Organisatie | Kaag en Braassem |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Uitvoeringsregeling afvalstoffenheffing Kaag en Braassem 2020 |
Citeertitel | Uitvoeringsregeling afvalstoffenheffing Kaag en Braassem 2020 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Geen
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2020 | Nieuwe regeling | 26-11-2019 |
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze uitvoeringsregeling wordt verstaan onder:
Deze regeling geeft uitvoering aan de artikelen, 13 en 14 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, artikel 160, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en het artikel in de verordening op grond waarvan het college nadere regels kan geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing.
Artikel 3 Voorlopige aanslag afvalstoffenheffing diftar
De in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar legt voor de belasting een voorlopige aanslag op, indien het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld, na verrekening van reeds opgelegde voorlopige aanslagen, zulks naar zijn mening rechtvaardigt.
Artikel 4 Bedrag van de voorlopige aanslag
Het bedrag van de voorlopige aanslag wordt berekend naar:
in het geval de in artikel 3 van de verordening bedoelde belastingplichtige het gehele kalenderjaar voorafgaand aan het belastingjaar gebruik heeft gemaakt van het perceel ten aanzien waarvan de belasting wordt geheven: het totaal aantal in het kalenderjaar voorafgaand aan het belastingjaar met betrekking tot dat perceel geregistreerde ontgrendelingen of aanbiedingen ter lediging;
in het geval de in artikel 3 van de verordening bedoelde belastingplichtige niet het gehele kalenderjaar voorafgaand aan het belastingjaar, maar wel tenminste de laatste zes maanden daarvan, gebruik heeft gemaakt van het perceel ten aanzien waarvan de belasting wordt geheven: het totaal aantal in de tweede helft van het kalenderjaar voorafgaand aan het belastingjaar met betrekking tot dat perceel geregistreerde ontgrendelingen of aanbiedingen ter lediging, vermenigvuldigd met twee;
in het geval de in artikel 3 van de verordening bedoelde belastingplichtige niet het gehele kalenderjaar voorafgaand aan het belastingjaar en ook niet ten minste de laatste zes maanden daarvan, gebruik heeft gemaakt van het perceel ten aanzien waarvan de belasting wordt geheven, maar wel tenminste zes maanden gebruik heeft gemaakt van een ander perceel binnen de gemeente waarbij voor de inzameling van restafval bij dit andere perceel gebruik werd of kon worden gemaakt van eenzelfde inzamelmiddel (verzamelcontainer voor restafval of minicontainer) als bij het perceel ten aanzien waarvan de belasting wordt geheven: het totaal aantal in de laatste zes maanden dat de betreffende belastingplichtige gebruik heeft gemaakt van dat andere perceel, met betrekking tot dat andere perceel geregistreerde ontgrendelingen of aanbiedingen ter lediging, vermenigvuldigd met twee;