Organisatie | Amsterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels Huisvestingsverordening Amsterdam 2020 |
Citeertitel | Nadere regels Huisvestingsverordening Amsterdam 2020 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2023 | hoofdstuk 1, 3, 6, 10, artikel 1, 2, 2.1, 3, 4, 5, 8, | 01-11-2022 | |||
30-03-2022 | 01-01-2023 | artikel 3 | 01-03-2022 | ||
17-12-2021 | 30-03-2022 | artikel 2, 3, 5, 6, 10.1, 10.2, 11, 12, 13, 24 | 09-12-2021 | ||
16-12-2021 | 17-12-2021 | hoofdstuk 1, 2, 10 artikel 2, 2.2, 2.5, 3, 7, 8, 15, 19, 20.1, 20.2, 21 | 07-12-2021 | ||
01-01-2021 | 01-01-2022 | hoofdstuk 3, 4, 10, 11, paragraaf 3.1, 3.2, 3.3, artikel 1.3, 1.7, 1.10, 1.18, 1.19, 1.20, 1.21, 1.22, 1.23, 3.1, 6.1, 6.4, 6.5, 6.6, 6.7, 7.3, 7.5, 10.1 | 24-11-2020 | ||
24-09-2020 | 01-01-2021 | hoofdstuk 6, artikel 4, 5, 6 | 03-03-2020 | ||
10-06-2020 | 24-09-2020 | hoofdstuk 8 | 02-06-2020 | ||
09-04-2020 | 10-06-2020 | artikel 5, 10, 12a | 31-03-2020 | ||
01-01-2020 | 09-04-2020 | nieuwe regeling | 15-10-2019 |
Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,
gelet op artikelen 2.2.6, vijfde lid, 2.3.7, tweede en negende lid, 2.5.1, derde lid, 2.6.3, derde lid, 2.6.5, tweede en vierde lid, 2.7.3, derde lid, 2.7.6, 3.3.1, derde lid, 3.3.5, vijfde lid, 3.3.7, tweede lid, 3.3.11, zesde lid, 3.3.13, tweede lid, 3.3.15, derde lid, 3.6.1, vijfde lid en 3.6.2, zevende lid Huisvestingsverordening Amsterdam 2020,
gezien de inspraakreacties en de nota van beantwoording van 15 oktober 2019, de adviezen van de dagelijks besturen van de bestuurscommissies van stadsdelen Centrum, Nieuw-West, Noord, Oost, West, Zuid, Zuidoost van 12 juli 2019,
besluit de volgende regeling vast te stellen:
In deze nadere regels wordt beschreven hoe het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam uitvoering geeft aan de bevoegdheid tot het beslissen op een aanvraag om een urgentieverklaring op grond van artikel 2.6.1. van de Huisvestingsverordening (HVV). Paragraaf 6 van de HVV bevat de artikelen die op urgentie betrekking hebben.
Artikel 12 van de Huisvestingswet 2014 vormt de wettelijke grondslag voor de urgentiebepalingen in de HVV. Definities van gehanteerde termen in deze nadere regels zijn gelijk aan de definities daarvan in artikel 1 van de HVV.
Deze nadere regels is opgebouwd in de volgorde van de artikelen van de HVV. De paragrafen bevatten tussen haakjes het onderliggende artikel in de HVV.
1. Bevoegdheid en uitvoering (HVV artikel 2.6.1)
Aanvullend op artikel 2.6.1 HVV waarin is bepaald dat burgermeesters en wethouders bevoegd zijn om te beslissen op een aanvraag geldt dat;
2. Aanvraagprocedure en beoordeling (HVV artikel 2.6.2)
Voor urgentieverlening hanteert de gemeente over het algemeen de volgende vijf stappen:
Het vinden van een woning door:
zelf te zoeken naar een woning op WoningNet door de houder van een sociale of medische urgentieverklaring. Het zelf zoeken van een woning is voor deze urgentiecategorieën alleen mogelijk tot de datum dat woonruimteverdeling op basis van het woonpuntensysteem in werking treedt. Na deze datum wordt door middel van directe bemiddeling een woning aangeboden aan de houder van een sociale of medische urgentieverklaring;
De aanvrager moet alle gevraagde stukken leveren waaronder tenminste;
een ingevuld en ondertekend formulier waarmee de afdeling Wonen, team Indicaties gemachtigd wordt om benodigde gegevens op te vragen waarmee de geldigheid van de aanvraag onderzocht kan worden, bijvoorbeeld bij de behandeld arts, begeleidende instelling, verhuurder van de huidige woning, maatschappelijk werk, politie, of andere hulpinstellingen.
[De wijziging in dit artikel treedt per 1 januari 2022 inwerking.]
3. Algemene weigeringsgronden (HVV artikel 2.6.5)
Bij alle categorieën van urgentie gelden de weigeringsgronden van de Huisvestingsverordening artikel 2.6.5. Kort verwoord weigert de gemeente de aanvraag als de aanvrager:
De aanvraag wordt getoetst aan alle weigeringsgronden. Indien één of meerdere van deze weigeringsgronden van toepassing zijn, wordt de aanvraag geweigerd. De weigeringsgronden worden hieronder uitgewerkt en worden beoordeeld aan de hand van de volgende voorwaarden en criteria::
Ad a) De aanvrager is geen 18 jaar of ouder, of heeft geen Nederlandse -nationaliteit of vreemdelingenstatus
Ad b) Géén urgent huisvestingsprobleem
Indien zich uitsluitend één of een combinatie van meerdere van de onderstaande problemen voordoet, is er géén urgent huisvestingsprobleem:
Ad c) Het huisvestingsprobleem was redelijkerwijs op te lossen of te voorkomen;
Van een dergelijk probleem is in ieder geval sprake als de aanvrager:
In algemene zin geldt dat het huisvestingsprobleem van de aanvrager dient te zijn ontstaan uit een overmachtssituatie om in aanmerking te kunnen komen voor een urgentieverklaring. Volledigheidshalve wordt daarboven opgemerkt dat sociale of medische problemen geen uitzondering geven op weigeringsgrond c.
Ad d) Het huisvestingsprobleem kon worden voorkomen of kan worden opgelost door gebruik te maken van een voorliggende voorziening;
Met ‘voorliggende voorzieningen’ worden onder meer bedoeld:
de publieke voorzieningen op het gebied van zorg, hulp en ondersteuning zoals aanleg van een traplift of andere woningaanpassingen die de gemeente in het kader van de WMO mogelijk maakt, hulp bij het huishouden of vervoersvoorzieningen, wijkverpleging, thuiszorg, maatschappelijk werk, schuldhulpverlening, geestelijke gezondheidszorg of jeugdhulp,
Ad e) Het probleem is gevolg van verwijtbaar doen of nalaten van aanvrager of een lid van zijn huishouden, hiervan is in ieder geval sprake:
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat sociale of medische problemen geen uitzondering geven op weigeringsgrond e.
Ad f) Het probleem kan niet of onvoldoende opgelost worden met verhuizing naar een andere woonruimte, waarmee bedoeld wordt:
Ad g) Minder dan 2 jaar geleden een urgentieverklaring is vervallen of werd ingetrokken;
Waarmee bedoeld wordt dat een weigering volgt als korter dan 2 jaar voorafgaand aan het moment van indienen van de aanvraag een urgentie van de aanvrager of lid van diens huishouden
Ad h) De aanvrager is niet in staat om in zijn bestaan of in de kosten van bewoning van zelfstandige woonruimte te voorzien, waarvan sprake is als de aanvrager
Ad i) De aanvrager woont minder dan vier jaar onafgebroken in de gemeente waar urgentie wordt aangevraagd,
Voor aanvragers met één of meer schoolgaande kinderen die tijdelijk elders wonen wegens relatiebreuk of echtscheiding en voldoen aan de overige criteria geldt de volgende uitzondering: zij kunnen maximaal een half jaar na uitschrijving uit het BPR van Amsterdam alsnog urgentie aanvragen, bovenstaande bindingseis wordt hen in zoverre niet tegengeworpen;
Ad j) Het inkomen is hoger dan de inkomensgrens voor de primaire doelgroep van corporaties of de tijdelijk hogere inkomensgrens voor de 10% doelgroep als bedoeld in artikel 48 van de Woningwet en het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015, waarbij geldt dat;
Ad k) In de twee jaar voor het moment van aanvraag in een onderkomen woonde welke niet bestemd is voor permanente bewoning krachtens een besluit op grond van de Wet ruimtelijke ordening (2.6.5 lid 3),
Hiervan is in elk geval sprake als de aanvrager
Aanvragen vanuit noodopvang voor gezinnen
De situatie en het handelen van de aanvrager voorafgaand aan het verblijf in de noodopvang (crisisopvang) voor gezinnen is relevant voor de beoordeling van de weigeringsgronden. Het verblijf in de noodopvang is op zichzelf geen huisvestingsprobleem waarvoor urgentie wordt gegeven en vormt verder een neutrale factor in de beoordeling. Ook telt de periode van verblijf in de noodopvang niet mee in de periode dat de aanvrager in Amsterdam moet hebben gewoond op grond van HVV artikel 2.6.5, eerste lid, onderdeel i. Alleen indien de aanvrager voorafgaand en gedurende het verblijf in de noodopvang aanvullende problemen heeft die vallen binnen de criteria voor sociale of medische urgentie, kan er een urgentieverklaring worden verleend.
[De wijziging in dit artikel treedt per 1 januari 2022 inwerking.]
4. Schulden (HVV artikel 2.6.5 lid 1h)
Aanvragen van personen die niet aantonen dat ze met zekerheid kunnen voorzien in kosten van bewoning worden geweigerd op basis van HVV artikel 2.6.5 lid 1h). Dit betekent dat de aanvrager heeft gezorgd voor een situatie van langdurige financiële stabiliteit. Als er sprake is van schulden gelden de onderstaande voorwaarden:
5. Urgentiecategorie Blijf-groep (HVV artikel 2.6.6 lid 1a)
De aanvraag van urgentie voor mensen die verblijven in een instelling voor tijdelijke opvang van slachtoffers van huiselijk geweld, de zogenoemde Blijf-groep , wordt beoordeeld met inachtneming van de algemene weigeringsgronden die in artikel 2.6.5 van de Huisvestingsverordening zijn opgenomen met uitzondering van de eis dat alle personen in het huidhouden ten minste een minimale tijd in Amsterdam of in de voormalige gemeente Weesp woonachtig moeten zijn (artikel 2.6.5, eerste lid, onderdeel i). Daarnaast moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
Indien de aanvrager in aanmerking wil komen voor een woning die met voorrang aan personen met minderjarige kinderen wordt toegewezen moet een ouderschapsplan met door de gemeente of notaris gelegaliseerde handtekeningen van beide ouders worden ingediend, waaruit blijkt dat de zorg en verblijf van de kinderen is toegewezen aan de aanvrager.
Ten behoeve van de uitstroom uit de Blijf-groep kan het college;
een urgentie onder opschortende voorwaarden verstrekken, zoals beschreven in paragraaf 8 (urgentiecategorie uitstroom en omslag maatschappelijke opvang).
De woning wordt daarbij eerst toegewezen en verhuurd aan een zorginstelling die de cliënt de woning in gebruik geeft op basis van een intermediaire verhuur. Gedurende één jaar of twee jaar krijgt de cliënt begeleiding en gelegenheid om te voldoen aan eventuele opschortende voorwaarden, zoals afronding van een echtscheiding, het afspreken van een ouderschapsplan of het regelen van schulden. Na afronding van het zorgtraject en het voldoen aan de vereisten voor urgentie kan het huurcontract met de instelling worden omgezet (‘omgeklapt’) naar een regulier vast huurcontract op naam van de bewoner.
Cliënten met een leeftijd van 18 tot en met 27 jaar kunnen een jongerenwoning met een huurcontract voor vijf jaar toegewezen krijgen. Bij afloop van dat contract kan de bewoner urgentie krijgen voor een andere woning, op basis van de ruggensteunregeling in artikel 2.6.8, eerste lid, onderdeel e, van de Huisvestingsverordening.
[De wijziging in dit artikel treedt per 1 januari 2022 inwerking.]
6. Urgentiecategorie mantelzorg (HVV artikel 2.6.6 lid 1b)
De aanvraag voor urgentiecategorie mantelzorg wordt beoordeeld op basis van de algemene weigeringsgronden met uitzondering van lid 1i (lokale binding). Daarnaast gelden de volgende voorwaarden:
Er bestaat alleen recht op urgentie vanwege mantelzorg indien deze geheel onbezoldigd wordt verleend. Personen die (deels) pgb ontvangen voor de zorgactiviteiten komen niet in aanmerking voor deze urgentie. Dit volgt uit de definitie voor mantelzorg (artikel 1 Huisvestingsverordening en artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning):
“mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep”
Ook als een aantal uren wel onbezoldigd zorg wordt verleend wordt niet voldaan aan dit vereiste. De mantelzorg moet geheel onbezoldigd worden verleend.
[De wijziging in dit artikel treedt per 1 januari 2022 inwerking.]
7. Urgentiecategorie vergunninghouders (HVV artikel 2.6.8 lid 1d, 1e en 1g)
Vergunninghouders oftewel statushouders komen in aanmerking voor urgentie als:
Woningzoekenden aan wie op grond van de voorgaande urgentiegrond een woning is toegewezen die verhuurd wordt met een tijdelijk huurcontract kunnen opnieuw in aanmerking komen voor urgentie als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Woningzoekenden aan wie op grond van de voorgaande urgentiegronden een woning is toegewezen komen in geval van gezinshereniging in aanmerking voor urgentie als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Degenen die op grond van artikel 2.6.8, eerste lid, onderdeel d, e of g van de Huisvestingsverordening een urgentieverklaring hebben gekregen, krijgen éénmalig een woning aangeboden.”
8. Urgentiecategorie uitstroom en omslag maatschappelijke opvang en beschermd wonen (HVV Artikel 2.6.7)
Deze urgentiecategorie is bedoeld voor personen die een woning nodig hebben omdat zij uitstromen uit een instelling voor Maatschappelijke Opvang (MO), Beschermd Wonen (BW) of een psychiatrische instelling in Amsterdam of in de voormalige gemeente Weesp. Ook de personen die worden toegelaten in de Maatschappelijke Opvang of Beschermd wonen, maar worden gefinancierd vanuit de wet langdurige zorg (WLZ) vallen onder deze urgentiecategorie.
Wegens het extramuraliseren van de zorg en uitvoering van het ‘Housing First’ principe, wordt deze urgentie ook toegekend aan personen die op basis van een beschikking ‘zorg met verblijf’ toegang krijgen tot de Maatschappelijke Opvang of Beschermd Wonen maar nog niet voldoen aan de vereisten om uit te stromen naar een huurwoning op eigen naam. De urgentie wordt hierbij onder opschortende voorwaarden verleend, deze constructie heet de ‘Omslagroute’. De zorginstelling draagt de cliënten voor die geschikt worden geacht om zelfstandig in een woning hulpverlening te krijgen. De zorginstelling huurt aanvankelijk de woning zelf en verleent daar de zorg aan de cliënt. De zorginstelling en cliënt ondertekenen een Integraal Traject Plan (ITP) oftewel persoonlijk begeleidingsplan, met daarin op maat gesneden doelen. Zodra de cliënt voldoet aan de gestelde doelen van het hulpverleningstraject en psychisch, sociaal en financieel in staat is om zelfstandig te wonen, wordt deze voorgedragen voor de ‘omklap’ van het huurcontract naar een huurcontract op eigen naam.
Op deze urgentie zijn de algemene weigeringsgronden van artikel 2.6.5, eerste lid, onderdelen a, h en j, van toepassing, wat betekent dat de aanvrager: tenminste 18 jaar moet zijn, legaal in Nederland moet verblijven en geen inkomen mag hebben boven de normen gesteld in HVV, artikel 2.2.2, eerste lid.
De aanvrager dient verder naar verwachting voldoende zelfredzaam te zijn, geen overlast te veroorzaken, en te voldoen aan de eis van regiobinding of de alternatieve criteria.
In beginsel geldt voor een urgentie op grond van HVV, artikel 2.6.7, eerste lid, onderdeel a, de voorwaarde van regiobinding. Dit houdt in dat de aanvrager tenminste twee jaar van de drie jaar voorafgaand aan de opvang (zorg met verblijf) woonachtig moet zijn geweest in de zorgregio Amsterdam of in de voormalige gemeente Weesp en dit dient te worden aangetoond door een inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP).
Bij het verlenen van toegang tot Maatschappelijke Opvang en Beschermd Wonen zijn gemeenten op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) verplicht om een ruimere uitleg van regiobinding te hanteren. Het kan daarom voorkomen dat personen die tot de MO/BW zijn toegelaten en na of tijdens het zorgtraject moeten doorstromen naar een zelfstandige huurwoning, niet voldoen aan de eis van regiobinding in de HVV.
Op grond van HVV artikel 2.6.7, derde lid, kunnen Burgemeester en wethouders in die gevallen de bovengenoemde voorwaarde van regiobinding in de HVV voor urgentie buiten toepassing verklaren.
In die gevallen dient de aanvrager aan te tonen dat hij of zij:
Voorwaarden bij start Omslagroute – toekenning urgentie onder opschortende voorwaarden
Een cliënt van de Maatschappelijke Opvang of Beschermd Wonen kan de urgentie onder opschortende voorwaarden krijgen als deze geschikt geacht wordt het hulpverleningstraject te doorlopen in een zelfstandige woning. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat de cliënt geen overlast zal veroorzaken, actief zal meewerken aan de zorg en begeleiding van de zorginstelling en hiervoor de deur zal open doen. Bij toekenning van de urgentie onder opschortende voorwaarden wordt de zorginstelling huurder en de woning wordt in gebruik gegeven aan de cliënt.
Voor toekenning van de urgentie onder opschortende voorwaarden is vereist dat een Integraal Traject Plan (ITP) of persoonlijk begeleidingsplan is opgesteld en dat dit plan is ondertekend door de cliënt en de zorginstelling. Dat plan bevat gepersonaliseerde doelen om het zorgtraject goed te laten verlopen en om te zorgen dat de cliënt cumulatief gaat voldoen aan de algemene criteria voor de urgentie uitstroom. Deze voorwaarden zijn:
Als blijkt dat het ITP of persoonlijk begeleidingsplan niet kan worden volbracht en een herijking van perspectief nodig is kan de urgentie die onder opschortende voorwaarden is verleend worden ingetrokken.
Definitieve urgentieverlening (‘omklap’)
Bij de definitieve urgentieverlening kan het huurcontract op naam van de zorginstelling worden ‘omgeklapt’, oftewel op naam van de cliënt worden gezet. Een besluit tot definitieve urgentieverlening wordt genomen zodra de cliënt de gepersonaliseerde doelen van het Integraal Trajectplan of persoonlijk begeleidingsplan heeft behaald en met het behalen van deze doelen wordt voldaan aan bovengenoemde algemene criteria voor de urgentie uitstroom. Bij een positieve beoordeling eindigt (meestal) het hulpverleningstraject en wordt de voormalige cliënt een zelfstandig wonende huurder.
9. Urgentiecategorie acute noodsituatie (Bij HVV art. 2.6.8, lid 1a)
Deze urgentiecategorie wordt ook de ‘calamiteitenurgentie’ genoemd. Calamiteiten zijn plotselinge gebeurtenissen waar de aanvrager geen invloed op kon uitoefenen en die tot een acuut woonprobleem leiden zoals brand, explosie of verzakking. De aanvraag wordt beoordeeld op basis van de algemene weigeringsgronden uitgezonderd lid 1j (inkomenseis) en dient daarnaast te voldoen aan de volgende voorwaarden:
10.1 Urgentiecategorie medische redenen (medische urgentie HVV 2.6.8 lid 1b)
Aan artikel 2.6.8 wordt niet getoetst als de aanvraag moet worden geweigerd op grond van één van de algemene weigeringsgronden genoemd in artikel 2.6.5.
2. Per aanvraag kan slechts één urgentiegrond worden aangevoerd. Een medische urgentieverklaring kan alleen worden verkregen op basis van medische gronden.
3. Een urgentieverklaring op medische gronden kan alleen worden verkregen indien:
4. Indien het probleem niet of slechts beperkt opgelost wordt door een andere woonruimte, of als de aanvrager meer gebaat is bij inzet van een voorliggende voorziening (zoals medische of psychische zorg, of begeleiding) wordt de aanvraag afgewezen op grond van artikel 2.6.5 lid 1 d) of lid 1 f). Hiervan is in ieder geval sprake als de aanvrager beschikt over een beschikking voor een maatwerkvoorziening voor opvang of beschermd wonen.
5. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de weigeringsgronden uit artikel 2.6.5 lid 1c en 1e onverminderd van toepassing zijn op een urgentieaanvraag om medische redenen. Er moet sprake zijn van een overmachtssituatie die redelijkerwijs niet te voorkomen was.
[De wijziging in dit artikel treedt per 1 januari 2022 inwerking.]
10.2 Urgentiecategorie sociale redenen (sociale urgentie HVV 2.6.8 lid 1b
Indien het probleem niet of slechts beperkt opgelost wordt door een andere woonruimte, of als de aanvrager meer gebaat is bij inzet van een voorliggende voorziening (zoals begeleiding) wordt de aanvraag afgewezen op grond van artikel 2.6.5 lid 1 d) of lid 1 f). Hiervan is in ieder geval sprake als de aanvrager beschikt over een beschikking voor een maatwerkvoorziening voor opvang of beschermd wonen.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de weigeringsgronden uit artikel 2.6.5 lid 1c en 1e onverminderd van toepassing zijn op een urgentieaanvraag op sociale grond zoals genoemd onder 1. Er moet sprake zijn van een overmachtssituatie en het probleem moet niet redelijkerwijs te voorkomen zijn geweest. Dit betekent dat huisuitzetting uit een inwoonsituatie geen recht geeft tot een sociale urgentie, of problemen nadat een gezin is gesticht zonder in passende woonruimte te voorzien.
[De wijziging in dit artikel treedt per 1 januari 2022 inwerking.]
11. Aanvullende voorwaarden bij regel 10.1 (ernstige medische problemen)
Psychische problemen zijn aantoonbaar chronisch, en de aanvrager moet op het moment van aanvraag minimaal 6 maanden onder behandeling zijn voor het betreffende medische probleem bij een specialistische, tweedelijns GGZ instelling of vrijgevestigd psychiater in Nederland. Praktijk Ondersteuner Huisartsenzorg, eerstelijns en/of basis GGZ vallen hier niet onder;
De huidige woonsituatie is levensontwrichtend omdat de bewegingsruimte van de aanvrager door de medische problemen teveel beperkt wordt dan wel de behandeling van het probleem wordt aantoonbaar in hoge mate ongunstig beïnvloed door de woonsituatie. Spanning, stress en/of psychische klachten samenhangend met de woonsituatie zijn geen redenen om een urgentieverklaring te verlenen;
Bij een verbroken relatie of echtscheiding is paragraaf 14 van toepassing.
[De wijziging in dit artikel treedt per 1 januari 2022 inwerking.]
12. Aanvullende voorwaarden bij regel 10.2, lid a I (dakloosheid met minderjarige kinderen door relatiebreuk, echtscheiding en/of inkomensval)”.
[De wijziging in dit artikel treedt per 1 januari 2022 inwerking.]
13. Aanvullende voorwaarden ernstige bedreiging of geweld bij regel 10.2, lid a II
in geval van bedreiging en/of geweld door de ex-partner of huisgenoot moet de aanvrager een beroep gedaan hebben op de hierbij passende voorliggende voorzieningen, te weten inzet van een huisverbod, straatverbod of contactverbod voor de dader, of gebruik van een AWARE-veiligheidsvoorziening door de aanvrager van de urgentie en dit niet tot een oplossing heeft geleid;
In geval van geweld of bedreiging door een ander dan een ex-partner of huisgenoot, dient de aanvrager een verklaring van de politie te overhandigen waaruit blijkt dat de aanvrager uit veiligheidsredenen niet langer in de eigen woning kan verblijven, ook niet na een opgelegd of eventueel op te leggen straatverbod of contactverbod.
[De wijziging in dit artikel treedt per 1 januari 2022 inwerking.]
14. Aanvullende voorwaarden scheiding en verbroken partnerschap
Indien scheiding of verbroken partnerschap de achterliggende oorzaak is achter de aanvraag van urgentie, gelden de volgende aanvullende voorwaarden:
15. Stadsvernieuwing (HVV artikel 2.6.8 lid 1c)
Degene die woonruimte nodig heeft in verband met de sloop, onderhoud of herstel van de huidige woning kan onder voorwaarden urgentie krijgen. Dit heet een stadsvernieuwingsurgentie. De stadsvernieuwingsurgentie is nader uitgewerkt in Hoofdstuk 3.
16. Zoekprofiel (HVV artikel 2.6.3 lid 2)
In het zoekprofiel van de urgentieverklaring wordt rekening gehouden met medische problematiek als dat noodzakelijk is volgens een advies van de GGD-arts. Het zoekprofiel van de urgentieverklaring geeft dan aan dat een laag gelegen woning of een woning bereikbaar met lift noodzakelijk is. Conform artikel 2.4.4 van de HVV sluit het zoekprofiel dan aan op woningen die geschikt zijn voor personen met medische problemen. In Woningnet hebben deze woningen de omschrijving ‘voorrang voor medische urgenten, WMO-verhuiskostenvergoeding, leeftijd 65+’.
17. Directe bemiddeling gezinnen met indicatie voor laag wonen (HVV artikel 2.4.8)
Gezinnen met 2 of meer minderjarige kinderen met een urgentieverklaring, waarbij het zoekprofiel wegens medische noodzaak een laag gelegen woning of woning bereikbaar met lift voorschrijft, kunnen via het aanbodinstrument moeilijk een woning vinden. Voor deze gezinnen wordt op basis van artikel 2.4.8 (directe bemiddeling) de mogelijkheid gegeven om een eenmalig aanbod van een passende woning aan te vragen, op een zelf te kiezen moment gedurende de urgentieperiode (26 weken).
De gezinnen die zelf met voorrang op Woningnet zoeken maar niet slagen in de urgentieperiode van 26 weken, krijgen zo snel als mogelijk doch uiterlijk binnen 3 maanden na afloop van de urgentieperiode een eenmalig aanbod van een passende woning. Na deze aanbieding vervalt de urgentie.
18. Speciale doelgroepen (HVV artikel 2.6.8 1f)
Deze urgentiecategorie is bedoeld voor speciale doelgroepen die door een gespecialiseerde tafel binnen de gemeente worden begeleid en door deze tafel aan burgemeester en wethouders kunnen worden voorgedragen voor urgentie. De doelgroepen betreffen personen die vallen binnen de aanpak voor Multiprobleemgezinnen, het beleid ten aanzien van dreigende ontruiming bij overlast (het Laatste kanstraject, het Nieuwe kanstraject en de Treiteraanpak), het Uitstapprogramma Prostitutie, het beleid voor slachtoffers van mensenhandel en het beleid voor personen die terugkeren na herstel in een revalidatiecentrum. Voor elke groep gelden eigen voorwaarden. Deze zijn hieronder per categorie uitgewerkt.
Urgentieverlening onder opschortende voorwaarden
Een deel van deze doelgroepen krijgt een urgentie onder opschortende voorwaarden. Een besluit tot definitieve urgentieverlening wordt genomen zodra betrokkenen voldoen aan de afspraken die zijn gemaakt afhankelijk van de individuele omstandigheden en tenminste één jaar na afgifte van de urgentie onder opschortende voorwaarden. Bij de definitieve urgentieverlening wordt het huurcontract op naam van de instelling omgezet in een huurcontract op naam van betrokkene. Als de afspraken niet worden nagekomen dan wordt niet voldaan aan de opschortende voorwaarden van de urgentie. De urgentie wordt dan niet definitief en de woning kan worden ontruimd.
19. Multiprobleemgezinnen (artikel 2.6.8 lid 1f)
Deze urgentiecategorie is bedoeld voor gezinnen, met één of meerdere kinderen, die meervoudige complexe problemen hebben en waarbij verhuizen naar een (andere) woning kan helpen om tot een duurzame bestendige oplossing te komen om de situatie van het gezin te verbeteren. De gezinnen worden geholpen door de inzet van een MPG-aanpak. De procesmanager MPG die onderdeel uitmaakt van het doorbraakteam besluit of een gezin wordt voorgedragen voor de urgentie. De urgentie wordt verleend onder opschortende voorwaarden.
De volgende procedure wordt gevolgd:
20. Beleid ten aanzien van dreigende ontruiming bij overlast (artikel 2.6.8 lid 1f)
20.1 Laatste- en Nieuwe Kanstraject
Veroorzakers van extreme (buren)overlast kunnen door een ontruimingsprocedure dakloos worden. Als onderdeel van het gemeentelijk preventiebeleid kunnen zij onder strikte voorwaarden nog eenmaal (als laatste kans) een andere woning aangeboden krijgen. Bij het Laatste Kanstraject wordt een woning aangeboden aan de betrokkene na een ontruimingsvonnis van de rechter. Bij het Nieuwe Kanstraject biedt de corporatie in geval van langdurige overlast de huurder een nieuwe woning aan ter voorkoming van een ontruimingsprocedure via de rechtbank. Als de huurovereenkomst daarbij wordt beëindigd met wederzijds goedvinden, krijgt de huurder een vervangende woning. De aanpak is verder gelijk aan het Laatste Kanstraject. Het Laatste Kanstraject en het Nieuwe Kanstraject worden uitgevoerd door de GGD en de directie Wonen in samenwerking met de Meldpunten Zorg en Woonoverlast, zorgaanbieders en de woningcorporaties. Het Laatste Kanstraject en het Nieuwe Kanstraject worden voornamelijk ingezet voor alleenstaanden en stellen zonder kinderen met psychiatrische en/of verslavingsproblematiek. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
De volgende procedure wordt gevolgd:
De Amsterdamse treiteraanpak is bedoeld om ernstige woonoverlast aan te pakken. Namens de gemeente Amsterdam nemen de stadsdeelregisseurs het initiatief bij de aanpak van individuele treitersituaties. Er kan worden opgeschaald naar een multidisciplinair interventieteam. Aan daders en of slachtoffers kan een vervangende woning worden aangeboden, daarbij gelden de volgende voorwaarden:
De volgende procedure wordt gevolgd:
21. Uitstapprogramma prostitutie (artikel 2.6.8 lid 1f)
De gemeente Amsterdam heeft in 2012 het uitstapprogramma voor prostituees verbeterd, onder meer wat betreft huisvesting. De afdeling Wonen heeft in samenwerking met de GGD en HVO-Querido (P&G292) twee routes naar huisvesting ingesteld voor vrouwen die geen eigen woning hebben: één voor vrouwen met OGGZ-problematiek en één voor vrouwen zonder OGGZ-problematiek. Huisvesting is een voorwaarde voor het bieden van zorg en begeleiding om de zelfstandigheid van de betrokkene te ondersteunen.
De aanmelding van uittredende prostituees wordt gedaan door P&G292 bij de Instroomtafel Volwassenen voor plaatsing in de Maatschappelijke Opvang of in Begeleid Wonen. Verder gelden de volgende voorwaarden:
De volgende procedure wordt gevolgd:
De aanmelding van uittredende prostituees wordt gedaan door P&G292 bij de Instroomtafel Volwassenen voor tijdelijke plaatsing in één van de drie woningen die HVO-Querido permanent huurt voor de opvang van prostituees die gebruik maken van het uitstapprogramma. Tevens gelden de volgende voorwaarden:
De volgende procedure wordt gevolgd:
22. Slachtoffers van mensenhandel (artikel 2.6.8 lid 1f)
Slachtoffers van mensenhandel kunnen een tijdelijke verblijfsvergunning op humanitaire gronden krijgen als ze aangifte doen tegen de mensenhandelaar en meewerken aan het strafrechtelijk onderzoek. Daarbij worden ze eerst in de Maatschappelijke Opvang geplaatst. Vervolgens kunnen ze met voorrang uitstromen naar een woning via het initiatief ‘Doorstroomwoningen’ van de Stadsregio Amsterdam, het Amsterdam Coördinatiepunt Mensenhandel (ACM), HVO-Querido en de gemeente Amsterdam. Er wordt een urgentie verleend onder opschortende voorwaarden. Daarbij geldt de volgende procedure:
23. Huisvesting na revalidatie (artikel 2.6.8 lid 1f)
Volwassenen kunnen voorrang krijgen op een sociale huurwoning in het kader van de ‘verkeerde beddenproblematiek’ (op grond van medische of sociale redenen).
Hierbij gaat het om tijdelijk verblijf in een intramurale instelling en de onmogelijkheid om na revalidatie terug te keren naar de eigen woning in Amsterdam. De snelle toewijzing van een andere woning is nodig om een dure intramurale plek vrij te maken.
De instelling geeft bij de afdeling Wonen aan dat er sprake is van de verkeerde beddenproblematiek. Bij deze urgentie gelden de volgende voorwaarden:
De aanvrager wordt door de afdeling Wonen via directe bemiddeling begeleid naar een woning (bv. wibo of seniorenwoning).
24. Ateliers en atelierwoningen via de CAWA
De Commissie Ateliers en (Woon)Werkpanden Amsterdam (CAWA) adviseert het college van Burgemeester en Wethouders over de toewijzing van atelierruimte en atelierwoningen. De commissie beoordeelt voordrachten van kunstenaars voor een atelier of een atelierwoning. Bij dit type woonruimte gelden de volgende voorwaarden:
24 Hardheidsclausule (artikel 2.6.11)
Indien een aanvrager niet voldoet aan de voorwaarden voor urgentieverlening kunnen burgemeester en wethouders alsnog een urgentieverklaring verlenen indien:
Toelichting op de hardheidsclausule bij medische problematiek
Onder een schrijnende situatie bij medische problematiek wordt verstaan een uitzonderlijke noodsituatie waar een urgentieverklaring voor noodzakelijk is . De aanvrager die een beroep doet op de hardheidsclausule vanwege ernstige medische problematiek dient met bewijsstukken aan te tonen dat sprake is van een acuut levensbedreigend probleem. Hiervoor is een verklaring van een medisch specialist noodzakelijk, een verklaring van de huisarts is onvoldoende.
[De wijziging in dit artikel treedt per 1 januari 2022 inwerking.]
Hoofdstuk 3 Stadsvernieuwingsurgentie bij sloop en renovatiecomplexen van corporaties en bij noodzakelijk bouwkundig onderhoud of herstel van particulier of privaat bezit
Op grond van artikel 12 van de Huisvestingswet 2014 en artikel 2.6.8, eerste lid, onderdeel c, Huisvestingsverordening kunnen burgemeester en wethouders een urgentieverklaring verlenen aan woningzoekenden die naar een andere woonruimte moeten worden bemiddeld vanwege sloop, onderhoud of herstel van de huidige woonruimte (stadsvernieuwingsurgentie). Deze nadere regel is een uitwerking van deze urgentiecategorie. Deze urgentiecategorie is van toepassing in het geval van sloop of renovatie van corporatiewoningen en bij noodzakelijk bouwkundig onderhoud of herstel van sociale huurwoningen van particuliere of private verhuurders, met uitzondering van tijdelijke complexen. Deze regeling is niet van toepassing op wooncomplexen met een tijdelijke bestemming.
Als huurders hun woning (tijdelijk) moeten verlaten door een geplande sloop, renovatie of noodzakelijk bouwkundig onderhoud of herstel krijgen zij onder voorwaarden een stadsvernieuwingsurgentieverklaring. Burgemeester en wethouders geven voorafgaand aan het verlenen van de urgentieverklaring een peildatumbesluit af. Met behulp van de stadsvernieuwingsurgentieverklaring kunnen de huurders vervolgens vanaf de peildatum met voorrang andere woonruimte vinden.
Bij woningcorporaties gaat het hier om een regulier proces. Voorafgaand aan het peildatumbesluit is een traject geweest waarbij de woningcorporatie de mogelijkheden en draagvlak voor haar plannen heeft verkend en afspraken heeft gemaakt met belanghebbenden (onder andere de huurders van de woonruimten en de omwonenden). De woningcorporatie volgt bij dit traject de Kaderafspraken. Bij particuliere sociale huur gaat het om uitzonderlijke gevallen waar de regeling wordt toegepast. Particuliere of private verhuurders zijn in beginsel zelf verantwoordelijk voor het aanbieden van vervangende woonruimte aan de huurders. Ook als zij een aanschrijving van burgemeester en wethouders of een ander verzoek ontvangen tot herstel op basis van de gebrekenlijst en het onderhoud of herstel moet in onbewoonde staat plaatsvinden. Alleen in uitzonderlijke gevallen en onder de voorwaarden in deze regeling kan een beroep worden gedaan op stadsvernieuwingsurgentie.
In afwijking van artikel 2.3 komen huurders met een jongerencontract als bedoeld in artikel 274c, vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek alleen in aanmerking voor stadsvernieuwingsurgentie als zij ten tijde van het sluiten van het nieuwe huurcontract een leeftijd hebben van ten minste 28 jaar.
Huurders met een jongerencontract als bedoeld in artikel 274c, vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek die ten tijde van het sluiten van het nieuwe huurcontract een leeftijd hebben onder 28 jaar komen niet in aanmerking voor stadsvernieuwingsurgentie maar worden wel bemiddeld naar een andere jongerenwoning. Er worden in dit geval maximaal drie passende woonruimten aangeboden.
In afwijking van het eerste lid komen huurders met een jongerencontract dat afloopt tussen de peildatum en de datum van de aanvang van de werkzaamheden en huurders waarvan het huurcontract niet wordt opgezegd, omdat tijdelijk verbleven kan worden in een wisselwoning, niet in aanmerking voor stadsvernieuwingsurgentie.
2.5 Voorwaarden semi-stadsvernieuwingsurgentie corporatiebezit
De volgende personen komen in aanmerking voor een semi-stadsvernieuwingsurgentieverklaring:
Inwonende kinderen bij een huishouden dat in aanmerking komt voor een stadsvernieuwingsurgentieverklaring die op de peildatum 23 jaar of ouder zijn en langer dan vijf jaar onafgebroken met dit huishouden wonen (aantoonbaar met een uittreksel uit de Basisregistratie Personen en vastgesteld door de corporatie tijdens het huisbezoek). Met inwonende kinderen wordt gelijk gesteld kinderen die tot aan hun 18de als pleegkind onderdeel vormden van het huishouden dat in aanmerking komt voor een stadsvernieuwingsurgentieverklaring en aan de overige voorwaarden voor semi-stadsvernieuwingsurgentie voldoen.
Huurders van een onzelfstandige woonruimte: als de huurder op de peildatum een leeftijd heeft van ten minste 18 jaar en op de peildatum meer dan twee jaar in de woonruimte woonde (aantoonbaar met een uittreksel uit de Basisregistratie Personen en vastgesteld door de corporatie tijdens het huisbezoek).
Paragraaf 3 Sociale huurwoningen in particulier of privaat bezit
Artikel 3.2 Beoordelen peildatumaanvraag particulier of privaat bezit
Burgemeester en wethouders stellen de peildatum vast en verlenen de stadsvernieuwingsurgentieverklaring aan de huurder indien is voldaan aan de voorwaarden in artikel 3.3.
Artikel 3.3 Voorwaarden stadsvernieuwingsurgentie particulier of privaat bezit
Hoofdstuk 4 Stadsvernieuwingsurgentie bij noodzakelijk bouwkundig onderhoud of herstel particulier bezit
Hoofdstuk 5 Toewijzing standplaatsen voor woonwagens
De rangorde bedoeld in het eerste lid, is van overeenkomstige toepassing op woonwerklocaties, met dien verstande dat de onder a tot en met g genoemde woningzoekende een bedrijf of beroep moet uitoefenen dat verband houdt met de exploitatie van het circus- of kermisbedrijf en minimaal 70 % van zijn/haar gemiddeld jaarinkomen over de afgelopen drie kalenderjaren binnen het voornoemde bedrijf of beroep heeft vergaard.
Hoofdstuk 6 Voorraadvergunningen
2. Geluidseisen voor de omzettingsvergunning en vergunning woningvorming
De geluidsoverdracht tussen de woning waar de aanvraag betrekking op heeft en de omliggende woningen heeft een volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke lucht-geluidniveauverschil niet kleiner dan 47 dB en een volgens NEN 5077 bepaalde gewogen contact-geluidniveau niet groter 59 dB. Daarnaast mag de vloerbedekking de geluidsisolatie niet verslechteren.
In aanvulling op 4.1 dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
Elektriciteitsvoorziening: De aanwezige voorziening voor elektriciteit dient veilig in gebruik te zijn. De elektrische installatie dient door middel van een keuringsrapport te zijn goedgekeurd door een erkend installatiebedrijf, dat is aangesloten bij een vakorganisatie. In het keuringsrapport dient te staan dat de installatie voldoet aan de eisen van NEN 1010:2015+C2:2016. De adressen die zijn gekeurd, moeten duidelijk staan vermeld met de huisnummers en keuringsdatum. Het keuringsrapport moet gewaarmerkt en ondertekend zijn.
Gasvoorziening: De aanwezige voorziening voor gas dient, tenzij de woonruimte volledig gasloos is, veilig in gebruik te zijn. De installatie dient door middel van een keuringsrapport te zijn goedgekeurd door een erkend installatiebedrijf, dat is aangesloten bij een vakorganisatie. In het keuringsrapport dient te staan dat de installatie voldoet aan de eisen van NEN 1078. De adressen die zijn gekeurd, moeten duidelijk staan vermeld met de huisnummers en keuringsdatum. Het keuringsrapport moet gewaarmerkt en ondertekend zijn.
Sterkte bij brand: Bouwbesluit paragraaf 2.2.2 (bestaande bouw) is van toepassing met dien verstande dat de brandwerendheid met betrekking tot bezwijken van de bouwconstructie, indien de vloer van het verblijfsgebied hoger ligt dan 7 meter en niet hoger dan 13 meter boven meetniveau, ook 60 minuten moet zijn.
5. Vaststelling wijkquota voor de vergunning voor Bed & Breakfast (B&B) en de omzettingsvergunning voor kamerverhuur
Voor de omzettingsvergunning voor kamerverhuur en de vergunning voor B&B, met uitzondering van de vergunning voor B&B in het kader van overgangsrecht bedoeld in artikel 3.3.8, eerste lid, van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020, gelden de in de hieronder opgenomen tabel vastgelegde quota per wijk.
6. Procedure vergunningverlening vergunning ten behoeve van een B&B
5.1. Aanmelden voor een vergunning ten behoeve van een B&B
5.2. Inventarisatie aanmeldingen
5.5. Wachtlijst en doorschuifregeling
Indien degene die op basis van de wachtlijst in aanmerking komt voor het aanvragen van een vergunning aangeeft daarvan geen gebruik te willen maken dan wel binnen vier weken geen vergunning heeft aangevraagd, komt de eerstvolgende op de wachtlijst in aanmerking voor het aanvragen van een vergunning. Dit herhaalt zich totdat iemand de vergunning aanvraagt.
7. Procedure vergunningverlening omzettingsvergunning
6.1. Aanmelding loting voor een omzettingsvergunning
6.2. Inventarisatie aanmeldingen
Alle aangemelde adressen binnen de wijken, genoemd in 4, worden willekeurig genummerd en gerangschikt. De adressen die op dezelfde positie of lager dan het voor die wijk geldende quotum staan, kunnen een omzettingsvergunning aanvragen, met dien verstande dat het pandquotum nog niet vol is. De rangschikking loopt door voor de adressen boven dat quotum.
6.5. Wachtlijst en doorschuifregeling
Indien degene die op basis van de wachtlijst in aanmerking komt voor het aanvragen van een omzettingsvergunning aangeeft daarvan geen gebruik te willen maken dan wel binnen vier weken geen omzettingsvergunning heeft aangevraagd, komt de eerstvolgende op de wachtlijst in aanmerking voor het aanvragen van een omzettingsvergunning. Dit herhaalt zich totdat iemand de omzettingsvergunning aanvraagt.
Hoofdstuk 7 splitsen in appartementsrechten
Burgemeester en wethouders kunnen het vermelde maximum aantal te splitsen huurwoningen in een verdeelbesluit verdelen in vier categorieën. Voor een verdeelbesluit gelden de volgende bepalingen:
Burgemeester en Wethouders kunnen bij een verdeelbesluit bepalen dat zij bepaalde gebieden aanwijzen waar quotum ingezet kan worden, mits dit beleidsmatig onderbouwd wordt. Daarnaast kunnen voor de bestaande quota dan wel voor een deel van dat quotum uitsluitend splitsingsvergunningen worden verleend voor gebouwen in de volgende categorieën:
In verband met de woonruimtevoorraad en de waarborgen dat huurwoningen na de voorgenomen splitsing bestemd blijven voor verhuur ter bewoning (artikel 3.6.1 eerste lid onder d. Huisvestingsverordening) nemen burgemeester en wethouders mee in haar beoordeling mee of:
Burgemeester en wethouders beoordelen bovenstaande vier elementen aan de hand van de volgende aspecten. Is er een Werkovereenkomst, gesloten tussen verhuurder en huurder, is er een klacht is ingediend bij de geschillencommissie gedragscode splitsen en zo ja, wat is de uitspraak van de geschillencommissie en voorts andere relevante aspecten zoals bejegening van de huurders en uitvoering van de werkzaamheden ter verbetering van het gebouw. Al deze aspecten worden meegenomen in de beoordeling van de aanvraag en de daarvoor vereiste belangenafweging voor het al dan niet verlenen van de splitsingsvergunning.
Er is sprake van ingrijpende vernieuwbouw, als het gebouw met woningen, na het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen van dat gebouw, in overeenstemming is met de voorschriften in de nieuwbouwparagrafen van het Bouwbesluit, met dien verstande dat:
gemotiveerd vrijstelling mag zijn verleend van de voorschriften als gebouwen met woningen naar het oordeel van burgemeester en wethouders door ingrijpende vernieuwbouw afdoende voldoen aan nieuwbouweisen, zoals bedoeld in artikel 3.4.2 vierde lid onder a van de Huisvestingsverordening, indien het gebouw voldoet aan de paragrafen voor nieuwbouw in het Bouwbesluit, met dien verstande dat in de volgende hoofdstukken, afdelingen, paragrafen of artikelen, een specifiek omschreven niveau, dat niet lager mag zijn dan het rechtens verkregen niveau en niet lager mag zijn dan niveau bestaande bouw, voldoende is.
De voorschriften uit hoofdstuk 4, paragrafen nieuwbouw (technische voorschriften uit het oogpunt van bruikbaarheid) gelden niet, als de stedenbouwkundige randvoorwaarden het voldoen aan deze voorschriften in de weg staan en geen gelijkwaardige alternatieve oplossing beschikbaar is. Dit geldt onder andere voor de voorgeschreven buitenruimte en in mindere mate voor de buitenberging;
Aan de nieuwbouweisen van het Bouwbesluit behoeft niet te worden voldaan als de monumentale waarde het niet mogelijk maakt dat een monument aan deze nieuwbouweisen voldoet. De aanvrager dient bij een splitsingsaanvraag specifiek aan te geven, voor welke artikelen van het Bouwbesluit, het gebouw niet aan nieuwbouweisen kan gaan voldoen.
Zolderruimten, bergruimten en dergelijke, welke in een splitsing worden betrokken moeten het hetzelfde indexnummer hebben als de woning, waartoe de bijbehorende ruimte behoort. Deze eis wordt gesteld om te voorkomen dat de geschiktheid van de woning zou kunnen worden verminderd door afzonderlijke vervreemding van de zolderruimte of andere ruimte.
Ook anderszins mag het gebruik van de zolder- of bergruimte ten behoeve van de bijbehorende woning niet in de akte van splitsing (of een aanvullende akte) worden ingeperkt. Slechts in uitzonderlijke gevallen, ter beoordeling van burgemeester en wethouders, kan van het hiervoor bedoelde voorschrift van hetzelfde indexnummer worden afgeweken.
Het minimale kwaliteitsniveau waaraan woningen en gebouwen met woningen van vóór 1940 na splitsing in appartementsrechten moeten voldoen, komt overeen met hetgeen is bepaald in het Bouwbesluit 2012 voor bestaande bouw. Op enkele onderdelen zijn kwaliteitseisen overeengekomen, die boven het niveau Bouwbesluit bestaande bouw 2012 uitgaan. Dit betreft hierna genoemde leden 1 tot en met 7. In lid 8 is verwezen naar bepaalde kwaliteitseisen voor geluidswering die al vanuit het Bouwbesluit op nieuwbouwniveau zijn vereist.
De aanwezige voorziening voor elektriciteit dient veilig in gebruik te zijn. De elektrische installatie dient door middel van een keuringsrapport te zijn goedgekeurd door een erkend installatiebedrijf, dat is aangesloten bij een vakorganisatie. In het keuringsrapport dient te staan dat de installatie voldoet aan de eisen van NEN 1010. De adressen die zijn gekeurd, moeten duidelijk staan vermeld met de huisnummers en keuringsdatum. Het keuringsrapport moet gewaarmerkt en ondertekend zijn.
De aanwezige voorziening voor gas dient veilig in gebruik te zijn. De installatie dient door middel van een keuringsrapport te zijn goedgekeurd door een erkend installatiebedrijf, dat is aangesloten bij een vakorganisatie. In het keuringsrapport dient te staan dat de installatie voldoet aan de eisen van NEN 1078. De adressen die zijn gekeurd, moeten duidelijk staan vermeld met de huisnummers en keuringsdatum. Het keuringsrapport moet gewaarmerkt en ondertekend zijn.
Voor de fundering is kwaliteitsklasse II vereist, dat wil zeggen dat aannemelijk is dat de fundering binnen 25 jaar geen voorzieningen behoeft.
Loden waterleidingen worden buiten gebruik gesteld.
Een bestaand bouwwerk is zodanig dat het binnendringen van ratten en muizen wordt tegengegaan.
Bouwbesluit paragraaf 2.2.2 (bestaande bouw) is van toepassing met dien verstande dat de brandwerendheid met betrekking tot bezwijken van de bouwconstructie, indien een vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 7 meter en niet hoger dan 13 meter boven meetniveau, ook 60 minuten moet zijn.
Burgemeester en wethouders kunnen aanvullende eisen stellen, op de in eerste tot en met het achtste lid genoemde eisen, indien de aanvraag betrekking heeft op een gebouw met woningen in de categorie ‘complexgewijze aanpak’.
Het in gebruik geven en nemen van vergunningplichtige woonruimte zonder in bezit te zijn van een huisvestingsvergunning is verboden. Toch kunnen zich situaties voordoen waarbij een hoofdbewoner tijdelijk geen gebruik kan maken van de woonruimte en het uit doelmatigheidsoverwegingen niet zinvol is te eisen dat de woonruimte gedurende de afwezigheid niet in gebruik gegeven wordt.
Onder huisbewaring wordt verstaan het in gebruik geven en nemen van een woning bij tijdelijke afwezigheid van de hoofdbewoner, niet zijnde een vorm van toeristische verhuur. Indien een hoofdbewoner om hieronder vermelde redenen gedurende 2 jaar of korter geen gebruik maakt van de woning, kan de hoofdbewoner bij de verhuurder een verzoek indienen tot huisbewaring. Voor het tijdelijk in gebruik geven van woonruimte aan derden tijdens normale vakantieperiodes (korter dan 2 maanden) is wat betreft de afdeling Wonen geen toestemming nodig.
Door toe te staan dat woonruimte bij tijdelijke maar betrekkelijk langdurige afwezigheid van de hoofdbewoner door een huisbewaarder wordt bewoond, wordt onnodige leegstand voorkomen.
Huisbewaring hoeft niet te worden aangevraagd voor niet-vergunningplichtige woonruimte.
Huisbewaring wordt alleen toegestaan indien de hoofdbewoner aantoonbaar of aannemelijk:
Huisbewaring wordt door middel van een formulier bij de directie Wonen of bij de woningcorporaties aangevraagd. Het formulier moet door de aanvrager en de verhuurder worden ondertekend, waaruit tevens blijkt dat de verhuurder geen bezwaar heeft. Bijgevoegd moet zijn (een kopie van):
Een aanvraag voor huisbewaring wordt niet in behandeling genomen als:
Aanvragen voor huisbewaring voor woningen van de woningcorporaties worden door de corporatie zelf afgehandeld. Een aanvraag voor een woning van een particuliere eigenaar waarvoor een huisvestingsvergunning is vereist wordt afgehandeld door de directie Wonen. De directie Wonen verwerkt de aanvraag en geeft binnen veertien dagen nadat de aanvraag is ontvangen uitsluitsel over het verlenen van toestemming aan de eigenaar/verhuurder en aan de in bewaring gever.
Met huisbewaring wordt niet ingestemd als:
Huisbewaring eindigt op het moment dat de periode van huisbewaring is verlopen, dan wel eerder als gebleken is dat de inbewaringgever definitief niet meer terugkeert op de woning door definitieve vestiging elders in Nederland, definitieve vestiging in het buitenland, definitieve beëindiging van de mantelzorg of door overlijden.
Huisbewaring eindigt in geval van (proef-)samenwonen ook door in het huwelijk treden of het aangaan van een geregistreerd partnerschap.
Voor de huisbewaarder zijn geen normen voor woningbezetting of inkomenseisen van toepassing. Gedurende de periode van huisbewaring blijft de eventuele inschrijfduur bij WoningNet van de inbewaringgever en van de huisbewaarder gehandhaafd.
De eigenaar/verhuurder kan bij het toestaan van huisbewaring, van de hoofdbewoner een gedateerde schriftelijke huuropzegging verlangen. Hierdoor is het voor de verhuurder mogelijk tot ontruiming over te gaan indien de oorspronkelijke hoofdbewoner niet terugkeert. Zolang de totale periode van 2 jaar niet wordt overschreden, kan verlenging van huisbewaring worden aangevraagd, maar in geval samenwoning en remigratie wordt huisbewaring slechts toegestaan voor een periode van maximaal één jaar.
Hoofdstuk 10 Beroepsgroepenregeling
Artikel 2 Nadere uitwerking zorgfuncties
Ambulanceverpleegkundige, Dialyseverpleegkundige, intakeverpleegkundige, gespecialiseerd verpleegkundige, kinderverpleegkundige, maag darm leververpleegkundige, obstetrie/gynaecologieverpleegkundige, regieverpleegkundige, senior verpleegkundige, verpleegkundige, verpleegkundige dagbehandeling/kort verblijf.
Opleidingsniveau : minimaal mbo 4
b. Verzorgende Individuele Gezondheidszorg (IG):
Verzorgende IG kan binnen Verpleeg-, en verzorgingshuizen en thuiszorg.
Verzorgende verpleeg- en verzorgingshuizen
Opleidingsniveau hbo (Social Work, MWD, SPH, CMV, Psychologie, Pedagogiek)
Jeugdzorgwerker A, Jeugdzorgwerker 2, jeugdbeschermer of gezinsvoogd. De functienaam gezinsmanager wordt gebruikt door Jeugdbescherming, andere instellingen gebruiken de overige functienamen.
Opleidingsniveau hbo (Social Work, MWD, SPH, CMV, Psychologie, Pedagogiek)
e. Begeleider gehandicaptenzorg:
Het begeleiden van cliënten met een verstandelijke beperking binnen een afdeling beschermd wonen.
Opleidingsniveau: mbo 3, 4 en HBO
Opleidingsniveau : CZO opleiding
Onder de functie van praktijkondersteuner valt praktijkondersteuner somatiek en praktijkondersteuner GGZ.
Opleidingsniveau : hbo verpleegkunde of post hbo
Opleidingsniveau : hbo verpleegkunde of post hbo
Voor het aanbieden van een woonruimte aan een kandidaat van de bemiddelingslijst als bedoeld in artikel 2.5.4, zesde tot en met het negende lid van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020, gelden de in de hieronder opgenomen toewijzingsquotum per beroepsgroep.