Organisatie | Heemstede |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel Bibob Heemstede 2020 |
Citeertitel | Beleidsregel Bibob Heemstede 2020 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Toelichting behorende bij Beleidsregel |
Deze beleidsregel is vastgesteld door zowel college als burgemeester, ieder voor zover hun bevoegdheid strekt.
Artikel 3 treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 1 januari 2020 en de overige artikelen treden vanaf 1 februari 2020 in werking.
Niet van toepassing
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-01-2020 | 01-01-2020 | Nieuwe regeling | 07-01-2020 | 716694 |
De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heemstede, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;
Overwegende, dat de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;
• het bepaalde in de Wet Bibob;
• artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning, de subsidieontvanger, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan of wordt aangegaan, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsprocedure, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of wordt gegund, de onderaannemer;
eigen onderzoek: het onderzoek door het bestuursorgaan of, en zo ja, in hoeverre er sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 3, artikel 4 en artikel 9 van de wet en de beoordeling of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Bureau aan te vragen;
Artikel 2 Toepassing beleidsregel
beslist het bestuursorgaan of zij de wet daarop van toepassing wil laten zijn.
Hoofdstuk 2 Publiekrechtelijke beschikkingen
Artikel 3 Toepassingsbereik bij aanvragen om beschikkingen
Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregel daarover is bepaald, een Bibob-toets uitvoeren met betrekking tot aanvragen om (wijziging van) beschikkingen als vermeld in:
artikel 3 van de Drank- en Horecawet (drank- en horecawetvergunning), indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming alleen indien deze wijziging samen gaat met een wijziging van de persoon die zeggenschap over het bedrijf heeft. Uitvoering vindt niet standaard plaats in het geval het een horecabedrijf betreft, als bedoeld in artikel 4 van de Drank- en horecawet (para-commerciële horeca inrichting);
artikel 30b van de Wet op de kansspelen (vergunning speelhallen / vergunning aanwezigheid kansspelautomaten), voor zover deze vergunning betrekking heeft op inrichtingen als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet op de kansspelen. Indien sprake is van de vestiging van een nieuw bedrijf, verlenging van een vergunning, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van de aandelen van een bestand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming alleen indien deze wijziging samen gaat met een wijziging van de persoon of de personen met zeggenschap over het bedrijf;
artikel 3:4 van de APV (vergunning seksinrichting of escortbedrijf), indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, verlenging van een vergunning, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming alleen indien deze wijziging samen gaat met een wijziging van de persoon of de personen met zeggenschap over het bedrijf;
artikel 2:39 van de APV (vergunning speelgelegenheid / vergunning speelautomatenhal), indien sprake is van de vestiging van een nieuw bedrijf, verlenging van een vergunning, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming alleen indien deze wijziging samen gaat met een wijziging van de persoon of de personen met zeggenschap over het bedrijf.
aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.
Artikel 4 Bibob-toets naar aanleiding van informatie van partners
De uitvoering van de Bibob-toets kan bij onderstaande aanvragen voor een beschikking plaatsvinden, indien sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie van één of meerdere partners zoals toezichthouders, politie, Belastingdienst, het RIEC of het OM, die een aanleiding vormen om te vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de wet:
de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i, van de Wabo, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van de Wabo is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de wet kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieutoets);
de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i, van de Wabo, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van de Wabo is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de wet kan worden geweigerd (omgevingsvergunning milieutoets);
Artikel 5 Bibob-toets bij risico-indicatoren
Uitvoering van de Bibob-toets vindt bij onderstaande aanvragen voor een beschikking plaats als zij vallen onder de daartoe aangewezen branche en/of gebied en de daarbij geldende risico-indicatoren.
Artikel 5.1 Toepassingsbereik bij seksinrichtingen en escortbedrijven
Het bestuursorgaan voert een Bibob-toets uit voor de aangevraagde beschikking, als genoemd in artikel 3:4 van de APV, indien sprake is van de vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf, een nieuw bestuur van een bestaand bedrijf of wijziging van rechtsvorm van de onderneming, én de aanvrager de vier voorgaande jaren niet is getoetst aan de wet.
aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.
Artikel 5.2 Omgevingsvergunning bouwactiviteit
In geval van een aanvraag voor een beschikking als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo (omgevingsvergunning bouwactiviteit) kan het bestuursorgaan in beginsel uitvoering geven aan een Bibob-toets indien één of meer van de volgende criteria op de aanvraag van toepassing is:
Op grond van nieuwe ontwikkelingen kunnen deze risicocategorieën worden aangepast.
indien vragen ontstaan of bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of met hem in verband te brengen personen zoals onder meer de personen die direct of indirect leiding geven en/of direct of indirect zeggenschap uitoefenen en/of direct of indirect vermogen verschaffen aan de betreffende activiteiten en/of ondernemingen of dat in het verleden hebben gedaan en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering. Het bestuursorgaan kan in dit verband in ieder geval actief navraag doen binnen haar organisatie of de hierboven vermelde partners.
Artikel 5.3 Omgevingsvergunning milieu
voor een beschikking als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wabo (omgevingsvergunning inrichting Wet milieubeheer) en die behoort tot de afval- en/of vuurwerkbranche, of
voor een beschikking als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i, van de Wabo, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van de Wabo is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de wet kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieutoets),
kan het bestuursorgaan in beginsel uitvoering geven aan een Bibob-toets bij de aanvraag als:
er aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.
Artikel 6 Toepassingsbereik bij aanvragen om overige beschikkingen
Het bestuursorgaan kan uitsluitend een Bibob-toets uitvoeren met betrekking tot een aanvraag om beschikking, anders dan genoemd in artikel 3 en 5.1 tot en met 5.3, wanneer er op grond van:
aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.
Artikel 7 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen
Het bestuursorgaan kan de wet in beginsel toepassen met betrekking tot reeds verleende beschikkingen indien:
Vanuit ambtelijke informatie, informatie verkregen van het Bureau, informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC of vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet, er aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.
Bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets een ernstig gevaar is geconstateerd en aan betrokkene in Heemstede een soortgelijke beschikking is verstrekt. In geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het RIEC al eerder een soortgelijke beschikking is verleend, kan het bestuursorgaan het RIEC verzoeken om de Bibob-toets te coördineren.
Artikel 8 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen
Het bestuursorgaan past de wet eens in de vijf jaar actief toe met betrekking tot reeds verleende beschikkingen indien:
Bekend wordt dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en aan betrokkene een soortgelijke beschikking is verstrekt. In geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het RIEC eerder al een soortelijke beschikking is verleend, kan het bestuursorgaan het RIEC om coördinatie in de Bibob-toets verzoeken.
Hoofdstuk 3 Privaatrechtelijke transacties
Artikel 9 Toepassingsbereik bij aanbestedingen van overheidsopdrachten
er aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat er sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.
Het bestuursorgaan kan in iedere fase van een aanbesteding ter zake van een overheidsopdracht als bedoeld in het eerste lid een Bibob-toets uitvoeren. Aan een Bibob-toets kunnen worden onderworpen zowel degene(n) die deelnemen aan de aanbesteding, dan wel aan wie het bestuursorgaan voornemens is de betreffende overheidsopdracht te gunnen.
Het bestuursorgaan kan ook na definitieve gunning van een overheidsopdracht als bedoeld in het eerste lid besluiten een Bibob-toets uit te voeren. Daartoe kan in de betreffende aanbestede (concept)overeenkomst(en) een voorbehoud worden opgenomen. Deze heeft als strekking dat de overeenkomst kan worden ontbonden door het bestuursorgaan indien (alsnog) feiten of omstandigheden in relatie tot het bedrijf op de persoon van de opdrachtgever bekend zijn geworden die, als deze bekend waren geweest vóór het tot stand komen van de overeenkomst, aanleiding zouden zijn geweest om de opdrachtnemer uit te sluiten van verdere deelname aan de aanbesteding. De rechtspersoon met een overheidstaak kan in het hiervoor bedoelde geval besluiten niet tot ontbinding over te gaan indien zij van oordeel is dat uit de Bibob-toets gebleken mate van gevaar in voldoende mate valt te reduceren door het stellen van (nadere) uitvoeringsvoorwaarden.
Artikel 10 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties
er aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.
Van een Bibob-toets kan worden afgezien, in geval de aanvraag afkomstig is van respectievelijk een vastgoedtransactie betreft met:
door het college bij (specifiek) besluit aangewezen betrokkenen.
In beginsel geldt een toetsing aan de wet als een uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Het bestuursorgaan moet hierbij de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen, waardoor het bestuursorgaan eerst gebruik moet maken van de eigen instrumenten.
Indien op grond van deze beleidsregel een Bibob-toets wordt uitgevoerd, dient betrokkene de Bibob-vragenformulieren in te vullen en in te leveren bij het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak. Daarbij dienen ook de documenten te worden gevoegd die in de vragenformulieren zijn vermeld en/of bij de uitreiking van de formulieren door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd. Daarnaast bevatten de vragenformulieren in elk geval de in artikel 30, tweede lid, van de wet genoemde vragen en eventuele aanvullende vragen die het bestuursorgaan zo goed mogelijk in staat stellen een eigen onderzoek te kunnen verrichten. Indien de aanvraag betrekking heeft op een nieuwe beschikking, maken de Bibob-vragenformulieren onderdeel uit van die aanvraag.
Alvorens het eigen onderzoek naar het zich voordoen van intrekkings- of weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet wordt gestart, wordt een aanvraag eerst beoordeeld op grond van de bepalingen van de Awb en de reguliere intrekkings- of weigeringsgronden vanuit de onderliggende regelgeving van de desbetreffende vergunning. Het daarop aansluitende eigen onderzoek naar het zich voordoen van de intrekkings- of weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet kan bestaan uit 2 fases.
Bij de uitvoering van het eigen onderzoek kan de informatiepositie van het bestuursorgaan versterkt worden vanuit het RIEC. Ook kan het bestuursorgaan desgewenst gebruik maken van de expertise van het RIEC.
Fase 2: een adviesaanvraag bij het Bureau
Aanvullend op de controle en analyse van de (extra) verstrekte informatie als hiervoor genoemd, kan een advies bij het Bureau worden gevraagd indien:
Na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden van betrokkene en/of daarmee in verband te brengen derden, waaronder onder andere de financier van de betreffende activiteiten en/of onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd of de partner van de betrokkene;
Een toetsing aan de wet met behulp van een advies van het Bureau geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Het is in het kader van de vergewisplicht aan het bestuursorgaan om te bepalen of het advies voldoende ondersteuning biedt voor het uiteindelijk te nemen besluit.
Artikel 13 Niet (volledig) invullen Bibob-vragenformulieren en termijnen
Het bestuursorgaan dient na ontvangst van de aanvraag zo spoedig mogelijk te beoordelen of de aanvraag compleet is. De aanvraag is pas compleet wanneer de aanvrager tevens het Bibob-formulier en aanvullende bescheiden heeft ingediend. Wanneer de aanvraag onvolledig is, laat het bestuursorgaan de aanvrager weten welke bescheiden ontbreken. Wanneer het Bibob-vragenformulier binnen het gestelde termijn om de aanvraag te completeren niet volledig wordt ingevuld, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling gesteld. Een weigering om gevraagde extra informatie aan te leveren dan wel onvolledig aan te leveren leidt tot het buiten behandeling stellen van de nieuwe aanvraag dan wel de mogelijkheid tot het intrekken van de reeds verstrekte vergunning. Bij volharding wordt de weigering beschouwd als een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 4 en 3 van de wet.
In geval een van het Bureau ontvangen adviesverzoek leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren dan wel een eerder verleende beschikking in te trekken, een aanbesteding niet te gunnen dan wel de overeenkomst te ontbinden of geen vastgoedtransactie aan te gaan dan wel deze te beëindigen, wordt aan betrokkene een kopie van het adviesrapport ter hand gesteld. Betrokkene wordt daarbij door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet.
Artikel 15 Adviestermijn bij een beschikking
Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt bij het Bureau, wordt op grond van artikel 31 van de wet, de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Bureau in behandeling wordt genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, als genoemd in artikel 15, eerste lid, van de wet.
Het bestuursorgaan/de rechtspersoon met een overheidstaak gaat over tot een negatief besluit op de aanvraag op de beschikking of de intrekking van een beschikking, dan wel het niet aangaan van een vastgoedtransactie of het beëindigen van een overeenkomst indien uit het eigen onderzoek en/of een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet. Daarbij kan in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, het geconstateerde ernstige gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2012.
Indien het bestuursorgaan voornemens is negatief te beschikken op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht of het aangaan van een vastgoedtransactie wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zienswijzen in te brengen. Het voorgaande is ook van toepassing indien het bestuursorgaan voornemens is de beschikking in te trekken dan wel de overeenkomst te beëindigen.
Het bestuursorgaan kan bij een mindere mate van gevaar (dat de aangevraagde vergunning wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten en witwaspraktijken) voorschriften verbinden. Deze voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar. Het bestuursorgaan kan bij een mindere mate van gevaar extra voorwaarden opnemen in de overeenkomst die zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar.