Organisatie | Brummen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening rioolheffing 2009 |
Citeertitel | Verordening rioolheffing 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | belastingverordening, verordening rioolheffing 2009 |
De gemeenteraad heeft besloten tot wijziging van de Verordening Rioolheffing 2009. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2021 | wijziging regeling | 17-12-2020 | D342856 | ||
01-01-2020 | 01-01-2021 | art. 6 | 21-11-2019 | Z039876/D315889 |
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:
a. watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of
b. bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.
De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.
Vrijgesteld voor de Rioolheffing zijn die objecten die geen zelfstandige watermeter of geen zgn. tussenwatermeter of geen pompinstallatie hebben.
a. De belasting bedoeld in artikel 5 lid 1 is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij
de aanvang van de belastingplicht.
b. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting
verschuldigd voor het gedeelte van het jaar dat na de aanvang van de belastingplicht, nog
c. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op
ontheffing voor het gedeelte van dat jaar dat men niet meer belastingplichtig is.
d. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige, die middels een aanslagbiljet
op zijn/haar naam reeds is aangeslagen voor het betreffende belastingjaar, binnen de gemeente
verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.
a. Het belastingtijdvak is in de gevallen waarin de heffing plaatsvindt door middel van de afrekennota
van de waterleidingmaatschappij de verbruiksperiode zoals die voor de betrokken belastingplichtige
voor het desbetreffende eigendom geldt,
b. In geval de rioolheffing niet wordt vermeld op de eindafrekening, is het belastingtijdvak gelijk aan het
In de gevallen bedoeld in artikel 7, eerste lid, wordt de belasting geheven bij wege van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Deze kan worden gesteld op de afrekening van de waterleidingmaatschappij. Als dagtekening van de kennisgeving geldt in dat geval de dagtekening van de afrekening. Als kennisgeving van voorlopig gevorderde bedragen wordt aangemerkt de voorschotnota van de waterleidingmaatschappij of de kennisgeving op andere wijze van betaling van de voorschotten.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld
De belasting als bedoeld in artikel 2 is verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
Artikel 10 Termijnen van betaling
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de voorlopig gevorderde bedragen en het definitief gevorderde bedrag tegelijk worden betaald met en op dezelfde wijze als die waarop de voorschotnota’s en de eindafrekeningsnota van de waterleidingmaatschappij moeten worden betaald.
De door de gemeente rechtstreeks opgelegde aanslagen moeten, in afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990, worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de volgende termijn een maand later.
Indien door belastingplichtige toestemming is verleend voor automatische incasso, wordt de aanslag als bedoeld in het tweede lid, ingevorderd in tien gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op die waarin het aanslagbiljet is gedagtekend en elke volgende termijn een maand later.
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de rioolheffing.
Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel
De ‘Verordening Rioolrechten 2005’ van 16 december 2004, kenmerk: 04.004787/DT00000196, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 8 november 2007, kenmerk: RB07.0011, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.