Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Enkhuizen

Verordening maatschappelijke ondersteuning Enkhuizen 2020

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEnkhuizen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening maatschappelijke ondersteuning Enkhuizen 2020
CiteertitelVerordening maatschappelijke ondersteuning Enkhuizen 2020
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 108, tweede lid, van de Gemeentewet
  2. artikel 149 van de Gemeentewet
  3. artikel 2.1.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  4. artikel 2.1.4, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  5. artikel 2.1.4, tweede lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  6. artikel 2.1.4, derde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  7. artikel 2.1.4, zevende lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  8. artikel 2.1.5, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  9. artikel 2.1.6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  10. artikel 2.1.7 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  11. artikel 2.3.6, vierde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  12. artikel 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2020Nieuwe regeling

17-12-2019

gmb-2019-320651

813965

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning Enkhuizen 2020

De raad van de gemeente Enkhuizen;

 

  • gelet op artikel 108, tweede lid en artikel 149 van de Gemeentewet;

  • gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, eerste, tweede, derde en zevende lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6, vierde lid, en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • gezien het advies van de Participatieraad Enkhuizen;

  • overwegende dat burgers een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven;

  • dat van burgers verwacht mag worden dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan;

  • dat burgers die zelf, dan wel samen met personen in hun omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, een beroep moeten kunnen doen op ondersteuning door de gemeente, zodat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen;

  • dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van het beleidsplan als bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet met betrekking tot de ondersteuning bij de versterking van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen, beschermd wonen en opvang, en dat het noodzakelijk is om de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking te bevorderen en daarmee bij te dragen aan het realiseren van een inclusieve samenleving;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 5 november 2019

besluit:

 

  • 1.

    Intrekken van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Enkhuizen 2018;

  • 2.

    Vast te stellen de Verordening maatschappelijke ondersteuning Enkhuizen 2020.

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    In de verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, die algemeen verkrijgbaar is en die niet aanzienlijk duurder is dan vergelijkbare producten;

    • b.

      algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning;

    • c.

      arrangement: een combinatie van een ondersteuningsprofiel en intensiteit. Het arrangement is daarmee gekoppeld aan een bepaalde zwaarte van hulp/ondersteuning;

    • d.

      bijdrage: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet;

    • e.

      doel: een concrete actie hoe het resultaat behaald kan worden. Doelen worden opgesteld om toe te werken naar dat gewenste resultaat;

    • f.

      gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de partner, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten die tot de leefeenheid van de inwoner behoren;

    • g.

      intensiteit: de mate van ondersteuningsbehoefte en benodigde inzet die nodig is om het gewenste resultaat te bereiken. De intensiteiten zijn gekoppeld aan de ondersteuningsprofielen;

    • h.

      keukentafelgesprek: gesprek dat plaatsvindt in het kader van het onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte van de inwoner;

    • i.

      maatschappelijke ondersteuning:

      • i.

        bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld;

      • ii.

        ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving;

      • iii.

        bieden van beschermd wonen en opvang;

    • j.

      maatwerkvoorziening: na zorgvuldig onderzoek aan cliënt toegekend geheel van diensten, hulpmiddelen woningaanpassingen en andere maatregelen die op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon zijn afgestemd;

    • k.

      ondersteuningsprofiel: de aard van de ondersteuningsbehoefte van de cliënt;

    • l.

      perspectiefplan: een document waarin de ondersteuningsbehoeften van de inwoner zijn vastgelegd samen met de resultaten en hoe deze te bereiken en waarin op verschillende leefgebieden de situatie in kaart is gebracht om een effectieve ondersteuning van de inwoner mogelijk te maken. In de wet wordt gesproken van een ondersteuningsplan;

    • m.

      pgb: persoonsgebonden budget

    • n.

      pgb-plan: plan waaruit blijkt dat de cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget wenst geleverd te krijgen en waaruit blijkt dat diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren veilig, doeltreffend en cliëntgericht geleverd zullen worden;

    • o.

      resultaat: uitkomst van de ingezette hulp/ondersteuning welke staat omschreven in een perspectiefplan;

    • p.

      spoedeisende situatie: een onvoorziene situatie waarbij handelen of inzet van hulp geen uitstel verdraagt. In deze gevallen treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek;

    • q.

      toezicht: het verzamelen van de informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren;

    • r.

      toezichthouder: ambtenaar bevoegd tot toezicht op de naleving van de wet zoals gesteld in artikel 6.1 van de Wmo 2015;

    • s.

      voorliggende voorziening: algemene voorziening of andere voorziening waarmee een vergelijkbaar adequaat resultaat wordt bereikt als met een voorziening op grond van de wet (Wmo 2015);

    • t.

      voorziening: algemene voorziening of maatwerkvoorziening;

    • u.

      wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015, de Uitvoeringsregeling maatschappelijke ondersteuning en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Procedureregels toegang maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Het college bepaalt met inachtneming van de artikelen 2.3.1 tot en met 2.3.5 van de wet of een inwoner in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening;

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen omtrent de procedure tot toegang tot een maatschappelijke voorziening.

Artikel 3. Criteria voor een maatwerkvoorziening

  • 1.

    Het college neemt in ieder geval de volgende documenten (indien aanwezig) mee in de beoordeling van de ondersteuningsbehoefte:

    • a.

      het persoonlijk plan;

    • b.

      het perspectiefplan;

    • c.

      het gespreksverslag van het keukentafelgesprek waarin de voor beoordeling van de ondersteuningsbehoefte relevante gegevens zijn opgenomen;

    • d.

      andere documenten die relevant zijn voor de beoordeling van de ondersteuningsbehoefte die door of namens de inwoner zijn ingebracht.

  • 2.

    Het college stelt na zorgvuldig onderzoek tenminste vast:

    • a.

      wat de ondersteuningsvraag is;

    • b.

      welke problemen ondervonden worden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich zelfstandig kunnen handhaven in de samenleving;

    • c.

      welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid of participatie of het zich kunnen handhaven in de samenleving;

    • d.

      in hoeverre op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk, algemeen gebruikelijke voorzieningen, algemene voorzieningen, door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten of door gebruikmaking van andere voorliggende voorzieningen in de ondersteuningsbehoefte kan worden voorzien;

    • e.

      of de inwoner de ondersteuningsbehoefte redelijkerwijs kon voorzien en verwacht mocht worden dat de inwoner zijn handelen en nalaten hierop had aangepast waardoor geen maatwerkvoorziening nodig zou zijn geweest;

    • f.

      of een andere voorziening nodig is dan de voorziening waarom de inwoner vraagt;

    • g.

      de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

    • h.

      de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening.

  • 3.

    Indien een maatwerkvoorziening nodig is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven,

    • a.

      tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;

    • b.

      tenzij de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten; of

    • c.

      als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

  • 4.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college een adequate voorziening. Als er verschillende voorzieningen adequaat zijn wordt een keuze gemaakt waarbij een kostenafweging gehanteerd wordt.

  • 5.

    Het college verstrekt geen maatwerkvoorziening voor zover de aanvraag betrekking heeft op een al aangeschafte of ingezette maatwerkvoorziening en waarvan niet meer na te gaan is of deze voorziening noodzakelijk was.

  • 6.

    Als vastgesteld kan worden dat een reeds ingezette of aangeschafte maatwerkvoorziening noodzakelijk is wordt niet langer dan drie maanden voorafgaand aan de datum van de melding om ondersteuning vergoed.

Artikel 4. Advisering

  • 1.

    Het college kan om extern deskundigenadvies vragen indien zij dat gewenst vindt. Indien de deskundige niet werkzaam is onder de verantwoordelijkheid van het college is afdeling 3.3 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Dit betekent dat het college zich moet vergewissen dat het advies zorgvuldig tot stand is gekomen. Deze zorgvuldigheid heeft zowel betrekking op de totstandkoming, de vorm en de inhoud van het advies.

    Hiervoor moet het college in ieder geval vaststellen:

    • a.

      of het onderzoek zich naast cliënt heeft uitgestrekt tot anderen, bijvoorbeeld personen van wie gebruikelijke hulp mag worden verwacht;

    • b.

      dat het advies logisch is opgebouwd;

    • c.

      welke de belangrijkste gebruikte onderzoeksdoelen en -methoden zijn geweest;

    • d.

      dat duidelijk is waarom bepaalde zaken juist niet zijn onderzocht, niet onderzocht konden worden of bepaalde methoden niet zijn gebruikt;

    • e.

      dat het advies logischerwijs voortvloeit uit de onderzoeksbevindingen;

    • f.

      dat het advies antwoord geeft op de geformuleerde onderzoeksvragen;

    • g.

      of door cliënt aangedragen vragen en opmerkingen mee zijn genomen in het onderzoek;

    • h.

      of het advies is voorgelegd aan cliënt en zijn zienswijze is toegevoegd aan het advies.

  • 2.

    Een advies is niet bindend. Het college blijft zelf eindverantwoordelijk voor het te nemen besluit en de motivering daarvan. Afwijking van de conclusie(s) uit het advies wordt altijd gemotiveerd.

Artikel 5. Inhoud beschikking

  • 1.

    In de beschikking op een aanvraag wordt in ieder geval vermeld:

    • a.

      de dagtekening van de beschikking;

    • b.

      tot welke beslissing het college is gekomen;

    • c.

      krachtens welk wettelijk voorschrift de beslissing is genomen;

    • d.

      de motivering van de beslissing;

    • e.

      binnen welke termijn en bij welk orgaan bezwaar kan worden gemaakt.

  • 2.

    Indien de beschikking de beslissing tot het geheel of gedeeltelijk verstrekken van de aangevraagde voorziening(en) betreft wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening(en) in natura of als pgb wordt of worden verstrekt.

  • 3.

    Het perspectiefplan wordt in de beschikking expliciet benoemd als integraal onderdeel uitmakend van de beschikking.

  • 4.

    De beschikking vermeldt of een eigen bijdrage van toepassing is op de toegekende voorziening.

  • 5.

    Wijzigingen in de persoonlijke situatie waarvan cliënt of zijn vertegenwoordiger zich redelijkerwijs bewust moeten zijn dat deze van invloed kunnen zijn op de beoordeling van de ondersteuningsbehoefte moeten zo spoedig mogelijk bij het college worden doorgegeven.

  • 6.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      wat het te verstrekken arrangement (profiel en intensiteit) of de te verstrekken maatwerkvoorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en einddatum van de maatwerkvoorziening is;

    • c.

      indien van toepassing hoe de maatwerkvoorziening wordt verstrekt;

    • d.

      indien van toepassing welke andere maatwerkvoorzieningen relevant zijn of kunnen zijn;

    • e.

      dat indien verwacht wordt dat na de in de beschikking genoemde einddatum nog maatschappelijke ondersteuning noodzakelijk is, hiervan uiterlijk zes weken voorafgaand aan genoemde einddatum opnieuw een melding moet worden gedaan.

  • 7.

    Bij het verstrekken van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb mag worden aangewend;

    • b.

      dat er kwaliteitseisen van toepassing zijn;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de start- en einddatum van de maatwerkvoorziening of maatschappelijke ondersteuning is waarvoor het pgb is bedoeld;

    • e.

      dat de besteding van het pgb verantwoord moet worden;

    • f.

      dat de maatwerkvoorziening binnen drie maanden geleverd of aangevangen dient te zijn;

    • g.

      dat indien verwacht wordt dat na de in de beschikking genoemde einddatum nog maatschappelijke ondersteuning noodzakelijk is, hiervan uiterlijk zes weken voorafgaand aan genoemde einddatum opnieuw een melding moet worden gedaan.

Artikel 6. Regels voor een pgb

  • 1.

    Het college verstrekt een pgb indien wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 2.3.6 van de wet.

  • 2.

    Bij de aanvraag om een pgb dient de cliënt of zijn (wettelijk) vertegenwoordiger een pgb-plan in.

  • 3.

    In de nadere regels worden door het college criteria opgenomen die een uitwerking vormen van de voorwaarden zoals deze zijn gesteld in de wet.

  • 4.

    Het college kent in ieder geval geen pgb toe als:

    • a.

      in de drie jaren, voorafgaand aan de datum van het onderzoek, toepassing is gegeven aan artikel 2.3.10, eerste lid, onderdeel a, d, en e van de wet;

    • b.

      er sprake is van ondersteuning in een spoedeisende situatie, als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet;

    • c.

      voor zover het pgb is bestemd voor besteding in het buitenland, tenzij voldaan is aan door het college te stellen nadere voorwaarden;

    • d.

      voor zover dit is bedoeld voor de betaling van tussenpersonen, bemiddelingskosten of belangenbehartigers;

    • e.

      voor zover dit is bedoeld voor ondersteunings- of administratiekosten in verband met administratieve- en regietaken die verband houden met de besteding van het pgb;

    • f.

      de kwaliteit van de ondersteuning onvoldoende is geborgd;

    • g.

      er opzettelijk foutieve informatie is geleverd door de cliënt, zijn (wettelijke) vertegenwoordiger of derde waar de cliënt vanuit het pgb zijn maatwerkvoorziening betrekt.

  • 5.

    Het college weigert in ieder geval een pgb wanneer zij verwacht dat de budgethouder of zijn vertegenwoordiger niet kan voldoen aan de taken verbonden aan het pgb. Dat kan het geval zijn indien:

    • a.

      de aanvrager handelingsonbekwaam is;

    • b.

      de aanvrager geen inzicht in zijn functionele beperkingen heeft;

    • c.

      de aanvrager als gevolg van een verstandelijke handicap of ernstig psychische problemen onvoldoende inzicht heeft;

    • d.

      de aanvrager als gevolg van vastgestelde, blijvende cognitieve stoornis onvoldoende inzicht heeft;

    • e.

      de aanvrager als gevolg van het onvoldoende machtig zijn van de Nederlandse taal in woord en geschrift onvoldoende inzicht heeft;

    • f.

      er sprake is van verslavingsproblematiek;

    • g.

      er eerder misbruik is gemaakt van het pgb;

    • h.

      er sprake is van aangetoonde fraude;

    • i.

      er een schuld is bij de zorgverlener waar de voorziening wordt/zal worden ingekocht;

    • j.

      het pgb-plan als onvoldoende wordt beoordeeld door het college of het of pgb-plan niet of onvolledig wordt ingeleverd;

    • k.

      de in te kopen zorg onder een andere wet dan de Wmo valt;

    • l.

      een wettelijke vertegenwoordiger niet expliciet instaat voor het uitvoeren van de taken die komen kijken bij een pgb;

    • m.

      de derde waar de cliënt zijn maatwerkvoorziening betrekken wil geregistreerd staat bij het informatie Knooppunt Zorgfraude of het waarschuwingsregister;

    • n.

      de vertegenwoordiger banden heeft met de in te zetten zorg.

Bovenstaande opsomming is niet limitatief.

Artikel 7. Wijze van berekenen van een pgb

  • 1.

    De hoogte van een pgb:

    • a.

      wordt vastgesteld aan de hand van een door de cliënt opgesteld pgb-plan waarin is opgenomen hoe cliënt het budget wenst te gaan besteden;

    • b.

      wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, en

    • c.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de desbetreffende situatie geïndiceerde individuele voorziening in natura.

  • 2.

    De hoogte van een pgb voor een maatwerkvoorziening voor een zaak wordt vastgesteld op basis van de kostprijs van de zaak die de cliënt zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt en rekening houdende met een reële termijn voor de technische afschrijvingen alsmede de onderhouds- en verzekeringskosten indien noodzakelijk;

  • 3.

    De hoogte van een pgb inclusief vakantie toeslag voor een resultaatgericht geïndiceerd arrangement bedraagt:

    • a.

      maximaal 100% van het toepasselijk tarief per profiel indien uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon in dienst bij een aanbieder, rekening houdend met de intensiteit van de ondersteuning en de aard van de beperkingen zoals ook het geval is bij de gecontracteerde aanbieders;

    • b.

      maximaal 85% van het toepasselijk tarief per profiel indien uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon in dienst als ZZPer, rekening houdend met de intensiteit van de ondersteuning en de aard van de beperkingen zoals ook het geval is bij de gecontracteerde aanbieders;

    • c.

      indien uitgevoerd door iemand uit het sociale netwerk, geldt een maximum tarief van € 20,00 inclusief vakantietoeslag conform artikel 5.22 van de Regeling langdurige zorg.

    • d.

      met een pgb hulp of ondersteuning wordt ingekocht waarbij er sprake is van een combinatie van hulp door een professionele hulpverlener en hulp of ondersteuning door iemand uit het sociaal netwerk (stapeling) levert het college maatwerk met een passend tarief;

    • e.

      indien een arrangement wordt toegewezen waarbij een deel wordt verstrekt via pgb en een deel via ingekochte aanbieders levert het college maatwerk met een passend tarief.

  • 4.

    Het uurtarief voor Huishoudelijke Ondersteuning, geleverd door iemand uit het sociaal netwerk is bepaald op € 16,00 per uur inclusief vakantietoeslag.

  • 5.

    Een pgb voor het gebruik van individueel vervoer per taxi of rolstoeltaxi wordt een reëel tarief gehanteerd uitgaande van een gemiddelde reis van 20 kilometer per keer en een jaarlijks bereik van 1.500 kilometer per jaar.

  • 6.

    Het college kan nadere regels stellen omtrent indexering van pgb-tarieven.

Artikel 8. Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen

  • 1.

    Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening of een pgb zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt.

  • 2.

    De bijdragen voor maatwerkvoorzieningen of pgb zijn gelijk aan de kostprijs, tot aan ten hoogste € 19,00 per maand voor de ongehuwde cliënt of de gehuwde cliënten tezamen, tenzij overeenkomstig artikel 2.1.4a, vijfde lid, van de wet of hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 geen of een lagere bijdrage is verschuldigd.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid is geen bijdrage verschuldigd per bijdrageperiode door:

    • a.

      de ongehuwde cliënt die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt en die een bijdrageplichtig inkomen heeft van minder dan 120% van het sociaal minimum;

    • b.

      de ongehuwde cliënt die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en die een bijdrageplichtig inkomen heeft van minder dan 120% van het sociaal minimum;

    • c.

      de gehuwde cliënt die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en die een gezamenlijk bijdrageplichtig inkomen heeft van minder dan 120% van het sociaal minimum.

  • 4.

    De bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

  • 5.

    Een cliënt is een niet van het inkomen afhankelijke ritbijdrage verschuldigd voor de kosten voor het gebruik van collectief vervoer. Het college stelt de tarieven vast bij nadere regeling in een besluit.

  • 6.

    De in dit artikel genoemde bedragen zijn uitgedrukt in het prijspeil van 2020 en worden ieder opvolgend kalenderjaar gewijzigd aan de hand van ontwikkeling van het wettelijk minimumloon. De berekende bedragen worden afgerond.

  • 7.

    Het college kan bij nadere regels bepalen door welke andere instantie dan het CAK in de gevallen bedoeld in artikel 2.1.4, lid 7 van de wet de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of pgb worden vastgesteld en geïnd.

Artikel 9. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Het college neemt in de contracten en subsidieafspraken met aanbieders op aan welke kwaliteitseisen de maatschappelijke ondersteuning moet voldoen. Hierbij sluit het college zoveel als mogelijk aan bij artikel 3.1 van de wet en de kwaliteits- en deskundigheidseisen die in de desbetreffende branche gelden.

  • 2.

    Als en voor zover geen kwaliteits- en deskundigheidseisen gedefinieerd en vastgesteld zijn stelt het college in aanvulling of afwijking daarvan nadere eisen vast met betrekking tot de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning. Hierbij neemt het college minimaal de volgende eisen mee:

    • a.

      de voorzieningen worden afgestemd op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    • b.

      de voorzieningen worden afgestemd met andere vormen van zorg en welzijn;

    • c.

      beroepskrachten handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • 3.

    Onverminderd de bestuursrechtelijke en civielrechtelijke handhavingsbevoegdheden handhaaft het college deze nadere regels door periodieke overleggen met de aanbieder(s) en de cliëntenra(a)den, en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

  • 4.

    Indien een derde diensten aanbiedt via een pgb, gelden dezelfde kwaliteitseisen als voor ingekochte zorg.

  • 5.

    Indien het een maatwerkvoorziening via een pgb betreft toetst het college het pgb-plan van de cliënt en beoordeelt of de kwaliteit door de gewenste zorgleverancier geboden kan worden.

Artikel 10. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1.

    Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweld bij de uitvoering van maatschappelijke ondersteuning door een professionele hulpverlener en verwijst hierbij naar de toezichthoudend ambtenaar.

  • 2.

    Zowel gecontracteerde aanbieders als aanbieders die vanuit een pgb zorg leveren doen onverwijld melding van calamiteiten en geweld bij de toezichthouder. De verantwoordelijkheid van de aanbieder blijft om passende maatregelen te treffen ter zake van de melding en van het voorkomen van meldingen in de toekomst.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen ter zake en met inachtneming van het voorgaande.

Artikel 11. Voorkoming en bestrijding van ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015

  • 1.

    Het college informeert cliënten of hun vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

  • 3.

    Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de cliënt of zijn (wettelijke) vertegenwoordiger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen;

    • c.

      de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de cliënt langer dan 2 maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet;

    • e.

      de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden; of

    • f.

      de cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt;

    • g.

      de zorgverlener onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid.

  • 4.

    Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen drie maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5.

    Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 6.

    Als het recht op een in eigendom of in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

  • 7.

    Bij herhaald en ernstig wangedrag bij het ontvangen van diensten dan wel herhaalde onzorgvuldige omgang met verstrekte voorzieningen, kan het college al dan niet tijdelijke maatregelen ten aanzien van de cliënt treffen ter bescherming van de medewerker van een aanbieder dan wel voorkomen van (verdere) schade.

Artikel 12. Opschorting betaling uit het pgb

  • 1.

    Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor door het college vastgestelde periode ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de wet.

  • 2.

    Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor de duur van de opname als sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 11, derde lid, onder d van deze verordening

Artikel 13. Toezichthouder

  • 1.

    Het college wijst met inachtneming van artikel 6.1 van de wet personen aan die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet.

  • 2.

    Aanbieders verlenen alle medewerking aan de toezichthouder, die hij redelijkerwijs kan vragen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.

  • 3.

    Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen de door het college gecontracteerde aanbieders en aanbieders die via een pgb worden betaald.

  • 4.

    De toezichthouder adviseert aan het college. Het college besluit over vervolgacties.

  • 5.

    De toezichthouder informeert de raad/het college via een jaarverslag.

Artikel 14. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

  • 1.

    Een mantelzorger die mantelzorg levert zoals gedefinieerd in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 voor minimaal acht uur per week en onafgebroken drie maanden per jaar kan zich bij het college aanmelden op naam van de in de gemeente Enkhuizen woonachtige cliënt middels een daartoe vastgesteld formulier.

  • 2.

    Een geregistreerde mantelzorger komt in aanmerking voor een jaarlijkse blijk van waardering door het college wanneer hij zich voor 31 december van het desbetreffende kalenderjaar registreert.

  • 3.

    De jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers bestaat uit deelname aan een door het college georganiseerde mantelzorgdag (of dagdeel) alsmede een attentie in de vorm van een cadeaubon.

Artikel 15. Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen

  • 1.

    Aan een persoon met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum en die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben wordt een tegemoetkoming verstrekt ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en participatie als bedoeld in artikel 2.1.7 van de wet.

  • 2.

    De tegemoetkoming wordt één keer per kalenderjaar op aanvraag toegekend.

  • 3.

    De aanvrager moet in het kalenderjaar van aanvraag aan minstens één van de volgende voorwaarde voldoen:

    • a.

      een bijdrage betalen voor een maatwerkvoorziening of pgb in het kader van de wet; of

    • b.

      een bijdrage betalen in het kader van de Wlz; of

    • c.

      in de voorafgaande twee kalenderjaren het volledig eigen risico van de zorgverzekering hebben betaald.

  • 4.

    Een persoon die niet voldoet aan de inkomenseis zoals genoemd in het eerste lid, komt voor een tegemoetkoming in aanmerking indien hij in het betreffende kalenderjaar door de hoge zorgkosten beneden de inkomensgrens van 120% zakt.

  • 5.

    Een persoon die niet voldoet aan de voorwaarden zoals genoemd in het derde lid, komt voor een tegemoetkoming in aanmerking als hij aantoonbare hoge zorgkosten heeft.

  • 6.

    Personen die in het desbetreffende kalenderjaar aanspraak kunnen maken op de tegemoetkoming voor arbeidsongeschikten van het UWV, komen niet in aanmerking voor de in dit artikel genoemde tegemoetkoming.

  • 7.

    De tegemoetkoming wordt per jaar verstrekt en kan één keer per kalenderjaar worden aangevraagd.

  • 8.

    Gehuwden of samenwonenden kunnen beiden in aanmerking komen voor deze tegemoetkoming.

  • 9.

    Een aanvraag kan worden gedaan voor het geldende kalenderjaar.

  • 10.

    De tegemoetkoming bedraagt € 250,00 per kalenderjaar.

Artikel 16. Verhouding prijs en kwaliteit levering dienst door derden

  • 1.

    Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

    • a.

      een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan van een overeenkomst met een derde; of

    • b.

      een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

      • i.

        een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met de derde, en

      • ii.

        de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2.

    Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    • a.

      overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de wet; en

    • b.

      rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3.

    Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

    • a.

      de kosten van de beroepskracht;

    • b.

      redelijke overheadkosten;

    • c.

      kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

    • d.

      reis en opleidingskosten;

    • e.

      indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

    • f.

      overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

  • 4.

    Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.

  • 5.

    Het college bepaalt met welke derde als bedoeld in het eerste lid hij een overeenkomst aangaat.

  • 6.

    Het college kan bij het verlenen van de opdracht voor te leveren diensten rekening houden met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken;

    • b.

      de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

    • c.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • d.

      een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

    • e.

      kosten voor bijscholing van het personeel.

  • 7.

    Het college houdt bij het verlenen van de opdracht voor te leveren overige maatwerkvoorzieningen zoals een zaak, rekening met:

    • a.

      de marktprijs van de voorziening;

    • b.

      de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals:

      • i.

        aanmeten, levering en plaatsing van de voorziening;

      • ii.

        instructie over het gebruik van de voorziening;

      • iii.

        onderhoud van de voorziening

      • iv.

        verzekering van de voorziening.

  • 8.

    Het college kan nadere regels stellen ter zake en met inachtneming van het voorgaande.

Artikel 17. Klachtregeling en medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Het college stelt een regeling vast voor afhandeling van klachten van cliënten die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

  • 2.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 3.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de participatie en medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 4.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 18. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

Voor het betrekken van ingezetenen bij het beleid wordt aansluiting gezocht bij de Regeling Wmo-raad gemeente Enkhuizen zoals vastgesteld in de collegevergadering van 27 januari 2009. De Participatieraad Enkhuizen geeft invulling aan deze regeling.

Artikel 19. Bijzondere en onvoorziene nadelige gevolgen voor de cliënt

Het college kan, indien er zeer dringende redenen zijn, ten gunste van de inwoner afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze verordening tot bijzondere en onvoorziene nadelige gevolgen leidt.

Artikel 20. Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per 2 jaar geëvalueerd. Onderdeel van deze evaluatie is een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.

Artikel 21. Overgangsbepalingen

De Verordening maatschappelijke ondersteuning Enkhuizen 2020 is van toepassing op alle aanvragen die vanaf 1 januari 2020 worden ingediend.

  • 1.

    Een aanvraag die is ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening wordt afgehandeld met inachtneming van deze verordening, tenzij dit een nadeel voor de cliënt inhoudt.

  • 2.

    Beschikkingen van cliënten die doorlopen tot na 31-12-2020, worden opnieuw beoordeeld conform deze Verordening. Op grondslag van deze herbeoordeling geeft het college een beschikking af.

    • a.

      Indicaties van inwoners in bezit van een Wmo-indicatie geldig na 31-12-2020 en die zorg ontvangen van één aanbieder voor enkelvoudige zorg worden administratief omgezet naar het arrangementenmodel.

    • b.

      Indicaties van inwoners in bezit van een Wmo-indicatie geldig na 31-12-2020 en die zorg ontvangen van één aanbieder voor meervoudige zorg worden administratief omgezet naar het arrangementenmodel of worden opgeroepen voor een herindicatie voor een passende omzetting naar het arrangementenmodel.

    • c.

      Indicaties van inwoners in bezit van een Wmo-indicatie geldig na 31-12-2020 en die zorg ontvangen van meer dan één aanbieder worden in de loop van 2020 opgeroepen voor een herindicatie voor een passende omzetting naar het arrangementenmodel.

  • 3.

    Indien de beschikking na herbeoordeling conform deze verordening, gevolgen heeft voor de beschikking die afgegeven is, wordt een overgangstermijn van minimaal drie maanden gehanteerd binnen welke termijn de beschikkingen doorlopen.

  • 4.

    In aanvulling op lid 2 en 3 ontvangen cliënten aan wie een pgb is toegekend, voor de periode dat de afgegeven beschikking in 2020 nog doorloopt of tot aan de nieuwe beschikking na een herbeoordeling, een budget conform de afgegeven beschikking.

Artikel 22. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2020.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning Enkhuizen 2020.

  • 3.

    De Verordening maatschappelijke ondersteuning Enkhuizen 2018 wordt per gelijke datum ingetrokken.

 

Aldus besloten door de raad van de gemeente Enkhuizen in zijn openbare vergadering van 17 december 2019.

De raad voornoemd,

de griffier, wnd.,

J.J. denHollander

de voorzitter,

E.A. vanZuijlen