Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Veenendaal

Beleidsregels inzake de toepassing van de landelijke toegankelijkheid van de maatschappelijke opvang Veenendaal 2019

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVeenendaal
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels inzake de toepassing van de landelijke toegankelijkheid van de maatschappelijke opvang Veenendaal 2019
CiteertitelBeleidsregels inzake de toepassing van de landelijke toegankelijkheid van de maatschappelijke opvang Veenendaal 2019
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht
  2. Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  3. https://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/Veenendaal/CVDR602629/CVDR602629_3.html
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2020vaststelling Beleidsregels inzake de toepassing van de landelijke toegankelijkheid van de maatschappelijke opvang Veenendaal 2019

22-10-2019

gmb-2020-9415

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels inzake de toepassing van de landelijke toegankelijkheid van de maatschappelijke opvang Veenendaal 2019

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal;

Overwegende dat

  • het college met betrekking tot de beoordelingsvrijheid bij de uitvoering van de wet het noodzakelijk vindt om aan te geven op welke wijze daar mee wordt omgegaan en daartoe beleidsregels wenst vast te stellen;

 

Gelet op

  • Titel 4:3 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Veenendaal 2019;

 

Besluit

vast te stellen het Beleidsregels inzake de toepassing van de landelijke toegankelijkheid van de maatschappelijke opvang Veenendaal 2019.

 

 

Artikel I Begripsbepalingen

In deze beleidsregels en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder

a. college: college van burgemeester en wethouders van gemeente Amersfoort

b. regio: een regionaal samenwerkingsverband van gemeenten welke gezamenlijk zorgdragen voor maatschappelijke opvang in de betreffende regio.

c. maatschappelijke opvang: onderdak en begeleiding voor personen die de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving, niet zijnde personen die de thuissituatie hebben verlaten in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld;

d. melding: melding aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

e. sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt;

f. wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

g. woonplaats: de gemeente waarvan de cliënt het jaar voorafgaand aan de melding hoofdzakelijk is ingeschreven als ingezetene in de zin van de Wet basisregistratie personen.

Alle andere begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die hierboven niet nader zijn omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, de Algemene wet bestuursrecht, alsmede andere wet- en regelge­ving.

 

Artikel II Melding en (eerste) opvang

1. Een behoefte aan maatschappelijke opvang kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld.

2. In die situaties waarin terstond maatschappelijke opvang noodzakelijk is, beslist het college onverwijld tot verstrekking van een voorziening maatschappelijke opvang in afwachting van de uitkomst van het in artikel 3 bedoelde onderzoek en de aanvraag van de cliënt.

3. Indien het college niet onverwijld maatschappelijke opvang kan bieden waar dit wel terstond noodzakelijk is, spant het college zich tot het uiterste in om op een andere wijze tijdig te voorzien in de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke opvang.

 

Artikel III Onderzoek

1. Het college vergewist zich met de cliënt wat de woonplaats was van de cliënt voor het ontstaan van dakloosheid.

2. Indien het college vaststelt dat de cliënt, voor het ontstaan van dakloosheid, woonachtig was in een bepaalde gemeente of regio, niet zijnde de regio Amersfoort en hierover overeen­stemming heeft met de bepaalde gemeente of regio kan het college de uitvoering van het onderzoek overlaten aan de bepaalde gemeente of regio, waarbij bij overdracht van eventuele informatie artikel 4 lid 4 van toepassing is.

3. Indien het college de woonplaats van de cliënt voor het ontstaan van dakloosheid niet vaststelt of kan vaststellen, dan wel de uitvoering van het onderzoek niet wenst te laten uitvoeren door de gemeente of regio zoals bedoeld in lid 2 voert het college het onderzoek uit. Dit geldt ook indien het college niet tot overeenstemming komt met de in lid 2 bedoelde gemeente of regio.

4. Indien het college het onderzoek zelf uitvoert, kan zij de in lid 2 bedoelde gemeente of regio verzoeken om informatie ten behoeve van het onderzoek aan te leveren.

5. Het college onderzoekt in welke gemeente of regio een traject in de maatschappelijke opvang de grootste kans van slagen heeft, dat wil zeggen het meeste kan bijdragen aan de zelfredzaamheid en participatie (en daarmee het duurzaam herstel) van de cliënt.

6. Het college betrekt bij dit onderzoek in elk geval de wens van de cliënt. Verder dient het college ook in elk geval bij het onderzoek te betrekken:

a. of er factoren zijn in een gemeente of regio die de kans van slagen van een traject naar verwachting vergroten, zoals een sociaal netwerk welke een positieve invloed heeft of kan hebben op de zelfred­zaamheid en participatie van de cliënt, en/of bestaand werk en/of dagbesteding en/of onderwijs van de cliënt en/of lopende hulpverlenings- of ondersteuningstrajecten.

b. of er factoren zijn in een gemeente of regio die de kans van slagen van een traject naar verwachting verkleinen, zoals een sociaal netwerk welke een negatieve invloed heeft of kan hebben op de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt en/of actuele criminele activiteiten van de cliënt en/of maatregelen die opgelegd zijn aan de cliënt.

7. Indien, gedurende het onderzoek, blijkt dat een traject in de maatschappelijke opvang mogelijk of waarschijnlijk in een andere gemeente of regio de grootste kans van slagen heeft, dan betrekt het college deze gemeente bij het onderzoek.

8. Het onderzoek, zoals bedoeld in lid 3, wordt zo spoedig mogelijk, maar in elk geval binnen 2 weken uitgevoerd, tenzij er redenen zijn, buiten de invloed van het college, die dit onmogelijk maken.

9. De uitkomsten van het onderzoek worden vastgelegd in een onderzoeksverslag.

10. Indien het college, conform lid 2, de uitvoering van het onderzoek overgedragen heeft aan een bepaalde gemeente of regio, dan vergewist het college zich van de uitkomsten van het onderzoek.

 

Artikel IV Overdracht van cliënt en cliëntgegevens

1. Indien het college, op grond van het in artikel 3 lid 5 bedoelde onderzoek, van oordeel is dat de kans van slagen van een traject groter is in een andere gemeente of regio, dan neemt het college - in overleg met de cliënt - contact op met die andere gemeente of regio.

2. Deelt de andere gemeente of regio het oordeel van het college, zoals bedoeld in lid 1, dan vindt de overdracht van de cliëntgegevens én de cliënt onverwijld plaats. Dit tenzij met de andere gemeente of regio wordt overeengekomen dat het bijdraagt aan de kans van slagen van een traject, dat deze overdracht later plaatsvindt.

3. Tot aan het moment van daadwerkelijke overdracht van de cliënt blijft het college, indien van toepassing, maatschappelijke opvang bieden, dan wel blijft het college andere maatregelen treffen om op een andere wijze te voorzien in de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke opvang.

4. Het college draagt bij de overdracht alle noodzakelijke informatie over de cliënt, waaronder het onderzoeksverslag, over aan de andere gemeente of regio, in overleg met de cliënt.

5. Het college maakt met de andere gemeente of regio en de cliënt voorts concrete afspraken over:

  • de datum van overdracht;

  • welke aanbieder de cliënt maatschappelijke opvang, dan wel andere ondersteuning die in de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke opvang voorziet, zal bieden in de andere gemeente of regio;

  • hoe het vervoer van de cliënt en eventuele reisbegeleiding plaatsvindt.

6. Indien de cliënt weigert medewerking te verlenen aan de in lid 2 bedoelde overdracht, kan het college overgaan tot weigering van de aanvraag tot een voorziening maatschappelijke opvang.

 

Artikel V Verschil van mening tussen gemeenten

1. Bij verschil van mening tussen het college en de andere gemeente of regio over de vraag welke gemeente of regio verantwoordelijk is voor het bieden van maatschappelijke opvang aan de cliënt spant het college zich maximaal in om tot een oplossing te komen.

2. Indien het college én de andere gemeente of regio niet tot een oplossing komen, kan het college het geschil voorleggen aan de commissie geschillen landelijke toegankelijkheid.

3. In afwachting van het oordeel van de in het tweede lid genoemde commissie blijft het college een voorziening maatschappelijke opvang bieden, dan wel op andere wijze voorzien in de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke opvang.

4. Het college volgt in het geschil het oordeel van de in het tweede lid genoemde commissie.

 

Artikel VI Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2020

2. Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels landelijke toegankelijkheid maatschappelijke opvang Veenendaal

 

Vastgesteld in de vergadering van 22 oktober 2019,

mevrouw drs. A.P.W. van de Klift

gemeentesecretaris

 

de heer K.J.G. Kats

burgemeester