Organisatie | Oostzaan |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oostzaan houdende regels omtrent horecabedrijven (Horecabeleid Oostzaan) |
Citeertitel | Horecabeleid Oostzaan |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-01-2020 | nieuwe regeling | 17-12-2019 |
De gemeente Oostzaan wil graag een leefbaar en attractief dorp zijn. Inwoners, bezoekers en ondernemers moeten zich thuis kunnen voelen in Oostzaan. De aanwezigheid van horecabedrijven binnen de gemeente zorgt voor een levendige woonomgeving. De diversiteit van de horeca in Oostzaan voldoet aan de lokale behoefte. Daarnaast vervult de horeca een ondersteunende rol voor toerisme en voor verschillende activiteiten zoals winkelen en diverse evenementen.
De exploitatie van horecabedrijven kan echter ook leiden tot ongewenste effecten. De horeca heeft invloed op de openbare orde en veiligheid, kent een volksgezondheidsaspect in de zin van drankgebruik en soms voor overlast voor omwonenden.
Negatieve gevolgen zijn in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de ondernemer zelf. Maar ook de gemeente heeft hierbij een belangrijke rol. Het is van belang dat de gemeente evenwichtig optreedt tegen ongewenste situaties, of deze situaties zoveel mogelijk probeert te voorkomen. Gemeentelijk beleid helpt hierbij. Beleid geeft duidelijkheid over de regels en de uitvoering van deze regels in de praktijk.
Het doel van deze beleidsnota (hierna: nota) is het scheppen van kaders en hiermee een bijdrage te leveren aan het bereiken van een goede balans tussen horeca als belangrijke economische en recreatieve/ontspannende functie en het bewaken van een goede woon- en leefsituatie en gezondheid. De nota beschrijft voor een belangrijk deel welke wettelijke en gemeentelijke bepalingen er gelden ten aanzien van de exploitatie van horecabedrijven. Of het nu gaat om het verstrekken van alcoholhoudende drank of alleen maar om het verstrekken van eetwaren. Daarnaast geeft deze nota het beleid aan dat bij het verlenen van diverse vergunningen en besluiten en de voorbereiding daarvan van toepassing is. Ook zijn de bijzondere locaties opgenomen waarvoor apart regels zijn vastgesteld door de gemeenteraad.
Horeca en evenementen hebben raakvlakken met elkaar. In deze nota zal daar waar dit aan de orde is een verbinding worden gemaakt met het evenementenbeleid.
De DHW is een belangrijke wet voor de horeca. Deze is bedoeld om de verkoop van alcohol op een verantwoorde manier te laten gebeuren. De wet richt zich met name op de verkopers (verstrekkers) van alcohol in horeca, sportkantines en slijterijen. Het toezicht op de naleving van de DHW ligt bij de gemeente. 1
In de wet wordt onderscheid gemaakt tussen:
Paracommercieel rechtspersoon: een rechtspersoon niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die zich naast activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard richt op de exploitatie in eigen beheer van een horecabedrijf. Voorbeelden hiervan zijn sportclub, kerk en muziekvereniging..
In 2013 heeft de DHW een belangrijke wijziging ondergaan. Het doel van die wijziging was gezondheidsschade door alcohol bij jongeren voorkomen en verstoring van de openbare orde door alcoholmisbruik onder jongeren terug te dringen. In 2014 maakte een aanpassing van dezelfde wet onder meer dat de leeftijdsgrens voor het kopen en in het openbaar meenemen van alcohol werd aangepast van 16 naar 18 jaar.
De DHW stelt dat de gemeente in een verordening regels opneemt voor paracommerciële instellingen (verenigingen, stichtingen en kerkgenootschappen). Deze regels hebben betrekking op schenktijden en het voorkomen van oneerlijke concurrentie met de commerciële horeca, zoals activiteiten die niet met de paracommerciële activiteiten te maken hebben.
De horecabedrijven waar alcoholhoudende drank wordt verstrekt worden in de praktijk ook wel de ‘natte horeca’ genoemd, om daarmee het onderscheid te maken met de ‘droge horeca’, zoals onder andere snackbars of een broodjeszaak. De DHW regelt niets ten aanzien van de ‘droge horeca’.
NB: de regels van de Drank- en Horecawet blijven onverkort van kracht.
2.2 Drank- en horecaverordening
In de drank- en horecaverordening zijn regels opgenomen die voornamelijk betrekking hebben op het schenken van alcoholhoudende dranken bij paracommerciële instellingen. Ook regels met betrekking tot het schenken van alcoholhoudende drank tijdens happy hours zijn hierin opgenomen.
2.3 Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Oostzaan 2017 (APV)
In de APV worden verschillende onderwerpen geregeld die horeca (zowel natte als droge) betreffen, zoals:
Voor de aanwezigheid van speelautomaten (kansspelautomaten) in horecagelegenheden is een vergunning nodig op grond van de Wet op de kansspelen. Deze wet bevat onder andere regels die betrekking hebben op het verlenen van een vergunning voor een speelautomaat. De uitwerking van met name het aantal aanwezige automaten is geregeld in de APV. Artikel 2:40 van de APV stelt dat in hoogdrempelige inrichtingen twee kansspelautomaten zijn toegestaan. In laagdrempelige inrichtingen zijn geen kansspelautomaten toegestaan.
De wet op de kansspelen verstaat onder een hoogdrempelige inrichting:
Een voorbeeld van een hoogdrempelige inrichting is een café of restaurant.
Een laagdrempelige inrichting is een inrichting die niet voldoet aan de criteria van een hoogdrempelige inrichting. Bijvoorbeeld een snackbar of een broodjeszaak.
2.5 Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit)
Het Activiteitenbesluit is een Algemene Maatregel van Bestuur op basis van de Wet milieubeheer. Dit besluit bevat onder andere regels op het gebied van geluid waar horeca-inrichtingen zich aan moeten houden. Bij verordening (in de APV) kan het gemeentebestuur een ontheffing verlenen van het bepaalde in het Activiteitenbesluit. Artikel 4:2, eerste lid, van de APV stelt bijvoorbeeld dat de geluidsnormen als bedoeld in het Activiteitenbesluit niet gelden voor een beperkt aantal jaarlijks door het college aan te wijzen collectieve festiviteiten. Artikel 4:3, eerste lid, van de APV stelt bovendien dat maximaal twaalf incidentele festiviteiten per kalenderjaar gehouden mogen worden waarbij de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit niet gelden. Ook zijn in deze artikelen de op grond van een ontheffing wel geldende geluidsnormen opgenomen. Hieronder vallen onder andere live optredens bij de diverse horecaondernemingen.
2.6 Wet bevordering integriteitbeoordeling openbaar bestuur (Wet Bibob)
De Wet Bibob is sinds 1 juni 2003 van kracht en is een (preventief) bestuurlijk instrument. Het biedt bestuursorganen de mogelijkheid om de achtergrond van een bedrijf of persoon te onderzoeken. Als er een ernstig gevaar dreigt dat bijvoorbeeld een vergunning wordt misbruikt, kan het bevoegde bestuursorgaan de aanvraag weigeren of de afgegeven vergunning intrekken. Zo wordt voorkomen dat de overheid criminele activiteiten faciliteert en wordt bovendien de concurrentiepositie van bonafide ondernemers beschermd.
De wet heeft betrekking op bouwvergunningen, horecavergunningen, subsidies, het aangaan van vastgoedtransacties of te gunnen overheidsopdrachten. De wet ondersteunt op die manier de gemeente bij de bestuurlijke aanpak van criminaliteit. De bevoegdheid van de gemeente om een dergelijk onderzoek te verrichten, voorkomt het ongewild faciliteren van criminele activiteiten en het ontstaan van vermenging van boven- en onderwereld (ondermijning).
In de aanpak van ondermijning werkt de gemeente Oostzaan integraal samen met partners als het Regionaal Informatie en Expertise Centrum (RIEC), de politie, de belastingdienst en het Openbaar Ministerie (OM). De gemeente Oostzaan heeft de beleidsregel Bibob 2017 vastgesteld, waarin de praktijkregels voor de Bibobtoets zijn opgenomen.
In alle gevallen waarbij sprake is van wijzigingen van onderneming/ondernemer, vergunninghouder etc. wordt een Bibob-procedure gestart waarbij de landelijke standaardformulieren worden gehanteerd. Concreet houdt dit in dat er een eerste onderzoek wordt ingesteld aan de hand van de in te vullen formulieren en in te dienen documenten. Wanneer er na dit onderzoek geen reden tot twijfel is aan de integriteit van de aanvrager en/of andere personen, die op de aanvraag van de vergunning staan, dan wordt de vergunning verleend door de gemeente zonder een advies van het Regionaal Informatie en Expertise Centrum (RIEC) en Landelijk Bureau Bibob (LBB). Bij twijfel kan de gemeente een verzoek indienen bij het RIEC. Indien uit dit onderzoek niets naar voren komt, kan de gemeente naar het LBB gaan voor het verrichten van nader onderzoek (Bibob-toetsing), waarna een advies van datzelfde bureau volgt. Bij een negatief advies van ofwel het RIEC of het LBB kan de gemeente besluiten geen vergunning te verlenen of een inmiddels verleende vergunning in te trekken. Het bevoegd gezag moet in dit geval duidelijk zelf motiveren waarom een vergunning wordt geweigerd of ingetrokken. Een Bibob-procedure kan ook achteraf (na verlening van een vergunning) nog worden ingesteld wanneer blijkt dat een onderneming/ondernemer zich schuldig maakt of heeft gemaakt aan bepaalde strafbare feiten en/of criminele contacten onderhoudt waarbij de mogelijkheid aanwezig is dat crimineel verworven inkomsten worden wit gewassen.
2.7 Bestemmingsplan en Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
In het bestemmingsplan is terug te vinden of een horeca-inrichting past binnen de ter plaatse geldende bestemming. Het kan zo zijn dat er op grond van de DHW geen weigeringsgronden tegen de verlening van de drank- en horecavergunning zijn, maar dat de horeca niet binnen het bestemmingsplan past. De vergunning moet formeel dan wel worden verleend, maar in de praktijk is deze op grond van het bestemmingsplan niet bruikbaar/uitvoerbaar. De exploitant kan het college vragen om het bestemmingsplan te wijzigen, dan wel een ontheffing van het bestemmingsplan te verlenen. Voor een bestemminplan wijziging is een goede ruimtelijke onderbouwing noodzakelijk. Een recent voorbeeld van het wijzigen van het bestemmingsplan is “bestemmingsplan Sporthal Oostzaan”.
Voor het gebruik van gebouwen waar meer dan vijftig personen tegelijk aanwezig kunnen zijn, gelden in het kader van de (brand)veiligheid de regels die zijn opgenomen in het Bouwbesluit 2012. Hoofdstuk 4.3 gaat verder in op het Bouwbesluit 2012.
3. Vergunningen voor horecabedrijven
In de gemeente Oostzaan heeft ieder bedrijf waar dranken worden geschonken, eten wordt verstrekt om direct ter plaatse te nuttigen of logies wordt verstrekt een exploitatievergunning (op grond van de APV) nodig. Wordt er ook alcoholhoudende drank verstrekt, dan is daarnaast ook een drank- en horecavergunning (o.g.v. de DHW) vereist.
3.1 Exploitatievergunning op grond van de APV
Doel van de exploitatievergunning
Deze vergunning is een belangrijk sturingsmiddel om het woon- en leefklimaat en de openbare orde in de omgeving van deze bedrijven te bewaken. De vergunning is ook een middel om een gezond ondernemersklimaat te bevorderen. Een vergunning kan namelijk worden geweigerd of ingetrokken indien ernstig gevaar bestaat dat daarmee strafbare feiten zullen worden gepleegd of uit strafbare feiten verkregen voordelen zullen worden benut. Met de Bibob-toets wordt nagegaan of hiervan sprake is. Op 1 oktober 2018 heeft de gemeenteraad besloten dat alle horecabedrijven een exploitatievergunning moeten aanvragen. Nieuwe horecabedrijven krijgen eerst een exploitatievergunning voor de duur van 1 jaar. Indien er geen sprake is van bijzondere omstandigheden rond het horecabedrijf wordt de exploitatievergunning na 1 jaar verleend voor onbepaalde tijd.
Wie hebben een exploitatievergunning nodig?
Bij de beoordeling van een vergunningaanvraag wordt gekeken naar de mogelijke invloed op het woon- en leefklimaat en het karakter van de (winkel)straat of buurt. Ook de wijze van de exploitatie kan een rol spelen. Over het algemeen geldt dat een restaurant een andere uitstraling en een andere invloed op het woon- en leefklimaat heeft dan een café. De verhouding tot reeds in de omgeving aanwezige horecabedrijven kan bij de toetsing een rol spelen. Uiteraard wordt de aanvraag ook aan het bestemmingsplan getoetst. Het terras maakt onderdeel uit van de exploitatievergunning. Voorts is het van belang dat een terras geen schade toebrengt aan de weg of gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik van de weg. In paragraaf 4.2 wordt nader ingegaan op terrassen.
Overgangstermijn voor bestaande bedrijven
Nieuwe ondernemingen moeten eerst een exploitatievergunning aanvragen voordat zij kunnen starten met het exploiteren van de horecaonderneming. Voor reeds bestaande bedrijven geldt een overgangstermijn tot en met 31 december 2020. Mocht er echter iets wijzigen in de ondernemingsvorm, de inrichting en/of de aard van het bedrijf dan moet ook een bestaand bedrijf direct een exploitatievergunning aanvragen.
3.2 Drank- en horecavergunning op grond van de DHW
Voor het uitoefenen van een horecabedrijf is naast de exploitatievergunning een drank- en horecavergunning vereist in het geval ook alcoholhoudende drank tegen betaling verstrekt zal worden. De drank- en horecavergunning is bestemd voor een horecabedrijf of een slijterij (een horeca-inrichting) en kent zijn basis in de Drank- en Horecawet (DHW). Het motief voor deze vergunningplicht is het bewaken van de volksgezondheid. In de DHW zijn hierover bepalingen opgenomen en in de DHW-verordening worden Happy Hours aan banden gelegd ter bescherming van de volksgezondheid.
Voor het verkrijgen van een vergunning moet de aanvrager voldoen aan een aantal kwaliteitseisen en aan eisen van goed gedrag. Daarnaast moet ook de horeca-inrichting voldoen aan een aantal eisen. De wet geeft hier aan gemeenten geen beleidsvrijheid; dat wil zeggen dat de burgemeester verplicht is een vergunning af te geven als de aanvrager en de horeca-inrichting aan de gestelde eisen voldoen. Met andere woorden: er zijn dan geen weigeringsgronden. Een drank- en horecavergunning is persoonsgebonden en kan daarom nooit overgedragen worden aan een andere ondernemer.
Wanneer Drank- en Horecavergunning aanvragen?
Een Drank- en horecavergunning moet aangevraagd worden als:
De vergunning kan slechts worden aangevraagd wanneer:
De terminologie ‘niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn’ komt letterlijk uit de DHW. Daarmee wordt met name gedoeld op het zijn van onbesproken gedrag (strafrechtelijk en/of fiscaalrechtelijk gezien).
De vergunning is in beginsel voor onbepaalde tijd geldig. De vergunning blijft geldig tot het moment dat er een wijziging plaatsvindt van één of meerdere van de op de vergunning vermelde gegevens.
Het betreft dan wijzigingen in:
Wanneer deze wijzigingen niet binnen 30 dagen worden gemeld aan de burgemeester, kan dit leiden tot intrekking van de drank- en horecavergunning.
Een verleende vergunning kan door de burgemeester ook worden ingetrokken onder andere als:
De vergunning komt bij een wijziging van leidinggevende niet te vervallen. Bij een wijziging van een leidinggevenden wordt het aanvullingsblad, dat een onderdeel is van de vergunning, aangepast.
Een drank- en horecavergunning is niet vereist als er zwak-alcoholhoudende drank wordt verkocht voor gebruik anders dan ter plaatse, bijvoorbeeld in een supermarkt.
Sluitingstijden conform de APV
Voor openbare inrichtingen gelden ingevolge artikel 2:29, eerste lid van de APV de volgende sluitingstijden:
In de APV is bepaald dat de burgemeester een ontheffing ten aanzien van de gestelde sluitingstijden kan verlenen. Deze ontheffingsmogelijkheid is zowel van toepassing op commerciële horeca-inrichtingen als op paracommerciële rechtspersonen. Op paracommerciële rechtspersonen wordt hierna in hoofdstuk 3.3 verder ingegaan.
Voor terrassen wordt over het algemeen een eindtijd van 23:00 uur gehanteerd om overlast voor de omgeving te beperken.
Schenktijden voor commerciële horecabedrijven conform de APV
De schenktijden van alcoholhoudende drank zijn voor commerciële horecabedrijven gelijk aan de openingstijden van de inrichting.
3.3 Paracommerciële rechtspersonen
Paracommercie is de verzamelterm voor horeca-activiteiten die plaatsvinden in paracommerciële instellingen. Het verstrekken van alcohol behoort niet tot de hoofdactiviteiten.
Artikel 3.3.1 Drank- en Horecawet
Wanneer binnen de lokaliteit van een paracommercieel rechtspersoon alcoholhoudende drank wordt geschonken, is een drank- en horecavergunning op grond van de DHW vereist. Voor de aanvraag van de vergunning stelt het bestuur van de instelling/vereniging een reglement vast dat de verstrekking van alcoholhoudende drank in de inrichting vanuit het oogpunt van sociale hygiëne op verantwoorde wijze geschiedt. Het reglement moet in de inrichting aanwezig zijn. Dit reglement bevat in ieder geval welke kwalificatienormen worden gesteld aan de voorlichtingsinstructie van sociale hygiëne die barvrijwilligers krijgen en de wijze waarop door of namens het bestuur wordt toegezien op de naleving van het reglement. De vereniging houdt ook een registratie bij van barvrijwilligers die aanwezig zijn in de inrichting. De vergunning wordt voor onbepaalde tijd verleend, maar vervalt bij wijziging in de bedrijfsvoering of bedrijfsvorm. Bij wijzigingen in het bestuur, van de leidinggevenden of van de inrichting dient binnen 30 dagen een wijziging van de vergunning te worden aangevraagd.
Een paracommerciële instelling moet twee gekwalificeerde leidinggevenden vermeld hebben op de vergunning.
Voor een kantine van een vereniging of stichting gelden op grond van artikel 2:29 van de APV, de volgende sluitingstijden:
In de APV is bepaald dat de burgemeester een ontheffing ten aanzien van de gestelde sluitingstijden kan verlenen.
In de drank- en horecaverordening zijn de volgende bepalingen in artikel 5 en 6 opgenomen inzake de schenktijden en gelegenheden waarbij alcoholhoudende dranken:
Artikel 5 schenktijden voor paracommerciële inrichtingen
c. Het is alleen toegestaan om zwak-alcoholhoudende drank te verstrekken gedurende twee uur voor, tijdens en tot twee uur na de hoofdactiviteit van de paracommerciële inrichting, mits die hoofdactiviteit behoort tot de statutaire doelstelling van de paracommerciële inrichting, behoudens het bepaalde in lid 2.
Van alle activiteiten genoemd onder artikel 5 lid 2 sub a tot en met k dientminimaal 2 weken voordat de activiteit plaatsvindt melding te worden gedaan bij de gemeente. Indien de activiteit valt onder artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening dient een Evenementenvergunning te worden aangevraagd.
Artikel 6 Privé-bijeenkomsten en bijeenkomsten derden
NB: Artikel 6 lid 2 is uitsluitend bedoeld om een toost bij een huwelijksvoltrekking of andere plechtigheid in een kerk mogelijk te maken.
4. Overige aspecten bij horeca
4.1 Tijdelijke ontheffing zwak-alcoholhoudende drank (artikel 35 DHW)
Op grond van artikel 35 van de DHW kan de burgemeester voor bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard een ontheffing verlenen van het verbod om zonder drank- en horecavergunning alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse te verstrekken. Dit kan slechts onder leiding van een persoon die de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt en niet in enig opzicht van slecht levensgedrag is.
Een afschrift van de ontheffing op grond van artikel 35 van de DHW moet altijd ter plaatse aanwezig zijn.
Aan een ontheffing artikel 35 DHW kunnen – afhankelijk van de aard en omvang van de bijzondere gelegenheid – één of meer van de volgende voorschriften worden verbonden:
Het terras maakt onderdeel uit van de horeca-inrichting. De sluitingstijd van het terras is 23:00 uur, zowel commercieel als paracommercieel. Om overlast voor omwonenden te beperken mogen deuren alleen kortstondig geopend worden voor het inlopen/uitlopen van personen. Na sluitingstijd van het terras mag geen gebruik worden gemaakt van het terras voor het verstrekken van dranken en etenswaren. Om rekening te houden met omwonenden wordt in het evenementenbeleid een onderscheid gemaakt tussen evenementen of festiviteiten binnen een lokaliteit van een inrichting en evenementen of festiviteiten buiten de lokaliteit (op het terras) en diens eindtijden. Voor het plaatsen van een terras is op grond van artikel 2:28 van de APV een exploitatievergunning nodig. Aan de exploitatievergunning worden voor het terras onder meer de volgende voorschriften verbonden:
Drankverstrekking op het terras
Het terras behorende bij een horeca-inrichting moet op de drank- en horecawetvergunning van die horeca-inrichting vermeld staan. Zodoende mag ook op het terras alcoholhoudende drank worden verstrekt. Als een horecabedrijf buiten de horeca-inrichting een tijdelijk terras plaatst of een tappunt op gemeentegrond, dan is een artikel 35 DHW-ontheffing nodig.
Een terras maakt onderdeel uit van een horeca-inrichting. Op het terras gelden daarom voor muziekgeluid dezelfde normen als voor de horeca-inrichting. Zie hierna onder 4.3.
Betaling voor het gebruik van openbaar terrein
Vaak staat een terras niet op eigen grond, maar op openbare grond. Voor het gebruik van het openbaar terrein moet een bedrag aan de gemeente worden betaald. De gemeente Oostzaan vraagt per 1 januari 2020 € 350,-- per jaar zijnde huur voor het gebruik van de gemeentegrond voor de exploitatie van een terras. Het tarief zal jaarlijks worden geïndexeerd. De tarieven zijn opgenomen in een aparte tarieventabel, behorende bij de belastingverordening. Deze is te vinden op de website van de gemeente Oostzaan.
Om geluidshinder te voorkomen, zijn in wetten zoals de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Wet geluidhinder regels opgenomen waaraan moet worden voldaan. Er is een opsomming gemaakt van de verschillende regelgeving.
Hieronder de aspecten uit de Wet.
Hieronder wordt het onderdeel horeca nader uitgewerkt.
Zowel bij agrarische activiteiten en glastuinbouw geldt dat de Lamax (= maximaal geluidsniveau) niet van toepassing is op laad- en losactivteiten tusssen 06:00 en 19:00 uur.
Voor de horeca gelden de regels uit artikel 2.17 Activiteitenbesluit.
Bedrijfsduurcorrectie 2 wordt bij het ten gehore brengen van muziek niet toegepast.
Stemgeluiden van een onverwarmd terras en onoverdekt terrein worden buiten beschouwing gelaten, tenzij het een binnenterrein betreft.
Voor sommige horeca-inrichtingen gelden normen die 5 dB(A) hoger zijn dat in de genoemde tabel. Deze inrichtingen waren in werking toen het Besluit Horeca- Sport en Recreatie nog van toepassing was. Dit Besluit is later vervangen door het Activiteitenbesluit. Een verandering van activiteiten kan de extra 5 dB(A) laten vervallen, waardoor er voldaan moet worden aan de algemeen geldende normen. Of er een uitzondering is en/of deze vervalt op een bepaald moment zal per inrichting bekeken moeten worden.
Het Besluit gaat uit van de goede wil van ondernemers om de overlast voor omwonenden zoveel mogelijk te beperken. De ondernemers zullen de nodige maatregelen moeten treffen om geen overlast te veroorzaken. Indien nodig kunnen er gedragsregels in maatwerkvoorschriften worden vastgelegd. Deze voorschriften kunnen zijn het aanleggen van een geluidsluis, het maximaliseren van de geluidsproductie van de aanwezige muziekinstallatie(s), het gesloten moeten hebben van ramen en duren tijdens de duur dat er muziek ten gehore gebracht wordt enzovoorts. Per inrichting zal bepaald moeten worden welke maatregelen en nodig zouden moeten zijn.
Evenementen vallen niet onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit.
Er is een onderscheid tussen collectieve en incidentele festiviteiten.
Collectieve festiviteiten worden aangewezen door het College, dit zijn bijvoorbeeld Koningsdag en dorpsfeesten. Individuele festiviteiten worden door een ondernemer georganiseerd. Zo’n festiviteit dient aangevraagd te worden tenminste twee weken voor de festiviteit plaats vindt. De normen uit de APV/Besluit zijn dan niet van toepassing tot maximaal 02:00 uur in de op de dag aangesloten nacht.’
Voor zowel collectieve als individuele activiteiten geldt een gemiddelde norm van 80 dB(A) op gevels van geluidsgevoelige gebouwen op een hoogte van 1.5 meter. Bedrijfsduurcorrecties worden niet toegepast en de geldende gemiddelde waarden zijn exclusief 10 dB muziekcorrectie. Dit laatste houdt in dat de norm van 80 dB(A) eigenlijk 70 dB(A) is (70 + 10 = 80).
Bij incidentele festiviteiten is de verplichting om ramen en deuren gesloten te houden. Deuren mogen alleen geopend worden voor het onmiddellijk doorlaten van bezoekers en/of goederen.
Op dit moment geldt het Evenementenbeleid van de gemeente Oostzaan van 29 december 2016. In het beleid wordt onderscheid gemaakt tussen meldingsplichtige en vergunningsplichtige evenementen.
Voor evenementen waarbij het aantal aanwezigen niet meer dan 50 personen bedraagt geldt een meldingsplicht. Deze evenementen vinden plaats tussen 09:00 en 01:00 uur en er wordt geen muziek ten gehore gebracht voor 07:00 en na 23:00 uur.
Evenementen waar meer dan 50 personen komen, zijn vergunningsplichtig.
Voor vergunningsplichtige evenementen gelden de volgende geluidsnormen:
Van bovenstaande normen kan worden afgeweken als dit voldoende gemotiveerd wordt door de aanvrager. De bovengenoemde norm wordt meestal overgenomen in de vergunning.
Evenementen in de buitenlucht mogen na 24:00 uur geen muziek meer ten gehore brengen. Voor evenementen in een inrichting geldt een eindtijd van 01:00 uur. Om van deze tijd af te kunnen wijken kan de horecaondernemer een verzoek indienen bij de Burgemeester.
De verlichting bij een sportinrichting moet conform het Activiteitenbesluit om 23:00 uur zijn uitgeschakeld. Als geen gebruik wordt gemaakt van de baan of het sportveld moet de verlichting in ieder geval zijn uitgeschakeld. Op grond van de APV mag een (sport)inrichting tijdens maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aanhouden ten behoeve van sportactiviteiten. De houder van de inrichting moet dan wel drie weken vooraf het college in kennis hebben gesteld. De verlichting mag niet later worden uitgeschakeld dan de sluitingstijd van de sportinrichting.
De horecaondernemer is verantwoordelijk voor de veiligheid binnen zijn inrichting. Hieronder valt ook het terras. De horecaondernemer is verantwoordelijk voor het verstrekken van alcoholhoudende drank aan jongeren boven de 18 jaar.
De eigenaar van een gebouw is verantwoordelijk voor de brandveiligheid van en in het gebouw in de breedste zin (bouwkundig, installatietechnisch, gebruik etc.). De voorschriften met betrekking tot brandveiligheid van en in het gebouw zijn terug te vinden in het Bouwbesluit 2012 (hierna: Bouwbesluit). De eigenaar van een gebouw kan met de gebruiker, bijvoorbeeld een huurder of uitbater, in het huurcontract afspraken vastleggen over brandveiligheidsaspecten.
Kunnen er meer dan 50 personen op hetzelfde moment in het horecabedrijf aanwezig zijn, dan is de gebruiker verplicht om een melding brandveilig gebruik te doen bij omgevingsdienst IJmond op grond van artikel 1.18 van het Bouwbesluit. Dit moet uiterlijk vier weken voor het gebouw in gebruik zal worden genomen gebeuren. Gedurende deze vier weken worden de gegevens die zijn aangeleverd gecontroleerd op volledigheid. Indien nodig wordt de melder nog in de gelegenheid gesteld om aanvullende gegevens aan te leveren. In artikel 1.19 van het Bouwbesluit staat welke gegevens aangeleverd moet worden. Op grond van artikel 1.20 van het Bouwbesluit ontvangt de melder van Omgevingsdienst IJmond een bewijs van ontvangst waarin de datum van ontvangst staat vermeld.
Het is mogelijk dat naar aanleiding van een melding een horeca-inrichting wordt gecontroleerd om na te gaan of het gebruik van het gebouw voldoet aan de brandveiligheidseisen. De brandveiligheidseisen voor de horeca zijn opgenomen in het Bouwbesluit. Zo mag aankleding en versiering bijvoorbeeld geen brandgevaar opleveren.
Gaat het om een gebouw met een verhoogd risico, dan is geen gebruiksmelding maar een omgevingsvergunning brandveilig gebruik vereist op grond van artikel 2.2 van het Bouwbesluit. Dit geldt indien:
Een omgevingsvergunning brandveilig gebruik of een gebruiksmelding kan digitaal via het omgevingsloket of op papier bij de gemeente worden aangevraagd/gemeld. De gemeente heeft, als bevoegd gezag, een toezichthoudende en handhavende taak op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Deze taak is gedelegeerd aan Omgevingsdienst IJmond. Omgevingsdienst IJmond kan een brandveiligheidscontrole uitvoeren in opdracht van de gemeente.
Elk jaar lopen er in Nederland ruim 20.000 jongeren op steeds jongere leeftijd gehoorschade op, onder andere in horecagelegenheden of tijdens een evenement of festiviteit. Vaak is gehoorschade onomkeerbaar met levenslange hinder van oorsuizen, geluidvorming en gehoorverlies als gevolg. Er is geen wet- of regelgeving die voorziet in de gehoorbescherming van bezoekers van evenementen of andere uitgaansgelegenheden. Toch wil de gemeente aandacht besteden aan dit onderwerp en streeft de gemeente Oostzaan (samen met organisatoren) naar het voorkomen van gehoorschade. De GGD heeft een aantal aanbevelingen opgesteld, bijvoorbeeld het opleggen van een maximaal geluidsniveau tijdens evenementen en in horecagelegenheden. De gemeente verstrekt deze aanbevelingen bij het verlenen van een vergunning of ontheffing.
Naast dit horecabeleid is het van belang een aantal onderwerpen afzonderlijk te behandelen die gerelateerd zijn aan horeca. Deze onderwerpen vormen geen rechtstreeks onderdeel van dit beleidsstuk, maar zijn wel een afgeleide. De afgeleide onderwerpen zijn: alcoholmatiging, drugsgebruik en –handel, het rookverbod en evenementen.
Op grond van artikel 45 van de DHW is het jongeren onder de 18 jaar verboden om op voor publiek toegankelijke plaatsen alcoholhoudende drank te hebben of voor consumptie gereed te hebben, met uitzondering van plaatsen waar bedrijfsmatig of tegen (indirecte) betaling alcoholhoudende drank voor gebruik elders dan ter plaatse wordt verstrekt.
De horecaondernemer is verantwoordelijk voor het nemen van maatregelen voor een verantwoord alcoholgebruik. Daarnaast treft hij maatregelen om alcoholgebruik onder de
18 jaar te voorkomen. Aan jongeren mag onder de 18 geen alcohol worden verstrekt en jongeren onder de 18 mogen ook geen alcohol bij zich hebben.
De gemeente Oostzaan controleert in de horeca-inrichtingen op drankverstrekking aan jongeren onder de 18 jaar. Bij (herhaalde) overtreding zal niet worden geaarzeld om verdergaand te handhaven.
Bezit van drugs door minderjarigen is niet toegestaan. Ten aanzien van meerderjarigen geldt landelijk een gedoogbeleid. Geen vervolging vindt plaats als meerderjarigen maximaal vijf gram softdrugs bij zich hebben voor eigen gebruik. Het bezit van harddrugs is nooit toegestaan. Handel in softdrug is uitsluitend binnen een coffeeshop toegestaan. In de Zaanse driehoek (overleg tussen burgemeesters, Officier van Justitie en teamchefs van de politie) is afgesproken dat coffeeshops zich alleen in de gemeente Zaanstad kunnen vestigen.
De gemeente streeft er naar drugshandel en -gebruik zoveel mogelijk tegen te gaan. Daarnaast ligt er een verantwoordelijkheid voor een horecaondernemer of organisator, als in een horeca-inrichting drugs worden gebruikt of verhandeld.
Op grond van de APV is het daarnaast verboden om op een openbare plaats aanwezig te zijn met het doel om al dan niet tegen betaling middelen als bedoel in artikel 2 en 3 van de Opiumwet te verkopen (https://wetten.overheid.nl/BWBR0001941/2019-07-19) , af te leveren of te verwerven . Ook openlijk drugsgebruik is op grond van de APV verboden. Hiermee wordt bedoeld het gebruiken, toedienen, voorbereiden of voorhanden hebben van de middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet.
Sinds oktober 2014 geldt een rookverbod voor de gehele horeca. Alle bezoekers (en werknemers) hebben recht op een rookvrije omgeving en daarom mag in horecagelegenheden niet worden gerookt. Dit rookverbod geldt (nog) niet voor terrassen. De controle op de naleving van het rookverbod ligt bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.
Het evenementenbeleid geeft aan welke wet- en regelgeving voor evenementen en festiviteiten geldt en hoe de gemeente hier in de praktijk mee om gaat. Indien een horecaondernemer een evenement in zijn horeca-inrichting wil organiseren dat niet onder de normale bedrijfsvoering van het bedrijf valt, moet hij een evenementenvergunning op grond van de APV aanvragen.
Als bij een evenement de wens bestaat om alcoholhoudende drank te verstrekken buiten de lokaliteiten die op de Drank- en Horecavergunning staan, moet hiervoor een ontheffing op grond van artikel 35 van de DHW worden aangevraagd. Ook hierbij wordt vanuit de gemeente (streng) toegezien op het verstrekken van alcohol <18 jaar.
Voor meer informatie over het evenementenbeleid wordt verwezen naar het ‘Evenementenbeleid Oostzaan’.
De gemeente Oostzaan wil een goede balans tussen wonen, werken en recreëren. Daarom is het opstellen van regels van groot belang om activiteiten in de horeca zo goed mogelijk te reguleren en overlast voor omwonenden zoveel mogelijk te beperken. De kans bestaat dat om uiteenlopende redenen de regels niet worden nageleefd. Dan is het zaak om naleving van de regels te controleren en waar nodig handhavend op te treden.
In eerste instantie wordt ingezet op preventie, het voorkomen van overtredingen: een goede communicatie met betrokken partijen in de reguliere bedrijfssituatie, maar zeker ook bij voorbereiding van evenementen en festiviteiten, wordt door de gemeente Oostzaan duidelijkheid verschaft over de geldende regels. Waar mogelijk worden afspraken gemaakt waar ook de ondernemer zich in kan vinden. Vervolgens wordt toezicht gehouden op het naleven van de geldende normen en regels. Wanneer blijkt dat de normen en regels niet worden nageleefd, al er handhavend worden opgetreden. Op basis van de ernst en aard van de overtreding én de houding/het gedrag van de horecaondernemer bepalen het college en/of de burgemeester op welke manier handhavend wordt opgetreden.
Binnen de gemeente Oostzaan is er een aantal horecalocaties waar bijzondere regels gelden. De gemeenteraad heeft op 1 oktober 2018 beleidsregels voor deze locaties vastgesteld. Deze beleidsregels worden in dit horecabeleid ingevoegd.
De kantine van de sporthal in Oostzaan heeft een andere bestemming gekregen, namelijk de bestemming sportcafé. Hierdoor kan het horecabedrijf commercieel worden uitgebaat. Vanuit de Gezondheidsnota is het uitgangspunt dat de combinatie van alcohol en sport ongewenst is en dan met name het gebruik van sterke drank. De gemeenteraad heeft op 23 april 2018 de gewijzigde Drank- en horecaverordening vastgesteld. In de Drank- en horecaverordening is een bepaling opgenomen die het verbiedt om sterke drank te schenken in relatie tot sportactiviteiten. Hiermee wordt het mogelijk gemaakt dat tijdens feesten en partijen van persoonlijke aard wel sterke drank kan worden geschonken en tijdens de sportactiviteiten niet. De sporthal zelf heeft een aanvullende bestemming gekregen waardoor het mogelijk wordt 12 keer per jaar onder bepaalde voorwaarden een evenement te organiseren.
De kantine van de tennisvereniging ’t Twiske wordt beheerd door een pachter. Deze pachter heeft een commerciële drank- en horecavergunning door zijn inschrijving bij de Kamer van Koophandel als B.V. Een horecaondernemer met een commerciële vergunning mag sterke drank schenken. In de wijziging van de drank- en horecaverordening 2018 is opgenomen dat er bij sport gerelateerde activiteiten alleen zwak-alcoholische dranken mogen worden geschonken. Dit houdt in dat de pachter, die een commerciële vergunning heeft, geen sterke drank meer mag schenken. In het geval van de uitbating van de kantine van de tennisvereniging is er sprake van een bijzondere situatie. De pachter moet omzet maken die bij een commerciële uitbating past.
De burgemeester heeft de mogelijkheid om af te wijken van de bepalingen in de drank- en horecaverordening. In het geval van de tennisvereniging ’t Twiske krijgt de pachter toestemming om sterke drank te schenken. Wel blijft het schenken van alcoholhoudende dranken beperkt tot de venstertijden zoals opgenomen in artikel 5 lid 1a van de Drank- en horecaverordening. Ook mag er geen alcoholische drank worden geschonken tijdens sportactiviteiten van minderjarigen.
Dit horecabeleid heeft de juridische status van beleidsregel als bedoeld in artikel 1:3 en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit beleid vormt hierdoor een handvat voor zowel de burger als het gemeentebestuur (en de behandelend ambtenaar). In beginsel volgt de gemeente de beleidsregels. Het kan echter voorkomen dat dit vanwege bijzondere omstandigheden onevenredig is in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. In dat geval mag van de regels worden afgeweken. De burgemeester en/of het college behouden het recht om van dit beleid af te wijken in het kader van openbare orde, veiligheid en bij zaken die niet zijn voorzien bij het opstellen van dit horecabeleid.
Het gaat hierbij om de berekening die wordt losgelaten op de tijd dat een bedrijf (extreem) veel geluid produceert ten opzichte van 24 uur. Voorbeeld: een bedrijf produceert per dag 10 minuten veel geluid, terwijl de rest van de dag rustig is. Daar wordt een andere berekening op los gelaten dan bij een bedrijf wat voor een langere periode binnen de 24 uur extra geluid maakt.