Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Simpelveld

Beleidsregel van de gemeenteraad van de gemeente Simpelveld houdende regels omtrent Regionaal Afwegingskader Grootschalige Duurzame Energieopwekking

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSimpelveld
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel van de gemeenteraad van de gemeente Simpelveld houdende regels omtrent Regionaal Afwegingskader Grootschalige Duurzame Energieopwekking
CiteertitelBeleidsregel Regionaal Afwegingskader Grootschalige Duurzame Energieopwekking
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-01-2020nieuwe reggeling

12-12-2019

gmb-2020-16878

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel van de gemeenteraad van de gemeente Simpelveld houdende regels omtrent Regionaal Afwegingskader Grootschalige Duurzame Energieopwekking

Parkstad Limburg EnergieTransitie (PALET)

 

Kaderstellend beleid: Parkstad Limburg EnergieTransitie (PALET)

Onder regie en coördinatie van de Bestuurscommissie Ruimte incl. Duurzaamheid van de Stadsregio Parkstad Limburg is in de periode 2013-2015 kaderstellend energietransitiebeleid opgesteld, genaamd ‘Parkstad Limburg EnergieTransitie’ (PALET). Dit beleid – bestaande uit een regionaal ambitiedocument PALET 1.0 en acht gemeentelijke verdiepingsstudies PALET 2.0 – is medio 2015 unaniem vastgesteld door de gemeenteraden van Brunssum, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Nuth, Onderbanken, Simpelveld en Voerendaal. Aan dit beleid ligt gefundeerd onderzoek ten grondslag waaruit is gebleken hoeveel energie er wordt gebruikt (nulmeting), welke potenties er zijn om op het energiegebruik te besparen en welke potenties er zijn – passend bij de specifieke ruimtelijke context – om in de regio duurzame energie te produceren. Wat betreft duurzame energie zijn potentiegebieden weergegeven op zogenoemde potentiekaarten. Ook is gebleken dat in Parkstad jaarlijks zo’n € 500 miljoen aan energiekosten wordt betaald waarvan zo’n 98% uit de regio verdwijnt. Deze constatering is aanleiding geweest om uit te voeren energieprojecten (financieel) ten gunste te laten komen van inwoners, bedrijven en instellingen.

 

De kernboodschap van PALET is: “In 2040 zijn de Parkstad-gemeenten energieneutraal, dat is het doel! Om dit te bereiken is naast het beperken van energieverbruik ook het opwekken van duurzame energie nodig. Een samenwerking tussen inwoners, overheden, bedrijven en instellingen vormt de basis voor succes. Of het nu gaat om grootschalige- of kleinschalige energieopwekking, maximale burgerparticipatie en deling van opbrengsten staan centraal. Ook is het belangrijk dat initiatiefnemers samen met de omgeving projecten landschappelijk verantwoord inpassen.”

 

Uitvoeringsprogramma PALET 3.0: 2016-2020

In 2015-2016 is de lange termijn doelstelling om in 2040 als regio energieneutraal te zijn, vertaald in een uitvoeringsprogramma voor de korte termijn i.c. de periode 2016-2020. In dit programma zijn concrete acties, maatregelen en projecten benoemd die er toe moeten leiden dat in 2020 ten minste 8% van de totaalopgave tot 2020 wat betreft energiebesparing en duurzame energieopwekking is gerealiseerd. De PALET-Broedkamer, bestaande uit de energie- en duurzaamheidscoördinatoren van de samenwerkende Parkstad-gemeenten en een vertegenwoordiging van de Stadsregio Parkstad, vormt het regiecentrum van het uitvoeringsprogramma 2016-2020. Waar voor de uitvoering van de lokale onderdelen van het uitvoeringsprogramma de gemeenten aan zet zijn, wordt een aantal gemeenschappelijke en regionale projectonderdelen binnen het uitvoeringsprogramma samen uitgevoerd. Daartoe zijn diverse thematafels ingericht, waarbij een interne of externe trekker is aangewezen incl. evt. door de Bestuurscommissie toegekende werkbudgetten.

 

Regionaal Afwegingskader Grootschalige Duurzame Energieopwekking

Eén van de thematafels van PALET 3.0 is het ‘regionaal afwegingskader grootschalige duurzame energieopwekking’. De Bestuurscommissie Ruimte incl. Duurzaamheid heeft hiertoe op 14 juli 2016 besloten incl. financiële middelen toegekend. Aanleiding voor dit afwegingskader was de constatering dat de ruimtelijke component weliswaar stevig is verankerd in het PALET-beleid, maar te grofmazig en globaal is om op project- en locatieniveau invulling te geven aan een zorgvuldige ruimtelijke afweging en landschappelijke inpassing. Het afwegingskader, zijnde een beleidsregel, fungeert als:

  • -

    Inhoudelijke uitwerking van het kaderstellende PALET-beleid, met als inzet dat de Parkstad-gemeenten samen (meer) in staat zijn om initiatieven ten aanzien van zonne-energie en windenergie af te wegen;

  • -

    Procesmatige uitwerking van het kaderstellende PALET-beleid, met als inzet dat de Parkstad-gemeenten samen (meer) in staat zijn om processen in het kader van initiatieven voor zonne-energie en windenergie vorm te geven;

  • -

    Aanjager voor de vertaling van regionale en gemeentelijke onderdelen uit het uitvoeringsprogramma PALET 3.0 in concrete projecten voor zonne-energie en windenergie;

  • -

    Groeimodel waaraan in de toekomst evt. bouwstenen worden toegevoegd;

  • -

    Kader voor samenwerking tussen de acht Parkstad-gemeenten.

 

Het ‘PALET Regionaal Afwegingskader Grootschalige Duurzame Energieopwekking’ bestaat uit:

  • Bouwsteen 1: Windenergie

  • Bouwsteen 2: Zonne-energie

  • Bouwsteen 3: PALET 3D-tool grootschalige duurzame energieopwekking

  • Voorbeeldboek windenergie- en zonne-energieprojecten

 

De Parkstad-gemeenten kunnen individueel besluiten om de bouwstenen van het regionaal afwegingskader op lokaal niveau aan te vullen, zij het in nauwe afstemming met de andere gemeenten via de PALET-Broedkamer.

 

Toelichting windenergie en zonne-energie

 

In PALET 1.0 (het regionaal ambitiedocument) zijn op basis van gefundeerd onderzoek de mogelijkheden in kaart gebracht voor diverse vormen van duurzame energie, waarbij tevens de energetische opbrengst is benoemd. Daarbij is een methode gehanteerd van een technisch (maximum) scenario en een integraal, ruimtelijk realistisch scenario. De uitleg van deze methodiek kan worden geraadpleegd in paragraaf 5.1 van PALET 1.0. In het technisch scenario is er in Parkstad een totale duurzame energiepotentie van 89 PJ (zie de figuur hierna in wit), terwijl in het integrale scenario een potentie resteert van 20,8 PJ (zie de figuur hierna in groen).

 

Vervolgens is de potentie voor duurzame energie in PALET 2.0 per gemeente uitgewerkt volgens dezelfde systematiek. Conclusie is dat de grootste kansen c.q. opgave ligt in windenergie, zonne-energie en warmte-koude opslag. In PALET 2.0 zijn de potenties voor bv. zonne-energie tevens verder gespecificeerd per specifieke toepassing, zoals de figuur hierna laat zien.

 

Bovendien zijn deze potenties gekarteerd op zogenaamde potentiekaarten. Ook is de potentie voor diverse duurzame technieken afgezet tegen de sectoren, bijvoorbeeld de woningen, publieke dienstverlening, commerciële dienstverlening, industrie et cetera. De insteek is om vanuit deze benadering en systematiek, kwantitatief te kunnen sturen op de opgave voor de korte termijn (8% in 2020) en lange termijn (energieneutraal in 2040). Voor de korte termijn hebben Stadsregio Parkstad en de acht Parkstad-gemeenten in de PALET-Broedkamer gezamenlijke projecten en maatregelen geformuleerd, waarmee in totaliteit in 2020 zo’n 8% van de opgave tot 2020 wordt gerealiseerd. Belangrijke pijlers in het bereiken van deze 8% vormen de voorbereiding en realisatie van windenergie en grootschalige zonneweides.

 

Via windenergie en zonne-energie dient niet alleen een alternatief te worden gecreëerd voor de elektriciteitsbehoefte, echter is duidelijk gebleken dat - willen we nationale doelstellingen en opgaven behalen – om “van het gas af” (in Parkstad gaat het om ca. 120.000 woningen) te komen er voor een duurzame warmtevoorziening tevens extra duurzame elektriciteit nodig is. Ergo: de windturbine levert dus niet alleen elektriciteit op omwille van de elektriciteitsvraag sec, maar diezelfde windturbine kan ook elektriciteit leveren die vervolgens wordt omgezet in duurzame warmte. Dit legt een extra druk op de realisatie van grootschalige duurzame energie.

 

Het ‘PALET Regionaal Afwegingskader Grootschalige Duurzame Energieopwekking’ is een instrument dat tot doel heeft om zowel een interne regionale/gemeentelijke versnelling van de uitwerking en realisatie van projecten die invulling geven aan de PALET-doelstellingen tot stand te brengen, alsook duidelijkheid te creëren richting de samenleving (bedrijven, inwoners en initiatiefnemers) over de randvoorwaarden van de samenwerkende overheden in Parkstad als het gaat om projecten op het gebied van grootschalige duurzame energieopwekking.

Bouwsteen 1: Regionaal Afwegingskader Windenergie

 

Het ‘Regionaal Afwegingskader Windenergie’ is een uitwerking van het kaderstellende beleid ‘Parkstad Limburg EnergieTransitie’ (PALET) en is een regionale richtlijn waarin randvoorwaarden zijn geformuleerd ten aanzien van de realisatie van windenergieprojecten.

 

Randvoorwaarden

Voor de ontwikkeling van windenergie in Parkstad Limburg hanteren de Parkstad-gemeenten de volgende uitgangspunten:

 

  • 1.

    De initiatiefnemer draagt zorg voor een plan dat voldoet aan de uitgangspunten van een “goede ruimtelijke ordening” c.q. “in het belang van de fysieke leefomgeving”.

  • 2.

    De initiatiefnemer dient ten minste een bezonningsstudie, een (slag)schaduwstudie, een externe veiligheidsstudie, een geluid en flora & fauna onderzoek en een planschaderisicoanalyse op te stellen ten aanzien van de windmolens.

  • 3.

    De initiatiefnemer dient een landschapsinrichtingsplan op te stellen met als doel om een zo goed mogelijke landschappelijke inpassing van de windmolens in het landschap te bewerkstelligen. Het landschapsplan dient te zijn voorzien van een zichtlijnenstudie en een virtuele 3D-maquette die goed inzicht geeft in de visueel ruimtelijke aspecten. De initiatiefnemer draagt zorg voor een plan dat voldoet aan de stedenbouwkundige uitgangspunten voor de toepassing van windenergie in de desbetreffende gemeente.

  • 4.

    Met de initiatiefnemer wordt een anterieure overeenkomst gesloten met als doel om kostenverhaal op grond van de Wet ruimtelijke ordening anderszins te verzekeren en (mogelijke) planschadekosten te verhalen op de initiatiefnemer.

  • 5.

    De initiatiefnemer dient in te zetten op actief omgevingsmanagement met als doel om belanghebbenden maximaal te betrekken bij de planvorming c.q. het uitgangspunt met betrekking tot het regionaal/lokaal profijtbeginsel optimaal te behartigen.

  • 6.

    De initiatiefnemer dient maatschappelijke baten (bovenop het opwekken van duurzame energie) te laten terugvloeien in de gemeenschap.

  • 7.

    Grondspeculatie moet worden voorkomen. Daar waar gemeentegrond benodigd is, wordt deze enkel verpacht om grondspeculatie te voorkomen.

  • 8.

    In het geval van concurrerende projecten geldt dat samenwerking wordt gestimuleerd. De voorkeur gaat uit naar een gezamenlijk plan, maar blijkt samenwerking niet mogelijk dan wordt er gekozen voor het plan dat het beste scoort op vooraf vastgelegde en gecommuniceerde randvoorwaarden (o.a. ruimtelijke inpassing, winstdeling, participatie en communicatie).

  • 9.

    Uiteraard zijn de gemeenten – binnen de wettelijke kaders – onder meer gehouden aan de uitgangspunten van gemeentelijk en regionaal beleid.

 

Toelichting Randvoorwaarden

 

Toelichting randvoorwaarde nr. 1: “goede ruimtelijke ordening” c.q. “in het belang van de fysieke leefomgeving” (Omgevingswet)

In het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (hierna: POL2014) zijn voorkeursgebieden en uitsluitingsgebieden voor windmolens opgenomen. Daarnaast zijn in het kaderstellende PALET-beleid potentiegebieden in kaart gebracht. De voorkeurs- en uitsluitingsgebieden van de provincie enerzijds en de potentiegebieden uit PALET anderzijds moeten initiatiefnemers en bewoners helpen bij het vinden van mogelijke locaties. Locatiestudies moeten uitwijzen hoe binnen voornoemde gebieden windmolens kunnen worden geplaatst. In de uiteindelijke afweging dienen vanzelfsprekend al het relevante beleid en relevante wetgeving te worden betrokken.

 

Toelichting randvoorwaarde nr. 3: stedenbouwkundige uitgangspunten

  • a)

    Windmolens worden alleen geplaatst binnen de op de PALET-kaart aangegeven potentiegebieden. Deze potentiegebieden bieden binnen de gemeentegrenzen de beste mogelijkheden voor de inpassing van windmolens. Voor de gemeente Simpelveld is er één uitzondering op deze kaart namelijk een strook van 500 meter breed ten westen van en direct aansluitend aan de A76 (voor zover op het grondgebied van Simpelveld gelegen). Aan de zuidzijde wordt deze strook begrensd door de gemeentegrens en aan de noordzijde door de Wijnstraat. Deze strook is aangewezen als zoekgebied voor Windenergie.

  • b)

    De gemeenten hebben wat betreft de realisatie van windmolens een voorkeur voor een lijnopstelling c.q. rij. Indien een dergelijke opstelling niet mogelijk blijkt, kan ook de realisatie van een clusteropstelling aan de orde zijn.

  • c)

    Windmolens worden in een samenhangende rij of samenhangend cluster van minimaal twee windmolens gerealiseerd. Een dergelijke rij of cluster kan eventueel over gemeente- en landsgrenzen heen gaan.

  • d)

    Een rij windmolens wordt zodanig ingepast, dat de denkbeeldige lijn tussen de windmolens zo nauwkeurig mogelijk aansluit bij de aanwezige lijnen in het landschap (wegen, waterlopen, groenstructuren en kavelgrenzen).

  • e)

    Een rij of cluster van nieuwe windmolens sluit zo nauwkeurig mogelijk aan bij andere rijen of clusters van (geplaatste en/of geplande) windmolens, zowel binnen de gemeente als in de omliggende binnen- en buitenlandse gemeenten.

  • f)

    De ontwikkeling van een solitaire windmolen is mogelijk indien deze volledig gedragen wordt door omwonenden, ofwel aansluit op een bestaande rij of cluster van windmolens (zowel binnen de gemeente als in de omliggende binnen- en buitenlandse gemeenten), ofwel het project een bijzondere waarde vertegenwoordigt.

  • g)

    De initiatiefnemer van de plaatsing van windmolens dient in nauw overleg met de gemeente een landschappelijk inpassingsplan op te stellen. Dit inpassingsplan is enerzijds gericht op een goede aansluiting van de windmolens op de omgeving en anderzijds op het versterken van de ter plekke aanwezige landschappelijke kwaliteiten en groenstructuren.

  • h)

    Door middel van innovatieve software kan er visuele ondersteuning geboden worden. Dit is essentieel in ruimtelijke processen. Deze tools geven helderheid in het proces en maken complexe materie inzichtelijk en beheersbaar. De ‘PALET 3D-tool grootschalige duurzame energieopwekking’ geeft inzicht in de visueel ruimtelijke aspecten van duurzame energie en wordt ingezet in het planvormings- en besluitvormingsproces.

 

In het voorbeeldboek is een aantal mogelijke opstellingen van windmolens weergegeven.

 

Toelichting randvoorwaarde nr. 5: actief omgevingsmanagement

Het bereiken van een betrokken en actieve rol van de omgeving bij de ontwikkeling en de exploitatie van windmolens vraagt meer inspanning van initiatiefnemers dan het reguliere communicatieplan en een brief met participatiemogelijkheid. Initiatiefnemers spannen zich zodanig in dat omwonenden voldoende gelegenheid hebben om samen te werken aan de invulling van een gemeenschappelijke kwaliteit. Een wijkbelangenvereniging kan hierin een belangrijke rol spelen. De wijze waarop de gemeente stimuleert en faciliteert wordt vanuit de samenwerking uitgewerkt.

 

In een communicatie- en participatieplan dient te worden beschreven:

  • a)

    Hoe de relevante stakeholders worden bepaald (stakeholderanalyse);

  • b)

    Hoe de thema’s die in de omgeving spelen worden bepaald;

  • c)

    Hoe de invloed van stakeholders op de planvorming wordt bepaald en vormgegeven per fase van het project;

  • d)

    Hoe de projectcommunicatie richting stakeholders wordt vormgegeven;

  • e)

    Op welke wijze de afspraken met stakeholders worden vastgelegd en gemonitord.

 

Toelichting randvoorwaarde nr. 6: terugvloeien van opbrengsten in de gemeenschap

Hiervoor stelt de initiatiefnemer een “profijtplan” op in afstemming met de omgeving, waarin dient te worden beschreven hoe de omgeving (bv. financieel) kan meeprofiteren van de projectontwikkeling, waarbij men transparant en concreet is over:

  • a)

    De toe te passen methode (wat is het model);

  • b)

    Het proces (o.a. wie mag meepraten en wie beslist over opbrengsten verdeling);

  • c)

    De informatieverstrekking (iedereen krijgt dezelfde informatie);

  • d)

    De mate waarin inzicht wordt gegeven in de boekhouding van het project (tenminste hoofdlijnen kosten / baten);

  • e)

    De hoofdlijnen verdeling baten tussen grondeigenaren, investeerders en omgeving;

  • f)

    De initiatiefnemer staat open voor de participatie van burgercoöperaties. waarmee wordt beoogd de ontwikkeling van windmolens door en voor de burgers te laten plaatsvinden. Dit houdt in dat burgers kunnen (mee-)investeren en profiteren van de revenuen, waardoor lokale geldstromen ontstaan. De burgercoöperatie besluit vervolgens op welke wijze de revenuen worden ingezet, bv. ten behoeve van nieuwe energieprojecten of anderszins voorzieningen voor de lokale gemeenschap.

 

Toelichting randvoorwaarde nr. 7: voorkomen van grondspeculatie

De definitie van grondspeculatie betreft het tactisch kopen van grond om het later weer met winst door te verkopen. Dit kan ook aan de orde zijn bij een windenergieproject. Het doel van het voorkomen van grondspeculatie is dat individuele grondafspraken niet gaan conflicteren in een gebied. Het is aan de initiatiefnemers om te streven naar een situatie, waarbij alle grondeigenaren van het windmolenpark, binnen 5 maal de rotordiameter plus de tip van de wiek, een evenwichtige grondvergoeding krijgen. Om die redenen zit in artikel 5 en 6 een koppeling met het “communicatie- en participatieplan” en het “profijtplan”. Als gevolg van de koppeling moeten initiatiefnemers minimaal voldoen aan de ‘Gedragscode draagvlak en participatie wind op land’ NWEA (Nederlandse WindEnergie Associatie).

 

Toelichting randvoorwaarde nr. 8: concurrerende projecten

De eigenaar van de grond bepaalt met welke initiatiefnemer een plan wordt ontwikkeld. In het geval dat de gemeente grondeigenaar is kunnen, zolang er geen overeenkomst tussen een initiatiefnemer en de gemeente is getekend, initiatiefnemers zich melden voor een zelfde stuk grond. Bij meerdere initiatiefnemers wordt ernaar gestreefd te komen tot een samenwerkingsverband tussen de initiatiefnemers. De samenwerkende initiatiefnemers zullen één plan uitwerken voor de realisatie van windmolens op de betreffende locatie. Blijkt een samenwerkingsverband niet mogelijk dan kan de gemeente aan de initiatiefnemers vragen om individueel een plan van aanpak in te dienen. De initiatiefnemer met het plan dat het beste scoort op vooraf vastgelegde en gecommuniceerde randvoorwaarden (ruimtelijke inpassing, winstdeling, communicatie) krijgt de kans het windpark te realiseren.

 

Potentiekaart windenergie gemeente Simpelveld, PALET 2.0

 

Bouwsteen 2: Regionaal Afwegingskader Zonne-energie

 

Het ‘Regionaal Afwegingskader Zonne-energie’ is een uitwerking van het kaderstellende beleid ‘Parkstad Limburg EnergieTransitie’ (PALET) en is een regionale richtlijn waarin randvoorwaarden zijn geformuleerd ten aanzien van de realisatie van zonne-energieprojecten.

 

Randvoorwaarden

Voor de ontwikkeling van grootschalige zonne-energie in Parkstad Limburg hanteren de Parkstad-gemeenten de volgende uitgangspunten:

 

  • 1.

    De initiatiefnemer draagt zorg voor een plan dat voldoet aan de uitgangspunten van een “goede ruimtelijke ordening” c.q. “in het belang van de fysieke leefomgeving”.

  • 2.

    Streef naar multifunctioneel ruimtegebruik. Combineren of aansluiten van zonneparken op reeds bestaande functies geniet de voorkeur. De oorspronkelijke bestemming van de locatie hoeft niet te vervallen; er kan ofwel een tijdelijke vergunning worden verleend ofwel een dubbelbestemming via een bestemmingsplanwijziging worden toegevoegd.

  • 3.

    De initiatiefnemer dient een landschapsinrichtingsplan (en indien nodig een compensatieplan) op te stellen met als doel om een zo goed mogelijke landschappelijke inpassing van het zonnepark in het landschap te bewerkstelligen en waarin wordt aangegeven op welke wijze de omgevingskwaliteit wordt verbeterd. Het landschapsplan dient te zijn voorzien van een zichtlijnenstudie en een virtuele 3D-maquette die goed inzicht geeft in de visueel ruimtelijke aspecten. De initiatiefnemer draagt zorg voor een plan dat voldoet aan de stedenbouwkundige uitgangspunten voor de toepassing van een zonnepark in de gemeente.

  • 4.

    De initiatiefnemer dient in te zetten op actief omgevingsmanagement met als doel om belanghebbenden maximaal te betrekken bij de planvorming c.q. het uitgangspunt met betrekking tot het regionaal/lokaal profijtbeginsel optimaal te behartigen.

  • 5.

    De initiatiefnemer dient maatschappelijke baten (bovenop het opwekken van duurzame energie) te laten terugvloeien in de gemeenschap.

  • 6.

    Met de initiatiefnemer wordt bij voorkeur een anterieure overeenkomst gesloten met als doel om kostenverhaal op grond van de Wet ruimtelijke ordening anderszins te verzekeren en (mogelijke) planschadekosten te verhalen op de initiatiefnemer.

  • 7.

    In het geval van concurrerende projecten geldt: grondeigendom is leidend.

  • 8.

    In het kader van ervaring opdoen met het realiseren van zonneweiden, worden in de eerste twee jaar na vaststelling van dit beleid, twee initiatieven als pilot toegestaan. Elke pilot mag maximaal 5 hectare groot zijn, exclusief landschappelijke inpassing en/of natuurontwikkeling.

 

Toelichting Randvoorwaarden

 

Toelichting randvoorwaarde nr. 1: “goede ruimtelijke ordening” c.q. “in het belang van de fysieke leefomgeving” (Omgevingswet)

De opwekking van duurzame energie waaronder zonneparken is feitelijk een nieuwe ruimtevrager. Gemeenten en Provincie worden geconfronteerd met vragen van initiatiefnemers en stakeholders over o.a. ruimtelijke inpassing. In het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (hierna: POL2014) is m.b.t. zonneparken een voorkeur voor multifunctioneel ruimtegebruik uitgesproken, maar daarbij zijn geen richtlijnen voor de ruimtelijke inpassing uitgewerkt. Ook zijn geen specifieke (typen) locaties of gebieden voor zonneparken aangewezen of uitgesloten. Op lokaal niveau voorzien de huidige bestemmingsplannen in beginsel niet in de realisatie van zonneparken. In het kaderstellende PALET-beleid zijn potentiegebieden voor zonneparken in kaart gebracht. Locatiestudies moeten uitwijzen hoe in deze potentiegebieden zonneparken kunnen worden geplaatst, waarbij in de uiteindelijke afweging vanzelfsprekend al het relevante beleid en relevante wetgeving dienen te worden betrokken.

 

Toelichting randvoorwaarde nr. 2: multifunctioneel ruimtegebruik

De gemeente streeft naar multifunctioneel ruimtegebruik. Zie ook de ‘toelichting randvoorwaarden nr. 3: stedenbouwkundige uitgangspunten’ hierna.

In het voorbeeldboek is een aantal mogelijke opstellingen van zonnepanelen(-velden) weergegeven.

 

Toelichting randvoorwaarde nr. 3: stedenbouwkundige uitgangspunten

  • 1.

    Zonneparken in het bebouwde gebied op of aan vastgoed (o.a. daken in woongebieden, kantoorlocaties en bedrijventerreinen) hebben de voorkeur. Hierbij is sprake van dubbel ruimtegebruik. De grondhouding van de gemeenten is om medewerking te verlenen aan dergelijke initiatieven en planologisch mogelijk te maken.

  • 2.

    Zonneparken in het bebouwde gebied op non-vastgoed (bv. restruimten, braakliggende terreinen, parkeerplaatsen, bedrijventerreinen) hebben eveneens de voorkeur. Hierbij is namelijk sprake van dubbel ruimtegebruik. De grondhouding van de gemeenten is om medewerking te verlenen aan dergelijke initiatieven en planologisch mogelijk te maken.

  • 3.

    De realisatie van zonneparken in gebieden die in het POL2014 en de Omgevingsverordening Limburg zijn aangeduid als ‘beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg’ én bovendien niet zijn gelegen in ‘goudgroene natuurzones’, ‘zilvergroene natuurzones’ of ‘bronsgroene landschapszones’ is mogelijk, mits aan een aantal randvoorwaarden wordt voldaan welke hierna limitatief zijn opgesomd. De grondhouding van gemeenten is om het ‘ja, mits’-principe te hanteren bij dergelijke initiatieven.

    • a.

      De zonneparken sluiten qua opzet en begrenzing zo nauwkeurig mogelijk aan op de bestaande structuren in het landschap, zoals niveauverschillen, wegen en paden, kavelgrenzen, cultuurhistorische elementen en landschappelijke elementen, zoals houtwallen en bosschages;

    • b.

      De zonneparken hebben in beginsel een rechthoekige opzet, tenzij er sprake is van een afwijkende kavelvorm. Rafelranden moeten worden voorkomen;

    • c.

      Waar dat vanuit landschappelijk oogpunt logisch en wenselijk is, dienen zonneparken ruimtelijk te worden ingepast door toepassing van een rand met beplanting rond het zonnepark. De aard en omvang van deze beplanting is mede afhankelijk van het ter plekke aanwezige landschap;

    • d.

      Binnen een zonnepark staan alle panelen in principe in dezelfde richting, waarbij het uitgangspunt is dat de precieze opstelling en richting logisch voortvloeit uit de omgevingsfactoren, bv. de aanwezige landschapsstructuur en het reliëf;

    • e.

      Voorkomen moet worden dat zonneparken een ecologische barrière vormen. Daarom kunnen op sommige locaties binnen een zonnepark zones zonder zonnepanelen noodzakelijk zijn;

    • f.

      Tussen de rijen zonnepanelen moet voldoende afstand worden bewaard, om te voorkomen dat de kwaliteit van de bodem en de eventuele beplanting onder de panelen te zeer wordt aangetast;

    • g.

      Het initiatief dient te voldoen aan de Omgevingsverordening Limburg.

  • 4.

    De realisatie van zonneparken in gebieden die in het POL2014 en de Omgevingsverordening Limburg zijn aangeduid als ‘goudgroene natuurzone’, ‘zilvergroene natuurzone’ of ‘bronsgroene landschapszone’ is niet mogelijk, tenzij aan een aantal randvoorwaarden wordt voldaan welke hierna limitatief zijn opgesomd. De grondhouding van gemeenten is om het ‘nee, tenzij’-principe te hanteren bij dergelijke initiatieven.

    • a.

      De zonneparken sluiten qua opzet en begrenzing zo nauwkeurig mogelijk aan op de bestaande structuren in het landschap, zoals niveauverschillen, wegen en paden, kavelgrenzen, cultuurhistorische elementen en landschappelijke elementen, zoals houtwallen en bosschages;

    • b.

      De zonneparken hebben in beginsel een rechthoekige opzet, tenzij er sprake is van een afwijkende kavelvorm. Rafelranden moeten worden voorkomen;

    • c.

      Waar dat vanuit landschappelijk oogpunt logisch en wenselijk is, dienen zonneparken ruimtelijk te worden ingepast door toepassing van een rand met beplanting rond het zonnepark. De aard en omvang van deze beplanting is mede afhankelijk van het ter plekke aanwezige landschap;

    • d.

      Binnen een zonnepark staan alle panelen in principe in dezelfde richting, waarbij het uitgangspunt is dat de precieze opstelling en richting logisch voortvloeit uit de omgevingsfactoren, bv. de aanwezige landschapsstructuur en het reliëf;

    • e.

      Voorkomen moet worden dat zonneparken een ecologische barrière vormen. Daarom kunnen op sommige locaties binnen een zonnepark zones zonder zonnepanelen noodzakelijk zijn;

    • f.

      Tussen de rijen zonnepanelen moet voldoende afstand worden bewaard, om te voorkomen dat de kwaliteit van de bodem en de eventuele beplanting onder de panelen te zeer wordt aangetast;

    • g.

      Het initiatief dient te voldoen aan de Omgevingsverordening Limburg.

  • 5.

    Door middel van innovatieve software kan er visuele ondersteuning geboden worden. Dit is essentieel in ruimtelijke processen. Deze tools geven helderheid in het proces en maken complexe materie inzichtelijk en beheersbaar. De ‘PALET 3D-tool grootschalige duurzame energieopwekking’ geeft inzicht in de visueel ruimtelijke aspecten van duurzame energie en wordt ingezet in het planvormings- en besluitvormingsproces.

 

Toelichting randvoorwaarde nr. 4: actief omgevingsmanagement

Het bereiken van een betrokken en actieve rol van de omgeving bij de ontwikkeling en de exploitatie van een zonnepark vraagt meer inspanning van initiatiefnemers dan het reguliere communicatieplan en een brief met participatiemogelijkheid. Initiatiefnemers spannen zich zodanig in dat omwonenden voldoende gelegenheid hebben om samen te werken aan de invulling van een gemeenschappelijke kwaliteit. Een wijkbelangenvereniging kan hierin een belangrijke rol spelen. De wijze waarop de gemeente stimuleert en faciliteert wordt vanuit de samenwerking uitgewerkt.

 

In een communicatie- en participatieplan dient te worden beschreven:

  • a)

    Hoe de relevante stakeholders worden bepaald (stakeholderanalyse);

  • b)

    Hoe de thema’s die in de omgeving spelen worden bepaald;

  • c)

    Hoe de invloed van stakeholders op de planvorming wordt bepaald en vormgegeven per fase van het project;

  • d)

    Hoe de projectcommunicatie richting stakeholders wordt vormgegeven;

  • e)

    Op welke wijze de afspraken met stakeholders worden vastgelegd en gemonitord.

 

Toelichting randvoorwaarde nr. 5: terugvloeien van opbrengsten

Hiervoor stelt de initiatiefnemer een “profijtplan” op in afstemming met de omgeving, waarin dient te worden beschreven hoe de omgeving (bv. financieel) kan meeprofiteren van de projectontwikkeling, waarbij men transparant en concreet is over:

  • a)

    De toe te passen methode (wat is het model);

  • b)

    Het proces (o.a. wie mag meepraten en wie beslist over opbrengsten verdeling);

  • c)

    De informatieverstrekking (iedereen krijgt dezelfde informatie);

  • d)

    De mate waarin inzicht wordt gegeven in de boekhouding van het project (tenminste hoofdlijnen kosten / baten);

  • e)

    De hoofdlijnen verdeling baten tussen grondeigenaren, investeerders en omgeving;

  • f)

    De initiatiefnemer staat open voor de participatie van burgercoöperaties. waarmee wordt beoogd de ontwikkeling van zonneweides door en voor de burgers te laten plaatsvinden. Dit houdt in dat burgers kunnen (mee-)investeren en profiteren van de revenuen, waardoor lokale geldstromen ontstaan. De burgercoöperatie besluit vervolgens op welke wijze de revenuen worden ingezet, bv. ten behoeve van nieuwe energieprojecten of anderszins voorzieningen voor de lokale gemeenschap.

 

Toelichting randvoorwaarde nr. 7: concurrerende projecten

De eigenaar van de grond bepaalt met welke initiatiefnemer een plan wordt ontwikkeld. In het geval dat de gemeente grondeigenaar is kunnen, zolang er geen overeenkomst tussen een initiatiefnemer en de gemeente is getekend, initiatiefnemers zich melden voor een zelfde stuk grond. Bij meerdere initiatiefnemers zou het streven moeten zijn om te komen tot een samenwerkingsverband tussen de initiatiefnemers. De samenwerkende initiatiefnemers zullen één plan uitwerken voor de realisatie van zonneparken op de betreffende locatie. Blijkt een samenwerkingsverband niet mogelijk dan kan de gemeente aan de initiatiefnemers vragen om individueel een plan van aanpak in te dienen. De initiatiefnemer met het plan dat het beste scoort op vooraf vastgelegde en gecommuniceerde randvoorwaarden (ruimtelijke inpassing, winstdeling, communicatie) krijgt de kans het zonnepark te realiseren.

 

De potentiekaart zonne-energie gemeente Simpelveld, PALET 2.0, is op de volgende pagina afgebeeld.

 

Potentiekaart zonne-energie gemeente Simpelveld, PALET 2.0

 

Bouwsteen 3: PALET 3D-tool grootschalige duurzame energieopwekking

 

In 2017 is een 3D-tool c.q. instrument ontwikkeld die Parkstad Limburg en de samenwerkende gemeenten in staat stelt om de ruimtelijke impact van windenergie en- zonne-energie projecten inzichtelijk te maken. Met de 3D-tool kan “real-time” met diverse plaatsing-strategieën en locatievarianten worden geëxperimenteerd. De ‘PALET 3D-tool’ is beschikbaar voor alle Parkstad-gemeenten en kan op aanvraag via de Stadsregio Parkstad worden ingezet en gebruikt.

 

De ‘PALET 3D-tool grootschalige duurzame energieopwekking’ dient met name de volgende doelen:

  • a)

    Uitwerkings- en besluitvormingsprocessen van initiatieven voor windenergie- en zonne-energie projecten te begeleiden i.s.m. gemeente, stakeholders, inwoners;

  • b)

    Ruimtelijk-landschappelijke effecten vanuit diverse invalshoeken (bv. straatniveau) inzichtelijk te maken (incl. jaargetijden en dag/nacht);

  • c)

    Met diverse opstellingen (bv. lijn/cluster) en modules (bv. diverse hoogtes/rotordiameter) te werken en daarbij horende energetische opbrengsten te ramen;

  • d)

    Initiatieven voor grootschalige duurzame energieopwekking (meer) rationeel te kunnen afwegen.

 

Voorbeeldboek windenergie- en zonne-energieprojecten

 

Plaatsing-strategieën Windenergie 

Voorbeeld clusteropstelling: 

Voorbeeld lijnopstelling:

Voorbeeld solitaire opstelling:

Plaatsing-strategieën Zonnepanelen(-velden)