Organisatie | Delfzijl |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels Jeugdhulp gemeente Delfzijl 2019 |
Citeertitel | Nadere regels jeugdhulp gemeente Delfzijl 2019 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Geen
http://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/XHTMLoutput/Actueel/Delfzijl/CVDR624390.html
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-12-2019 | 01-12-2019 | nieuwe regeling | 03-12-2019 |
Artikel 2. Ondersteunende richtlijnen
Bij het onderzoek zoals omschreven in de verordening, kan het college onder andere gebruikmaken van de volgende protocollen en richtlijnen:
Het college kent geen jeugdhulp toe voor zover de hulpvraag kan worden weggenomen met een algemeen gebruikelijke voorziening, ook wanneer deze bestaat uit iets anders dan zorg.
Artikel 4. Verplichting om mee te werken
Wanneer niet meegewerkt wordt aan een onderzoek, betekent dat niet dat de betrokkenheid van het college daarmee automatisch eindigt. Het college kan indiceren op basis van informatie die wel beschikbaar is of stappen ondernemen zoals het doen van een melding bij de Raad voor de Kinderbescherming of Veilig Thuis.
Artikel 6. Eigen kracht en redelijke waardering van belangen
Het college verstrekt een PGB, indien de jeugdige of zijn ouders naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is tot een redelijke waardering van de belangen van de jeugdige en in staat is de aan een PGB verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. Zo nodig met hulp uit hun sociale netwerk, van een curator, bewindvoerder, mentor, gemachtigde, gecertificeerde instelling of een aanbieder van gesloten jeugdhulp.
Artikel 6a Afweging redelijke waardering van belangen
Een motivering dat het aanbod in ZIN niet passend is, bevat in elk geval een onderbouwing waarom dit aanbod niet bijdraagt aan de verplichting die voortvloeit uit artikel 2.3 van de wet om gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid, voldoende redzaam te zijn en maatschappelijk te participeren.
Om te kunnen bepalen of de met een PGB in te kopen jeugdhulp kwalitatief verantwoord is, wordt voorafgaand aan de toekenning van het PGB beoordeeld of het zorgplan garanties biedt op een verantwoorde kwaliteit van de te leveren jeugdhulp. In het zorgplan komen in ieder geval de volgende aspecten aan de orde:
Artikel 8a. Kwaliteit formele jeugdhulp
Bij formele jeugdhulp moet de PGB-uitvoerder minimaal voldoen aan de volgende kwaliteitseisen:
Artikel 8b. Kwaliteit informele jeugdhulp
Bij informele ondersteuning acht het college de kwaliteit voldoende gewaarborgd:
wanneer degene die de informele hulp verleent voldoende professionele afstand heeft voor zover de inhoud van de jeugdhulp dit vereist. Het college veronderstelt dat er geen sprake is van voldoende professionele afstand wanneer een gezinslid of een familielid tot de tweede graad jeugdhulp verleent in de vorm van behandeling of opvoedondersteuning;
Artikel 10. Bestedingsregels PGB
Het college verricht de toets op onjuiste of onvolledige gegevensverstrekking aan de hand van een periodiek gesprek met de PGB-beheerder waarin wordt bezien of de jeugdhulp wordt uitgevoerd conform het zorg- en budgetplan en conform de doelen en prestaties zoals beschreven in de beschikking en het ondersteuningsplan.
Aldus vastgesteld op 3 december 2019 door het college van de gemeente Delfzijl.
G. Beukema,
burgemeester.
P. Leeuw,
secretaris.
Artikel 2. Ondersteunende richtlijnen
Dit artikel benoemt dat de jeugdconsulenten en deskundigen gebruik kunnen maken van diverse hulpmiddelen. Het gaat daarbij om richtlijnen die gebruikt worden door professionals ter ondersteuning van het onderzoek en indiceren van jeugdhulp.
Het gaat daarbij zowel om beleidsdocumenten die voldoen aan de criteria zoals benoemd in de jurisprudentie, in die zin dat ze zijn opgesteld of gebaseerd op objectief, door onafhankelijke, geen belang bij de uitkomst hebbende, derden verricht onderzoek (zie o.a. Centrale Raad van Beroep, 18 mei 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1402). Hier valt het protocol gebruikelijke zorg onder.
Daarnaast kan ook gebruik worden gemaakt van diverse instrumenten die gangbaar zijn onder de professionals of in het veld. De richtlijnen jeugdhulp zijn opgesteld door dezelfde organisaties die betrokken zijn bij de SKJ (NIP, NVO, BPSW) de voorbeelden van risicotaxatie-instrumenten zijn het Licht Instrument Risicotaxatie Kind veiligheid (LIRIK) of het Actuarieel Risicotaxatie Instrument voor Jeugdbescherming (ARIJ). Deze instrumenten zijn hulpmiddelen.
Net als onder de Wet maatschappelijke ondersteuning is het niet de bedoeling dat de gemeentelijke overheid voorzieningen verstrekt, waarvan het gelet op de omstandigheden van de jeugdige, aannemelijk zou zijn dat deze daar ook beschikking over zou kunnen hebben zonder dat er sprake is van een hulpvraag. In de verordening staat in artikel 3 tweede lid de term zorg, maar de reikwijdte van die bepaling gaat verder dan alleen zorg. Daarom is toegevoegd dat ook andere algemeen gebruikelijke zaken vallen onder de reikwijdte van deze bepaling. Zo kan bijvoorbeeld reguliere kinderopvang een voorziening zijn die algemeen gebruikelijk is en waarvan door ouders gebruik gemaakt kan worden zodat geen beroep gedaan hoeft te worden op de Jeugdwet.
Het gaat dan om een voorziening die ook onder normale omstandigheden gebruikt wordt door jeugdigen, zoals deelname aan sport of begeleiding daarbij. Het college moet steeds per individueel geval onderzoeken of een voorziening ook algemeen gebruikelijk is voor de jeugdige in zijn specifieke situatie. Bekeken moet worden of het al dan niet kunnen deelnemen, echt voorkomt uit de hulpvraag van de jeugdige.
Wanneer er bijvoorbeeld geen financiële middelen zijn om deel te nemen, is het niet aan een hulpvraag in de ontwikkeling van de jeugdige te wijten dat deelname niet mogelijk is. Een andere jeugdige wiens ouders in dezelfde financiële omstandigheden zou verkeren, zou dan ook niet deel kunnen nemen. Deelname aan sport via de Jeugdwet is dan niet mogelijk. Vanzelfsprekend ligt het wel voor de hand dat de consulent meekijkt of via het minimabeleid of een andere regeling financiële ondersteuning mogelijk is.
Begeleiding bij sport is bijvoorbeeld ook tot een bepaalde leeftijd algemeen gebruikelijk wanneer de afstand naar de sportclub te groot is. Ook wordt bij diverse sporten een actieve inzet van ouders verwacht, ook bij jeugdigen zonder hulpvraag. In dat geval moet ook goed bekeken worden of de begeleiding niet algemeen gebruikelijk is.
Anderzijds kunnen de omstandigheden zo specifiek zijn dat deelname aan sport of begeleiding daarbij wel aangemerkt kan worden als jeugdhulp. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Rechtbank Overijssel van 18 april 2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:1380.
Artikel 4. Verplichting meewerken
Bij het aanwezig zijn op een afspraak wordt ook bedoeld het thuis of op een andere locatie aanwezig zijn wanneer is afgesproken dat de afspraak daar plaatsvindt. Onder meewerken wordt ook verstaan dat er geen sprake is van ongewenst gedrag richting de consulenten of andere medewerkers van het college.
Een aanvraag kan niet lichtvaardig buiten behandeling worden gesteld, in het bijzonder gezien de zorgplicht naar jeugdigen. Er zal altijd afgewogen moeten worden in hoeverre jeugdhulp toegekend kan worden op basis van de gegevens die wel bekend zijn.
Wanneer geen medewerking wordt verleend aan het onderzoek betekent dit dus ook niet dat de betrokkenheid van het college automatisch beëindigt. Zoals gezegd kan het college indiceren op basis van de informatie die wel bekend is. Daarnaast kan het niet meewerken aan een onderzoek en/of het verlenen van jeugdhulp aan de jeugdige ook aanleiding zijn voor het doen van een verzoek tot onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming of een melding bij Veilig Thuis.
Wanneer een jeugdige of zijn ouders een PGB willen in plaats van ZIN, moet het college dit verzoek toetsten op grond van artikel 8.1.1. van de Jeugdwet.
Artikel 5. PGB in plaats van ZIN
Een jeugdige of zijn ouders kan altijd een aanvraag doen om een indicatie in zorg in natura om te zetten naar een PGB. Dit hoeft niet meteen aan het begin en kan ook bij een indicatie op basis van doorverwijzing van bijvoorbeeld de huisarts of de gecertificeerde instelling.
Bij de aanvraag moet de jeugdige of zijn ouders informatie meesturen waaruit blijkt hoe het PGB ingezet wordt. Daarvoor moet een "budgetplan" worden opgesteld waarin duidelijk staat welke zorg bij wie wordt ingekocht en hoe deze ingezet wordt. Vanzelfsprekend moet er ook een zorgplan of overeenkomst worden opgesteld. In de volgende artikel staat verder uitgewerkt hoe het college toetst aan de criteria van artikel 8.1.1 van de Jeugdwet.
Artikel 6. Eigen kracht en redelijke waardering van belangen
Artikel 6a Afweging redelijke waardering van belangen en overwegende bezwaren
Dit artikel is een uitwerking van artikel 81.1. lid 2 sub a van de Jeugdwet. Wanneer een jeugdige of zijn ouders niet in staat zijn om zelf een PGB te beheren, kan daarvoor mogelijk een derde worden ingeschakeld. Beoordeeld moet worden of de PGB-beheerder in het algemeen de vaardigheden heeft om een jeugdhulpverlener aan te sturen, maar ook dat de concrete situatie en omstandigheden dit toelaten. Het college neemt aan dat binnen het gezin of wanneer er sprake is van een familieband in de eerste of tweede graad er onvoldoende afstand bestaat om degene die de hulp verleent voldoende aan te kunnen sturen. Vanzelfsprekend is het volledig uitgesloten dat het PGB beheerd wordt door degene die de hulp zelf verleent.
In het tweede lid wordt verwezen naar de door Per Saldo opgestelde zelf-test. Per Saldo is een belangenvereniging voor budgethouders. Op hun website pgb.nl staat een test waarmee PGB-vaardigheid wordt gemeten. De uitkomst van de test kan door het college gebruikt worden bij het vormen van een oordeel of een jeugdige of zijn ouders in staat in het PGB te beheren; de test vormt daarbij slechts een onderdeel van de oordeelsvorming. Het college zal daarbij ook na moeten gaan of de inhoud van de test actueel is.
Dit artikel is een uitwerking van artikel 8.1.1 lid 2 sub b van de Jeugdwet. De inhoud van dit artikel is gebaseerd op jurisprudentie (Rechtbank Gelderland, 11 oktober 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:5286, r.o. 4.9).
Dit artikel is een uitwerking van artikel 8.1.1 lid 2 sub c van de Jeugdwet. Allereerst merkt het college op dat al veel kwaliteitseisen zijn vastgelegd in de wet of in landelijke regelingen. Vanzelfsprekend zijn deze eisen van toepassing.
Artikel 8a. Kwaliteit formele jeugdhulp
Voor formele jeugdhulpverleners geldt dat zij moeten voldoen aan de eisen van de wet. Gecontracteerde jeugdhulpverleners zijn al aangemeld bij het Inspectieloket Sociaal Domein en Jeugd. Een formele jeugdhulpverlener die wordt ingehuurd via een PGB, moet zo nodig apart aangemeld worden. Het uitgangspunt is dat (jeugd- en gezins-) professionals werkzaam in de specialistische jeugdhulp beschikken over een beroepsregistratie. Registratie borgt kwaliteit in de jeugdhulpverlening; het biedt garantie dat de jeugdhulpprofessionals aan de vakbekwaamheidseisen voldoen en zich continu ontwikkelen. Daarnaast is het tuchtrecht in registers als het SKJ en BIG geregeld.
Artikel 8b.Kwaliteit informele jeugdhulp
Vanzelfsprekend kan informele hulp niet voldoen aan dezelfde kwaliteitseisen als een formele jeugdhulpverlener. Van een ouder kan niet verwacht worden dat deze een specifieke opleiding volgt die geëist wordt van een professional voor het verlenen van jeugdhulp. Bij ouders zal het echter meestal gaan om handelingen die zij voorheen al verrichten toen deze nog algemeen gebruikelijk waren gezien de leeftijd van een kind en waar zij op basis van hun ouderrol doorgaans al geschikt voor zijn. Dit geldt bijvoorbeeld bij bepaalde vormen van begeleiding. Wel kan nagegaan worden of de ouder de benodigde kwalificaties of vaardigheden heeft.
Ook wanneer informele hulp wel beschikt over bepaalde opleidingen, kan de sociale nabijheid van de informele hulpverlener goede kwalitatieve zorg in de weg staan nu de vereiste professionele afstand dan niet geboden kan worden.
Artikel 9. Toepassing formeel of informeel tarief
In dit artikel wordt uitgelegd welk tarief wordt toegekend bij een PGB-uitvoerder die voldoet aan de kwaliteitseisen maar ook een familieband heeft met de PGB-houder. Het college is van mening dat de familieband voorgaat boven de professionele bekwaamheden van de PGB-uitvoerder. Dit onder andere op grond van de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 8 augustus 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:6068 Vanzelfsprekend moet gekeken worden naar de omstandigheden van het geval in hoeverre er in de praktijk sprake is van een familieband bij familie in de derde graad (ooms/tantes etc.) waardoor er bij uitzondering van deze bepaling afgeweken zou kunnen worden.
Het college is van mening dat bij eerste- en tweedegraads familie in elk geval sprake is van een familieband die voorgaat op de professionele bekwaamheid.
Artikel 10. Bestedingsregels PGB
In de wet is duidelijk bepaald dat een PGB alleen besteed mag worden aan jeugdhulp. In de praktijk blijkt er nog vaak onduidelijkheid te bestaan. Daarom is hier een niet-limitatieve opsomming gegeven ter illustratie.
Verder kan een PGB alleen worden uitbetaald via de SVB. Voor regulier PGB moet daarvoor een standaardovereenkomst worden gebruikt van de SVB.
Artikel 12. Inhoud beschikking
Wat in een beschikking moet staan vloeit voort uit de Algemene wet bestuursrecht. Dit artikel is bedoeld om aan te geven wat een jeugdige in elk geval kan verwachten.
In dit artikel wordt bepaald wanneer deze regeling in werking treedt. De vorige nadere regels en de overige regelingen die gebaseerd waren op de Verordening Jeugdhulp gemeente Loppersum 2015 zijn van rechtswege vervallen toen deze verordening werd ingetrokken. Voor alle duidelijkheid worden de vorige nadere regels ook expliciet ingetrokken. Deze werkwijze wordt geadviseerd door de VNG en komt overeen met de werkwijze van de rijksoverheid die is vastgelegd in de Aanwijzingen voor de regelgeving.