Organisatie | Hoogeveen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Regeling toegang individuele jeugdhulp gemeente Hoogeveen 2020 |
Citeertitel | Regeling toegang individuele jeugdhulp Hoogeveen 2020 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Toelichting |
Geen
artikel 8.1.1, tweede lid, van de Jeugdwet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2020 | nieuwe regeling | 17-12-2019 |
Burgemeester en wethouders van de gemeente Hoogeveen,
de Verordening jeugdhulp gemeente Hoogeveen;
het Visiedocument Sterke Basis
de Nota jeugdhulp Hoogeveen 2017-2020;
Artikel 8.1.1 lid 2 van de Jeugdwet;
Artikel 6 van de Verordening jeugdhulp gemeente Hoogeveen;
vast te stellen de Regeling toegang individuele jeugdhulp Hoogeveen
In deze regeling wordt verstaan onder:
a.deskundige(n) / deskundigheid: (externe) deskundigen die beschikken over deskundigheid zoals bedoeld in art. 2.1 besluit Jeugdwet;
b.verordening: verordening jeugdhulp gemeente Hoogeveen;
c. voorveld: partners die naast de gemeentelijke toegang onderdeel uitmaken van het Centrum voor Jeugd en Gezin;
d. pgb: persoonsgebonden budget zoals bedoeld in artikel 8.1.1 lid 2 van de Jeugdwet;
e. budgethouder: degene die het pgb budget beheert;
f. geregistreerde professionele jeugdhulpverlener: een geregistreerde hulpverlener die voldoet aan de kwaliteitscriteria zoals in de toelichting beschreven;
g. niet-geregistreerde professionele jeugdhulpverlener: een hulpverlener met een passende (jeugd)opleiding die voldoet aan de kwaliteitscriteria voor professionele hulpverlener;
h. naaste: meerderjarig gezins- en familielid van de jeugdige of een persoon die behoort tot het netwerk van de jeugdige die voldoet aan de kwaliteitscriteria naasten zoals in de toelichting beschreven;
Het college onderzoekt in gesprek met de jeugdige of zijn ouder en zo nodig met één of meer deskundigen, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:
a. de aanwezigheid van een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet en betrekt dit bij het onderzoek. Hiervoor stelt het college het basisformulier ter beschikking;
b. de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige of zijn ouder en het probleem of de hulpvraag;
c. het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;
d. het vermogen van de jeugdige of zijn ouder om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;
e. de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening zoals bedoeld in de verordening;
f.de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening zoals bedoeld in de verordening;
g. de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;
e. de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;
h. of er zorg in natura of een pgb gevraagd wordt;
i. of er sprake is van een herindicatie. Wanneer sprake is van een herindicatie wordt onderzocht of de ingezette jeugdhulp passend is geweest.
Wanneer een jeugdige of zijn ouder heeft aangegeven dat hij zijn ondersteuning in wil zetten met behulp van een pgb, maakt het college met de jeugdige of zijn ouder afspraken over:
a. Welke ondersteuning met het pgb wordt ingekocht en waarom deze ondersteuning passend is;
b. Wie deze ondersteuning levert;
c.Wat de kosten zijn van deze ondersteuning;
d. Waarom het aanbod in zorg in natura (ZIN) niet passend is;
e. Hoe invulling wordt gegeven aan het budgethouderschap, en;
f. Hoe de kwaliteit geborgd is aan de hand van de in de toelichting opgenomen kwaliteitscriteria;
Het college legt de in het eerste lid genoemde afspraken vast in het verslag. De jeugdige of zijn ouder kan ook een persoonlijk plan opstellen waarin deze afspraken zijn opgenomen. Het college stelt hiervoor desgewenst een invulformulier ter beschikking. Dit persoonlijk plan wordt dan ook onderdeel van het verslag.
1. De jeugdige kan met een pgb jeugdhulp inzetten van een geregistreerde of niet-geregistreerde professionele hulpverlener of een naaste;
2. Een pgb wordt aan een inwonend gezinslid in principe alleen toegekend als het gaat om persoonlijke verzorging en/of (permanent) toezicht;
Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van de uitkomsten van het onderzoek in de vorm van het basisformulier. Ouders hebben de gelegendheid om binnen een overeengekomen termijn hierop te reageren en deze reacties worden indien gewenst toegevoegd aan het verslag.
Het college weigert een individuele voorziening in elk geval indien: a. er geen jeugdhulp nodig is zoals bedoeld in artikel 2.3 eerste tot en met derde lid van de wet; b. een andere voorziening beschikbaar en passend is; c. een overige voorziening beschikbaar en passend is; d.er sprake is van gebruikelijke zorg.
Het college weigert in elk geval verlening van een pgb indien:
a. de jeugdige of zijn ouder niet tot afspraken komt over de in artikel 5 lid 1 genoemde onderwerpen binnen de afhandelingstermijn van de aanvraag;
b. de jeugdige of zijn ouder weigert het persoonlijk plan desgevraagd met het college te bespreken of wanneer de jeugdige of zijn ouder na hiervoor te zijn opgeroepen ook na toepassing van een hersteltermijn, zonder geldige reden niet verschijnt;
c. uit het persoonlijk plan onvoldoende blijkt dat voldaan is aan de eisen voor de verstrekking van een pgb zoals die genoemd zijn in artikel 6 lid 2; of
d. de aanvraag betrekking heeft op kosten die de jeugdige of zijn ouder voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.
In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval opgenomen:
a. hoe de voorziening bijdraagt aan de behalen van het gewenste resultaat dat uit het onderzoek naar voren is gekomen;
b. of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt;
Artikel 12. Verantwoording pgb
Uit het pgb mag wel betaald worden:
a. de maximale tarieven zoals die bepaald zijn de Regeling tarieven Jeugdhulp Hoogeveen 2020 of een vast maandloon op basis van deze tarieven;
b. reiskosten hulpverlener op basis van woon-werkverkeer (max. € 0,19 per km);
c. vervanging hulpverlener bij ziekte/vakantie van hulpverlener;
d.feestdagenuitkering tot een maximum van € 272,- bruto (één keer per jaar).
Uit het pgb mag in elk geval niet betaald worden:
b. bloemetje/cadeau hulpverlener bij ziekte of verjaardagen;
d. loon aan mensen die gebruikelijke zorg leveren;
e. kledingvergoeding hulpverlener;
f. loonkosten van de zorgverlener die gemaakt zijn voor/na de indicatieperiode;
h. kosten voor belangbehartigers of tussenpersonen;
i. administratiekosten zoals kosten voor acceptgiro’s;
j. eenmalige uitkering aan de hulpverlener;
k. verantwoordingsvrij bedrag zoals dat onder de AWBZ gehanteerd werd;
l. zaken die niet bijdragen aan de in individuele voorziening verbonden doelen;
Het recht op een pgb kan geheel of gedeeltelijk worden herzien en/of ingetrokken en het verleende budget kan worden teruggevorderd indien:
a. niet of niet meer is of wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze regeling;
b. indien beschikt is op grond van gegevens waarvan gebleken is dat die gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen;
of c.wanneer er anderszins sprake is van een onrechtmatige besteding van het pgb.
Voor zover het bepaalde in deze regeling de jeugdige of zijn ouders onevenredig nadelig treft en het doen van deze regeling voorbijschiet, kan het college gemotiveerd afwijken van het bepaalde in deze regeling.
Met ingang van de in het eerste lid genoemde datum wordt de Regeling toegang individuele jeugdhulp gemeente Hoogeveen 2017 ingetrokken, met dien verstande dat zij tot uiterlijk 1 januari 2021 van toepassing blijft op toekenningen die voor de in het eerste lid genoemde datum zijn afgegeven en aanvragen die voor de in het eerste lid genoemde datum zijn ingediend.