en mag blijven staan. De ondernemer aan het Plesmanplein 6A is voorlopig nog niet van plan om te stoppen en zou daarom met behulp van vrijwilligers meer dagen willen open gaan om te voldoen aan het beleid. Mobiel worden is geen optie voor deze standplaatshouder.
2 standplaatsen worden dubbel gebruikt
Op de Grote Houtstraat staat een deel van het jaar een oliebollenkraam. Als deze er niet staat, dan verschuift de kraam met sieraden en accessoires van de Grote Houtstraat 140B naar 140C. Op de Nice Passage 12 staat ook een deel van het jaar een oliebollenkraam. Als deze weg is, dan komt de loempiakraam van het Californiëplein 21 naar deze plek. Wegens herontwikkeling van dit gebied, is de Nice Passage 12 nu tijdelijk niet in gebruik en staan de kramen bij de ingang van de AH/DekaMarkt.