Organisatie | Culemborg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Instellingsbesluit van de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Culemborg, West Betuwe en Tiel houdende regels omtrent gemeenschappelijke regeling (Gemeenschappelijke Regeling Bedrijfsvoeringsorganisatie West Betuwe) |
Citeertitel | Gemeenschappelijke Regeling Bedrijfsvoeringsorganisatie West Betuwe |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Het historisch overzicht van deze regeling is niet compleet.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-01-2020 | aanhef, hoofdstuk 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, artikel 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23. 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32 | 18-12-2019 | |||
28-02-2018 | 01-03-2017 | 10-01-2020 | nieuwe regeling | 14-02-2018 |
Hoofdstuk I: Algemene bepalingen
De colleges van de gemeenten Culemborg, West Betuwe en Tiel,
gezien het besluit van de onderscheiden gemeenteraden waarbij toestemming is verleend voor het aangaan van deze regeling;
gelet op de bepalingen van de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Gemeentewet;
de volgende ‘Gemeenschappelijke Regeling Bedrijfsvoeringsorganisatie West Betuwe’ aan te gaan:
Als de deelnemers er mee instemmen, verricht de bedrijfsvoeringsorganisatie op verzoek van publiekrechtelijke rechtspersonen buiten het samenwerkingsgebied van de bedrijfsvoeringsorganisatie maar gelegen binnen Rivierenland één of meer van de in lid 1 genoemde taken. Hiertoe worden afzonderlijke overeenkomsten gesloten voor de duur van één of meer tijdvakken van 5 jaar.
Ten behoeve van een deelnemer aan deze regeling kunnen, op verzoek van die deelnemer, één of meerdere taken, genoemd in artikel 4, eerste lid, onderdeel d, e en f, als gevolg van een mogelijke ambtelijke fusie of herindeling met andere gemeenten dan die van de deelnemers, niet worden uitgevoerd. In deze regeling wordt opgenomen voor welke deelnemer en voor welke taak dit geldt.
Artikel 8 – Voorzitter en plaatsvervangend voorzitter
Het bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter en plaatsvervangend voorzitter aan.
Een lid van het bestuur neemt niet deel aan de stemming over een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken. Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.
Hoofdstuk III: Eigenaar- en opdrachtgever/opdrachtnemerschap
Het bestuur zendt voor 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders toe aan de raden van de deelnemers. Deze kaders bevatten in ieder geval een indicatie van de gemeentelijke bijdrage, de beleidsvoornemens en de prijscompensatie voor het begrotingsjaar.
Het bestuur zendt de ontwerpbegroting minimaal acht weken voordat deze ter vaststelling aan het bestuur wordt aangeboden, toe aan de raden van de deelnemers. De raden van de deelnemers worden in de gelegenheid gesteld bij het bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren te brengen. Het bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het bestuur wordt aangeboden.
In de begroting staat welke bijdrage elke deelnemer verschuldigd is ter dekking van alle kosten van de bedrijfsvoeringsorganisatie. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de deelnemers er steeds voor zorgen dat de bedrijfsvoeringsorganisatie altijd over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen
Hoofdstuk VIII: Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing
Het bestuur stelt, nadat hij de bestuursorganen van de deelnemers om zienswijzen heeft gevraagd, een liquidatieplan vast en regelt de vereffening van het vermogen. Het liquidatieplan voorziet in ieder geval in de verplichting van de deelnemers alle rechten en verplichtingen van de bedrijfsvoeringorganisatie over de deelnemers te verdelen op een in het plan te bepalen wijze.
Hoofdstuk IX: Overgangs- en slotbepalingen
De regeling kan worden aangehaald als “Gemeenschappelijke Regeling Bedrijfsvoeringsorganisatie West Betuwe”.
Het college van de gemeente Culemborg, datum:
Het college van de gemeente West Betuwe, datum:
J.C. Steurrijs mevrouw dr. M.W.M. de Vries
Het college van de gemeente Tiel, datum:
Bij het opstellen van het concept van de gemeenschappelijke regeling zijn de kaders van de Wet gemeenschappelijke regelingen, zoals die luidt per 1-1-2015, als uitgangspunt genomen. Bepalingen in de regeling die een relatie hebben met dit wettelijk kader worden dan ook in het hierna volgende niet nader toegelicht. Daarnaast worden bepalingen die, gelet op hun inhoud, geen toelichting behoeven ook niet nader toegelicht.
In dit artikel is een definitie van Rivierenland opgenomen. In combinatie met het bepaalde in artikel 4, derde lid, wordt het verrichten van diensten aan andere publiekrechtelijke rechtspersonen (afnemers) geografisch begrensd.
In lid 1 wordt geformuleerd dat de regeling wordt getroffen voor de behartiging van de belangen van de deelnemers. In eerste instantie zijn dit de gemeenten Culemborg, West Betuwe en Tiel.
Het derde lid maakt het mogelijk dat de gemeenschappelijke regeling zelf deel kan nemen in een andere gemeenschappelijke regeling.
Het vierde lid maakt het mogelijk dat de gemeenschappelijke regeling zelf kan deelnemen in een privaatrechtelijke rechtspersoon. Deze bepaling wordt opgenomen met het oog op de mogelijkheid om het beheer van het vastgoed van Culemborg, West Betuwe en Tiel onder te brengen in een aparte stichting. Artikel 31a WGR bepaalt dat zo’n besluit tot oprichting alleen genomen kan worden, nadat de raden over het ontwerpbesluit wensen en bedenkingen kenbaar hebben kunnen maken.
De taken in lid 1 zijn abstract en zoveel mogelijk eenduidig geformuleerd. In de nabije toekomst kunnen nieuwe taken worden toegevoegd Deze zijn alvast opgenomen maar kunnen pas nadat de gemeenteraden hun goedkeuring hebben verleend, daadwerkelijk als taak worden uitgevoerd. In artikel 30 is daarom voorzien in een uitgestelde inwerkingtreding voor de taken Vastgoedmanagement, Juridische zaken en Facilitaire zaken.
Omdat BWB een uitvoeringsorganisatie is kunnen niet alle taken in volle omvang worden overgedragen. Het vaststellen van regelgeving is beperkt tot het vaststellen van regelgeving voor BWB zelf. Dit geldt ook voor beleid. Het voorbereiden en uitvoeren van beleid en regelgeving behoort wel tot de taak van BWB. Het uitvoeren van feitelijke handelingen (advisering en beheertaken) ligt ook bij BWB.
Het artikel voorziet niet in de mogelijkheid om delen van taken af te nemen. Uit het oogpunt van efficiency is dat niet wenselijk. Voor de deelnemers geldt dus het uitgangspunt ‘alles of niets’ ten aanzien van de taken die zij afnemen. Dat geldt dus ook bij de toevoeging van de nieuwe taken (artikel 4 lid 1 sub d t/m f.)
Lid 3 voorziet in de mogelijkheid om ook voor andere publiekrechtelijke rechts-personen (afnemers) binnen Rivierenland werkzaamheden te verrichten. Een dienstverleningsovereenkomst wordt voor een minimale periode van 5 jaar aangegaan en moet qua omvang de mogelijkheid tot inbesteding van de deelnemers, niet in gevaar brengen. Daarnaast moet rekening worden gehouden met btw-verplichtingen, de vennootschapsbelasting, het aanbestedingsrecht (de afnemer is aanbestedingsplichtig) en de mededingingsregels (Wet Markt en Overheid).
Artikel 5 Verdeling van bevoegdheden
Het gaat om een regeling van de colleges gezamenlijk. BWB wordt een organisatie die, net als de Omgevingsdienst Rivierenland, in mandaat werkt voor de deelnemers. Die deelnemers moeten de bedrijfsvoeringsorganisatie wel van toereikende mandaten e.d. voorzien om de opgelegde taken adequaat te kunnen vervullen.
Artikel 6 Samenstelling van het bestuur
De drie colleges wijzen allen uit hun midden één bestuurder aan, die zitting neemt in het bestuur van BWB. De colleges bepalen zelf welke bestuurder zitting neemt in het bestuur. Daarbij wordt er, voor zover mogelijk, rekening mee gehouden dat in het organisatieplan BWB, duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende rollen die de bestuurders van de drie gemeenten hebben. Enerzijds is het college eigenaar van BWB en anderzijds is het college opdrachtgever van BWB.
In het plan staat de voorkeur om deze rollen niet in één persoon te verenigen. Bij voorkeur krijgt het lid van het college dat de taak “bedrijfsvoering” in zijn portefeuille heeft, de rol van opdrachtgever. Om die reden heeft het de voorkeur dat een ander lid van het college de eigenaarsrol krijgt en zitting neemt in het bestuur. Er kunnen echter redenen zijn voor het college om een andere keuze te maken.
Als een bestuurslid zich moet onthouden van stemmen, ontstaat een even aantal en is het mogelijk dat de stemmen staken. In artikel 11 leden 4 en 6 wordt geregeld, hoe moet worden gehandeld bij het staken van de stemmen. Artikel 11 lid 5 is conform artikel 28 lid 3 van de Gemeentewet. Besluitvorming vindt plaats bij gewone meerderheid.
Gelet op de taken die worden uitgevoerd is geoordeeld dat aan de mogelijkheid voor het instellen van een bestuurscommissie geen behoefte bestaat. Uitsluitend adviescommissies zijn dus mogelijk. Voorbeeld: bezwaarschriftencommissie.
Wettelijk is de voorzitter geen apart orgaan met eigen bevoegdheden. Die worden in dit artikel vastgelegd.
Artikel 15 Gemeenschappelijk eigenarenoverleg
In de GR wordt benadrukt dat de deelnemers enerzijds eigenaar en anderzijds opdrachtgever van de GR zijn.
In het nieuwe artikel 15 wordt een nieuw overleg gecreëerd waaraan de gemeentesecretarissen deelnemen. In dit overleg wordt samen met de directeur gesproken over de continuïteit en stabiliteit van de organisatie, strategische toekomstagenda, gemeenschappelijke cultuur in relatie tot de gemeenten én worden afwegingen gemaakt ten aanzien van de mate waarin aan de 4 K’s wordt voldaan. Dit Gemeenschappelijk Eigenaaroverleg komt minimaal 1 keer per maand samen. De werkwijze en de bevoegdheden, onder andere over de afbakening van de bevoegdheden van dit overleg is relatie tot de bevoegdheden van het bestuur, worden vastgelegd in een statuut dat door het bestuur BWB wordt vastgesteld.
Artikel 16 Opdrachtgever/opdrachtnemerschap
Het nieuwe artikel 16 gaat over het opdrachtgever/opdrachtnemerschap. Nieuw is de introductie van dienstverleningsovereenkomsten. In een DVO concretiseren BWB en de gemeenten gezamenlijk de aard en omvang van de diensten en producten, de mate van standaardisatie én de wijze waarop de producten en diensten verleend worden. Bovendien worden er afspraken gemaakt over de leveringen, prestatienormen, rapportages en het relatiebeheer tussen de gemeenten en BWB. Voor bredere harmonisatieopgaven aan de kant van de gemeenten worden aparte afspraken gemaakt.
De wijze waarop partijen met elkaar overleg voeren over de totstandkoming, de voortgang en de uitvoering van de dienstverleningsovereenkomsten wordt eveneens vastgelegd in de dienstverleningsovereenkomst. Te denken valt aan een maandelijks, Gemeenschappelijk Opdrachtgever – Opdrachtnemer Overleg, waarin de (adjunct-)directeuren en de Directeur van BWB aandacht besteden aan harmoniseren en standaardiseren in relatie tot de uitvoering van het DVO. Daarnaast kunnen met iedere gemeente tweewekelijkse Opdrachtgever – Opdrachtnemer Overleggen plaatsvinden, waarin de (adjunct-)directeur en de directeur van BWB de uitvoering van de DVO voor specifiek die gemeente bespreken.
De instructie voor de directeur wordt opgenomen in de door het bestuur vast te stellen organisatieregeling.
Met deze aanpassing lopen we alvast vooruit op de Wet Normalisering Rechtspositie Ambtenaren die naar verwachting op 1 januari 2020 in werking treedt. Voor gemeenschappelijke regelingen wordt door de VNG een nieuwe werkgeversvereniging opgericht. Het doel is om in deze Cao dezelfde arbeidsvoorwaarden vast te stellen als in de Cao-gemeenten.
Dit is conform artikel 34b WGR.
Lid 1 is conform artikel 35, eerste lid, WGR.
Lid 3 is conform artikel 34, tweede lid, WGR.
Lid 6 is conform artikel 35, vijfde lid, WGR.
Lid 1 is conform artikel 34b WGR.
Lid 4 is conform artikel 34, vierde lid, WGR.
In lid 6 is beschreven op welke wijze wordt omgegaan met een batig of nadelig saldo van de jaarrekening. Dit zal worden verrekend naar rato van de financiële inbreng van de deelnemers in de regeling.
In lid 7 is een gemaximeerde risicoreserve opgenomen.
De Archiefwet geldt, op dezelfde wijze als voor de deelnemers, voor gemeenschappelijke regelingen. De regeling moet daarvoor bepalingen bevatten. Gelet op de relatie met het Regionaal Archief Rivierenland is hier gekozen voor aansluiting bij de archiefregelingen van de gemeente Tiel.
Het artikel gaat er van uit dat, vóórdat de wettelijke geschillenregeling wordt toegepast (GS beslechten het geschil) er eerst onderling wordt geprobeerd om tot een oplossing te komen.
Lid 4 bepaalt de minimaal verschuldigde toetredingsvergoeding voor nieuwe deelnemende gemeenten. De gemeenten Culemborg, West Betuwe en Tiel hebben voor gezamenlijke rekening tijd en geld geïnvesteerd in de totstandkoming van BWB. Het is dan reëel dat nieuwe deelnemers naar rato een deel van deze investering compenseren. Dit wordt door het bestuur bij de toetredingsprocedure verder financieel uitgewerkt.
Lid 4 is opgenomen, omdat deze bepaling ook al in de samenwerkingsovereenkomst stond
Lid 5 is opgenomen, omdat lid 4 niet van toepassing kan zijn op gemeenschappelijke regelingen, maar wel de mogelijkheid opengehouden moet worden, een instapfee te vragen. Het bedrag kan bijvoorbeeld worden afgestemd op de omvang van de taak waarvoor wordt deelgenomen.
Om de continuïteit van de BWB te waarborgen is het de eerste 5 jaar niet mogelijk om uit te treden. De opzegtermijn voor uittreding is in lid 3 bepaald op 2 jaar, om op een verantwoorde manier rekening te kunnen houden met de gevolgen van een uittredende deelnemer. De financiële gevolgen van de uittreding worden afgehandeld conform het bepaalde in lid 6 tot en met 8. Dit sluit aan bij artikel 16 van de samenwerkingsovereenkomst CGT.
Omdat niet duidelijk is op welk moment de businesscase voor de nieuwe taken zal zijn afgerond is voorzien in een uitgestelde inwerkingtreding voor deze taken.