Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Amsterdam

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels over subsidie voor duurzame initiatieven (Subsidieregeling Ruimte voor duurzaam initiatief Amsterdam)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAmsterdam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels over subsidie voor duurzame initiatieven (Subsidieregeling Ruimte voor duurzaam initiatief Amsterdam)
CiteertitelSubsidieregeling Ruimte voor Duurzaam Initiatief Amsterdam
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht
  2. https://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/Amsterdam/419314/CVDR419314_4.html
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-01-202028-05-2020nieuwe regeling

07-01-2020

gmb-2020-9286

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels over subsidie voor duurzame initiatieven (Subsidieregeling Ruimte voor duurzaam initiatief Amsterdam)

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,

 

gelet op artikel 4:23, derde lid onder d van Algemene wet bestuursrecht juncto artikel 3 van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013, gezien de het vervallen van de oude regeling en gezien de duurzaamheidsdoelstellingen van het college in het coalitieakkoord ‘Een nieuwe lente, een nieuw geluid’,

 

besluit de volgende regeling vast te stellen:

 

Subsidieregeling Ruimte voor duurzaam initiatief Amsterdam,

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • a.

    ASA 2013: Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam;

  • c.

    de-minimisverordening: Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PB EU L 352 van 24.12. 2013);

  • d.

    duurzaam programma: een combinatie van met elkaar samenhangende projecten die bijdragen aan de duurzaamheidsdoelstellingen van de gemeente én die een groot bereik hebben onder bewoners en/of bedrijven;

  • e.

    duurzaam project: een initiatief dat in samenwerking tot stand komt op een concrete locatie en dat dat bijdraagt aan de duurzaamheidsdoelstellingen van de gemeente;

  • f.

    duurzaamheidsdoelstellingen van de gemeente Amsterdam: de ambities uit het coalitieakkoord t.a.v. duurzame energie, schone lucht, circulaire economie en klimaatbestendige stad en de uitwerkingen daarvan in door de gemeenteraad vastgestelde uitvoeringsplannen;

  • g.

    eigen bijdrage: activiteiten van de aanvrager die noodzakelijk zijn voor het beoogde resultaat van de subsidieaanvraag en waarvoor de aanvrager geen subsidie ontvangt;

  • h.

    onderneming: onderneming als bedoeld in artikel 2, tweede lid van de de-minimisverordening;

  • i.

    productontwikkeling: het totale proces van strategie-, organisatie- en conceptontwikkeling, productie, marketing en uitbating van een nieuw product;

  • j.

    programmakosten: de kosten die besteed worden aan de overkoepelende activiteiten van een programma en die niet rechtstreeks toegerekend kunnen worden aan de uitvoering van één van de projecten.

Artikel 1.2 Toepasselijkheid ASA 2013

De ASA 2013 is van toepassing, tenzij daarvan in deze regeling uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 1.3 Doel subsidieregeling

Deze subsidieregeling heeft als doel om een bijdrage te leveren aan de duurzaamheidsdoelstellingen van de gemeente Amsterdam door het stimuleren van de totstandkoming van duurzame projecten en programma’s.

Artikel 1.4 Europees kader bij subsidie aan woningcorporaties

In zover woningcorporaties activiteiten uitvoeren die op grond van deze subsidieregeling voor subsidie in aanmerking komen, betreffen het Diensten van Algemeen Economisch belang als bedoeld in artikel 47 van de Woningwet. Het betreft een additionele, specifieke vergoeding in aanvulling op de compensatie die is genoemd in het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015.

Hoofdstuk 2 Duurzame Projecten en Programma’s

Artikel 2.1 Subsidiabele activiteiten

Het college kan een eenmalige subsidie verlenen voor de volgende activiteiten:

  • 1.

    De voorbereiding van een duurzaam project binnen Amsterdam dat complex is, omdat een combinatie van ten minste twee van de onderstaande activiteiten noodzakelijk is:

    • a.

      onderzoeken van technische haalbaarheid;

    • b.

      onderzoeken van organisatorische haalbaarheid;

    • c.

      onderzoeken van financiële haalbaarheid;

    • d.

      onderzoeken van juridische haalbaarheid;

    • e.

      realiseren noodzakelijk draagvlak voor de uitvoering.

  • 2.

    Het voorbereiden en opzetten van een duurzaam programma.

Artikel 2.2 Subsidieplafond en verdeelsleutel

  • 1.

    Het subsidieplafond voor de in artikel 2.1, onder 1 genoemde activiteiten bedraagt € 200.000,- per kalenderjaar.

  • 2.

    Het subsidieplafond voor de in artikel 2.1, onder 2 genoemde activiteiten bedraagt € 400.000,- per kalenderjaar.

  • 3.

    Subsidieaanvragen worden in behandeling genomen op volgorde van indiening. Als tijdstip van indiening geldt daarbij het moment waarop een aanvraag volledig is.

Artikel 2.3 Subsidiabele kosten

  • 1.

    De kosten die voor subsidie voor activiteiten op grond van artikel 2.1 in aanmerking komen zijn:

    • a.

      ureninzet van werknemers en derden;

    • b.

      vergoeding van vrijwilligers en onkosten;

    • c.

      de kosten van projectgebonden materiaal.

  • 2.

    Niet in aanmerking voor subsidie op grond van artikel 2.1. komen:

    • a.

      vergoeding voor door derden geleverde diensten indien het uurtarief hoger ligt dan €125,- exclusief BTW;

    • b.

      de kosten van projectgebonden materiaal als dit meer dan 20% is van het aangevraagde bedrag;

    • c.

      programmakosten die meer zijn dan 15 % van de kosten die rechtstreeks toegerekend kunnen worden aan de projecten.

Artikel 2.4 Hoogte subsidie

  • 1.

    De maximale subsidie voor de activiteiten uit artikel 2.1, onder 1 bedraagt €15.000,-

  • 2.

    De maximale subsidie voor de activiteiten uit artikel 2.1, onder 2 bedraagt €60.000,-.

Artikel 2.5 De aanvrager

  • 1.

    Subsidie voor activiteiten zoals omschreven in artikel 2.1, onder 1 kan door een ieder worden aangevraagd.

  • 2.

    Subsidie voor activiteiten zoals omschreven in artikel 2.1, onder 2 kan uitsluitend worden aangevraagd door een volledig rechtsbevoegde rechtspersoon, met een aantoonbaar belang bij het op te zetten programma.

Artikel 2.6 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

In aanvulling op artikel 5, tweede lid, van de ASA 2013 bevat de aanvraag voor subsidie voor activiteiten uit artikel 2.1:

  • 1.

    een bewijs van instemming met de subsidieaanvraag van partijen, niet zijnde de gemeente, die in een latere fase toestemming moeten geven voor de uitvoering;

  • 2.

    voor de ondernemers en ondernemingen, niet zijnde de woningcorporatie, een volledig ingevulde verklaring de-minimissteun, waaruit volgt dat het drempelbedrag van de-minimissteun van € 200.000 niet wordt overschreden;

  • 3.

    indien subsidie wordt aangevraagd voor activiteiten zoals omschreven in artikel 2.1, onder 1 wordt in ieder geval beschreven:

    • a.

      motivatie en onderbouwing van het complexe karakter van de voorbereiding van het project;

    • b.

      de eigen bijdrage van de aanvrager;

    • c.

      de samenwerking met andere organisaties en partners;

    • d.

      indien er sprake is van een naar verwachting rendabele investering: een motivering waarom de voorbereidingskosten hierin niet meegenomen kunnen worden.

  • 4.

    indien subsidie wordt aangevraagd voor activiteiten zoals omschreven in artikel 2.1, onder 2 wordt in het activiteitenplan in ieder geval beschreven:

    • a.

      motivatie en onderbouwing van het duurzame programma;

    • b.

      het aantoonbare belang van de aanvrager bij het op te zetten programma;

    • c.

      de deelprojecten met activiteiten en planning;

    • d.

      doelgroep per deelproject;

    • e.

      doelstelling en de te behalen resultaten per deelproject;

    • f.

      omschrijving van de eigen bijdrage van de aanvrager;

    • g.

      samenwerking met andere organisaties en partners.

Artikel 2.7 Weigeringsgronden

  • 1.

    In aanvulling op artikel 9, eerste lid, van de ASA 2013 weigert het college een subsidie te verlenen voor de activiteiten genoemd artikel 2.1 als:

    • a.

      De aanvraag is ingediend na 31 december 2022;

    • b.

      de aanvrager niet één van de uitvoerders is van het duurzame initiatief;

    • c.

      met de uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd al gestart is voordat de aanvraag voor subsidie is ingediend;

    • d.

      de subsidieaanvrager niet aan de vrijstellingsvoorwaarden van de de-minimisverordening voldoet;

  • 2.

    In aanvulling op artikel 9, tweede lid, van de ASA 2013 kan het college een subsidie voor de activiteiten genoemd in artikel 2.1 geheel of gedeeltelijk weigeren als:

    • a.

      de eigen bijdrage van de aanvrager aan het project of programma naar het oordeel van het college niet noodzakelijk is voor of onvoldoende bijdraagt aan het behalen van de doelstellingen uit het activiteitenplan;

    • b.

      de subsidieaanvraag meer bedraagt dan het voor die activiteit in artikel 2.4 omschreven maximumbedrag;

    • c.

      de complexiteit van de voorbereiding onvoldoende is onderbouwd;

    • d.

      het een project betreft waarbij onvoldoende is onderbouwd waarom de voorbereidingskosten niet ondergebracht kunnen worden in de anders rendabele investering die wordt voorbereid;

    • e.

      de activiteiten naar het oordeel van het college leiden tot hogere woonlasten voor huishoudens met lage en middeninkomens;

    • f.

      de activiteiten zich naar het oordeel van het college uitsluitend of in overwegende mate richt op productontwikkeling;

    • g.

      voor dezelfde activiteiten ondersteuning verleend kan worden op basis van een andere regeling van de gemeente Amsterdam;

    • h.

      de activiteiten een overwegend commercieel belang hebben;

    • i.

      het potentiele resultaat dat met de uitvoering van de subsidie wordt beoogd naar het oordeel van het college niet in verhouding staat tot de gevraagde bijdrage.

    • j.

      het op grond van artikel 2.1 aan deze aanvrager, dit project of dit programma totale verleende subsidiebedrag, na verlening van het aangevraagde subsidiebedrag, het maximum van €100.000,- zou overschrijden.

Artikel 2.8 Aanvullende verplichtingen

Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 en 11 van de ASA 2013, zijn aan de subsidie voor activiteiten uit artikel 2.1 de volgende verplichtingen verbonden:

  • 1.

    De activiteiten worden binnen een door het college bij verlening bepaalde termijn uitgevoerd met een maximale termijn van twee jaar. Deze termijn kan door het college op verzoek worden verlengd indien het college dit uitstelverzoek, voorziet van een passende verklaring, binnen de uitvoeringstermijn ontvangt.

  • 2.

    Een woningcorporatie administreert de netto kosten, bedoeld in artikel 5 van het DAEB-vrijstellingsbesluit, die zijn verbonden met de activiteiten, op een zodanige wijze dat inzicht kan worden verkregen in de hoogte van deze kosten, zulks afgescheiden van de reguliere bedrijfsvoering, in relatie tot de voor deze activiteiten verstrekte subsidie.

  • 3.

    De subsidieontvanger draagt zorg voor de benodigde toestemmingen en vergunningen.

  • 4.

    De subsidieontvanger plaatst het initiatief tenminste op de site van Nieuw Amsterdams Klimaat en is bereid om de opgedane ervaringen, resultaten en lessen te delen met anderen.

  • 5.

    Indien het een subsidie betreft voor activiteiten uit artikel 2.1, onder 2: de subsidieontvanger levert binnen een door het college bij verlening bepaalde termijn een tussenrapportage in.

Artikel 2.9 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

In aanvulling op artikel 14, tweede lid, van de ASA bevat de aanvraag tot subsidievaststelling voor activiteiten genoemd in artikel 2.1:

  • 1.

    de betaalde facturen voor de gesubsidieerde activiteiten inclusief betaalbewijzen;

  • 2.

    een overzicht van de uren van vrijwilligers en medewerkers in loondienst indien de vergoeding van die uren onderdeel uitmaakt van de gesubsidieerde activiteiten;

  • 3.

    een digitale kopie van publicaties, onderzoeken en presentaties die in het kader van de activiteiten zijn gemaakt.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 3.1 Inwerkingtreding

Deze subsidieregeling treedt op 15 januari 2020 in werking.

Artikel 3.2 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Ruimte voor Duurzaam Initiatief Amsterdam.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van 7 januari 2020

De voorzitter

Femke Halsema

De gemeentesecretaris

Peter Teesink

Toelichting  

 

Inleiding

 

Om onze stad leefbaar te houden, heeft Amsterdam zich als doel gesteld om in 2050 een klimaatneutrale en circulaire stad te zijn. Dit betekent een stad die van kolen, olie en aardgas overgaat op schone energie. En bovendien dat afval niet meer bestaat. Alles maakt deel uit van een kringloop. Om deze doelstellingen te halen is het belangrijk dat iedereen z’n steentje bijdraagt in de verduurzaming van onze stad; de gemeente zelf, het bedrijfsleven, en de inwoners. Gelukkig zijn er al veel Amsterdammers die zich betrokken voelen bij hun stad en met duurzame projecten bijdragen aan het behoud van het leefklimaat. Speciaal voor deze initiatiefnemers hebben we de subsidieregeling Ruimte voor duurzaam initiatief in het leven geroepen. Met deze steun in de rug kan men de haalbaarheid van hun project/programma dichterbij brengen.

 

Coalitieakkoord en de uitwerkingen daarvan

De initiatieven die met deze subsidieregeling worden voorbereid of uitgevoerd vinden plaats binnen de grenzen van Amsterdam en dragen bij aan de realisatie van de duurzaamheidsdoelstellingen in het coalitieakkoord.

Het betreft ambities rond duurzame energie en energiebesparing, schone lucht, circulaire economie en klimaatadaptatie.

 

Duurzame projecten en programma’s

De subsidieregeling faciliteert duurzame initiatieven van ‘onderop’; aanvragers zijn zelf mede uitvoerder van het beoogde project of programma. De subsidie kan aangevraagd worden voor proceskosten: kosten die gemaakt moeten worden voordat een project daadwerkelijk gerealiseerd kan worden.

Het is mogelijk dat een initiatiefnemer meerdere duurzame projecten wil opzetten, die met elkaar samenhangen. Die projecten kunnen in één subsidieaanvraag onder gebracht worden.

 

 

Artikelsgewijze Toelichting

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepaling

 

De artikelen in dit hoofdstuk zijn algemeen van aard en zijn van algemene toepassing binnen deze regeling.

 

Artikel 1.1Begripsomschrijvingen

 

Duurzaam programma: De samenhang tussen de projecten komt tot uiting in een gemeenschappelijke doelstelling of ambitie rond duurzaamheid.

 

Duurzaamheidsdoelstellingen van de gemeente Amsterdam: Een overzicht van deze plannen vindt u op de duurzaamheidspagina van de gemeente: www.amsterdam.nl/duurzaam

 

Eigen bijdrage: Voorbeelden van activiteiten die aan te merken zijn als een eigen bijdrage zijn het leveren van eigen expertise, het zelf uitvoeren van een buurtonderzoek, het verkrijgen van draagvlak of de organisatie van bijeenkomsten.

 

Programmakosten: Voorbeelden van overkoepelende activiteiten: coördinatie, administratie of communicatie over het programma.

 

Artikel 1.2 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013

Deze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 (ASA 2013). Dit betekent dat een aantal aspecten niet in deze subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de ASA 2013. In de ASA 2013 staat onder meer aan welke vereisten de aanvrager moet voldoen, welke stukken ingediend moeten worden (naast de stukken die op grond van artikel 2.6 van deze regeling moeten worden meegestuurd),wat de beslistermijnen zijn voor het college en welke algemene verplichtingen voor de subsidieontvanger gelden. Voor een goed begrip van deze subsidieregeling is het nodig ook de ASA 2013 te lezen. Ook de Algemene wet bestuursrecht bevat algemene bepalingen die van toepassing zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze subsidieregeling.

De Algemene subsidieverordening Amsterdam 2013 (ASA 2013) is te vinden op www.overheid.nl.

 

Artikel 3.1 Doel subsidieregeling

De initiatieven die voor subsidie in aanmerking komen moeten duurzaamheidswinst opleveren, in lijn met de doelstellingen van de gemeente Amsterdam, op een of meer van de volgende thema’s: duurzame energie, mobiliteit, klimaatbestendige stad en circulaire economie

 

Hoofdstuk 2 Duurzame projecten en programma’s

Artikel 2.1 Subsidiabele activiteiten

Onderdeel 1

De subsidie is bedoeld voor proceskosten die gemaakt moeten worden voordat het zeker is of een project door kan gaan. Vaak is er behoefte aan juridische, technisch en/of financieel advies. Soms moet ook het draagvlak vergroot worden of de samenwerking tussen partijen versterkt worden om tot uitvoering over te gaan. Om voor subsidie in aanmerking te komen moet worden onderbouwd dat de voorbereiding complex is, omdat tenminste twee vraagstukken tegelijkertijd spelen. De subsidie mag niet worden besteed aan algemene activiteiten die samenhangen met de bedrijfsvoering van de aanvrager.

Onderdeel 2

Deze subsidie is voor activiteiten die nodig zijn voor het voorbereiden en opzetten van een duurzaam programma. Het duurzame programma bestaat uit meerdere samenhangende projecten die bijdragen aan de duurzaamheidsdoelstellingen van de gemeente én die een groot bereik hebben onder bewoners en/of bedrijven. Meestal vindt een programma in één gebied plaats. De bijdrage aan de duurzaamheidsdoelstellingen dient zo concreet mogelijk onderbouwd te worden.

Binnen een programma moeten veel Amsterdammers (bewoners en/of bedrijven) bereikt en geactiveerd worden. Daarmee wordt het draagvlak binnen de stad voor duurzaamheid vergroot.

 

Artikel 2.2 Subsidieplafond en verdeelsleutel

 

 

Het subsidieplafond over de periode 2020 – 2022 is in totaal € 1.800.000,--

Dit is als volgt verdeeld:

  • voor duurzame projecten: jaarlijks € 200.000,-

  • voor duurzame programma’s: jaarlijks € 400.000,-

Eventuele onbenutte ruimte van een subsidieplafond uit 2020 en 2021 wordt toegevoegd aan het subsidieplafond van het jaar daarna.

U kunt het gehele jaar aanvragen indienen, tenzij het subsidieplafond bereikt is. U kunt dan wel na de daaropvolgende verhoging opnieuw een aanvraag indienen. Ongeacht de status van het plafond worden aanvragen die na 31 december 2022 zijn verzonden als gevolg van de weigeringsgrond in artikel 2.7, onderdeel 1a geweigerd.

 

Artikel 2.3 Subsidiabele kosten

Alleen kosten die noodzakelijk zijn komen in aanmerking. Dit betekent dat er wordt getoetst of de kosten wel redelijk zijn: als een hoge kostenpost in de begroting is opgenomen voor bijvoorbeeld externe advieskosten, maar deze post is niet gespecificeerd of een objectieve onderbouwing ontbreekt waarom de kosten nodig zijn voor het doel van de subsidie, dan kunnen de kosten afgewezen worden. Het is dus aan de aanvrager om steeds aannemelijk te maken dat de opgevoerde kosten noodzakelijk zijn voor het doel van de subsidie als bedoeld in artikel 1.3.

 

Eerste lid

Onderdeel a - ureninzet van werknemers en derden;

De aanvrager kan subsidie vragen voor vergoeding van de ureninzet van werknemers en/of deskundigen inhuren om de haalbaarheid van een project te onderzoeken. Denk daarbij aan een financieel, juridisch, technisch of andere expert waarvan het advies noodzakelijk is om te kunnen starten met het project. Als een individu (natuurlijk persoon) subsidie aanvraagt kan dit dus niet ingezet worden als vergoeding van de eigen ureninzet. Hiermee willen we voorkomen dat mensen met behulp van subsidie hun eigen werk creëren.

Onderdeel b - vergoeding van vrijwilligers en onkosten

De aanvrager kan subsidie aanvragen voor een vrijwilligersvergoeding voor mensen met een uitkering, of voor onkosten die vrijwilligers moeten maken, zoals reiskosten. Hiervoor gelden de tarieven zoals vastgesteld door de Belastingdienst. Zie: https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/belastingdienst/prive/werk_en_inkomen/werken/werken-als-vrijwilliger/vergoeding_voor_inzet_en_voor_kosten

Onderdeel c - de kosten van projectgebonden materiaal.

Voorbeelden zijn gereedschap, meetapparatuur en/of constructiemateriaal die nodig zijn om de haalbaarheid te toetsen. Ook communicatiemateriaal (bijvoorbeeld t.b.v. draagvlakverwerving) is subsidiabel. Kantoorartikelen en kosten huisvesting vallen hier niet onder. Ook investeringen in hardware als onderdeel van de realisatie zijn niet subsidiabel.

 

Tweede lid

Onderdeel a - vergoeding voor door derden geleverde diensten indien het uurtarief hoger ligt dan €125,- exclusief BTW

Dit maximumtarief is gelijkgesteld met het maximum dat geldt voor externe inhuur binnen de gemeente Amsterdam, zoals vastgelegd in het Raadsbesluit initiatiefvoorstel “beperking topsalaris externe inhuur” van 22 april 2015 (2015,233).

Onderdeel b - de kosten van projectgebonden materiaal als dit meer dan 20% is van het aangevraagde bedrag;

Omdat de middelen zijn bedoeld voor activiteiten die vooraf gaan aan de uitvoering van een of meerdere duurzame initiatieven, is het percentage van het bedrag dat voor de proef(installatie) mag worden ingezet gemaximeerd op 20% van de begroting.

Onderdeel c - programmakosten die meer zijn dan 15 % van het aangevraagde bedrag, exclusief de programmakosten.

Voor het bepalen van de maximale hoogte van het subsidiebedrag worden de kosten bij elkaar opgeteld die rechtstreeks aan de projecten worden besteed. Stel dat de opgetelde kosten voor de projecten € 30.000,-- bedraagt, dan is de hoogte van het subsidiebedrag voor de programmakosten maximaal € 4500,-- .

 

Artikel 2.5 De aanvrager

 

Tweede lid

 

Onder de rechtspersonen die kunnen aanvragen vallen bijvoorbeeld de stichting, de coöperatie of de vereniging. Het aantoonbare belang kan de vastgestelde, maatschappelijke doelstelling van de aanvrager zijn. Het belang kan ook de binding zijn van de aanvrager met het gebied of de buurt waar de activiteiten plaatsvinden. Bijvoorbeeld als de aanvrager gevestigd is in het gebied en ook al eerder buurtgerichte activiteiten heeft uitgevoerd.

 

Artikel 2.6 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

Onderdeel 1 – bewijs van instemming

Soms is voor de daadwerkelijke uitvoering van een project toestemming nodig van een direct betrokkene zoals een vastgoedeigenaar. Denk aan een complex waar energiemaatregelen genomen gaan worden of de aanpak van een gedeelde (binnen)tuin. Om vanaf het begin af aan te werken aan het benodigde draagvlak is het verplicht om met deze partijen af te stemmen over de subsidieaanvraag. Zij moeten dit ondersteunen. Een bewijs hiervan kan een kopie van een mailwisseling zijn.

Onderdeel 2 – de-minimisverklaring

Op grond van de reguliere De-minimisverordening kunnen decentrale overheden ondernemingen over een periode van drie belastingjaren tot € 200.000,- (het huidige belastingjaar en de twee voorafgaande) steunen zonder dat dit staatssteun oplevert. Deze steun is zó minimaal (de-minimissteun) dat het weinig tot geen impact heeft op de interne markt. Om de-minimissteun te mogen ontvangen, moet de ontvanger een de-minimisverklaring overleggen. In een de-minimisverklaring geeft de gesteunde onderneming de de-minimissteun weer die in de voorgaande twee belastingjaren is ontvangen.

Onderdeel 3 – project specifieke gegevens

Subonderdeel b: De subsidie dekt niet álle activiteiten die nodig zijn om een project of een programma van de grond te krijgen. Het is geen volledige subsidiering. We dagen de aanvrager uit om zelf activiteiten uit te voeren waardoor het succes vergroot kan worden. Waar ligt de kracht van de aanvrager? Voorbeelden van activiteiten: het zelf uitvoeren van een buurtonderzoek, het verkrijgen van draagvlak het actief delen en verdiepen van kennis, of de organisatie van bijeenkomsten. Deze activiteiten maken deel uit van het activiteitenplan.

Subonderdeel c: De samenwerking komt tot uiting in de rolverdeling en de afspraken die hierover gemaakt zijn.

Subonderdeel d: Bij een rendabele investering kunnen onderzoekskosten meegenomen worden en is er dus geen subsidie nodig. Maar er kunnen specifieke omstandigheden zijn (bijvoorbeeld bij innovatie) dat rechtvaardigt. De aanvrager moet motiveren waarom dit het geval is.

Onderdeel 4 – programma specifieke gegevens

De subsidie dekt niet álle activiteiten die nodig zijn om een project of een programma van de grond te krijgen. Het is geen volledige subsidiering. We dagen de aanvrager uit om zelf activiteiten uit te voeren waardoor het succes vergroot kan worden. Waar ligt de kracht van de aanvrager? Voorbeelden van activiteiten: het zelf uitvoeren van een buurtonderzoek, het verkrijgen van draagvlak het actief delen en verdiepen van kennis, of de organisatie van bijeenkomsten. Deze activiteiten maken deel uit van het activiteitenplan.

 

Artikel 2.7 Weigeringsgronden

Onderdeel 1

Subonderdeel b: De actieve betrokkenheid van de aanvrager bij de voorbereiding maakt de kans groter dat het project dat is voorbereid ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd. Idealiter is de aanvrager de ‘probleemeigenaar’ van het probleem waarvoor een oplossing wordt gezocht. Bijvoorbeeld de (mede)eigenaar of gebruiker van de gebouwen / de buitenruimte / de afvalstromen die onderwerp van de aanvraag zijn.

Subonderdeel c: Subsidie wordt niet verleend voor activiteiten die zijn gestart voordat een aanvraag is ingediend. Een aanvrager kan, voor eigen risico, wel starten met activiteiten als een aanvraag nog in behandeling is.

Subonderdeel d: Uitleg over de-minimissteun staat in de toelichting van artikel 2.6, onder 2 van deze subsidieregeling.

Onderdeel 2

Subonderdeel a: De activiteiten die de aanvrager zelf uitvoert moeten apart benoemd worden. Als het project ook zonder deze bijdrage uitgevoerd kan worden is de eigen bijdrage van de aanvrager onvoldoende.

Subonderdeel c: Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als er al een vergelijkbaar project heeft plaatsgevonden zonder dat er haalbaarheidsonderzoeken nodig waren of dat er (technische) oplossingen toepasbaar zijn die naar het oordeel van het college even goed zijn als de oplossingen die de aanvrager wil onderzoeken.

Subonderdeel d: Zie hiervoor artikel 2.6, onder 4 a t/m g.

Subonderdeel e: Indien relevant moet een duurzaam initiatief inzetten op resultaten die in lijn zijn met het principe van klimaatrechtvaardigheid. In het coalitieakkoord ‘Een nieuwe lente, een nieuw geluid’ staat hierover: “Ongelijkheid mag door de energie transitie niet vergroot worden. Uitgangspunt is dat de woonlasten voor huishoudens met lage en middeninkomens niet stijgen als gevolg van de kosten van de energietransitie

Subonderdeel f: Productontwikkeling (bijvoorbeeld een app, een lespakket, een innovatief PV paneel, of een duurzaam vervoermiddel) is geen doel van deze regeling.

Subonderdeel g: Wanneer de activiteiten uit het project ook gedekt kunnen worden door een andere Amsterdamse regeling zal de aanvraag bij deze regeling geweigerd worden. Onder een dergelijke regeling vallen ook de diensten die de gemeente aanbiedt aan verschillende doelgroepen zoals VvE’s.

Subonderdeel h: De subsidie kan niet ingezet worden voor ten bate van het primaire bedrijfsproces van een onderneming.

Subonderdeel i: Het aangevraagde subsidiebedrag moet redelijk in verhouding staan tot het resultaat dat hiermee bereikt kan worden.

Subonderdeel j: Een aanvrager kan meerdere keren subsidie aanvragen, voor verschillende projecten, al dan niet ondergebracht in één programma. Een aanvrager kan in totaal niet meer dan € 100.000 aanvragen. Voor een programma of een project kan in totaal ook niet meer dan € 100.000 aangevraagd worden.

 

Artikel 2.8Aanvullende verplichtingen

Onderdeel 1: Afhankelijk van de opgevoerde planning in de aanvraag wordt een bepaalde realisatietermijn vastgesteld in de beschikking.

Onderdeel 3: Bij toestemming kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de toestemming van een gebouweigenaar voor duurzame maatregelen in of op het gebouw. Maar ook vergunningen van de gemeente en andere overheden maken hier onderdeel van uit.

Onderdeel 4: Nieuw Amsterdams Klimaat is het platform dat Amsterdammers inspireert en helpt met energiebesparing en schone energie. De bezoeker vindt er onder meer veel voorbeelden van duurzame projecten van Amsterdamse bewoners en bedrijven. Sommige zijn al voltooid, andere zijn nog in de beginfase. De initiatiefnemers delen hun kennis en ervaringen. Initiatiefnemers die eenzelfde soort project overwegen kunnen er zo achter komen dat dit specifieke project plaatsvindt en contact opnemen met de aanvrager. De website van het Nieuw Amsterdams Klimaat: www.nieuwamsterdamsklimaat.nl

Onderdeel 5: De voorbereiding en het opzetten van een programma met meerdere projecten kan soms complex zijn. Door middel van een tussenrapportage wordt contact onderhouden met de gemeente over de voortgang en kunnen aanvullende afspraken gemaakt worden over het (tijds)verloop en het inzetten van de beschikbare middelen.

 

Artikel 2.9 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

Bij het doen van een verzoek tot vaststelling van de subsidie zal de aanvrager de in dit artikel en de in artikel 14 van de ASA 2013 opgenomen documenten moeten overleggen.

Onderdeel 1: betaalde facturen worden gevraagd, omdat het college daaruit redelijkerwijs moet kunnen afleiden dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd. Gevraagd wordt in feite om kopieën van de facturen. Het gevraagde betaalbewijs kan bijvoorbeeld bestaan uit een bankrekeningafschrift van de betaling.