Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Langedijk

Regeling met betrekking tot de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLangedijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRegeling met betrekking tot de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen
CiteertitelRegeling gemeentelijke belastingen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpFinanciën en economie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene wet inzake rijksbelastingen, art. 14, lid 1
  2. Algemene wet inzake rijksbelastingen, art. 6, lid 1
  3. Algemene wet inzake rijksbelastingen, art. 6, lid 3
  4. Gemeentewet, art. 231, lid 2
  5. Gemeentewet, art. 231, lid 3
  6. Invorderingswet 1990, art. 29
  7. Invorderingswet 1990, art. 31
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-04-1998nieuwe regeling

24-02-1998

1998, 98 Gemeenteblad

C24021998GB98

Tekst van de regeling

Intitulé

Regeling met betrekking tot de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen

Het college van burgemeester en wethouders van Langedijk;

gelet op de artikelen 6, derde lid, eerste lid en 14, eerste lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de artikelen 29 en 31 van de Invorderingswet 1990 in verbinding met artikel 231, tweede lid, onderdeel a, en derde lid lid van de Gemeentewet en betreffende bepalingen van de belastingverordeningen;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende:

Regeling met betrekking tot de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen.

 

Artikel 1 Reikwijdte van de regeling

De in deze regeling opgenomen regels gelden bij de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen op grond van de onderscheiden belastingverordeningen voorover deze regels in artikel 4 voor de betreffende belasting van toepassing is verklaard.

Artikel 2 Aangifte

1. De belastingaangifte die niet binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar is uitgenodigd tot het doen van aangifte of aan wie niet binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen een maand na afloop van die zes maanden bij de in artikel 231 tweede lid onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar een schriftelijk verzoek in te dienen om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.

2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar ontstaat dan wel het aantal honden dat door de belastingplichtige wordt gehouden wijziging ondergaat, moet de belastingplichtige binnen veertien dagen na het tijdstip waarop de belastingplicht is ontstaan of de wijziging van het aantal honden heeft plaatsgevonden, bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar schriftelijk verzoeken om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.

Artikel 3 Rente

1. Het percentage van de invorderingsrente volgt het percentage dat op grond van artikel 29 van de Invorderingswet 1990 voor het betreffende kalenderkwartaal voor de rijksbelastingen is vastgesteld.

2. Bij de invordering van de gemeentelijke belastingen vindt de ministeriële regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990 overeenkomstige toepassing.

Artikel 4 Gelding voor gemeentelijke belastingen

Met betrekking tot:

a. de onroerende-zaakbelastingen vinden artikelen 2, eerste lid, en 3 toepassing;

b. de hondenbelasting vinden de artikelen 2 en 3 toepassing;

c. de rioolrechten vinden de artikelen 2, eerste lid, en 3 toepassing;

d. de afvalstoffenheffing en reinigingsrechten vindt artikel 3 toepassing;

e. de lijkbezorgingsrechten vindt artikel 3 toepassing;

f. het staangeld vindt artikel 3 toepassing.

Artikel 5 Inwerkingtreding en citeertitel

 

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 24 februari 1998.

De secretaris, De Burgemeester,

E Gijtenbeek J.J. Bulte